Google
This is a digital copy of a book that was prcscrvod for gcncrations on library shclvcs bcforc it was carcfully scannod by Google as part of a project
to make the world's books discoverablc onlinc.
It has survived long enough for the copyright to cxpirc and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that's often difficult to discover.
Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and fmally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing lechnical restrictions on automated querying.
We also ask that you:
+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
+ Refrainfivm automated querying Do nol send aulomated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a laige amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
+ Maintain attributionTht GoogXt "watermark" you see on each file is essential for informingpeopleabout this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countiies. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can'l offer guidance on whether any specific use of
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
anywhere in the world. Copyright infringement liabili^ can be quite severe.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full icxi of this book on the web
at|http: //books. google .com/l
Google
Dit is ccn digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliothcckpl anken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is na oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrecht termijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.
Richtlijnen voor gebruik
Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automaüsch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:
+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet -commerciële doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebniikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek mst, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.
Informatie over Zoeken naar boeken met Google
Het doel van Google is om alle informaüe wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via|http: //books .google .coml
B IJ DRAGEN
TOT DE
GESCHIEDENIS VAN OVERIJSSEL.
BIJDRAGEN
TOT DK
GEScsiiiis m övmijssii
i
UITOKOEYKN DOOR
Mb. J. I. VAN DOORNINCK,
Archivaris van Ooerijssel,
£N
Mr- j. nanninga uitterdijk,
Arckivarit van Kampen.
DERDE DEEL.
ZWOLLE,
DE ERVEN J. J. TUL
1876,
UikU èrto.io
Harvard College Ubrary
Gift of ^
Prof. A. C. CooMdce
INHOUD.
BLZ.
Het album amicorom van Marcus Gualtberus, 1593 —
1649 1, 89
Het Zwolscbe stadhuis 33
Geschiedkundige aanteekeningen betrekkelijk Ootmarsum 67
Sprokkels, geraapt in de S^ Plechem te Oldenzaal . 79
Markeregt — De begrafenis 83
Apotheker te Zwolle, 1441 85
Naamsyerandering, 1467 86
Het verliezen van zegels 87
Album-inschriflen van eenige Overijsselaars . ... . 110
De landregten van Overijssel l 114
Fransche uitgewekenen 128
Stads zilverwerk van Kampen 141
Geschenk van reliquien door een Kamper monnik, 1478 151
M'. W. H. Cost Jordens 155
Het gerigt van disperatie 160
Pruikenbelasting te Kampen, 1702 163
Brief van Jean Fran^is Le Petit aan de stad Kampen 166
II
BLZ.
Koningsprebende in het Stift ter Hunnep . . 168 , 352
Memorie der ouderlingen en diakenen te Deventer over
de bestemming der geestelijke en kerkelijke goede-
ren, 1581 169, 265
Aanteekeningen uit het oude strafregt 218
Oude maten en gewigten 243
Aanteekeningen uit Sinodale acten nopens de roomsch-
catholieken, 1593 — 1600 246
Oude regerings-gebruiken te Deventer, ni — v . . . 249
Bijvoegsel 267
Verordening omtrent de touwslagers te Kampen 1418 259
Schade door Giathoorn geleden wegens H beleg van
Steenwijk, 1592 . . , 262
■
Parlementaire vormen van een ingeland tegen den dijk-
graaf van Mastenbroek, 1539 ' • • ^63
Het Overijsselsch 264
Almissers ordeninge der stadt Deventer 281
Brieven van Joannes Tollius uit het leger der gealli-
eerden in Fransch Vlaanderen, 1710 299
Tweede bijdrage tot een Overijsselsch wapenboek . . . 315
Predikantsberoeping te Ootmarsum 341
ERRATA.
BL 68 r. 5 ▼. b. slaat: Maurits lees: Mauritz
n 68 // 10 /, o.
if 72 ,/ 16 ff ff
tf H // 8 // b.
//
ende jn allen steden lees: ende jn
alles genyeten heore oude priuile-
giën, oock jn allen steden
Shildthuisz lees: Schildthuisz
Egidus if Egidius
HET ALBUM AMICORUM
VAN MARCUS GUALTHERUS, 1593—1649.
Onder de personen in ons vaderland die het duur hebben
moeten bekoopen, dat ze zich in de dagen toen ^/Gk)mmeren
Armijn ten hoof, dongen om het waar geloof \ aan den kant
der Remonstranten schaarden, behoorde ook Marcus Wolff-
gang Gualthems , destijds rector der latijnsche school te Kampen.
Als bouwstofie voor eene levensgeschiedenis van dezen merk-
waardigen persoon, deel ik hier mede zijn album amicorom
dat mij daartoe door een van ^s mans a&tammelingen , mijn
vriend den heer D' D. Lubach , inspecteur van 't Greneeskun-
dig staatstoezicht, welwillend werd afgestaan.
Zijn levensgeschiedenis zal ik hier niet behandelen, maar
alleen een enkel woord over zijn leven aan de mededeeling
doen voorafgaan.
Gualthems werd in het laatst der 16* eeuw geboren te
llVeinheim in den beneden-Paltz, op ongeveer twee mijlen
a&tands van Heidelberg. Zijn vader was Franciscus Gualthe-
ros; wie zijn moeder was is mij onbekend.
In 1595 bevond hij zich te Zweibrücken en in 1596 te
Hombach in de Faltz en bezocht daar de latijnsche scholen,
die hij in 1595 verliet, om te Heidelberg te gaan studeeren,
waar hij tot 160é vertoefde.
Den 7" December 1604 werd hij te Kampen benoemd tot
rector der latijnsche school , ' in de plaats van Henricus Strom-
bergh, die wegens dronkenschap en wangedrag was ontslagen.
BUDK. III. 1
2
Yoorloopig luidde zijn aanstelling voor een jaar, op een jaar-
lijks tractement van 250 Car. guldens en aandeel in 't mi-
nerval. Hij zou op groote vastelavond van dat jaar in dienst
treden , en tegen Paseben van 't volgende jaar vrij woning
erlangen.
Den 4*^" October 1606 werd hij voor drie jaren tot rector
aangesteld op 400 Car. gl. tractement, terwijl in 1610 zijne
aanstelling vernieuwd, en het schoolgeld werd afgeschaft, in'
de plaats waarvan zijn tractement met 50 Car. guldens werd
verhoogd en in 1615 op 500 Car. guldens werd gebriouïht.
Gualtherus leefde kalm en rustig te Kampen, totdat de
calvinisten roerig begonnen te worden en de heillooze gods-
diensttwisten en verdrukkingen der andersdenkenden een
aanvang namen.
In 1617 werd door de stadsregeering , als erkenning van
zijne verdiensten, aan hem en zijne kinderen nog het burger-
recht geschonken, en werd hij door dei;i kerkeraad voor twee
jaren tot ouderling verkozen, doch toen men inzag dat hij
zich stellig schaarde aan den kant der remonstranten, werd hij
den 18 Augustus 1619 voor de sinode te Deventer gedaagd.
Hij richtte hierover een brief aan den Scriba der sinode Jo-
hannes Volcerus, predikant te Voilenhove, waarop den 20*"
Augustus zijn a&etting volgde.
Hij bleef echter in Kampen wonen, en werd in 1621 ver-
dacht van geheime verstandhouding met de gebannen predi-
kanten, tengevolge waarvan hij in verhoor werd genomen en
op de Hagenpoort gevangen gezet. Na verloop van elf dagen
ontsloeg men hem echter weder, onder voorwaarde, dat bij in
zijn huis zou blijven en met niemand over het gebeurde spre-
ken. Nadat echter eenigen tijd daarna twee hervcM'mde pre-
dikanten nauwkeurig zijne latijnsche papieren hadden door-
gesnuffeld, werd hij in Mei wederom gevangen genomen. Hij
werd streng bewaakt en zelfs in boeien gesloten.
Toen hij ruim vier weken had gevangen gezeten, werd
hij bij 't volgende vonnis voor altooe uit de stad gebannen:
Marcus Gualtherus.
Dewijle hij durch zijne grouwelijcke ende Goedeslasterlijcke
schriften tegens Godt ende zijne Heülige woort strijdende,
nijet alleene gesocht hefft den kerckelicken , maer oock den
politicquen staet dezer landen in trouble te stellen, ende te
renuersieren , ende die Hooge Ouericheijt neffens die Magis-
tmet Stadt Campen te calomnieren ende opt hoochste an tho
tasten, 't Welck in een landt ende stadt van goede politie
nyet en can getolleriert, noch en behoert ongestrafft verbij ge-
gaen toe worden, daer oiier haer £d. wel befiieget souden
wesen hem, anderen ten exempel, naer merite tho doen
straffen, maer alles bij Schepenen ende Baedt, als meer tot
gratie aU extreme rigeur van justitie geincliniert wesende,
rippelicken ouerwoegen, ende in behoirlicke betrachtinge ge-
noemen zijnde, Soe willen haer Ed. die verdiende straffe mi
tigieren ende bannen hem demnae zijn levent lanck vuit
deser Stadt, derseluer vrijheid, haere veerschepen, ende naer
haer £d. priuiligien een mijle weges int ronde, ende daer
nijet wederom in tho comen bij het hoechste, doende daer
beneffens behoirliche Oirvehede.
Pit is den voorsz. Marco Gualthero opte Hagen poorte
voorgelesen, ende naer gedaene Oirvehede voor onderge-
noembde stockmeisteren zijner gevanckenisse entledicht.
Actum den v Junij Anno 1621.
^ ^, , / Albert Jansz Hoff.
Coram Stockmrs. \ ^ . ^ .
t Johan Sansz. *)
Dientengevolge begaf zich Gualtherus naar Elburg. De stad
K&mpen poogde wel het hof van Gelderland te bewegen om
') Liber Caas.
4
hem van hier te verdrijven, doch dit gelukte haar niet. Zijne
vrouw verzocht van de stadsregeering te vergeeft de papieren
van haren man terug, en deze verspreide eene verklaring
harer handelwijze in deze zaak getiteld : Noodighe verclaringhe
van burgem. schep, ende raedt der stadt Ca m pen, waerom
haer ed. Marcum Gualtherum, gewesene rector, uyt
haer ed. stadt, derselver vryheydt ende veerschepen gheban-
nen hebben. Ghedr. tot Gampen, by Pieter Hendrick van
Wieringhen 1622. (Geteekend:) Gampen 18 Febr. 1622.
In 4*. vermeld op bl. 61 van Hogge's Geschriften betr. de
geschiedenis der Eemonstranten.
Gualtherus schreef hiertegen een wederlegging , die hij echter
nooit in ^t licht gaf.
In 1622 hield Gualtherus zich in Holland op.
Waarschijnlijk in 1627 vertrok Gualtherus over Hamburg
naar de nieuwe stad door Willem van den Hove en andere
uitgewekene Eemonstranten gesticht: Frederikstad aan den
Ëider. Den 26**^ Juli van dat jaar komt Gualtherus reeds
als rector der latijnsche school aldaar voor, en in 1625 als
secretaris der stad, in welke betrekking hij in 1633 een stad-
recht ontwierp, dat de goedkeuring van den landvorst, den
hertog van Sleeswijk Holstein, wegdroeg.
Omstreeks 1635 overleed Gualtherus te Frederikstad.
Hij gaf in het licht:
Dialogi de schoHs libri duo , in quorum primo dilucide as-
seritur scholarum dignitas, ab antiquitate , progressu, conser-
vatione et usupublico; altero ostenduntur partim emolumenta,
partim incommoda eorum, qui in scholasticis fanctionibus
versantur. Addita etiam in fine conjectanea quedam philologa
Authore Marco Gualthero. . . Franicae excudebat Ulricus
Dominici Balck. 1613.
In 4®. met opdracht, geteekend: //dabam e musaeo meo
XIT cal. JuDÜ^' aan de regeering van Kampen , ^/nec non Jano
Witteno, consulari et Sallandiae quaestori." Vermeld bij Bogge,
bl. 277.
Het album waarin onze Gu^thems de handteekeningen
zijner vrienden zoude ontvangen, was een geschenk dat in
1593 een Engelschman, Helias Assaeujs, hem vereerde, blijkens
volgende inscriptie op het voorste schutblad:
libelium hunc
amicorum futurorum
in gratiam optimi candidique
Viri Dn Fransisci Wal-
teri, filio suo optimae
Spei adolescenti Wolf-
gango Marco Wal-
tero dono
hib. vol.
dedi
Helias Assaeus Anglus
A® 1593 mense Nov.
De eerste inscripties in het album dateeren uit het jaar
1595, twee daarvan dateeren uit Weinheim, de derde is on-
gedateerd. Daaruit blijkt dat Gualtherus zich toenmaals nog
in zijne geboorteplaats ophield. De ongedateerde inscriptie
is van Hans Trap, die Gualtherus zijn ^/libe Vetter" noemt,
de beide andere zijn van den 17^ November; uit de eerste
van deze beide, welke ik hier laat volgen, blijkt, dat hij toen
op het punt stond om Weinheim te verlaten, ze is afkom-
stig van zekeren Johannes Eulizug, en vermaant den jongen
Goaliherus, die er student in wordt genoemd, om zijn ge-
loof te bewaren :
I Tim. I. V. 6.
6
Militiam certare bonam ne desine, mentem
niaesam serua, sit tua cura fides.
Kempff ritterlicli, den glaaben halt,
Vnnd gewissen rein in allen fait.
Ornatissimo doctissimoque D. Wolfl^ngo Marco Walthero,
studioso, fratri, scribebat discessuro, Joannes Eulizug inper-
petuae amicitiae loco. Weinheimiae 17 9bri8 a^. 95.
De tweede afkomstig van zekeren Joannes Jonas Mulhusi-
nus, luidt aldus:
Leges neminem in paupertate vivere, neque in anxietate
mori sinunt. In Auth. : de hered. 2, coll. I.
In perpetuum amicitae vinculum haec scribebat Joannes
Jonas Mulhusinus, in Weinheim, amico suo singulari Wolff-
gango Marco Waltero 17 Novembris a" dni 1595.
Hij schijnt toen naar Zweibrücken vertrokken te zijn, al-
thans de twee inscripties waarmede zijn album in het volgen-
de jaar verrijkt werd, zijn van (biar gedateerd. In Februari
plaatste Joannes Ulricus Cussellanus, die zich teekent Junior «
Princ. Com. Pal. Ludolitterar. (wat wel beduiden zal dat hij
leermeester was van Johan de Jonge Paltsgraaf op den Eljn),
een latijnsch vers in het album waarin hij hem: ^/flos juven-
culorum^' noemt, en aanmoedigt om op de studie der letteren
met moed en volharding zich toe te leggen. Johannes Uech-
lerus plaatste den 11*" Februari een plaats uit Isocrates ad
Demonicum over de vriendschap in het album.
De eerste inscriptie doet mij vermoeden dat Gualtherus zich
destijds te 2weibrücken op de latijnsche school zal hebben
bevonden. Hij schijnt daar niet lang vertoefd te hebben, en
begaf zich, waarschijnlijk nog in 1596, naar Hombach in de
Paltz-Tweebruggen , waar hij ook de latijnsche scholen bezocht,
en welke plaats hij in 1598 weder verliet. Aldaar teeken-
den bun naam in zijn album op den 4*" November van dat
jaar Martinus Gerbertshagen ; Henricus Fabricius medicus en
rector der school *); Johannes Werningius , bestuurder van het
klooster te Hornbach ; Johannes Hubertus Sturtz , die er o. a.
bijvoegt dat GualthéTus naar Heidelberg vertrok, hij noemt
hem nl. //contubernalis amidssimus Hornbaco discedens, et
Ueydelbergam se conferens'^ , en voegt er o. a. het karakteris-
tieke gezegde van Luther bij: ^/Ich wolt wer einem Studenten
ein leidt thet dasz er kein Geldt im Jeckel hett" — en ver-
der nog Aibertus Frey Tabernaemontanus : van Berg-Zabern,
eene kleine stad aan de Erlibach in de Bijnpaltz, die ook
van Gualtherus zegt: ^^in Academiam abiens"; Bartholomeus
Hexamer, predikant en hoogleeraar in de theologie te Horn-
bach; Johannes Sigismundus Gkntersperger 4ae classis pro-
fessor; en op den 5*" November nog: Isaacus Gramerus Pr(esul)
scholae Hornebacensis en Christianus Gervinus 3ae classis
praeceptor.
In November trefien wij hem dan ook reeds te Heidelberg
aan, in die maand schreef zekere Godofiridus Gualtherus Si-
lesios zijn naam in zijn album. Ofschoon hij onzen Gual-
therus zijn vriend en als ^t ware zijn broeder noemt , zal men
deze broederschap evenwel overdrachtelijk moeten opvatten,
althans mij dunkt zijne afkomst uit Silezie pleit daar voor.
Dat hij evenwel geen verwant was van onzen Gualtherus zou
ik niet durven beweeren; het feit dat hij het eerst te Hei-
delberg in zijn album toekende, duidt wel op eenige ver-
wantschap tusschen hen.
') Henriciis Fabricins, geboren te Berg-Zabem in de Rgn-Paltz
werd, na verschillende landen, o. a. ook ons vaderland bezocht te heb-
ben, dat h^ in 1572 op den Rijksdag te Spiers vertegenwoordigde, in
1&77 aan 't hoofd der school te Hornbach gesteld. H\j was doctor in
de w^sbegeerte en in de medicQnen en overleed in 1612.
8
Hij schreef de volgende inscriptie :
Chiysost.
Ëruditione ac pietate politissimo juveni, amico seu fratri
dilectissimo , Dn. Wolfgango Marco Gualthero Palatino, Go-
dofndus Gualtherus Silesius in perpetuum amicitiae vinculum
adscripsit, Heydelbergae mense Novembri Anno 1598.
In dit jaar teekenden hunne namen in zijn album Johan
de Jonge Paltsgraaf van Tweebruggen, zoon van Johan de
Oude van Tweebruggen, geboren in 1584 en toen dus 14
jaren oud. Hij kwam aan de regeering in 1614 en overleed
in 1658, zijn bijschrift luidt: Verbum domini manet in ae-
ternum; Johan Casimir, zoon van FrederikdelII of deGt)d-
vruchtige , gaf de spreuk : Pax Dei donum ; Frederik Casimir,
een zoon van keurvorst Lodewijk van de Palts en Ëlizabeth
landgravin van Hessen, die later onder den naam van Fre-
derik lY of de oprechte de regeering aanvaardde, plaatste de
woorden: Benificentia et Veritas custodiunt Regem.
Philips Lodewijk graaf van Wied , zoon van Herman de I
graaf van Wied, voegde bij zijn naam de spreuk: Cor regis
in manu Dei.
Het schijnt dus wel dat Gualtherus reeds dadelijk bij zijne
komst met deze hooggeplaatste personen in aanraking kwam.
Eene inscriptie van den beroemden Jonas Piscator, later
hoogleeraar te Herborn: ^/Amicus certus in re incerta cerni-
tur", en; //Sehe fur dich Treu ist miszlich", besluit de in-
schrijvingen van dit jaar.
Uit het volgende jaar vinden wij twee inschrijvingen, een
?an 26 Februari, van Jost Gaspar Zimmerman , die Goaltlie-
rus zijn //freundlichen lieben Schweger" noemt, en van 28
Februari van Wilhelmus Hauprecht
Uit 1600 dateeren de inschrijvingen van Stephanus Teokelij
baro in Beigsmark; Bham Philips Knebell von Catzenellen-
bpgen; Michael Huenor Wesolinus Ungarus; Albertus Molnar
Szenciensis Ungarus; *) David Wincterus Beichenbachensis
Silesius; Greorgius Gruciger Mersburgianus Misnicus; H. Beise
Bipontinus; Bartholomaeus Agricola, (waarschijnlijk dezelfde
die in 1617 een werk schreef: de oflScio boni Advocati), Pa-
latinus; Christophorus Tossanus; Benignus Begius Halensis;
Michael Tatar Patainus; Michael Szerdaheli Ungarus; Abra-
ham Boguinus Heidelbergensis en Sextus Alexius Constantius
Maesbaoensis, allen te Heidelberg.
In 1601 teekenden in het album: Joannes Erhardus Kne-
bell a CatzenelLenbogen , zeker een broeder van den voor-
gaande, althans hij voert hetzelfde wapen; Ph. Casimirus
Biarer a Heiersperg, Johannes Conrt^us Blarer a Heiersperg;
Baniel Tossanus ; D. Pareus; *) Philippus Hoffinan , D. et L. L.
Prof. Ordin. te Heidelberg; Daniel Nebelius, J. U. D. et
Profess. te Heidelberg; Johannes Mozenbeccerus Neostadiensis;
Melior Adamus; Johan Hayler, keurvorstelijke hofkeller te
Heidelberg; J. G. a Leiningen J. U. D., gesproten uit een
') Albertus Molnar, een geleerd Hongaar te Szentz, tosschen
Presborg en Tyrnau 1 Sept. 1574 geboren. Hij was de hervormde
godtdienst toegedaan en gaf o. a. in 't licht: eene herziene overzet-
ting des bijbels in *t Hongaarsch, van de Fransche overzetting der
Psalmen met de fransche melodien, een catechismus en een gebeden-
boek in 't Hongaarsch, verscheidene schoolboeken en een Grieksch-
Hongaarsch woordenboek.
*) David Parens, vermaard hervormd godgeleerde geboren te
Frankenstein in Opper-Silezie 30 l)ec. 1548. In 1583 werd h^ hoog-
leeraar te Heidelberg in de Theologie aan 't collegium Sapientiae en
overleed in 1622.
10
oud adelijk geslacht in de Paltz; Bernardus Mai Bacchiara-
rus, collegli casemirani Heidelbergae oeconomus; Conradus
Boderus ; Wulfigangus Herdenis, allen te Heidelberg; — Philip-
pus Ernestus Voegelin , te Mytelleti ; Georgius Kauleus ; CJon-
radEusz, Canzlei Verwandter te Heidelberg; Ludovicus Heckr
mannus , te Mytelleti ; Ludwig Scheidt van Sandthausen; Wil-
helmus Bernardus Bessig Heilbrunnensis ; Machael Ebener, öen
oud adelijk geslacht in Neurenberg, Christophorus Gosman-
nus; Henricus Trigell Palatinus; Johannes Cunradus Hop-
fius Meckesheimensis Palatinus, Johannes Jacobus Avenarius;
Hans Philips Bussenstenge , allen te Heidelberg; — Johannes
Philippus Bohr, te Weinheim; Joannes Schonmannus ; Ana-
stasius Holtius ; Abrahamus Fridericus Taberi.aemontanus ; Jo-
annes Herman Cussellanus; Christmannus Eöslerus Grucena-
censis; Ludovicus Gleymannus Heidelbergensis; Samuel Ne-
belthovius, allen te Heidelberg.
In het laatst van September van dit jaar schijnt Gualthe-
rus Heidelberg voor eenigen tijd verlaten te hebben, althans
in twee inscripties van 16 September wordt hij genoemd:
//amicus Heidelberga discedens".
Den ?•" Juni 1602 vinden wij hem er evenwel weer, want
op dien datum schreef Beinerus Bachovius Ecksius, zijn naam
aldaar in zijn album , nadat op Palmdag van dat jaar Daniel
Otto, die zich zijn leermeester van kindsbeen af noemt, zon-
der plaatsaanduiding eene inschrijving in zijn album had ge-
daan. Verder volgen den 30*° Juni: Jacobus Fabio Inshemi-
ensis , praetor in Neckergmund ; 4 Juli: Petrus Ourtenius ec-
clesiae Zuzenhusianae in Palatinatu , minister ; 7 Juli: Conra-
dus Eodentrager Aquisgranensis , die van Gualtherus zegt dat
hij op 't punt staat naar Nederland te vertrekken : ^/in Belgium
discedens" ; 7 Juli van Abrahamus Kemedoncius te Heidelberg;
van Georgius Titus te Heidelberg, zonder datum maardade-
11
lijk op de voorgaande volgende ; 14 Juli van Petrus Burman-
Dus Coloniensis diaconus zu Sturmburgb ; 16 Juli GtxLefiridus
3dasius eccelsiastes in Guniershusen ; kal. Sept. van Conrad
a Ruipstenburg te Herebach; 5 Sept. van Wilhelmus Fabri-
tius te Begiomontana ; 5 Sept. Wilhelmus Lo te Uertzbach; 15
Sept Simon Opsopaeus Collegij Gasemirani regens te Heidelberg.
Men ziet hieruit dat het Gualtherus te Heidelbejg niet
ontbrak aan vele en aanzienlijke vrienden.
We verliezen hem thans een geheel jaar uit het oog, uit
het jaar 1603 is geen enkele handteekening in het album
aanwezig, wat hiervan de reden zij en waar hij zich toen-
maials ophield valt moeielijk te gissen. Uit het jaar 1604
worden ook slechts twee inschrijvingen gevonden, beide zon-
der datum of plaatsvermelding. De eerste is van Nicolaus
Sixti a Nijholt, zich noemende Scholae Marb (urgensis) stu-
diosus. Of deze inschrijving te Marburg is geschied blijkt hieruit
niet; de tweede is van L. Bannier, zeker een Kampenaar,
daar de Banniers toen ter tijde zich daar ophielden, zij luidt:
Altijt gestadich
In liefde gepresen.
Heb ick eerwaardich
Mijn liefste verheven.
Gualtherus bevond zich zeker toenmaals te Kampen, want
den ?•■ December van dat jaar werd hij , gelijk ik boven
seide, daar tot conrector der latijnsche school aangesteld.
Den 10^ Februari 1605 plaatste Henricus Beilanus, pre-
dikant bij de hervormde gemeente te Blokzijl , volgend inschrift
in zijn album
Firmum fundamentum Dei stat
habens sigillum hoc: NOVIT
DOMINX/S SÜOS, discedat
12
igitur ab injustitia omnis, qui nomen
Domini invocat. 2 Thimoth. 2 vs. 19.
Hic murus aheneus esto,
Nil conscire sibi, nulla pallescere culpa.
Ornatissimo ac doctissimo
viro, juveni D. Wolfl^ango
Marco Walthero amico,
scribebam Henricus Beilanus,
Jesa Chri servus, 10 Febniarij
a« 1605 Blockzijü.
Haec vita est messis misericordiae divinae.
Van den 21*" Februari van dat jaar ontmoeten wij de
beide volgende inschrijvingen:
1605 den 21« Februarij
Loyal et Constant.
Heinrich Haghen.
Anno 1606 den 21«» Febr.
Pour elle i'endure.
Pellegrum Haghen.
Hendrik Hagen en Pelgrim Hagen hadden sedert 1578
reeds als leden der ridderschap zitting in de landsdagen. In
1621 verlieten beide de landsdagen, daar ze als katholieken
meenden de eed op hunne admissie gesteld, niet te kunnen
afleggen. Hendrik overleed waarschijnlijk in 1625, Pelgrim
voor 1629.
Lucas Langius, broeder van den predikant te Vollenhove,
die straks volgt, plaatste den 22*" Februari het volgende:
Nam cur tantos lubrica versat
Fortuna vices? premit insontes
Debita sceleri noxia poena.
At perversi resident celso
18
Mores solio, sanctaqne calcant
Iniusta vice coUa nocentes;
Latet obscuris condita Tirtos
Glara tenebris, iustusque tulit
Crimen iniqui,
Nil periuria, nil nocet ipsis
Fraus mendacij compta colore.
So gij niemandt en wilt vreesen so leert GK)dt vreesen,
wandt die Godt vreest die en behoeft geen dinck te vreesen,
en 80 wie Grodt niet en vreest, die moet alle dingen vreesen.
Symb. : Placet alea fati.
Haec in mei memoriam
W. Marco Gualtero
amico P(osui)
Yollenhovae L. M. Q.
Lucas Langius.
7 kal. Mart. A«. 1605.
Hij werd later predikant te Oldemarkt , doch overleed reeds
voor 13 October 1619.
Daniel Hendriks schreef den zelfden dag van dat jaar deze
spreuk in \ album:
Mit geluck daeraen,
Mit vrucht daervan.
Van den 23*" Februari zijn de inschrijvingen van H. van
Keppel Foxsz, van 1603 — 1615 ontvanger te Vollenhove en
later tot 1688 Hoogschout te Hasselt:
Tutius est habere bonam famam quam diuitias,
en van Gerhaerdt van Hattem:
Cum bonis ambula.
Henricus L. Bannier, misschien zoon van Lambert Arents
Bannier, schreef den 24*" Februari:
Si deus pro nobis, quis contra nos?
14
Van den 26'° Februari is volgende inschrijving van Jan
van Steenwijk:
Justus non commouebitar.
Tandem bona causa triumphat.
Vertu se preuue en aduersité.
Dit is zeker Johan van Steenwijk ter Groeter Scheeren,
gehuwd met Margaretha van Isselmuden, die voor 6 April
1611 overleed.
Merkwaardig is volgende inschrijving, 't is n.l. een rebus:
1605 Ie 27 Fevrier
Nelia <p (f cp y ^ la 3'
Wat zeker zal beteekenen: Nella fidelta finera lavita, ge-
lijk ook de daaronder staande spreuk aanwijst:
En fidelité ie fineray ma vie.
Johan van Steinwijck,
der junger.
Daar onder volgt van zijn broeder Conraet van Steenwijck :
Loyal et constant iusqu' a la mort.
Steven Wolfsen , Schout van Steenwijk en Steenwijkerwold,
plaatste den 25*" Dec. volgend inschrift:
In vindiciis contra tyrannos P, 106.
Miserum est non fiicere omnia quae velis,
Miserius vero, veile quod non licet,
Miserrimum posse facere quod ita velis.
H nome della liberta et tanto
galiardo, che nuUa forza lo doma,
tempo alcuno non consuma, et
merito alcuno non contrapesa.
Jamais la male fortune
n'advient, qu'elle n'en aporte encorc une.
Stephanus Wolphius Steenwicensium ac Steenwico
woldorum Praetor, 25 Decembris anni 1605.
15
Stèren Wolfsen was een zoon van M' Jan Wolfsen , huwde
Anna Goris van Breda en overleed in 't laatst van 1619 of
begin van 1620.
We vinden uit hetzelfde jaar 1605 nog verscheidene in-
schrijvingen zonder bepaalden datum, nl. :
1605
Rien sans Dieu
Volkier Sloet.
Volkier Sloet tot Oldhuis was een zoon van Barthold Sloet
en Armgard van Doetinchem , hij huwde met Margriet de Vos
van Steenwijk. Hij was in 1610 lid van gedeputeerden , werd
17 Maart 1624 lid der admiraliteit te Amsterdam en over-
leed waarschijnlijk in 1625.
De mij verloost
Is mijn troest;
Sin verwijn
Mijn gewijn.
Johan van Echten 1605.
Johan van Echten de 01de of tot Oldenborg, zoon van
Jan van Echten en Geertruit Sloet, geboren 6 Maart 1540,
overleden in 1619; hij was gehuwd met Evertje van Brienen
en was van 1611 — 1619 drost van VoUenhove.
A^ 1605.
En attendant j'espere.
Johan van Echten der jongher.
Johan van Echten de jonger was de oudste zoon van den
voorgaanden. Hij was tweemaal gehuwd, 1®. met Theodora
van Brienen tot Bijssei en 2®. met Agnes Beninga, weduwe
van Roelof van Isselmuden. Sedert 1611 had hij zitting ten
landsdage en overleed waarschijnlijk in 1617.
Johannes Langius, Predikant te Vollenhove, waarschijnlijk
broeder van den voorgaanden Langius, plaatste het volgende
inschrift:
16
L. An. Seneca.
in Thyeste.
Vos quibus rector maris atque terrae
Jus dedit magnum necis atque vitae,
Ponite inflatos tumidosque vuLtus;
Quidquid a vobis minor extimescit,
Major hoc vobis dominus minatur.
Omne sub regno graviore regnum est.
Quem dies vidit veniens superbum,
Hunc dies vidit fugiens jacentem.
Ncmo confidat nimium secundis,
Nemo desperet meliora, lapsis.
Miscet haec illis, prohibetque Clotho
Stare fortunam, rotat omne fatum.
Nemo tam divos habuit faventes,
Crastinum ut possit sibi polliceri.
Res Deus nostras celeri citatas
Turbine versat.
Des morgens als die Son opgaet,
En siet die werelt over,
Gebeurt het wel dat ergens staet,
Een trots hoevaerdich rover:
Maer eer die Son weer ondergaet,
En slaet neerwaerts haer ogen,
Soe siet se dat den onverlaet,
licht gants sonder vermeen.
Haec D. Marco Gualthero amico
Vollenhovae scribebam A® 1605
Johannes Langius
Christi servus.
17
Van Langen overleed vó&r 1625 , want in dat jaar vindt
men reeds gewag gemaakt van zijne weduwe Maria van Is-
aelmuden. Hij was een zoon van den hopman Boelof van
Langen en Hermanna Noortwijn.
Rycman Wolfeen plaatste nevens zijn wapen : een scbild van
sUver, beladen met drie merletten, twee boven, een beneden,
van lazuur, gedekt met een helm, waaruit een klimmende
wdf van sabel komt, volgend inschriffc. Hij was uit Vollenbove
geboortig, promoveerde in 1604 tot juris utriusque licentiatus
te Orleans en huwde in 1613 met juffer Aaltje van Wilsum ,
uit Kampen. Li 1638 hertrouwde hij met Geertje Everts.
Horat. :
Nil sine magno vita labore dedit mortalibus.
Pseaume 106 vs. 1.
Bien heureux qui va droitement.
Et ne fait que iustement.
Haec moribus et doctrina
omato viro juueneni Marco
Gtudtero, in signum amicitiae
et animi beneuoli reliquit,
scripsitque Byemannus
»
Wolphius Zwollanus 1605.
Qui bene latuit, bene vixit.
Omne sub regno grauiore regnum est.
Van twee dames, waarschijnlijk Anna en Aelida Wolfsen,
zijn deze beide inschrijvingen:
Swijch ende mijdt,
Verdraecht ende lijdt.
Anna W. Nyet sonder godt. 1605.
Anna Wolfsen was wellicht een zuster van Bykman W.
Eer voer goet
Is mijn gemoet.
Ael. W. 1605.
BUBB. ni. 2
18
Jan Coops, in 1603 gehuwd met Griete Vrese en later met
Anna Egberts, die in 1626 reeds was overleden en een zoon
had ook Jan C!oops geheeten, schreef:
Kien sans Dieu.
en Michael Bernhardi:
Salust
Quó mihi rectius esse videtur
ingenij quam viiArorum opibus
gloriam querere, et quoniam
vita ipsa qua fruimur breuis
est, memoriam nostri quam
maxime longam efficere.
Dystele ende doornen steken zeer
Maar valsche tongen noch veel meer;
Noch ist beter in distelen ende doornen baden ,
Dan met valsche tongen te zijn beladen.
E. Ter Stege plaatste 't volgende:
Cic. in. Tuscul.
Bono quicquam maU evenire
non potest nee vivo nee mortuo:
nee unquam eius res a dijs
immortalibus negligentur.
Agnosce et respice.
Haec non solum moribus, verum
etiam doctrina ornato viro,
JuvenijgBomino Marco Ghialtero
in perpetuum amicitiae signum
exaravi.
E. ter St^
1605.
Uit het volgende jaar 1606 komen onderscheidene inschrij-
19
ringen voor, en wel eerstelijk van den 6*" April van Daniël
Heinsius:
I>octis8imo praestantissimoque viro,
D. Marco Gualthero,
benevolentiae testandae
L. M. Q. scripsi.
Lugd. Batav. CIODCVI
April, VI
Daniel Heinsius.
Adolf van den Ruitenborg, eenige zoon van ünico van
den Buitenborg en Johanna Mulert tot den Cranenburg, in
1619 gehuwd met Wilhelmina Arenshorst en kinderioos in
1629 overleden, plaatste den 25*" Mei volgend inschrift:
Salust.
Idem veile atque idem nolle ea demum firma amicitia est.
Eadem cupere , eadem odisse inter bonos amicitia, inter malos
Êictio est,
Novel. 6 in prefat:
Bene autem universa geruntur et competenter, si reiprin-
dpium fiat decens et amabile Deo.
Haec pauca tibi Doctiss. Omatiss. Dne Wolif-
gange Marce Ghudthere in aeternum priscae
amicitiae et fiimiliaritatis signum, lubens me-
ritoque scripsi, Amoldus Ruitenburch. Camp.
Transis. A«. 1605, 26 Maij.
Arthuj Dalennius, geneesheer der stad Kampen, schreef
den 10*" Sept. 't volgende:
Aut dicti aut facti cruciet tua pectora cura, Quidni
tranquillus edasque bibasque ita ut ante solebas.
homo buUa.
2*
20
Haec pauca in gratiam Doctissimi
D. Marci Wolfghangi Ghualteri
scripsit Artur Dalennius Med.
ordinarius Beipub. Campensis,
10 Sept. 1606.
Zijn ambtgenoot de conrector der latijnsche scliool te Kam-
pen, Johannes Engberti Hardenberg, waarschijnlijk een zoon
van Lubbert van Hardenberg en, (zoo dit vermoeden juist is)
in 1628 gehuwd met Josina Harinchoek, vereerde hem met
deze inschrijving:
Noli peccare, nam Deus videt
Angelus adstat, Diabolus notat,
Conscientia accusat, Lex damnat,
Infernus cruciat.
Honesto ac erudito viro
Juveni D. Wolfgango
Marco Gualthero Scholae
Campensis Bectori fideUssi-
mo, ac collegae suavissi-
mo amicitiae ergo scripsit,
Joannes Engb. Hard. Camp.
eiusdem scholae Conrector.
Anno a partu virginis
Mariae 1606 12 Sept.
Stilo veteri 22.
Engbertus Episcopus of Bisschop, van Kampen, gehuwd
met Berentjen Jans, die beide in 1610 testeeren, schreef den
volgenden dag dit in 't album:
Confide recte agens
quia
Veritas temporis filia.
Memineris canis aulici.
21
Scripsit
Haec Egbertus Episcopus Campensis,
in perpetaam memoriam amicitiae
noetrae antehabitae.
decimo tertio die Septembris
anno 1606.
Nevens zijn wapen,, bestaande uit een scliild yan goud be-
laden met een lelie van keel, gedekt met een helm, ten helm-
teeken voerende een Idie van keel in een krans van drui-
ventakken met vruchten in natuurlijke kleur, plaatste de
Kamper muntmeester Joannes Wyntgens den 18*" September
H volgende:
Utendum est aetate, cito pede labitur aetas.
Haec intimo suo amico
et sinoero, Wolfgango
Biaroo Wolthero in
sempiternam contractae
amicitae recordationem
scripsit Joannes Wijn-
tges 18 7bris 1606.
Van Budolf van den Clooster to der groote Weede, zoon
van Wolter van den Clooster en Elisabeth van Haersolte, in
1638 aangesteld tot hoogschout van Hasselt, gehuwd met
Elsabe van Glanebeek, en als hoogschout in 1638 overleden,
is volgende inschrijving:
Docto ingenuoque viro juveni
D. Wolfgango Marco Waltero Bectori S. C.
Dirigit virtus generosa quae sunt
Sub globo solis, labor hanc sudatus
Gignit et praeceps iter hanc reducit
Tempore parvo.
Parta Gocyti haud abit haec lacus ad
22
Astra at inter fiilgida nae Deorum
Possidet sedem, tenet et tenebit
Tempus ad omne.
Marce tu fulmen Themidos, Minervae
Hisce te donem tua parta virtus
Excitat. Sic perge, ferant ut alma
Astra polus te.
Haec in perpetuam amici-
tiae tesseram, non ut
voluit, sed ut potuit, ponebat
B. a Cloester ann. 1606
23 Octob. Styl. antiquo Herderw.
Per a.(rdua) a.(d) a.(stra)
Gaspar Holstech, sedert de Hervorming te Kampen in 1^78
predikant, schreef het volgende in het album; «
Pietas habet promissiones presentis
et futuri seculi.
Omnia si perdas, fsonam servare memento.
Qua semel amissa postea nullus eris.
Haec pauca in gratiam doctissimi et studio-
sissimi Marci WolfgangiJ Walteri,
posuit Casparus Holstechius minister
verbi dei Campis, anno 1606.
Uit het volgende jaar 1607 ontmoeten we de volgende
inschrijvingen. Eerstelijk van Samuel Naeranus, zoon van
Servatius Naeranus, remonstrantsch predikant:
Van Neer opwaerts
Kcir^iv dtvuf
Accepti, expensi, chartll signantur amores
In nivea, nivei pectoris hospes amor.
Quadrata haec. Stabili verus fundamine nixus
Est amor, ut cubus firmiter usque manet
23
Ater qui signat saocus, testatur inuri
Cordibus, ustrices exprimit ille notas.
En Marce, haud signum, sed res quam signa loquuntor
Gandidos, immotus, pectori inustus amor.
Qaem sanci PHiurauE jovis tibi sacrat ad aram
Interpres fidae mentis amica manos.
Doctiss* ornatissimoque viro D. Marco
Gualtero, Scholae tkimpensis Bectori
vigelantissimo , Scribebam amicitiae
tesseram Samuel Naeranus
Hollandus.
Qimpis MDCVn
IV Idus Martias
st nov. Vive memor memoris.
H. de Veno scbreef het volgende:
1607
Doctrina et pietate illustri
viro juveni D. Marco
Gualthero Palatino
Beip. Gampensis Bectori
fidelissimo, dignissimo,
Memoriae et benevolentiae
ergo scripei.
H. de Veno.
Van Amoldus Alberti de Vries, ook Arend Alberts Vrese
genoemd van Kampen, en aldaar schepen in 1613, 'lé en
'15 en raad in 1616, in welk jaar hij ook overleed, is dit
inschrift:
Peregrinari in studijs stultum,
Peregrinari in terris commodum,
Peregrinari a salute pessimom.
I
24
Sijmb.
Fronti nulla fides.
Paucula haec ornatissimo nee
non Doctissimo javeni — viro
Domino Wolfgango Marco
GKialtliero nunquam intennoritarae
amicitiae testimonium L. M. CL
posuit Arnoldus Alberti de
Fries Campensis. 1607.
Hij huwde in Mei 1613 Machteit Holstichs van Deventer.
Bernardus Jacobaeus van Kampen gaf .het volgende eigen-
aardige inschrift:
i doctrina.
via ( merito.
I promissione.
r^ , ^ , ventas / ,
Ghnstus < complemento.
iustificatione.
& vita sancüficatione.
glorificatione.
Sunt bene coniuncti nee disiungentur amici,
Quos Deus, inque Dèo copulat una fides.
Doctrina, virtute ac morum
elegantia ornatissimo viro,
D. Wolfgango Maroo Gualthero
Beipub. Campens. Rectori
dignissimo, ac amico meo fide-
lissimo, in aeternum amicitiae
Symbolum scripsi,
Bernard. Jacobaeus Camp.
Transiss.
A*. 1607<
De laatste inschrijving van dit jaar is de volgende van
25
Nioolaas Brouerius. H^ leefde in 1611 nog, docb testeerde
toen kiank zijnde. Hij was gehuwd met Aucke Polman en
had een kind Bauke.
Arnobios:
Belligio non tempore sed numine aestimanda est.
Omaüssimo juveni Wolfgango
M. Waltero, Campensium
Juventuti rector! thesin hanc,
amidtiae symbolum relin-
quit Gampis,
Nicol. Eng. Brouerius
J. U. D. 1607.
Ernst Witten tot Wittenstein, zoon yan Joban Witten en
Johanna toe Boeoop, in 1613 gehuwd met Ida Hagen tot
Glinthuis en hertrouwd in 1627 met Joeina van Armelo,
overleden in 1645, plaatste 't volgende in *t album:
Per angusta ad augusta.
Je demande rien de ma vie,
Que vn bon cheval et bel amye;
Touiours Targent quan je voudray,
£t Ie paradis quan je moaray.
Pour un plaisir mille douleurs.
Omatissimo doctissimoque viro,
Domino Wolfgango Marco Gual-
tero scholae Campensis Bectori,
haec in perpetuam recordationis
memoriam L. M. Q. reliquit Campis,
an^ 1608. 28 Augusti,
Ernestus Witten.
De Kamper predikant Johannes van der Heyden vereerde
hem in 1609 met het volgende inschrift:
Grata superueniet quae non sperabitur hora.
26
Oraatissimo doctissimoque viro, iuveni I). Wolf*
Marco Gualtero urbis Gampensis scholae
Bectori fidelissimo, haec in perpetaam
amicitiae memoriam scripsit Joliannes
van der Heyden, Minister verbi Dei.
Campis anno 1609 20 Martij.
Laet de Heyde groyen.
Nevens zijn wapen, zijnde een schild van sabel met een
paal, gedekt door een belm waaruit ter weerszijden een oli-
fantssnuit van sabel en zilver met zeven pauweveeren , plaatste
Otto Brahe:
1609
Gonsiderate agere pluris est, quam oogitare
prudenter.
Benevolentiae et memoriae ergo relinque-
bat Campis 1 Julij,
Otto Brahe.
Otto Brahe Axelsen was hopman eener Deensche compagnie
die van 1607 — 1611 te Kampen in garnizoen lag. Wellicht
was hij een broeder van Henrick Brahe, med. d'. te Leeu-
warden, die vroeger ook als zoodanig te Kampen was werk-
zaam geweest en in 1620 aangezocht werd door den raad
weer naar Kampen over te komen.
Uit de jaren 1610 en 1611 komen geene inschrijvingen in
het album voor; de eersten die men weer ontmoet zijn van
1612 van Rudolf van Twickelo senior en junior. De eerste was
schulte van Kampen en Kamperveen. Hij was gehuwd V, met
Niclaas Kruse, bij welke hij in 1585 vier kinderen had, nl.
Claes Kruse van Twickelo, Armgartken, Gathrina en Eng-
bertgen. Bij zijne tweede vrouw, Geertruit van Ensse, had
hij in 1609 vijf kinderen, jonge Rudolf, (die hier volgt) en
de juffers Greertruit, Nicolau, Judith en Johanna, waarvan
in 1613 nog geen een mondig was.
27
Bij zijn wapen , een schild van sdlver beladen met een haal-
ijzer van sabel, waaronder een jachthoorn van 't zelfde,
gedekt met een helm, waarop een arendsvlucht van sabel»
sdireef hij:
Ad oonservandam Bempublicam principüs obsta.
Principiis obsta, tnrbisque occurre futuris.
Sic urbs sic Fraetor pace quietus eris.
O. C. P. T. P.
Beverendissimo, Clarissimo et doctissimo viro, Domino Marco
Gualthero, apud Campenses P. T. Eectori , familiaritatis quam
coluere ergo, scribebat in aeternam rei memoriam tuus ad ara s
osque.
Rodolphus a Twickeloe
Senior.
A«. 1612, 15 Januarij
Gampis.
De jonge van Twickelo zijn zoontje, een leerling van Gu-
altherus , schreef met een krabbelige jongenshand nevens zijn
wapen:
Obseruantiae quam debuere ergo, reuerendissimo ,
clarissimo ac doctissimo viro. Domino suo Bectori
penes Campenses, fautori, omnibus modis colendis-
simo scribebat innocens suae scholae ad perpetuam
rei memoriam tyro, junior Eodolphus a Twickeloe.
Anno 1612 16 Januarij.
en bij het wapen
Spes mea Deus.
In aeternum discipulus vester et puer,
R. a Twickeloe
Campis.
Thomas Goswinus, predikant te Kampen, plaatste den 19"»
Januari 't volgende inschrift:
28
Solos Deus simpliciter et absolute diues,
et ditans est, qui nullo alio indiget,
Ergo sit
In silentio et spe fortitudo nostra,
Nee displicet illud
Euripidis
O/rrwv xct) iKwiffriov
Scribebat haec amico suo percharo et plurime colendo,
D. Wolffgango Marco Gualtero, Rectori in schola Cam-
pensi dignissimo et vigilantissimo , Thomas Goswinus
minister verbi Bei in Ecclesia Campensi:
Gampis 19 Januarij
Anni 1612.
Van David Chytraeus is het volgende:
Clarissimo et Doctiss. viro domino Marco
Gualtero Eectori Scholae Campensis scripsi,
mense Septemb. An. 1612.
David Chytraeus
S. Z. IL.
Den 2«» October 1612 gaf Hendricus Christophori van
Kampen den volgenden pedagogischen raad , die men ook thans
nog wel mag lezen en behartigen:
Adde parum parvo: teneres non obrue mentes:
Parva doce parvum, pro modulo ingenij.
Haec pauca suo semper amantissimo Wolfgango
Marco Waltero Campensium rectori, scripsit
et insignia adpingi curavit Henricus Christo-
phori Campensis die 2 Octobris 1612.
Van het jaar 1614 ontmoeten we de volgende inschrijvingen.
29
Eerstens een anagram van Johannes Urbanos, van 1604 — 1624
predikant te Hattem en in iaatstgemeldjaar aldaar overleden.
Annagrammatismas.
Absque labore nihil, quod sit landabile, nobis
Concessêre Dij, virtutem gloria solam
Ck)n8eqTÜt: CUEA tu SXJKGBS acer in ALTUM.
Yiro doctissimo Marco Gualtero amioo meo
singulari, Campis rectorem scholae agenti, in
amicitiae verae signum. Anno 1614, 4 Maij.
Johannes Urbanos scripsi.
Simon Episcopios de beroemde Leidsche Hoogleeraar , schreef:
Nemo unquam quidquam bonae firugis edet in ulla
scientia, qui non et adspirare audet, ut possit ali-
quando tandem de praeceptore etiam suo iudicare. Nee
£Eunle est currere homini qui nimia religione pedes
figit in vestigijs alterius, cuius potius debebat celeri-
tatem et vigorem corporis optaie et imitari quam passus
numerare*
Doctissimo prudentissimoque viro D. Marco
Gualthero Qymnasij Campensis Bectori et
moderatori vigilantissimo, amico mihi lecto
lubens m. q. hoc adfectus mei fMti/xiffwov
adscripsi,
Simon Episcopius S. S. TheoL
Profess. Lugd. Bataua
1614 15 Augusti.
Petrus van Zon plaatste bij zijn wapen een schild van keel
beladen met een vrouwenbuste van zilver en gedekt met een
helm, waaruit een klimmende eenhoorn van zilver rechts ge-
wend, het volgende bijschrift:
Fortes fortuna iuvat.
In Domino sperans non infirmabor.
30
Clarissimo doctissimoque viro Domino
D. Marco G-ualtero, Rectori scholae Cam-
pensis in signum amicitiae scripsi , 7 Aug.
1614.
Petrus van Zon.
Johannes . Koek , conrector der latijnsche school te Zwolle,
schreef de volgende spreuk:
Dominus mecum quid faciat mihi homo?
Hoc tibi eruditissimo Marce, suavissimae ac
nunquam , uti spero, intermoriturae amicitiae
nostrae monumentum posui. Zwollaea® 1614
18 Septembr.
Johannes Koek.
Frans van Wilsum, gesproten uit het oud en aanzienlijk
Kamper geslacht van dien naam, zoon van Hendrik van
Wilsum, in 1599 reeds overleden en van Anna ter Bruggen »
die toen nog leefde, die een broeder Henrick en twee zusters
Alijdt en Grete had, (in 1597 waren allen nog onmondig)
voegde bij zijn wapen een schild van zilver met drie baren
vansabel, op de bovenste en benedenste twee en op de mid-
denste drie ruiten van keel , gedekt met een helm , waaruit
drie struisvederen van zilver:
Crainte de Dieu seur tout
Esperance &it viefere
France de Wilsem Anno 1614.
Ie vinsisgeme du moe Nofembre.
Peter Joestens, secretaris der stad Kampen tot 1618, wan-
neer hij overleed, nalatende zyn echtgenoot Margrieta ter
Beeck en drie kinderen: Geertruit, Hendrik en Lubbeken,
schreef den 27 Nov. 1614 bij zijn wapen een schild van la-
zuur beladen met drie zilveren schildjes, twee boven en een
31
beneden , gedekt met een helm , waaruit een zwaan van zilver
met uitgespreide vlerken:
Qui fructuosa, non qui multa fecit sapiens est.
Haec paucula omatissimo nee non doctissimo
viro Marco Gualtero Wol%ango scholarchae
Campensi, amoris et amicitiae ergo posuit
Campis, 27* Nouembris A®. 1614.
F. Joestens
eiusdem oppidi Secretarius.
Gasper ter Berchorst, geboren 1576, zoon van Hendrik
ter Berchorst en Lubbe ter Bruggen , was gehuwd 1*. met Ko-
lofgen ten Over , waaruit kinderen: Lubbeken, Claes en Hen-
riek; 2*. in Deo. 1618 met Maria Wolfsen, waaruit kinde-
ren : Jan en Budolphina. Hij overleed waarschijnlijk in 1620,
en was Schepen van Kampen in 1607, '9, 'il, '12, '13,
'15, '16, '18, '19 en 20; raad in 1610 en '17.
Zijn wapen was een schild van lazuur , beladen met een faas
van zilver op 't midden waarvan een halve paal van zilver
opwaarts zich verheft, aan weerzijden der paal boven een vijf-
bladige roos van zilver, en beneden de faas een gelijke roos ;
het schild is gedekt met een helm, waarop een opvliegende
arend van zilver. Hij schreef:
Hoccine credibile est aut memorabile tanta
vecordia innata cuiquam ut siet ut malis
gaudeat, atque ex incommodis alterius sua
comparet ut commoda?
Haec in memoriam doctissimi prudentissimique viri
domini Marco Gualteri palatini, scholae Campensis
rectori, scribcbat Gasparuster Berchorst, annona-
tivitatis 1614 pridie Calendas Nouembris. Campis.
Emest Cuerbeke, Schepen van Kampen van 1620 — '23,
1625— '27, 1628— '31, 1633— '35, 1637— '38, 1640— '42,
32
1644— '46, 1648— '50, 1652— '54, 1656— '58; Kaad in
1619, '24, '28, '32, '36, '39, '43, '47, '51 en '55; over-
leden in 1658, schreef bij zijn wapen, een veld yan lazuur,
beladen met een faas van keel, waarboven twee en beneden
een lelie van zilver , gedekt met een helm waarop een arends-
vlucht van keel en daartusschen een lelie van zilver:
Amor vindt omnia
Haec in mei memoriam
Ernestus Cuerbeeck
A«. dni 1614.
( Wordt vervolgd,)
N. u.
V
S rr^/('fts'//'rfc//.
\
\
\
yr/ouwr/f , t'ottr f/e re/^ta/u/e^ t>an fS^4
*y r/tan f fan / (t t>00
40 ^'/rfff
HET ZWOLSCHE STADHUIS.
Onder de drie groote steden van Overijssel heeft zeker
Zwolle het minst de herinnering aan een grootsch historisch
verleden in hare gebouwen en monumenten bewaard. Ver-
keeren de kerken , het Wachthuis en de Sassenpoort benevens
eenige sierlijke woonhuizen nog in een min of meer bevre-
digenden toestand, de overige historische gebouwen der stad
hebben sterk gdeden. Bij sommigen dezer wel is waar, is
dit meer schijn dan werkelijkheid en zou het oorspronkelijke
karakter door middel van eene behoorlijke restauratie nog
veel kunnen worden hersteld , de meeste echter hebben, vooral
in de latere tijden, zoovele verbouwingen en veranderingen
ondergaan, dat zij of geheel onkenbaar zijn geworden of slechts
eenige overblijfsels van hun vroegeren uit- en inwendigen
luister te zien geven. Onder die laatste moet men ook het
Stadhuis rangschikken en wel is dit te betreuren. Indien in
eene historisch merkwaardige stad een gebouw op den naam
van monument aanspraak maakt, dan is dit toch in eene
eerste plaats het gebouw , dat van ouds het middenpunt van
haar gemeentelijk leven is geweest. De geschiedenis van het
Stadhuis is in die van^ de stad ingeweven , zijne inrichting
staat met die van het bestuur in het nauwste verband en in
zijn toenemenden luister spiegelden zich de aangroeiende wel-
vaart en de kunstzin der burgerij af. Van dit standpunt
beschouwd, heeft het Zwolsche Stadhuis veel van zijne be-
langrijkheid verloren. Uitwendig heeft het een geheel nieuw
kleed aangenomen en onderscheidt het zich in niets van een
BIJ DR. III. 3
34
op groote schaal aangelegd woonhuis. Inwendig is het veel
verbouwd en laat de inrichting veel te wenschen overig. Met
dat al bezit het gemeentegebouw in de voormalige Eaadkamer
een der belangrijkste merkwaardigheden der stad , die ondanks
eenige latere ontsieringen ons uit den vroegeren tijd in vrij
wel ongeschonden toestand is bewaard gebleven. Haar onze
aandacht wijdende, behooren wij ook de geschiedenis en de
vroegere inrichting van het Stadhuis zelf na te gaan, bij
welks beschouwing ook op twee andere stedelijke gebouwen
moet worden gelet, namelijk het Wijnhuis en de oude La-
tij nsche School , omdat zij met het Baadhuis , het Meen tehuis
en den Eaadtoren, welke de hoofdgebouwen waren, die bij
het stedelijk bestuur in gebruik waren, é^n bouwkundig ge-
heel vormden.
De twee nevensgaande afbeeldingen geven een denkbeeld
van de ligging en, gedeeltelijk ook, van den vorm dezer ge-
bouwen en helderen elkander op, al geven zij een toestand
weer uit zeer verschillende tijden. De eene is een platte-
grond, welke gemaakt is tegelijk met de bestekteekeningen
voor de verbouwing van 1844 om den bestaanden toestand
aan te wijzen '). De andere afbeelding, welke het Stadhuis
en Wijnhuis, van de zijde van de Sassenstraat gezien, voor-
stelt, is ter halver grootte gemaakt naar eene fraaie teeke»
ning uit de vorige eeuw, welke deel uitmaakt van de topo-
graphische verzameling betrekkelijk Overijssel , die voor korten
tijd uit de nalatenschap van den heer Bodel Nijenhuis door
de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch recht en ge-
schiedenis is aangekocht. Ik neem mij voor deze afbeeldin-
') Op de oor^proukelijke teekeaing, waarnaar zQ met groote nauw-
keurigheid is vervaardigd, z\jn ook eenige andere aangrenzende huizen,
aan de stad toebehoorende, aangeduid, maar die, omdat zij met het
Stadhuis en de School geen gemeenschap hadden, hier z\jn weggelaten.
85
gco ut bescheiden van het stedelijk archief , vooral de oude
stadsrekeningen *), toe te lichten, doch wil vooraf het vol-
gende tot hare opheldering mededeelen.
De door mij bedoelde stedelijke gej)ouwen vormden een
blok, dat ten noorden door de Sassenstraat , ten westen door
fcct Groote Kerkplein en ten zuiden door de Lombardsteeg
(tlians straat) begrensd werd. Aan het Kerkplein stond de Eaad-
torcn (a), waaraan zich ziddwaarts de zijgevel van de School (i)
«Msloot, wier hoofdgevel, meer vooruitspringende dan thans,
een aanmerkelijk gedeelte van de Lombardsteeg besloeg. Noord-
waarts grensde aan den toren het Wijnhuis, (è) welks zijgevel
aan de Sassenstraat uitkwam en dat daar, als 't ware , één geheel
▼winde met het daarnaast gelegen Eaadhuis (c), waarnevens
te Meentehuis (d) stond , dat door een ander gebouw {f) met
bet achtergedeelte van de School was verbonden. In het
midden dier gebouwen was een open plein, waaraan ook
uitkwamen zekere vertrekken, vroeger en nu nog tot gevan-
genissen (h) ingericht, die tegen den noordmuur van de
school Aijn aangebouwd. Bij het Meentehuis was nog oost-
waarts een ander huis (e) aangetrokken. Den plattengrond
met de teekening vergelijkende, ziet men dat de eerste nog
▼rij goed den ouden toestand weergeeft. Alleen zijn Eaad-
en Meentehuis en het gebouw daarnaast onder één gevel ge-
bracht, is het Wijnhuis ingekort en evenals de school in-
veadig verbouwd, terwijl het huis (ƒ), dat op de teekening
bet voorkomen van een particulier woonhuis hoeft, inwendig
*) De daarvan deel oitmakende timmermeestersrekeniugea over de jaren,
vsaria de School, het Raad- en Wynhnis en de Roadtoren werden gebouwd,
Terdienen zeker in haar geheel uitgegeven te worden. Z\j bevatten hoogst
beUagryke bijdragen voor de kennis van de middeleeuwsche bouwkun-
dig terminologie, de herkomst der materialen en wijze van hunne be-
werking, maar zijn te uitgebreid om hier eene plaats te kunnen vinden.
8»
36
met heit huis naast het Meentehois in gemeenschap is gebracht.
De School, het Baad- en Wijnhuis en de Baadtoren zijn
alle omstreeks denzelfden tijd gebouwd. Het zou mij te
ver leiden, indien ik ook hier de geschiedenis van den bouw
der school beschreef. Alleen wil ik uit de oude stadsreke-
ningen aanteekenen , dat, hoewel men reeds in 144i3 van een
nieuwe school melding vindt, er eigenlijk eerst in 1445 met
den bouw een aanvang is gemaakt en deze in het volgende
jaar zoo goed als voltooid werd. Om die nieuwe school te
kunnen bouwen moest men eene oude school afbreken, zoo-
dat het waarschijnlijk is, dat deze op dezelfde plaats heeft
gestaan. Zij was echter niet zoo groot als deze en strekte
zich althans, gelijk uit het volgende blijken zal, niet zoover
oostwaarts als deze uit.
Het oude Baadhuis, waaraan vermoedelijk het oude Wijn-
huis grensde, stond aan het Groote Kerkhof ^), waar beide
gebouwen zich in de onmiddelijke nabijheid van de School
moeten hebben bevonden. Zij schijnen echter voor hun doel
te klein te zijn geweest, zoodat de stad reeds vroeg begon
de aangrenzende woningen en grondstukken aan te koopen
om zich in staat te stellen ze door andere van grootere af-
meting te vervangen. Zoo bezat zij in 1419 reeds een ge-
bouw aan de Sassenstraat , dat toen en later nog Kerstans-
huis *) werd genoemd, en kocht zij blijkens een koopbrief van
dat jaar van Maes Henrixsoen , diens zoon Gherbert en Wobbe,
de huisvrouw van eerstgenoemden, eene /^were mit oeren mu-
ren ende mit alle oeren toebehoren als die gheleghen is to
*) ^Jtem Meister dirc reesscap gedaen den leyendecker opter zegel
Camcr, £ade opter leuvea biden Kerckhoflf an den Raethu\)8 \) butkens
f. ix pi." — Timmenneestcrsrekening 1444, 9e maand.
*) In het stadrecht, dat aan dat der elf tractaten voorafgaat, wordt '
het, ook als stedelijk eigendom, in 1898 genoemd «Cristanss. huys dat
nv die wynkelre is."
87
ZvoUe in Zassingstrate Tusschen der weren die Ker-
stan s piach te wesen, ende nv der stat van Zwolle voirs.
toebehoert op die ene side Ende der weren die GretenRolofs
dochter yan Ittersim toebehoort op die ander side, streckende
fdr van Zassingstrate achter ander straten bider we-
deme" ^). Blijkens de jaarrekening van 1443 kwam haar ook
toe Kremer-Arents-huijs , dat later tijdens den nieuwen bouw
moest a%ebroken worden. In 1444 kocht zij van Johannes
Tid en diens huisvrouw Zwenelt eene // weer gelegen in Zas-
singstrate alre naest der stat tymmer aen die ene side, ende
Dirc Mosterdes weer, op die ander side, streckende voir
van Zassingstrate achter aen een gemeene strate'^ '). Het
hms van Tiel is het latere Meentehuis. Bit blijkt niet alleen
uit de jaarlijksche uitgaven over 1448 , waarin van // J o h a n-
nes tiels huijs^^ gezegd wordt, ^/dat nu dat Meentehuijs is'\
maar ook uit de overdracht in 1459 door Derick Mostert,
Steven Yisscher en Alijd zijne huisvrouw en Johan Mostert
en IJda zijne huisvrouw aan de stad van //oer alinghe doer-
ghaende weere gelegen in Sassingstrate, alre naest onser
stadmeente huijs, an die ene side ende peter coijtenbrou-
w e r s weere an die ander side , streckende voir van Sassing-
strate achter an een ander strate/' Daar de weer van Dirc
') Men honde ia het oog dat deze brief dagteekent v6<5r den bouw
der nieuwe achooL De brief heeft tot opschrift: «,£ea brieff vaader
Stadt hues."
*) Het opschrift vaa deu brief, Me dit vermeldt, luidt: „y&n ene
were in Sasseastrate aa der Stadt hues/*
Achter het huis van Tiel was een stal, die gesloopt moest worden
toen df nieuwe school werd gebouwd, blijkens de volgende uitgave in 1445 :
«Jtem Johannes tiel wantmen die stallinge, achter der woninge,
die die stat van hem gecoft heeft, afgebroken ende betimmert heeft
Eer der t^t beaoeiden wart hij dairin bliaen solde, vi\j heren ^
t XXV guL viy pL
38
Mostert Yolgens bet transport van 144i4 aan die van Tiel
grensde, moet de laatste het latere Meentehuis zijn geweest
en is de weer van Dire Mostert, die ook nu werd aange-
kocht, het huis, dat volgens de afbeelding der vorige eeuw
aan het Meentehuis is getrokken.
Met het begin van het jaar 144! 7 werd de afbraak aange-
vangen van die gebouwen , welke de plaats innamen, waarop
de nieuwe stedelijke gebouwen moesten komen te staan. In
de 1* en 2* maand ') werd aanbesteed de afbraak van het
steenwerk van een onderaardsch keldergebouw , dat als kolen-
kamer bekendstaat, en van het in de onmiddelijke nabijheid
gelegen huis. Tevens werden de pannen en vervolgens het
hout- en ijzerwerk van de kolenkamer en van Kerstanshuis
in veiling gebracht, waaruit men zou kunnen afleiden dat
dat bij de kolenkamer gelegen huis Kerstanshuis is geweest.
In de jaarlijksche ontvangsten zoekt men te vergeefs naar de
opbrengst van den verkoop van het van de kolenkamer af-
komstige materiaal, maar wordt daarentegen die van de pan-
nen en van het hout- en ijzerwerk van Kerstanshuis en
Kremer-Arents-huis geboekt, zoodat men zou kunnen gissen
dat met het laatste de kolenkamer bedoeld wordt. Claes van
Ghenne, die als ,/wijnman" het Wijnhuis in gebruik had,
moest nu zijne kolen uit de kolenkamer en zijn wijn uit
des stadskelder verwijderen, welke nu naar den Blancken-
stein werden overgebracht, een gebouw dat door de stad tot
meidag 1449 gehuurd was om voorloopig tot Wijnhuis te
dienen. Inmiddels had men iemand aangenomen om zeker
huisje in de Doelen af te breken, den steen daarvan schoon
te maken en op de straat te brengen. Nadat de pannen van
*) Het jaat der stads rekeningen begint en eindigt met Pauli
Conversio =^ 26 Januari en bevat 13 maanden of 13 X 4 weken.
39
het oude Baad- en Wijnhuis in veiling waren gebracht , werd
in de 3' en 4^ maand het afbreken aanbesteed van de beide
gevels en de twee zijmuren van het Wijnhuis, waarvan ook
de steenen schoongemaakt en op het Kerkhof moesten ge-
bracht worden.
In de 5' maand was men met het sloopen zoover gevor-
derd, dat in de eerste week de eerste steen van het nieuwe
Baadhuis kon worden gelegd, waaronder als herinnerings-
teeken een Arnoldusgulden werd geplaatst. De bouw vor
derde met spoed, want reeds in de volgende week konden
de ffdoGT groenen** worden gebroken d. i. de muren langs
de deuropeningen worden gegroefd In de 11' maand zullen
wel de muren van het Eaadhuis opgetrokken zijn geweest,
daar men toen den muurmeester (m'. Berend, die als zoo-
danig in het vorige jaar was aangenomen) opdroeg //die
Baetkamer te wuluen ende te floeren** d. i. naar alle waar-
scliijnlijkheid tusschen de zware steenen boogen de gewelven te
metselen, di^ zich boven de kelder onder de Baadkamer be-
vinden en nu van boven gelijk gemaakt en bevloerd zijn ge-
worden. Hij ontving tevens last den schoorsteen te zetten,
die door m'. Herman van Colne te Keulen was geleverd
en uit //drakeuelder steen*' bestond, vermoedelijk dus uit
steen herkomstig van de steengroeven aan den Drachenfels.
Inmiddels moet de Baadkamer ook hare zoldering hebben
verkregen , daar er eenigen tijd te voren 437 stukken wagen-
schot waren gesneden, welk houtwerk, ten deele althans,
uit Kampen was aangevoerd en tot bekleeding der balklaag
zal hebben gestrekt. Aan het nieuwe vertrek, wilde het
bruikbaar zijn, ontbraken nu nog maar ramen en deuren.
Daarom werden er in de 12" maand aanbesteed 5 paar kruis-
vensters, die door m'. Claes, den timmerman, aanhetBaad-
huis moesten worden gemaakt. Denkelijk heeft men daar-
40
onder te verstaan houten kruisramen, waarvan twee boven
elkander in ieder der 5 vensteropeningen van deBaadkamer
zullen zijn geplaatst. De LO glasvensters of glasramen be-
neden in het nieuwe Baadhuis , die in dat jaar door den
stads glazenmaker zijn geleverd , moeten dan in dat houtwerk
zyn gezet '). Toen in de 13* maand er drie deuren aan
het Baadhuis waren gemaakt, was de Baadkamer io zooverre
voltooid, dat met een eerste mis het nieuwe vertrek door
broeder Lambert op S. Pauwelsavond kon worden ingew^d,
d. i. op den dag vóór de Baadskeur, den 24 Januari 1448.
In dien zin zal dus vooral het rympje moeten worden ver-
klaard, dat volgens Van Hattum in een der glazen van het
Stadhuis te lezen was:
In 'tjaer duisend vier hondert veertig aght
Is dit Baedhus volwraght.
Met den bouw van het Wijnhuis schijnt men niet v66r
1448 te zijn begonnen. Althans uit de rekeningen is niet
op te maken, dat daaraan vroeger is gewerkt» hoewel men
zich van de daartoe noodige materialen voorzag. Eerst in
de 5' maand van 1448 wordt er gezegd dat er aan het
Wijnhuis werd gewerkt , hoewel het waarschijnlijk is dat men
in den aanvang des jaars daarmede een begin heeft gemaakt.
In de 7' maand was de bouw reeds zoover gevorderd, dat er
door m'. Dirc Muggert (een timmerman) 9 paar vensters aan
het Wijnhuis konden worden gemaakt, hetgeen in de 12®
*) Doch hiermede laat zich niet goed overeenbrengen , dat de stads
timmennaa Bartholomeas in de 13« maand van het volgende jaar iO
paar vensters achter aan het Raadhuis maakte. De achtergevel toch
bevat behalve de zolderlichten slechts 5 vensteropeningen zoowel in de
onder- als bovenverdieping. Men zou geneigd zQn de ramen van 1447
in den voorgevel te zoeken, indien het niet waarsch^nl^k was, dat
reeds in 1447 de Raadkamer van ramen werd voorzien.
4.1
maand door het aanbrengen van 4 paar vensters door den
timmennan Bartholomeas werd gevolgd. Beeds in het laatst
van het vorige jaar had men voor het Wijnhuis 20 steenen
kmisvensters in het land van Bentheim aangekocht. Inmid-
dels had men ook het Eaadhuis bevloerd met 2000 te Utrecht
gekochte dubbele //plafusen.^'
In de 5* maand van 1449 werd eerst de steiger voor bij
het Baadhuis afgebroken. Dit is een bewijs dat nu eerst de
gevels van Raad- en Wijnhuis aan de Sassenstraat waren
afgewerkt. Zij zullen toen hunne tinnen of kanteelen van
Bentheimer steen hebben ontvangen , waartoe Heijne ten Dijck
of Van den Dijck in het land van Bentheim eenigen tijd te
voren 136 voet steen had geleverd. Op eene oude schilderij,
een gezicht op de Stad Zwolle in de XVIP eeuw voorstellende
en op de Baadkamer bewaard, zijn deze tinnen ook zeer
duidelijk aangegeven. Volgens de beschrijving van Zwolle *)
in Hoogstratens Woordenboek waren de buitengevels van
Baad- en Wijnhuis van Bentheimer steen. Daarentegen moe-
ten de binnengevels in baksteen opgetrokken zijn geweest.
Immers de achtergevel van het Baadhuis, die, hoewel met
een laag portland-cement bedekt, het eenige overblijfsel is
van den uitwendigen vorm der in dezen tijd gestichte ge-
bouwen, schijnt uit die bouwstof te bestaan. Aanhoudend
werden er tijdens den bouw groote hoev^lheden Bentheimer
steen aangevoerd, die grootendeels gehouwen werden afgele-
verd, zoodat zij dadelijk konden worden gezet om daarna,
zoo noodig , te worden afgewerkt. Men kan dit althans uit de
verschillende benamingen, waaronder die steenen voorkomen.
') Deze is volgens Vaa Hattom, dl. I Voorrede en dl. II bl. 49, noot
ff opgeiteld door Le Clercq.
42
opmaken *). Meermalen wordt daaronder van pijlers en
pileersteenen melding gemaakt, terwijl er gezegd wordt dat
die pijlers aan bet Eaad- en Wijnhuis of voor aanhetSaad-
huis sK)uden komen en dat de pijlers van het Eaadhois op
20 stukken Drakevelders steen zouden geplaatst worden.
Ook werden er gelijktijdig 12 of 14 kapiteelen gemaakt *).
^) Int. van heijnen vanden D\jck, v^j pileren Bentcmer steens.
Ëlc lang XX voet coste elc pileer xj r. gul. j. oort Beloept xciii) i r.
gul. f v« xcviy r. gul. xij plc.
Item noch van hennen vanden Dijck, liiij steenen dorpel,
Middcllageu ende ouerlagen Elc stuck lang iij voet, breet Enen voet,
ende dick j voet gespondet, ende gehouwen, dat men se voirt ver-
wercken mach, Ende noch l voet steens, dick enen voet, Enen voet
breet rede gehouwen , coste Ëlck C. voet ix r. gul. ende ijj oort f. c xxxv
gul. X plc.
Item noch van hennen vanden Dijck xj°. xxv Bussen steen
vanden meesten Brede, Elck hbndert voir iiij post. gul. Ende noch
xi^*' Bussen steen vanden Middelsteen, brede Elc c voir iij post.
gul. noch i\jo bussen steen vanden m^jnsten brede, coste Elc c ij
post. gul. toe w^ncoep v kr. Beloept tsamen xc post. gul. v kr. f.
iiy° xxviij gul. xj. pi. iij br.
Jtem desen voirs. Bussen steen, vanden Nijenhu\js toe Zwolle
te voeren yj Arnh gul. f. xvy gul. xix pi. iiij br.
(Timmermeestersrekening 1447. 7® en 8" maand.)
*) Over de daartoe noodige bouwstof deel ik alleen de volgende uit-
gaven der timmermeesters mede:
«Jtem gecoft van Meister O elric i\) pileer xx voet langs, elcke
pileer ^ voet diep, ende ij voet breet, ende Elck stuck vier voet lang
elcke pileer voir ij r. gul., ende j oort f. c. Ixxviij gul. x pi. vj br."
(1447 3e en 4fi maand).
«Jtem voir xx stuck drakeuelder steens, dair die pijlres vanden
Raethu^s op staen solden x r. gul. f. Ixi^ gul. v\j pi. iiy br." (1447.
5o maand.)
De uitgaven voor het werk aan pijlers en kapiteelen zijn de volgende :
„Jtem meister Berend gegeuen xij post. gul voir Ixj voet p^lres
te houwen die ant Raethu^s ende Wijnhuijs wesen sullen f Ivij gul.*'
(1448. 2e maand.)
yJtem verdingt an meister Berend iij paer Captele. cost elc paer
43
Moet men dan aannemen dat er voor de gevels van Eaad-
en Wijnhuis aan de Sassenstraat eene galerij werd aange-
bracht , die door pijlers van Bentheimer steen werd gedragen.
Onmogelijk is dit zeker niet, doch ik vind nergens van die
galerij melding gemaakt.
Het was ook in de 5' maand dat de leidekker de bloe-
men op het Eaadhuis soldeerde, die later met 4 fift //Bli-
gheels" werden geverwd. Zeker hebben wij hier te denlgen
aan het smeewerk, waarmede de nok van het dak werd ver-
sierd. Het dak moet toen ook zijn voltooid, want men ziet
den leidekker te gelijker tijd vijf dagen lang op het stad-
werk dekken, hetgeen met leien geschiedde, daar 7000 lei-
nagels werden aangekocht. Het dekken van het Wijnhuis
zal wel gelijktijdig zijn geschied, daar er reeds in de twee
eerste maanden van dit jaar waren aanbesteed de 16 kar-
beelen met hare standvinken, die boven op het Wiinhuis
zouden komen. Inmiddels waren de goten van Drakevelder
steen gemaakt en werd er een groote hoeveelheid lood ver-
bruikt. Behalve met bloemen werden de daken van Eaad-
en Wijnhuis ook van koperen windvanen voorzien.
Het schijnt dat alle vensters van Baad- en Wijnhuis met
gesmeede ijzeren traliën waren voorzien. Deze werden in
iiy i r. gul. ende toe wijucoep xiij kr. f xciiij gul. ix pi. vj br."
(1448. 5« maand.)
«Jtem aa meister Berend verdingt te maken ij Captele vander
stat Steen van j. r. gul. Ënde hier toe Een Capteel van sijns selnes
«teen ij r. gul. f xix gul." (1448. 6« maand.)
^ Jtem an meister Berend verdingt iij paer Captele, te maken ende
in te setteu, voir xij r. gul. f. Ixxvj gul." (1448. 13® maand.)
«Jtero verdingt au meister Berend xlij voet pileers voir aent
Raethuijs te houwen voir vj r. gul. xx kr. f x^ gul. xxiij pi. — Jtem
noch verdingt aen Meister B ere ut v. pileers te houwen voir ant
Raethuys eude hiertoe v sch. te samen voir vj r. gul. ende xv^ kr.
f xlj gul. vi^ pi. vj br." (1449. Ie en 2^ maand.)
44
de 6* maand met 43 fip menie en 11 g^ //rebrikes" geverwd,
waartoe de lijnolie zal zijn aangewend, die toen werd ge-
kocht. Waarschijnlijk was dit slechts de grondverw, want
ook Frederik Glasemaker verwde het ijzerwerk, dat voor de
glasvensters aan het Wijn- en Raadhuis stond. Zij werden
daarna nog door Henric den maelre gestoffeerd, waarin hij
door Henric Maes werd bijgestaan , terwijl door Johan Thomas
de verwen gewreven werden ').
Destijds werden ook de schilden voor aan het Eaadhuis
gestoffeerd en, nadat Henric Claessoen aan deuren en vensters
versieringen met snijwerk had aangebracht, beeldhouwde in
de 8* maand Johan Hermanssoen van Kampen voor het
Raadhuis twee engelen en het stedelijk wapen, waarvan ze-
ker de beide engelen de schildhouders zijn geweest. Misschien
is dit beeldwerk wel de voorstelling, die op de afbeelding
der vorige eeuw aan de onderverdieping van het Raadhuis
is weergegeven.
Aan den ingang van het Wijnhuis werd een ijzeren //po-
dium^' *) aangebracht en later werd er nog eens een podium
gesmeed, dat voor het Wijnhuis bestemd was.
Te gelijk met het Wijnhuis schijnt men met den bouw van
den Raadtoren een aanvang te hebben gemaakt. Immers in
de eerste maand van 1448 werd het fundament gegraven
//dair die .Toern van den Raethuijs staen sal'^ en dat hier-
*) Diü vensters werden in de 9« of lO» maand boven en beneden
aan eene bewerking onderworpen, die ^heerpo^sen" wordt genoemd.
Daartoe sch^nt aangewend 190 u; ^heerpoys," 2 W ^rossels" (reuzel?),
1 el ^wittes", 8 «, eerden satten" en 24 kwarten lijnolie.
*) Wat men onder een podium te verst^uin heeft is n^j niet geheel
dnidel^k. In het glossaiium van Du Cange vindt men o. a. de vol-
gende beteekenis aangegeven: «.Res quaevis, cui innititur: apodiiscir-
corum vel aedium moenianis, vere Latinis temporibus nota.**
45
mede de Raadtoren * bedoeld wordt blijkt uit de vennelding
in de volgende maand, dat er gewerkt werd aan den //toern
tendens den Wijnhuijs." Waarschijnlijk is het ondergedeelte
van den toren tegelijk met de moren van het Wijnhuis op-
getrokken geworden, doch eerst nadat het laatste zoo goed
als voltooid was, schijnt men met kracht den bouw te heb-
ben voortgezet, daar men eerst sedert de é** maand van 1450
geregeld aan den toren ziet arbeiden. Die Eaadtoren was
van onderen tot boven een vierkant gebouw, dat tot aan de
gootlijst iets minder dan 98 voet hoogte had '). Volgens
Le Clercq, bij Hoogstraten was hij ook van Bentheimer steen
en hiermede is in overeenstemming dat er door den boven-
gemelden Heijne ten Dijck in de 6® maand geleverd werd
Benthemer Munster steen, pijiers, vollingen, muursteen en
tinnen- stukken , want ook de toren werd met kanteelen bezet.
Als architectonische details, die zich aan de zuid- en west-
zijden bevonden, leert men uit het bestek der in 1840 aan-
gebrachte herstellingen kennen: //steenhouwerswerk bestaande
in de looze lichten , de daarin opgaande middelstijlen (meneaux),
alsmede dat gedeelte dat zich in de strekken of boveneind
bevindt" (traceeringen?) en verder //de rondloopende kordon-
banden of lijsten." Inmiddels hield men zich bezig met de
uitwendige versiering. M'. Marten madide de 80 schilden
aan den toren en verguldde vervolgens het schild, dat voor
aan den toren stond ^) en stoffeerde de wapens. In de 10*^
en 11' maand had het gebouw reeds zijn hoog en spits zadel-
dak verkregen , dat nu met leien werd gedekt en met koperen
windvanen overtopt, in wier nabijheid zich ook de bloemen
') Dit biijkt uit bet hierna te vermeldeii memoriaal van Salomon
van Deventer.
*) Dit zal het stedelijk wapen zyn, dat volgeus Van Hattum boven
de deur stond, die toegang gaf tot de Inive.
46
zullen hebben bevonden. Nog in dit jaar wuifde, men den
toren en be vloerde men hem beneden en boven met tichelsteen.
In 1451 werd die bevloering voortgezet door zand en 1000
plavuisen aan te brengen, terwijl aan den leiendekker opge-
dragen werd drie //fyolen" (fialen of pinakels) boven op
den toren te zetten en den wendelsteen te verwen en te
verluchten. Aan de Kerkhofszij de was, blijkbaar tegen het
vertrek der eerste verdieping, een luive of uitstek aange-
bracht, dat zeker tot pui heeft gediend, daar het later door
een pui werd vervangen. De luive was, gedeeltelijk althans,
van hout , daar de vloer met //onghel" en teer werd gedrenkt.
De //wlfte onder der loiuen", evenals de bloemen, vensters
en deuren van den toren werden door m'. Marten gestof-
feerd *). Ook de torenvensters waren met ijzeren traliën
voorzien. Eindelijk werd in 1452 door den muurmeester m'.
Berend //dat overste wlfte" gemaakt, dat het vertrek der
tweede of bovenste verdieping moet hebben afgedekt; die
kamer werd nu door den timmerman Bartholomeus gestof-
feerd of beschoten.
Tot de bovenverdiepingen van den toren kwam men door
een steenen trap, die buiten aan den zuidoostelijken hoek in
een afzonderlijk trapportaal was geplaatst. Meer dan eens
vindt men in de rekeningen van 1449 melding gemaakt van
engelen en ook van een stedelijk wapen boven de trap of de
*) De verwatoffen, die daartoe gebruikt werden, leert men uH de
volgende posten kennen:
y Jtem tottcn Bloemen opten Nijen toorn eude tottcn vensteren doeren
ende leuven an den voirs. toorn, xxxiiij qr. l\jn olijs, Elcke quart iiij
batkcns f. xxiy gul. xviij plc. — Jtem voir ixxij tf blide wittes. Bic
fe* iiij butkens, ende xviij tf brwn root, elc fL* iij butkeas, ende xiy
9>* menden, £lc u,* iij butken te samen f xxiiij gul ij br. — Jtem
voir vj ffi Blide gheel, dat tf v. butken ende voir lazuer, ende Robrijc
ix kr., ende i\j ii: oker Elc ® i^ butken f. v\j gul. xxlij pi. v. br.**
47
//trappedoer." Ik vermoed dat die trapdeor de denr was,
velke Tan het binnenplein toegang tot dit portaal verleende.
Voor die engelen werd 3 pond pleister, loodwit en lijnolie
gebruikt; voor het stedelijk wapen: silver en leijsuer. Zij
werden door m'. Marten gestoffeerd.
Werden derhalve Baad- en Wijnhuis en Baadtoren van den
grond af nieuw opgetrokken, anders handelde men ten op-
zichte van het gebouw, dat de vergaderplaats der Grezworen
Gremeente zou moeten bevatten. Alleen de middengevel van
Jobans Tiels huizinge werd in de 2« maand van 1448 afge-
broken, de steen schoongemaakt en op het werk gebracht,
terwijl daaruit eene kamer werd gebroken, vermoedelijk in
de onderverdieping om deze geheel tot vergaderzaal in te
kunnen richten. Voor het overige werden in het huis geene
groote veranderingen gemaakt , hetgeen o. a. uit het oorspron-
kelijk verschil in hoogte der bovenverdieping van Eaad- en
Meentehuis nog duidelijk is waar te nemen. In 1451 werd
het Meentehuis boven en beneden met klei en zand gevloerd,
waarmede zeker de kelder en de vloer der onderverdieping
worden bedoeld. In 1454 werd de houten trap vervaardigd,
die naar de bovenverdieping leidde, en maakte men het //bret^*
of de plank met het stuk francijn, waarop het stedelijk wapen
voor het Meentehuis was afgebeeld.
(lelijk er aan het Baadhuis eene zegelkamer was verbonden,
zoo werd er nu ook eene nieuwe zegelkamer gemaakt, die
eerst in de 9® en 10' maand van 1449 wordt vermeld. Waar
sij zich bevond is niet met zekerheid aan te wijzen, maar
vermoedelijk maakte zij een zelfstandig gebouw uit, daar zij
op eene enkele plaats het //S^elhuijs" wordt genoemd. Daar
sij de bewaarplaats zal zijn geweest van stads gelden, kost-
baarheden en archieven, was het zaak dat zij voor brand-
gevaar beveiligd was. Daarom was zij dan ook met een
48
//wlfte" of steenen gewelf gedekt, dat met ^/robrike, leijsuer"
en goud werd bescbilderd. De vensters waren met traliën
voorzien. M'. Marten werd voor het ^/roden" voor en achter
die traliën en die der kolenkamer betaald. Daar de Ka-
meraars met de bewaring der zegelkamer en van haren in-
houd waren belast, werd //der stat kist inder nijer Gamer'*
nog in datzelfde jaar gedragen en in 1453 een groot //con-
toer" voor het zegelhuis gekocht, waaraan in het volgende
jaar een ander werd toegevoegd.
Evenals van de zegelkamer is mij de plaats van de
nieuwe kolenkamer onbekend. Ook deze was een gebouw
met afeonderlijke bedaking, daar in het begin van 1449
aanbesteed werd het maken van //twee Carbele, mit oeren
stantvincken , die quemen bouen die koelcamer.** Van dit
vertrek, dat in 1448 het eerst vermeld wordt, weet men dat
het met zes zerken van Bentheimer steen was bevloerd, dat
het vensters had, die van traliën en luiken waren voorzien,
dat zich daarin een schoorsteen bevond en in de nabijheid
daarvan een put te vinden was.
Men zoude die zegel- en kolenkamers willen zoeken in het
tegenwoordige gebouw tusschen het Meentehuis en de School,
indien het niet waarschijnlijk was, dat het tegenwoordige bin-
nenplein in dien tijd aan die zijde open was. Immers in
1455 vindt men vermeld, dat de //groeshoff^^ achter het Raad-
huis met 45 kar steens werd gemuurd, iets dat zeker niet
mogelijk zou zijn geweest, indien zich ook aan de oostzijde
van dien hof gebouwen hadden bevonden. Op dien hof, of
tuin, welke met zand en aarde werd opgehoogd, werd een
«achtkante put van hardsteen gemaakt.
Na in dier voege bij de geschiedenis van den bouw den
uitwendigen vorm van het Stadhuis en Wijnhuis te hebben
nagegaan, wensch ik thans het een en ander omtrent den
i
49
inwendigen toestand mede te deelen, ook in verband met
de latere lotgevallen dezer gebouwen.
In de eerste plaats verdient natuurlijk de Eaadkamer (c)
de aandacht, waarin de Magistraat tot uitoefening van het
bestuur en de rechtspraak vergaderde en ook in latere tijden
de landschapsvergadering hare zdttingen hield.
Dit vertrek heeft in meer dan een opzicht zijne oorspron-
kelijke . gedaante behouden. De hoofdtoegang was uit het
Meentehuis, doch denkelijk niet op de in den plattegrond
aangeduide plaats, maar meer in het midden van den schei-
dingsmuur. Wy merkten reeds op dat de vloer uit steenen
plaviusen bestond, die nu nog wel onder het houtwerk zul-
len liggen. De zoldering wordt door zeven zware balken
gedragen, die onderling door dwarsribben zijn vereenigd.
De uiteinden dier balken worden door houten consoles ge-
steund, die ter zijde met lofwerk en aan de voorzijde met
ineengedrongene geestig gebeeldhouwde mannelijke figuren
sijn versi^d. Die consoles schijnen in de tniddeleeuwsche
bouwkundige terminologie bassen te hebben geheeten. Althans
er werden in 1447 veertien bassen met beelden versierd,
hetgeen juist met het getal der aanwezige consoles overeen-
stemt. Die arbeid werd aan m'. Johan van Campen, ofwel
m'. Johan, te Kampen woonacht^, opgedragen en in de
8* of 7' maand van dat jaar werd hij voor het geleverde
werk afbetaald. Misschien laat zich aan die herkomst de
mij mondeUng medegedeelde overlevering verklaren, dat de
aan de bassen voorkomende dwergachtige figuren portretten
der toenmalige leden van de Kamper regeering zouden zijn.
Nadat de beeldsnijder Henric Glaessoen aan de zijden der
bassen de lovers had gesneden, werden zij in de 13« maand
van 1448 door Thomas de Maelre gestoffeerd. Die poly-
chromie hebben zij nu nog behouden. Ook de balken zelve
BUDR. )ii. 4
50
werden in 1451 gestoffeerd en zijn toen zeker met meer
luisterrijke kleuren afgezet, dan ons de tegenwoordige een-
toonige groene kleur te zien geeft, welke daaroverheen is
geschilderd. Toen werden er ook uit wagenschot de 19 zon-
nen en manen gesneden, die men nu nog op het midden
van iedere zijde der bédken aanschouwt.
De hei komst van den schoorsteen is reeds vroeger mede-
gedeeld. In 1448 werd een vuursteen van ^/pannen stucken*'
in het nieuwe Raadhuis gemaakt, waarmede blijkbaar de
vuurhaard wordt bedoeld. Aan den muur boven den haard
bevinden zich langwerpige ijzeren platen met beeldwerk en
opschriften, die door de verwkast schier onzichtbaar zijn ge-
maakt Zij moeten echter van veel lateren tijd zijn. In 1449
werden de twee blakers of gesmeede ijzeren luchters aange-
kocht, die zich aan de uiteinden van de schoorsteenMes
bevinden. Zij werden door m'. Herman van Gampen gele-
verd en schijnen ieder een groote en twee kleine kaarsen te
hebben gedragen. Toen werden ook door m'. Marten de
drie schilden gemaakt of beschilderd, die aan den schoor-
steenfiries zijn gebeeldhouwd en ieder met een kruis zijn be-
zet. Ook ^/maakte'' hij het schild, dat zich onder het beeld
van den Zwolschen patroon S. Michiel bevond, hetwelk mis-
schien wel aan den schoorsteenmantel was bevestigd.
Evenmin als aan iedere andere middeleeuwsche Baadzaal
heeft aan de Zwolsche Eaadkamer een rijk met snijwerk ver-
sierd schepengestoelte ontbroken. Over zijne plaatsing is
niets met zekerheid bekend, maar vermoedel^k was het, ge-
deeltelijk althans, tegen de zijwanden geplaatst en diende het
tevens tot beschotwerk van de thans zoo kale en koude witte
muren. In de 7' maand van 1448 kwam Gelen, de tim-
merman, uit Doesburg over om de Eaadkamer te stoffeeren
en word hem voor zijn verteering ter wille van de stad, die
51
hem gezonden had, 3 gulden en 3 plakken geschonken. Uit
de rekeningen blijkt verder niet dat hij werkelijk zich met
dien arbeid heeft bezig gehouden, zoodat men zou kunnen
yerond^rstellen dat men alleen zijn raad heeft gevraagd.
Daarentegen ziet men in 12** maand dat Steven , de timmer-
man van Kampen , aan het Schepengestoelte had gewerkt, waar-
voor hij met 6 postulaats gulden werd betaald ^) en dat de
beeldsnijders Henric Claessoen en Johan Claessoen in deze
en de vorige maand aanhoudend voor de stad werkten. Er
werden toen ook 62 peluwe^i aan het schepengestoelte gelijmd,
hetgeen bewijst dat dat gestoelte even voovele zittingen had,
die behalve voor de Schepenen en Baden ook voor de Ge-
meenslieden moeten zijn bestemd geweest *)• Uit de reke-
ning der volgende maand blijkt dat de meergemelde Henric
Oaessoen zich verbonden had ^/drie wilde dier" te snijden
aan het gestoelte en de paneelen daarvan met 21 lovers te
') Hij flch^at het echter niet geheel te hebbea gemaakt, want in
de volgende maand werd mr. Dirc Flngger betaald omdat h^ aange-
nomen had het ^balff stoelte" op het Raadhois te maken. Ook mr.
IKtc ontving 6 postulaats gulden, waaruit men zou kunueu afleiden dat
m'. Steven de andere helft heeft vervaardigd.
*) Buitendien werden er voor de zittingen losse kussens vervaardigd.
«Jtem henric duysterbeke voir xl knsen opt Raethuijs te maken
f. xvj guL xvj pL" (timm".-rek. 1449 13" maand.)
,Jtem voir hdx ü' R^nscher wollen toe deuenter gecoft tot kus-
senen opt Raethuijs voir ^ amh. guL ende ij butken Ende desevoirs.
woUe toe verschieten, ende te wegen ix kr. f Tuh^ gul. xülj plc. v.
hr. — Jtem voir xii|j Ellen lijnnens doecx totten voirs. kussenen voir
dek Elle f xg pi.*' (timm".-rek. 1461. 10» maand.)
«Jtem gheschenket lutghert die der stad kussen werket f . j f[? —
Jtem voir xxxy kussenblade opt Raethu^s elo blat voir xxiiy k f . Ij ar.
guL ende iy k." (timmr*.-rek.l453. 10e maand.)
^tem ghegeuen frederic glasemaker voir \| schilde te ontwerpen
dair men der stad kussen na werken sal f. viy k." (timmn.rek. 1453.
13 maand )
4*
62
versieren. Nadat in het begin van 1449 aan m'. Berend
was opgedragen de kolommen aan het schepengestoelte af te
werken, werden er eenigen tijd later de 62 lovers gekocht,
die buiten aan de zittingen stonden. Die kolommen dro^n
vermoedelijk de //hemelt^' of het verhemelte, dat in 1463
van boven het schepengestoelte werd verwijderd, nadat men
reeds in 1461 met iemand uit Doesburg (misschien wel den
bovengenoemden Gelen) onderhandeld had om //dat beschot
opter Eaetkamer te renoueren.^*
Ook het beschotwerk schijnt met schilderwerk te zijn ver-
sierd, althans in 1449 werden er tien vakken op het Raad-
huis of in de Raadkamer verguld. Dit geschiedde, ten deele
althans, door M'. Harten.
In de d^ maand van 1449 werden er op het Raadhuis
door m'. Johan van Lubeke 6 spinden vervaardigd* Die
spinden zullen z^'n de met ijzeren scharnieren en sloten voor-
ziene houten muurkastjes, waarvan men er twee ter weers-
zijden van den schoorsteen en twee aan de overzijde in de
Raadkamer aantreft. Reeds in de 13' maand van 1448 had
Geerd de Kistemaker aangenomen er zeven voor het Raad-
huis te vervaardigen en had hij daartoe vier korte en drie lange
paneelen gelijmd. Vermoedelijk zette hij slechts het houtwerk
ineen, want in de 1* of 2* maand van 1449 sneed m'. Be-
rend op de 6 spinden de 12 //compassen.^^ De deuren der nog
aanwezige spinden zijn ieder met twee schoone met traceerwerk
gevulde cirkelvormige figuren versierd, die dus de gemelde com-
passen moeten zijn geweest en in ongeschonden toestand zijn
bewaard gebleven. In denzelfden tijd, waarin van m'. Johan
van Lubeke gezegd wordt, dat hij de 6 spinden had ge-
maakt, vindt men dat m'. Herman van Campen 6 sloten
met hengsels en 12 sleutels //totden sitten int Raethuijs^'
had geleverd. Waarschijnlijk was dit ijzerwerk voor de deu-
63
len dear spinden bestemd, die zich midden tusschen het hout-
werk van het langs de wanden geplaatste giestoelte zullen
hebben bevonden, en bepaalde zich de arbeid van m'. Johan
tot het bevestigen der sloten aan de deuren en het zetten
der spinden in de muren. De spinden, thans met groen
en goud overgeschilderd, werden door m'. Marten rood en
blaauw geverwd.
In 1449 werd een tafereel voor de Baadkamer gekocht, waarop
met gulden letters: Alteram partem audite geschilderd
werd. Het paneel, dat eene soortgelijke spreuk bevat en thans
nog aan den wand is opgehangen, is blijkbaar van veel lateren
tyd. Ook is dit het geval met de hangkast, waarin ten tee-
ken van de vroegere hooge jurisdictie der stad de stads
zwaarden zijn opgegangen, hoewel men vermeld vindt dat in
1453 werd gekocht de lijst //daer der stad zweerden an han-
gen.** Uit de oude rekeningen blijkt dat die zwaarden jaar-
lijks werden schoongemaakt. Tot 1449 waren zij 6 in getal,
maar, nadat er in dat jaar een zwaard voor den scherprechter
werd aangekocht, vindt men er sedert 1450 geregeld 7 ge-
noemd, waarvan er vier in het volgende jaar nieuwe sche-
den en handvatten verkregen. Thans zijn er slechts drie
aanwezige wanneer men althans er twee andere niet bij re-
kent, die, vreemd genoeg, van hout zijn.
De twee gothieke koperen lichtkroonen behooren zeker tot de
schoonste sieraden van de Eaadkamer. Naar haren vorm te oor-
deelen, zou men kunnen vermoeden dat zij oorspronkelijk niet
hier zijn opgehangen , maar dat zij tot kerkelijk gebruik waren
bestemd. In de stedelijke maandrekening van 1550 wordt
vermdd dat de kroon in het Schepenkoor der S. Michaëls-
kerk wed^ werd opgehangen, nadat Henrick Bisselinck daar-
aan een arm had versteld. Misschien is die kroon wel een
fan de in het Eaadhuis aanwezige en z\jn beide uit de kerk,
54
toen zij door de Hervonndèn in gebruik was genomen, bier-
heen overgebracht. Deze meening schijnt nog minder onge-
grond indien men in aanmerking neemt dat boven beide
kroonen het beeld der maagd Maria is geplaatst en dat het
Schepenkoor tevens aan die heilige was gewijd ^). Hier-
tegenover staat dat het in een stralenkrans gehold Maria-
beeld een, naar ik meen , geliefkoosde versiering der middel-
eeuwsche lichtkroonen was.
Ook in de Raadkamer, althans op het Baadhuis, bevond
zich een ^/cunttoer,*^ dat in 1449 door M'. Johan van Lubeke
daar werd gemaakt, vermoedelijk dat hetwelk later met 6
hengsels en 4 haken werd voorzien en in 1461 door m'.
Marten werd gestoffeerd*
In 1465 werden te Kampen twee crucifixen gemaakt,
waarvan het eene op het Baadhuis kwam en het andere voor
de Burgemeesters bestemd was en die beide door m'. Marten
werden gecierd. In veel lateren tijd, namelijk in 1479, wordt
vermeld een ^/tavereel dair die Bischope van Utrecht op die
Baetkamer staen.*' Verder trof men in het Baadhuis sedert
1449 en 1465 aan schellen, twee tafels en een bank.
De beschouwing van het aan den schoorsteenmantel beves-
tigde houtsnijwerk met de daarin voorkomende schilderij ver-
plaatst ons uit de middeleeuwen in den bloeitijd der renais-
sance. De laatste geeft ons het laatste oordeel te zien, eene
voorstelling, die door hare aanwezigheid hier ter plaatse uit
een tweeledig oogpunt zinrijk is. Het jongste gericht sym-
') Jtem Enen priester die nae misse dede den Rade op onser Vrou-
wen koer geschenct f. ]g plc. vij br.". — Kennn".-rek. 1447. 4fi maand.
lyVan onser vrouwen Altaer Inder seluer kerken. (S. Michaëlskerk).
Jtem dat Altaer dat in vnser vrouwen choer staet dat (sic) de Raet van
Zwolle sittet dat is ghew\jet in die eer onser lieuer vrouwen.'* —
Kerkregister in het stedehjk archief.
55
boUseeit niet alleen de rechtspraak en de eeuwig straf, die
den misdadiger ook na het vonnis van den strafrechter wacht,
maar doet ons tevens in den op den voorgrond gestelden
aartsengel met de weegschaal den stadspatroon S. Michaël
aanschouwen. Boven de twee uiteinden van de schoorsteen-
fries bevinden zich twee losse lijstwerkjes , ieder met een
borstbeeld en het jaartal 1560. Deze schenen de overbl\jf-
sds van een ouder houtsnijwerk te zijn. De rekeningen van
dit jaar geven dienaangaande niet veel licht, wijl daarin
alleen aangeteekend is dat het //sitten'' weder in den schoor-
steen was gezet nadat het er zeker uit was genomen om
aekere veranderingen of herstellingen aan te brengen. Van
meer nut is het jaartal 1606 onder het Zwolsche wapenschild,
dat boven in het houtwerk der schilderij is geplaatst. Immers
oi^er de buitengewone uitgaven van dat jaar is geboekt dat
het Oordeel in de Raadkamer toen werd geschilderd en het
paneel en de Ujsten door m'. Sweer den kistemaker werden
geleverd. De naam van den schilder is ongelukkigerwijze
onvermeld gebleven. Lang v66r 1606 moet men er echter
aan hebben gedacht den schoorsteen met een nieuw kunst-
werk te versieren. Dit blijkt uit een ^/patroen^' of ontwerp-
teekening in het stedelijk archief, welke onuitgevoerd moet
s^n gebleven. Op deze ziet men eene schilderij , eveneens het
jongste gericht voorstellende , geplaatst onder een boog, die ge-
steund wordt door twee pilasters , waarvoor twee karyathiden
zijn geplaatst, die een lijstwerk dragen , boven welks frontispice
in het midden het beeld van S. Michaël en aan de uiteinden
twee ridders, ieder een banier en schild met de stedelijke
wapenfiguren vasthoudende, voorkomen. Twee nissen, die
aan dit bouwkundig samenstel aansluiten, bevatten twee
vrouwenbeelden, de Gerechtigheid en Voorzichtigheid voor-
stellende. Het geheel is geplaatst op een entablement, datbo-
66
ven de sclioorsteenfries is aangebracht, en het opschrift:
ff Anno domini 1660" bevat, terwijl de schoorsteenmantel
met deze versiering in harmonie is gebracht.
De Baadkamer onderging eene noodlottige verandering
toen door Schepenen en Baden den 19 Juli 1658 //bij 't
leggen van een nie fluir in des stads Baedt camer geresoiveert
(is) het olde beschot werc te doen removeren ende de muiren
plijsten.^' Onder de buitengewone uitgaven van dat jaar ziet
men dat aan dat besluit uitvoering is gegeven en dat er bui-
tendien nieuwe glasramen ') zijn gemaakt en het overgebleven
houtwerk geverwd werd. De inrichting van het vertrek werd
door de verwijdering van het oude gestoelte natuurlijk geheel
van aard veranderd. Er werd een nieuwe pleitbank gemaakt
waarschijnlijk het nog aanwezige hekwerk, dat aan de voor-
zijde tot een bank is ingericht, en ook eene nieuwe tafel,
waaraan de leden der Magistraat nu op losse zeteb zullen
hebben aangezeten. Ook het houtwerk van een der deur-
openingen schijnt uit dezen tijd te dagteekenen. De gewitte
muren zullen toen en later behangen zijn geworden met de
geschilderde portretten der stadhouders en andere leden van
het huis van Oranje Nassau in gesneden vergulde lijsten,
die nog op het Stadhuis worden bewaard.
Van meer tijdelijken aard was daarentegen de wijziging,
die in de inrichting der Baadkamer in 1766 is gemaakt tij-
dens het bezoek, dat door den jeugdigen stadhouder Wil-
lem y met den hertog van Brunswijk aan de stad werd ge-
bracht en waarvan de bijzonderheden opgeteekend zijn in
eene omstandige //Memoriale Aanteekeninge omtrent de Beceptie
van sijn Hoogheid in dese stad op den 30 Augustus 1766*',
^) De ontwerp-teekeningen dezer sclmifiramen bevinden zich in het
Btedelyk archiel
67
die op last van de Magistraat door haren daartoe aangestel-
den actuarius, den stadscopüst Salomon van Deventer is op-
gesteld en in het archief berust. De Baadkamer strekte toen
met alleen tot reoeptiezaal voor den Prins , maar er werd ook
een vorstelijk banket gehouden. Het grootste gedeelte der
kamer werd toen door een Tvormige tafel ingenomen. In
de hoeken bij de vensters en tegen den muur van het Meen-
t^uis waren buffetten geplaatst, terwijl langs den achtermuur
tusschen het hordogie ^) en de trap een tribune of orkest
was getimmerd, waarop de muziekanten plaats namen, ter-
wgl de ruimte onder dat orkest ook weder tot buffet was in-
gericht Genoemde trap, welke in den noordwestelijken hoek
van de kamer moet hebben gestaan, geleidde naar de toen-
malige Kameraarskamer, welke strekte tot kantoor van de
Kameraars en tot bewaarplaats van de stedelijke charters en
bescheiden en andere voor de rechten en bezittingen der stad
gewichtige documenten. Dit vertrek, met welks bewaring
meer b^zonder de oudste der drie secretarissen was belast,
en dat een ander schijnt te zijn geweest dan de vroegere zegel-
of secreetkamer, bevond zich denkelijk boven de Eaadkamer
en is dus een met de tegenwoordige groote archiefkamer.
Aangaande de inrichting van het Wijnhuis zijn in de reke-
ningen uit den tijd van zijne stichting slechte karige gegevens
voorhanden, *en die zijn buitendien weinig vruchtbaar, daar
geene overblijfeden of afbeeldingen ons een denkbeeld van
zijn inwendigen toestand kunnen geven. Wij weten alleen
dat in de 11* maand van 1448 het beeld van S. Cliristoffel
in het Wijnhuis werd gemaald, dat, terwijl in de volgende
maand er zand werd aangebracht om het van onderen te be-
') Dit horologie is vermoedel^k de w&ndklok, die thana meer naar
▼oren is verplaatst en voorzien is met het opschrift: «W: Bramer D
oade — Anno 1728/'
1
58
vloeren, later de stads timmerman Bartholomeus zich ver-
bond //die spijnden jnden Wijnhuijs biden kisten ende den
boden te becleden/* In het volgende jaar werden de bassen
in het Wijnhuis gehouwen en gezet, aan de trap gewerkt en
een put gegraven. In 1451 wordt er melding gemaakt van
een kroon en van den //boen*\ die in de wijnkelder werd
gemaakt. Het gebouw diende niet alleen tot W^nhuis,maar
was ook de plaats waar volgens v.- Hattum de openbare ver-
koopingen van vaste goederen werden gedaan en de bank van
het Schoutengericht werd gespannen, terwijl naar het schijnt
sedert 1559 ook hier de crimineele jurisdictie werd uitgeoefend. ')
Aangaande den Baadtoren blijkt uit de oude rekeningen
dat in 1451 gestoffeerd werd //de vulfte van der Stattoem*'
door m'. Marten , die toen ook 9 kapiteelen sierde en 9 bloe-
men verguldde , terwijl hij aan het gewitte gewelf 8 stadswa-
pens met de stedelijke kleuren maakte. Ik moet in het mid-
den laten of het gewelf dat hier bedoeld wordt de eerste of
onderverdieping overkluisde. De laatste, die tijdens de ver-
bouwing in 1844 tot keuken schijnt te hebben gediend, gat,
blijkens nevensgaanden platten grond, toegang tot het Kerk-
hof, het binnenplein en het portaal, welks trap tot de bovenver-
diepingen geleidde. De eerste verdieping bestond volgens een
anderen platten grond uit een vertrek, dat aan de achterzijde
één venster had, terwijl aan de voorzijde eene deuropening
tusschen twee vensters , toegang verschafte tot de luive of pui.
Deze kamer moet het vertrek zijn, waarin volgens v. Hattum
de heeren van bijzondere commissiën vergaderden, ofschoon
') «Item bestadet mit consent vanden Cameners an M. 6 el ia
beldenchnidor t camp en twie pijliers mit die toiünsen ende belden
darup toe honwen gecoemen vor dat wijnhuis om Justitie criminaell
dairinne thalden, gecostet f. zzv g.g. ijj st. iij pL** Timm.-rek. 1669,
13e maand.
59
die schrijver het doet voorkomen dat het niet in, maar bij
den Haadtoren was gelegen. Boven de deur was, volgens
denzelfde, aan de buitenzijde boven het stadswapen, in een
Bentheimer steen idtgehouwen
MVLVIITI
Jhcsus,
Dit jaartal (waarin van Hattum eene kleine o boven naast
de eerste V over het hoofd zal hebben gezien) heeft aan som-
migen grond gegeven tot de meening dat de Baadtoren eerst
in 1559 is gebouwd. Blijkens de rekening van dat jaar staat
het echter alleen in verband met eene verbouwing van de
iuive. Erwerd toen in de eerste maand 200 voet Bentheimer
steen aangekocht ^/tot reparatie vander Loiue vpten raitztoerne
ende die Muir opten Wall tdeckenn.'' Die steen werd ge-
houwen en tot in de 5* maand werd er aanhoudend aan de
Iuive gearbeid, waarna deze in de 7* maand met de beelden ,
deuren, venstenb en den schoorsteen op den Baadtoren door
m'. Ëwolt werd geverwd. Deze Iuive werd blijkens de stads-
rekening in 1634 vernieuwd of vervangen door een pui of
galerij, die door Le Clercq nog Iuive wordt genoemd. Er
werd daaraan door steenhouwers gearbeid , twee zerken gelegd,
24 pijlers én 6 //knoopen** gedraaid, terwijl de galerij met
117Vj ^ koper werd bevloerd. Volgens van Hattum was
onder aan deze pui in vergulde letters het volgende vers te
lezen , dat zeer eigenaardig de bestemming daarvan aanduidt: ^)
Adspice substructum, qui praeteris, arte Theatrum,
Unde Magistratus publica jussa sonant.
Hinc pr(»nulgantur lectissima nomina Patrum;
') Ik geef hier de lezing van Le Clercq, welke boven die van van
Hattom de voorkeur verdient.
60
Hinc populus pacem, hinc tristia bella capit.
Acoensis &cibu8 quid? qaod censora seyeri
Jadicis exilio nozia damna notat.
cio loc xxxim.
Boven het vertrek, dat tot de pui toegang ga^ bevond zich
volgens LeGercq eene andere kamer, blijkbaar die, waarover,
zooals reeds is gezegd, //dat overste wlfte** in 1452 werd ge-
maakt.
In het Meentehms diende de geheele onderverdieping tot
vergaderplaats der Grezworen Meente, die volgens van Hattum
door een groot portaal gemeenschap had met de Baadkamer
en, gelijk uit de afbeelding der vorige eeuw te zien is, ook
van de straatzijde toegankelijk was , waar de daar aanwezige
deur het destijds alleen mogelijk maakte uit de Sassenstraat
het Baadhuis te bereiken.
Het was zeker aan haar onvoldoende stoffeering toe te
schrijven dat de commissie, welke belast was met de voorbe-
reiding van de feestelijke ontvangst van Willem V in 1766,
den volgenden maatregel nam: //In aanmerking van de be-
krompene situatie van 't Baadhuis, in welke buiten de ordi-
naire Vergaderkamer, geen ander kamer te vinden is, die
gebruikt kon worden tot de receptie van Sijne Doorluchtigste
Hoogheid, is op ^tMeenthuis een kamej: geapproprieerd, met
planken a%eschoten, en van binnen met een convenabel pa-
pieren behangsel voorsien, de vloer met matten beleid, en
voorts behoorlijk geammeubleerd geworden: zijnde lang ge-
weest 24 voet en breed voor bij de glasen 23 voet en agter
20' /j voet." Terwijl bij de receptie van den Prins deze in de
Baadkamer door de Magistraat werd ontvangen, werd de
hertog van Brunswijk met het overige gevolg in deze nieuwe
kamer door den Secretaris Eeckhout gezelschap gehouden. Na-
61
taurlijk werd deze kamer na den afloop der feestelijkheden
weder opgemimd* ^)
Volgens van Uattom waren aan de wanden vanhetMeen-
tehuis oude hamassen , donderbussen , dubbele haken en ander
krijgsgereedschap van vroegere eeuwen opgehangen. Ten allen
tijde is het Meentehuis daartoe bestemd geweest, daar men
reeds in de rekening van 1451 aangeteekend vindt dat daarin
bussen werden gebracht. Die gedenkteekenen van den vroeger
zoo krijgshaftigen aard der Zwolsche burgers bleven tot in
deze eeuw bewaard. In tegenstelling met de zorg, waarmede
de Kamper stadsregeering haar voormalig arsenaal bleef be-
handelen, zijn zij echter vervreemd en thans spoorloos ver-
dwenen. Het dagelijksch bestuur verkocht in 1817 vier ijze-
ren hamassen met toebehooren voor de toenmaals vrij aan-
merkelijke som van ƒ1000. Be overige wapentuigen hebben,
evenals de voor de geschiedenis der strafrechtspleging zoo
merkwaardige pijnigings- en strafwerktuigen, langzamerhand
hetzelfde lot ondergaan. Eenige burgervaandels en een paar
knsspitsen zijn daarvan de eenige overblijfsels.
Het gebouw, oostwaarts naast het Meentehuis gelegen, en
in 1459 door de stad van Dirc Mostert aangekocht , vind ik
in de rekening van 1559 nog Mostertshuis genoemd. *) Om-
trent zijne bestemming en vroegere inrichting is mij niets
naders bekend geworden.
Volgens de beschrijving van van Hattum bevond zich achter
het Meentehuis en naast het binnenplein de Secretarie. Hier-
mede kan niets anders bedoeld worden dan het tusschen het
Meentehuis en de School gelegen gebouw en wel bepaaldelijk
*) MemoriMd van S. van Deventer.
*) Op nevensgaande afbeelding ziet men aan den voorgevel een
voorwerp bevettigd, dat op een walvischbeen gelijkt en nu nog in het
•tadhaif voorhanden ia.
62
de tegenwoordige Secretaris-kamer {g) en, daar men melding
vindt van de achtersecretarie , voornamelijk als bewaarplaats
van een gedeelte van bet stedelijk archief, moet de daaraan
grenzende achterkamer, die vroeger daarmede gemeenschap
had, ook van de Secretarie deel hebben uitgemaakt Omtrent
den tijd, wanneer dit geboaw gesticht is, is mij niets met
zekerheid gebleken. Eene schrijfkamer komt het eerst in de
rekening van 1450 voor, doch om hierboven medegedeelde
redenen is het twijfelachtig of in dien tijd de oostzijde van
het plein door een gebouw was afgesloten. Daarentegen kan
men met meerdere zekerheid aannemen, dat de in de reke-
ning van 1559 vermelde Schrijfkamer een is met de Secre-
tarie. Zij werd destijds geheel verbouwd en op nieuw betim-
merd. Ook het portaal daarnevens wordt daarin vermeld. Op
de bovenverdieping onmiddellijk grenzende aan de School is
een vertrek, welke nog bekend staat als dé Geestelijke ka-
mer en dus het kantoor van den rentmeester der geestelijke
goederen zal zijn geweest. In de kamer boven het vertrek g
werd de beschilderde en gebeeldhouwde kast met het stads-
zilverwerk bewaard, voordat z^ naar het Museum in het Be-
venter werd overgebracht.
Op grond van constructieve gegevens is aan te nemen dat
de vertrekken langs den achtermuur van het Schoolgebouw,
die vroeger en nu nog tot gevangenissen hebben gediend later
dan het Secretariegebouw zijn opgetrokken.
In den door mij geschetsten toestand bleef het Zwolsche
Stadhuis en de daartoe behoorende gebouwen lange jaren be-
staan. Daarentegen volgden zich in den loop dezer eeuw een
aantal verbouwingen ^) op, die, in verband staande met de
^) De b^zonderheden omtrent deze ontleen ik aan de gemeente-be-
grootingen, de voorwaarden van aanbesteding en de daartoe behoorende
bestekteekeningen.
63
nieuwere inrichting Van het beotunr, niet bijgedragen hebben
om zijn in- en uitweodigen vorm op te' luisteren.
Nadat in 1819 en 1820 de School tot een magazijn voor
het Depot Bataillon van het garnizoen was vertimmerd, werd
in 1821 een nieuwe gevel voor het Stadhuis geplaatst, gelijk
nu nog op een gedenksteen in dien gevel te lezen staat. Door
dezen maatregel werden de voorgevels van het Baadhuis,
het Meentehuis en Mostertshuis tot een geheel vereenigd. ')
Men had kunnen verwachten dat men daarbij de stijlvor-
men zou hebben aangewend, die reeds door het Baad- en
Wynhuis waren aangegeven, en zoo een schoon geheel tot
stand hebben gebracht, maar de nieuwe gevel werd in geheel
modernen stijl opgetrokken , hetgeen bij den zoo verschillen-
den vorm van het Wijnhuis al een zeer slechten indruk moet
hebben gemaakt. Daar de verdiepingen van het Meente- en
Mostertshuis in hoogte verschüden met die van het Baadhuis
en er in den gevel daarop niet was gelet, moesten en in het
volgende jaar in de inrichting van het Stadhuis veranderingen
worden gemaakt , die ook strekken moesten om meer ruimte
beschikbaar te stellen voor het stedelijk bestuur, de recht-
bank van eersten aanleg, het hof van assises, het vrede-
recht, het stedelijk geneeskundig bestuur en de commissie
van landbouw, welke alle in het Stadhuis vergaderden en
zich tot nog toe met vier vertrekken hadden moeten behelpen.
Aan het Stadhuis grensden een aantal huizen en erven,
waarvan de stad reeds in vroegeren tijd in bezit was geko-
men. Vele dezer schijnen toen met het Stadhuis in gemeen-
*) In het archief berust eene teekening uit de vorige eeuw yldaar-
mkel^k vö6r het jaar 1774 dagteekenende% waarop een dergelijke
nienwe gevel is ontworpen, van boven met ee&e allegorische beelden-
groep versierd, wel een bew^s dat men reeds in vroegeren tgd aan
eene soortgelQke vernieuwing heeft gedacht.
64
schap te zijn gebracht en door de verschillende colleges, die
in het Stadhuis vergaderden, in gebruik te zijn genomen.
Nadat er in 1840 belangrijke herstellingen waren aangebracht
aan den Baadtoren, werd den 26 October van dat jaar het
bestek opgemaakt , waarnaar het Wijnhuis moest worden ver-
bouwd, waarschijnlijk om meer ruimte tusschen de zich in
de onmiddelijke pabijheid bevindende S. Michaêlskerk en dit
gebouw te winnen. De muur aan de Kerkhofszijde bleef
staan, doch de voorgevel aan de Sassenstraat werd aanmer-
kelijk achteruitgezet en het gansche gebouw zoowel uit- als
inwendig verbouwd ^). De nevensgaande plattegrond geeft
ons den toestand weder, waarin zich de stedelijke gebouwen
na die laatste verbouwing voordeden. Niet lang daarna,
toen het paleis van justitie was voltooid, werd het Stadhuis
door de rechterlijke colleges ontruimd, die tot nog toe hunne
openbare terechtzittingen in de Baadkamer hadden gehouden,
waar, op de in den plattengrond tegen den achtermuur
aangegeven tribune, door het publiek werd plaats genomen.
Waarschijnlijk staan met die ontruiming in een min of
meer nauw verband de veranderingen, welke de stedelijke
gebouwen in 1844 ten deel vielen. De Baadtoren, het
eenige gebouw, dat nog in zijn vroegeren toestand was be-
waard gebleven, werd nu ook geheel verbouwd om ondereen
gevel met het Wijnhuis, dat nu bekend stond onder de naam
van Beurs, gebracht te worden. Daartoe werd de voormuur
geheel afgebroken en door een ander vervangen, terw\jl de
') Het schijnt dat destyds de voorkamer vaa het Raadhuis door een
deoropenin^ met het Wijnhuis gemeenschap had en tot kenken daarvan
diende.
In het bestek behield zich de stad den eigendom voor van den steen
mei beeldhouwwerk, die boven de voordeur stond en aan den stads
architect afgegeven moest worden. Waar is dese gebleven?
65
zij- en achtennoren tot op de hoogte van het Beursgebouw
werden ingekort en van binnen afgekloofd. , Het boog- en
kluiswerk werd verwijderd en zoo ook de steenen trap, ter-
wijl ook het portaal, waarin zich deze bevond, aanmerke-
lijk werd verlaagd. Het gebouw diende nu tot ingang van
het Stadhuis aan de zijde van het Kerkhof en tot woning
van den conciërge. Tevens werden er in de inrichting van
hel Stadhuis vele veranderingen gemaakt, over welke men
het best kan oordeelen, indien men nevensgaanden platten
grond met den bestaanden toestand vergelijkt. Zoo werd de
stedelijke secretarie met een gedeelte van het archief, die
sedert geruimen tijd voorloopig in het huis (ƒ) naast het Stad-
huis waren gevestigd, naar het eigenlijke Stadhuis overgebracht,
terwijl het ontruimde gebouw weder tot woonhuis werd be-
stemd. Be onderverdieping van het Mosterts huis werd nu tot
Secretarie ingericht en het archief met nog een gïoot aantal
archie&tukken , die toen in het bovenvertrek van den Baadtoren
werden bewaard, bijeengebracht in het daartoe ingerichte
vertrek boven de Baadkamer, dat, gelijk wij reeds opmerkten,
ook in de vorige eeuw tot archiefkamer heeft gediend.
Nadat de stadhuisgevel in 1863 was vernieuwd, werden
in 1867 het magazijn (school), het overblijfeel van den Baad-
toren en de Beurs (Wijnhuis) weder geheel verbouwd en
vereenigd tot een blok, dat thans tot stads burgeravond- en
teekenschool is ingericht
Het zal niemand bevreemden, dat er na al deze verande-
ringen van de oude gebouwen, die eenmaal ware sieraden
der stad zijn geweest, uitwendig nagenoeg geene overblijf-
selen meer zichtbaar zijn. Alleen de achtergevel van het
Baadhuis zou ons van hun oorspronkelijken vorm en afme-
ting een denkbeeld kunnen geven. Inwendig is daarent^en,
wat het voormalige Baad- en Meentehuis betreft, de vroegere
BUBE. m. 6
66
inrichting nog zeer goed na te gaan en dit geldt ni^ het
minst van de Raadkamer, Dit vertrek, waarop de stad recht
heeft trotsch te zijn, doet zich in hoofdzaak nog in den
toestand voor, waarin het tengevolge van de in 1658 ge-
maakte veranderingen is geraakt, terwijl de in den laat-
sten tijd aangebrachte ontsieringen niet al te nadeelig op
zijn oorspronkelijk karakter hebben gewerkt. Laat mij den
wensch uitspreken dat deze zullen worden verwijderd en dat
eerlang de tijd zal aanbreken, waarin eens ernstig aan de
restauratie van dit merkwaardige vertrek zal worden gedacht.
Hetgeen omtrent zijn oorspronkelijken toestand in deze bij-
drage is medegedeeld zal dan blijken eenige gegevens te
bevatten, die, naar ik vertrouw, niet zonder nut zullen
geacht worden.
TH. H. F. VAN RIEMSDIJK.
GESCHIEDKUNDIGE
AANTEEKENINGEN BETREKKELIJK OOTMARSUM.
Tot aanvalling der geschiedkundige herinneringen omtrent
de stad Ootmarsam, welke de heer Molhuysen in den
Orer^sselschen Almanak voor Oudheid en Letteren, jaargang
1843 9 gaf, moge het volgende dienen.
In b^ stedelijk archief bevindt zich een stadsroUe, waar-
aan onderscheiden hoofdstukken 'ontbreken en waarin bijna
elk ledig plaatsje volgeschreven is met aanteekeningen van
lateren datum. Het geheel vormt een bonte variëteit, maar
toch werd dit alles durch einander letterlijk overge-
schreven in een boekdeel, waarin Arent Vosdingh, Se-
cretarius dvitatis Ootmarsensis , op 18 Februari 1710 attes-
teert dat //uae neerstige collatie de copien in dit boek geschreven
/^met de Stads-BoUe accorderende zijn bevonden^^; zijnde het
a&chrift door Jan Dreszelaer Duytse Schoolmeister in O.
geschreven met de linkerhand.
Uit dat afschrift blijkt dat destijds de aanvangpagina*s nog
niet aan de stadsroUe ontbraken, zooals nu het geval is; en
daarop kwam niet alleen de //tafele der Capitulen" voor,
maar ook het opschrift: //reformata conservatio rei-
publicae post exordium Oldenzaliense per du-
cem Gelriae anno D^'^ 1512 concepta.'*
Te midden nu van dat herzien stadrecht vindt men onder
meer deze op elkander volgende aanteekeningen:
//Anno &;c92 denn 28 dach Julij stilo novo ist vnse stadt
5*
68
,/Von Ootmerssen belegert geworden von die generaele Staeten
ffvnd is vpgegeuen worden den 30 Julij und ist mit dat
//groue geschutte damp geschotten tot negenmael tho unn ider
//kloet heflft gewegen 25 pandt unn dat vth beuell des wolge-
//borenn Heren Heren Graue Maurits von Nassouwe geschein
„ist"
„Anno &97 den 11 Octobris stylo antiquo heft de Edle
„Erentfeste ende manhafte Gerardt van Wermeloe Droste
„van Sallandt und • Siner Extie Ouerste Leutenandt & van
„wegen der Staten de Stadt Oetmersum beschotten und weder
„eronert an der Staten side.'^
^'' Op de verovering van 1592 heeft betrekking het navol-
gend» door Prins Maurits eigenhandig geteekend en in het
stedelijk archief bewaard stuk, waarvan het zegel is a%e-
vallen.
„Alsoo de borgeren ende mede Innegesetenen van Otmar-
„sem nyet mede begrepen en s^n jnt accord metten gami-
„soene derselver stede gemaeckt, waardoorse bevrees is jn
„eenige jnconvenienten of ongemak te vallen, Soo jst dat
„Zijne Exti« umme tzelve te voorcommen, hunluyden ende
„medengheliecken van hnn geconsentiert heeft ende consen-
„tiert mits desen te mogen jn de voorsz. stad blyven woonen
„ende jn aUen steden ende plaitsen staende onder de ge-
„hoorsaamheit van de heeren generale Staten passeren, re-
„passeren , heure trafficque drijven , ende akulcken communi-
„catie ende onderlinge correspondentie met hun exerceren
„ende genyeten, als andere lidtmaten van de Vereenigde
„provinciën. Gredaen jnt leger voor Coevorden den iij^" Au-
„gusti xvc Tweentnegentich.
Maurice de Nassau
Ter ordonnantie van Syne Extio
J. Milander.
69
Hoe weinig ingenomen men te Ootmarsum was met de
Staatsche overwinning blijkt daaruit dat, toen in '93 Graaf
Erederik van den Bergh zich weder van de stad meester
maakte, het volgende in de stadsrolle werd opgeteekend:
//Distichon numerale continens annum quo regius excercitus
//Othmarssheim deditione recepit, et amplissimus senatus ibi-
iféem nobili atque magnifico Bno Joanni Mulert in Yoerst
ifSatrapae partium Tuentiae argenteum poculum donauit.
HAEC OTHMARSBNSIS LAETO RESPVBLICA WIiTV
PVRA SVO SATRAPAB TOCVIiA SPONTE TVUT.
aliud
ARMA SON ANT TVBA CLARA STREPIT LITVIQVE SON A NTBS
KSTLhA SATJS, PECORI, RVRICOLISVE QVIES."
Op bet door deze regels aangewezen jaar 1593 en het jaar
1592 hoop ik straks terog te komen bij het doen van eenige
mededeelingen uit oude kerkerekeningen van Ootmarsum,
mij door Mr. Engels verstrekt.
Deze rekeningen, met geringe hiaten loopende van 1562
tot 1615, zijn tot een boekdeel bijeengebracht in een perka-
menten omslag en zorgvuldig bewaard gebleven. Het finantieele
jaar liep van Faschen tot Paschen; op den eersten Zondag
naPaschen, Quasimodo, werd er door de kerkmeesters reke-
ning en verantwoording gedaan, slechts een enkele maal op
Zondag Misericordia, een week later.
HeerBerent van BeucruuerdeenCoert Sluter, kerk-
meesters, legden alzoo op 5 April 1562 rekening af in tegen-
woordigheid van den commandeur Bernard de Beuer, den
procurator van klooster Albergen , Johannes Casulanus, de
raetsluiden en den pastoor Fredericus a Delden, die de
rekening onderteekent.
Tot en met 1580 op 10 April komt deze Fredericus a
70
Delden steeds als pastoor voor en onderteekent hij steeds
de verkJaring van gedane rekening en verantwoording der
kerkmeesters.
In de jaren ^62 en *63 hadden er belangrijke vertimmerin-
gen aan den toren plaats en in '69 een aanzienlijke reparatie
van het orgel. Telkens leverde het moeilijkheid op de con-
tributie der parochianen van Albergen en Tubbei^en binnen
te krijgen zoodat in '63 men ook aangeteekend vindt:
//Item Johan van Eesschedes meyers myt rechte verfor-
//dert dat sye nycht tot desse iwe termynen hebben wyllen
//Contribueren, gekostet achte gosselers."
//Item ok wyl Eesschede dat darrep verdedyngen, myt
//rechte verfordert ij goss."
In '71 vindt men weder: //Item so syck Albergen, G«ste-
//ren, Tubb. geweygert tot tymeratie des orgels contribueren
//bynnen to Oldenzal bedaget unn hefft gekostet j daler
//xxvij st. Unn noch procurator noch aduocaet to treden
//gestalt", in welke rekening ook het volgende voorkomt:
//Item so dye Pastor sachte dat alle andere pastoren van
//den kerken vntfongen, wes sye verterden to Oldenzal alsye
//den crisma halden unn he nycht yn eUeuen yaren hadde
//vntfenge, hebben methem gekomponert Berent de Bever
//cumpthur van den Erffgenamen wegen unn Joes Husken
//dat men hem sal geven v^ carls g. vort alle yarenxst.br."
Wat de visitatiereis van bisschop De Monte in 15 71 aan
de kerk te Ootmarsum kostte, vindt men in de verantwoor-
ding van 13 April '72.
//Item episcopo pro visitatione vijff daler vi stv."
//Item noch dye vnkoste des byscoped ses dalers ix st.br."
Aan den voet der goedkeuring van de rekening over '77
staat: //Item dye Pastor Frederyck hefit dye xx dalers van
//Uenryck Egbers vntfiajigen unn to den pleyte van den
71
^/separatye der kerke Tubbergen gebniket, wat het mer heflft
//gekostet hefil dye pastor verlecht;" men schijnt dus nog al
krachtig te zijn opgetreden tegen de afscheiding van Tub-
bergen; in den fundatiebrief van bisschop Ëgidius de Monte
heette het: ^/ac re ad Oitmarsensesdelata, ac pastoris ejusdem
^Eoclesie et dicti oppidi Oitmarsensis consulum eeu certorum
//deputiitorum in contrarium rationibus nobis exhibitis
ffvióa et perspectis'^ *).
De rekeningen over de jaren '80 en '81 werden 22 April
'82 a%elegd en onderteekend door Joannes a Coetwick,
vicecuratus. Van afwezigheid, overlijden of verhindering van
den pastoor blijkt niets.
Die over '83 en '84 werden in '85 tegelijk opgenomen,
het relaas daarvan luidt:
Item Anno 1585 op sundach quasi modo hebben keroken-
raedt heer Berndt van Beuerfoerde enn Johan Ëgberts die
dde gereeckent de annis '83 enn '84, also bevyndt syck
die kercke'yn voirraet holt, twintich mudde roggen enn twe
mudde garsten, wair tegens die kercke dem kerckmëisteren
voirsz. sculdich blijfft dartich karels gulden enn sestienden
haluen stuuer. Item noch bekent hem Berndt voirsz dat hy
ao Johan Wynhoff betaelt heft van die vyffdch daelderdes
z. Jacobs Zwarten testamente soeven enn twintich daelder
enn 27 stu. op dat stucke landes liggende myt noertende
tendes z. Wolter van Couerden ymenscuyr welcker landt
voirss. z, M'. Melchior Wynhoff van die kercke yn pantscop
hefit. Geeceet yn presentie des werdigen hem Meister Seiko
Synnema veri pastoris in Oetmersumenn Johan Herinck
myt Frederik van Delden borgemeisters ibidem tsaemptlich
des gemenen kerckenraedt des kerspels Oetmersum. Oerkonde
*, O. R. en G. Verslagen en Mededcelingen IX bl. 77.
72
der waerheit hefit die werdige heer pastoir voirsz. dyt onder-
screue. (gei.) Selco Sinnema.
Hieronder staat weder opgeteekend: //Item vor dye Kxviii
//dal. Wynhoff de pleyte tegen de van Tubbergen vtbgeboret
//ergo ys dye kerke betd."
In het corpus dier rekening komen onder de uitgaven deze
posten voor:
//Item to Oldenzall citeert gewest van den Tubberger met
// wagen unn perde dar vertouet vertêrt dre dalers vii st/*
//Item noch eyn mal de pastor 'unn Wynhoff to Oldenzall
//gesandt dat dye Tubberger uns citerden vertert twe dalers.'*
//Item den procurator g^euen 23 st/'
//Item noch eyn baden an Wynhoff gesandt 8 st."
Waarover die pleyte liep, meldt de rekening niet : ik waag
het te onderstellen dat de kwestie over de beving der
vicarie Divae Manae Virginis te Tubbergen, waarin het coi-
latierecht van den Tubberger pastoor Shildthuisz ') betwist
werd, toen te Oldenzaal behandeld is voor de gecommitteerde
raden in de kanselarij dezer provincie.
lu de gel^ktijdig a^elegde rekening over *83 komt voor:
//Item Vrederik van Del den ettelyk kerckekleden weder
gekofit dre car. gl.*'; waaruit men zou mogen afleiden dat
pastoor Van Delden zijne bediening had nedergelegd.
Sinnema komt geregeld als pastoor voor in de volgende
jaren tot '95 behalve in de rekening, afgelegd 22 April '93.
Terwijl de rekening over '91 nog onderteekend werd door
hem en den richter Matthijs van den Hulsen, welke bei-
den ook den 17 April '94 die over het voorgaande jaar onder-
teekenen, draagt die over '92 de onderteekening van Derck
van Vorst, richter, Jacobus de Stede, amptmann des
stiffl» Wersselo en Johan Moerbeck.
^) O. R. en O. Verslagen en Medeileelingen IX bl. 82.
73
OÜBchoon de gevone uitgaven aan den pastoor , de preysteren
en den vicarius sant annen er in voorkomen , treft men geen
pastoor met name aan hetzij in de rekening hetzij in het
relaas der opneming van die rekening , loopende van Paschen
*92 tot Paschen '93. Daar destijds de stad in der Staten
macht was, zou ik in verband met de kerkwijding, vermeld
in de rekening loopende van Paschen '98 tot Paschen '94,
wei geneigd zijn te onderstellen dat de kerk aan de katho-
lieken ontnomen en aan de gereformeerden in gebruik ge-
geven was.
We treffen toch in 1594 èn den richter Van den Hulsen
èn den pastoor Sinnema weder aan onder hen, die de reke-
ning van '98 opnemen en vinden dat in dit jaar de kerk
gewijd is geworden, zooals volgt uit deze aanteekeningen :
^Item als Egydius de Monte met den Officyal und her
j/Arent alhyr getoeuet den ersten avent gehat x personen yn
/fCost den man v st. faai j dal. xx st.
//Item des anderen dages xxU persoenen yn cost den man
^v st facit iij dal. xx st.
ffliem des anderen auents viij personen yn cost den man
ffV st fiudt j dal. X st
ffltsm des derden dages xvi personen yn cost den man
l/V st. facit ij dal. xx st.
//Item yn den vorgeschreuen tyden gedronken 1 ton 1^ st.
f/heen ys m\ dal.
//Item laeten halen xii vaen 1^ st. beers ys ij dal. und
ffJU st
//Item noch iij kan wyns laten halen de kan xv st. ys 1^ dal.
//Item noch xiiij st. brentwyn laten halen.
//Item noch Egydyum iiij ryx dal. und i paar lersen ys ij
ifTjx dal. vereert vant kerckwyyen ys vi rijx daler, facit
//viiij dal. xii st
74
//Item noch officialis i ryx dal. vereert.
//Item noch heren Arent j ryx daL vereert."
en voorts tusschen haakjes: //Memorye. Item boeven dat
//hebben de borgemeyster noch betalt ij ton bers an degene
//de Egydium geconfoeyt van Oldenzel hyr und wedder nae
//Oldenzel welker yn desse rekeningen nicht sal angerekent
//Worden wante het de stat betalt heft."
Deze Egidus de Monte was de pronotarius apostolicus en
vicarius generalis van het bisdom van Deventer , sede vacante,
die bij door hem onderteekenden en bezegelden brief van 10
April 1687, in het stadsarchief aanwezig, de vicarie van
den Heiligen Geest te Oethmersem met die van St. Anna
vereenigde, om aan den rector der laatstgemelde vicarie
Bodolphus ten Hamme ') een beter inkomen te verschaffen.
Op 3 April 1596 wordt de rekening opgenomen door
pastoor Sinnema en den judex subst. Bemhardt de Beuer;
rekeningen over '95 en '96 ontbreken; die over '97, '98 en '99
werden gelijktijdig gedaan den 29"^ Maart 1600 en zijn
geteekend door Fredericus Delden, pastor, en Henricus
Voltellen.
Onder de uitgaven der jaren '97 en '98 komt behalve de
uitbetaling aan den pastoor , ook een post voor denn nijijen
predekant 14 scheppel rogge, zijnde vermoedelijk de
'j Terwgl ik vermoedde dat misschien deze vicaris en de Tubberger
predikant Rodolph ten Ham (Mr. J. I. van Doominck Kleine Be-
dragen VIII bl. 5) een en dezelfde persoon zoude zijn, deelde de heer
Creerdink, emeritus pastoor der Lutte, mjj mede dat l^j hem hield
voor den kapellaan en vicaris Rud o If Ham, die door de Zweden op-
gelicht en te Bentheim gevangen gezet was, waarschynlijk omdat m
na 1633 nog van over de grenzen in stilte te Ootmarsum de^i heiligen
dienst voor de Katholieken kwam verrichten. In de rekeningen van
1602 tot 1611 komt heer Roleff ten Ham voor als gevende we-
gens de sepultnir syner olderen op Jacobi een goudgulden aan de kerk.
75
b^ Moonen genoemde Adolphus a Besten. De^e post ont-
breekt weder in*99, waar int^endeel de gemeene pries-
ters en de ffickaris sunte Anne weder, als vanouds,
nevens den pastoor voorkomen onder hen die uitbetaling in
rogge ontvangen.
In zijne voormelde herinneringen (Alm. 1843 , bl. 121) deelt
de heer Molhuysen een stuk mede, alsnog op het stedelijk
archief aanwezig , dat met de onderteekeningen aldus luidt :
Wy ondergescr. bekennen voer yder mennychlick wye dat
syen horen unde lesen, hoe dat wy by dat collegium bynnen
Zwoll synnen gewest, unn angeholden omme onszen pastor te
prediken gads wort, soe ysze dat ons de heren van dat col-
legum dorch den greffier hebben laten anseggen dat wy alse
wal als yn zallant geschyede doen mochten, heft syn vynger
voer de ogen geholden, syende dorch den fynger hebben wy
geantwort, wy dancken de heeren, wy verstaens genach. Da-
tum Zwoll den. 5 Octobris A^ 99.
Eeyner Feterszon manu propria scripsi
Arent Qaphouuer.
It. bekenne yck vastet ther kennise (?) als bauen.
Vooropstellende dat, nadat in 1597 Prins Maurits Olden-
zaal had bemachtigd, het moeilijk ging de omliggende plaat-
sen van predikanten te voorzien en men de pastoors trachtte
over te halen om als predikanten op te treden , deelt hij dit
stuk mede , als eene karakteristieke bijzonderheid , betrekking
hebbende tot de geschiedenis van de invoering der Hervorming
inTwenthe, en laat er op volgen dat in 1601 dan ook nog
de pastoor van Ootmarsum voorkomt op de classis te Olden-
zaal. Dat Molhuysen dit stuk , dat op de keerzijde tot opschrift
heeft //van attestatie desz Fredicers anno 99'\ op den pastoor
van Ootmarsum, waar het zich bevindt, laat slaan, blijkt
hieruit, alsoqjc daaruit dat met zijne hand beschreven is een
76
daarop gehechte strook papier, dit stuk aanw^zende als //at-
test omtrent den pastoor van Ootmarsum in 1599/^
In mijne hoop, dat de kerkerekening van 1599 eenige op-
heldering hieromtrent zou geven, ben ik teleurgesteld; noch
in deze rekening, noch in eene andere uit dien tijd vind ik
iets aangeteekend omtrqnt het gaan van zoodanige commis-
sie naar Zwolle; terwijl ik ook nergens de namen der on-
derteekenaars aantrof. Heeft het stuk toch betrekking op
Ootmarsum , dan moet er uit worden opgemaakt dat het open-
lijk optreden van den pastoor er oogluikend werd toegestaan.
De zoo straks genoemde Eredericus Delden doet als Fre-
dericus de Delden pastoir in April 1602 rekening, opge-
nomen en geteekend door Johann Falthe de junge namens
ê
het huis Othmersum en komt met Johannes Soestes in 1603
als kerkmeester voor als Friderick van Delden, Vicarius,
rekening van hun beheer afleggende, welke geteekend is door
den kommandeur Gysbert up den Berge en Otto Giesen
pastor.
Terwijl Molhuysen (Ov. Alm. jg. 1841) aanteekent dat
op de classicale vergadering van October 1601 aan den pastoor
te Ootmarsum, wiens naam hij niet noemt, een maand be-
denktijd vergund werd om zich te verklaren of hij predikant
wilde worden , blijkt uit deze rekening dat Van Delden daar-
van geen gebruik gemaakt heeft.
De pastor Otto Giesen is de door Moonen in zijn Naem-
keten genoemde predikant Otho Gysen, die in 1604 naar
Hasselt vertrok en ook als OthoGysius voorkomt; hij onder-
teekent nog de rekening in 1604 gedaan, terwijl de volgende
onderteekend is door Valer ius Bos tor p, predikant tho
Othmarsum.
Moonen noemt als tweeden predikant te Losser^ zulks in
combinatie met Denekamp, Valerius Bost r op, beroepen 1602,
77
vertrokken naar Bremen 1605; het schijnt wel dat Eostrop
als Bostorp eerst nog een korten tijd hier in de bediening is
geweest.
In de rekeningen hierna volgende van 1606 tot 1615 komt
Frederik van Delden weder geregel^ als pastoor voor; hij
zal wel tot 1632 voortdurend in functie zijn gebleven, in
welk jaar, na de tweede verovering van Oldenzaal door de
Staten, hem volgens Molhuysen aangez^d werd den kerke-
dienst te staken. Hij overleed 26 Augustus 1636.
In de over de jaren 1606 — 1615 afgelegde kerkerekeningen
trof ik niets aan wat mij de vermelding waard seheen ; mij
rest nu nog melding te maken van den perkamenten omslag,
waarin al deze rekeningen samen zijn ingenaaid. Aan de
de binnenzijde daarvan toch leest men:
Vanden Xerrychouen geuysitert
vp den Sendt a®. XL.
. . .dye roester
Bronyckhuyes twe vack
Olden Oetmersen. Nutter twe vack
Yasse eyn Manre eyn vack
Boetman eyn
Ageloe parua i ,
° , } eyn vack
Ageloe magna )
Breckenkam twe vack
Tylgede vyff vack
Lattorpe dre vack
Groten ageloe vyff
Ageloe parua dre vack
Boetman negen
Flerijnge ver vack andye roester und
Hesynge holde dye roester.
Dye mur dye Stadt
78
Dat naeste vack twystyck
Tubberge dre vack
Alberge vyff vack
(Meesteren ver vack noch en vack an den andere syde der
roester ,
Item dye van Almeloe dar nae
Item vor Deryck Borsen unn Joerrens hnys dye vasser.
Manre veer vack
Hesynghe veer vack andye putte post
Item dyfierentie achter den raethuyse.
Dat ik in staat ben hieromtrent eenige opheldering te
geven moet ik dank weten aan den heer Greerdink voor-
noemd, die mij mededeelde dat het kerkhof om de kerk te
Ootmarsum vroeger vier opgangen met roosters had; dat
om dat kerkhof zich rekken of staketsels bevonden en er
later een muur om heen was gemaakt, dat de rekken afge-
deeld waren in vakken naar gelang van het getal der daar-
toe gebezigde palen of posten, waarvan het onderhoud ten
laste kwam van allen, die op de Sent moesten verschijnen.
Dat Almelo, ofschoon reeds in 1236 van Ootmarsum kerke-
lijk afgescheiden, toch hier de Sent moest bijwonen , is elders
aangetoond; ^) uit deze lijst blijkt dat het onderhoud van
de omheining der kerk voor een gedeelte ook ten laste van
Almelo kwam, dat daarenboven, gelijk de heer G^erdink
mij mededeelde, na de Sent de kerk moest laten schoonma-
ken, wat het placht over te geven aan de zusters Sanctae
Gatharinae, aan wie het voor Sentboenen te Ootmarsum
jaarlijks eene lutkeering deed.
MB. &. E. HATTINK.
^) Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht I. bl. 6.
SPROKKELS »
GERAAPT IN DE S*. PLECHEM TE OLDENZAAL.
De krachtig gebouwde Romaansclie toren draagt vier klok-
ken Eijner waard, wier omschriften, reeds meermalen bespro-
ken, nog niet tot vasten staat van gewijsde zijn gebracht.
Wig vleien ons iets dichter te zijn genaderd.
De eerste klok, gedoopt naar S^Plechem, hoort in Sap-
phische verzen zich toespreken:
Fregit insanos rabie Sicamber;
Beddidit sanos decus atque nomen
Jntegnun, Plechelme, tibi Gerardus
YfovL Schoneborch et socius Joanncs;
Tertio post miUe decemqae, jonctis
Quinquies centum, fait hoc sub anno.
Wijlen de heer Rector Weeling heeft in den Overijss.
Almanak van *t jaar 1839, bl. 261, dit opschrift reeds
vrij goed meegedeeld, daar het ^/plus** van zijn vijfde vers
slechts behoeft te worden veranderd in ^/post^\ De vertaling
is hem echter tegengevallen, de volgende zal de proef beter
kannen doorstaan:
De Oeldersman ^) dol van woede sloeg u stuk; de be-
zadigde Gerrit Wou met zijn gezel Jan Schoneborch heeft,
Plechelmus, uw volle eer en naam u weergegeven. Dit viel
l)e heer Weeliog denkt hier aan hertog Karel van Gelder.
80
voor in *t derde jaar na duizend en tien gevoegd bij vijfhon-
derd = 1513.
Op de tweede, de Marie-klok, staat eveneens in 't rond
geschreven :
//i§i M locet et C quateri nonaginta liget, simul I ter,
^/lector; et egregie struit in honore Marie me Wou Gerardi
//ingeniosa manus. Millia conflata sunt ter fere quinque ta^
//lenta/*
Om het van al de andere volkomen afwijkend kruisje, wat
alleen , naar ons toeschijnt, kan zijn aangebracht , om in den
cirkel het aanvangspunt vast te stellen, meenden we bij het
lezen van //M locet^' te moeten uitgaan , te meer wijl deze lezing
iets beter aan het taaieigen dier tijden voldoet. Ook in den tekst
zelven moesten wij afwijken van hetgeen de heer Nanninga
'Uitterdijk in het tweede deel der Overijsselsche Bijdragen
op bl. 280 heeft geleverd, 't hoewel met zorg is bewerkt
Waar hij een onbekend //in ge;» o sa'' vond, hebben wij het
welbekende /,inge«»osa" aangetroffen, een woord wat juist
het denkbeeld uitspreekt, 't geen de heer N. U. aan het zijne
wilde geven, toen hij in het eerste deel der Overijss. Bijdra-
gen bl. 83, het vertaalde door: //vernuftig". Zelfs gelooven
wij dat onze lezing ook aan den heer N. U. beter zal voor-
komen , als we even herinnerd hebben — want onbekend kan
het hem niet zijn — dat in hetGtothische staand schrift, als het
op steen of metaal wordt gegrift, de M, N, I en U vaak slechts
weinig of geheel niet worden onderscheiden. Zoo zou bijv. voor
het //Sunt" van den hierboven gegeven tekst, als de samen-
hang het toeliet, even goed kunnen gelezen worden : //sinit"
of //smit", gelijk ons werkelijk weervoer toen wij voor de
eerste maal bij de klok waren geklommen; wat daarin gegrift
staat, laat gelijkelijk alle drie lezingen toe. Hier mag nog
wel zijn bijgevoegd, dat zelfs toen wij later voor een tweede
81
maal naar boren waren geklommen, ') om den tekst onzer
vroegere lezing tegelijk met dien van den heer Weeling,
waarin ook het met onze opvatting strijdige ^/inge;»osa" stond,
aan het oorspronkelijke te toetzen , wij in ^t metaal geen enkel
stipje of schrapje hebben gevonden , wat ten gunste van inge-
jffosa kon pleiten. Genoeg hier over.
Aan den zuidkant der klok, in een lageren cirkel, lezen
wg: ffJu S. et Maria*' (= Jesu Salvator et Maria); ter
noordaujde: //Maria**.
Onze vertaling luidt:
De lezer stelle M en viermaal C, voege er negentig bij bene-
vens driemaal I (= MCCCCXCIII); toen heeft mij de 'vernuf-
tige hand van Grerrit Wou, Maria ter eere, keurig vervaardigd.
Ongeveer duizend vijftien ponden zijn hier saamgegoten.
Op de derde, de doodenklok, staat insgel^ks in cirkel
rondgeschreven:
.0 Maria, wilt ons verwerven
Eine salige vree, als wij moeten sterven.
& onder stond: Anno Domini 1630.
Op het misklokje, dat boven van het uiterste plat des
torens wijd en zijd door het kerspel omroept, staat in eersten
cirken rondgeschreven:
jyUsus in hoc meus, ad Sacra vocare populum, ut colat
^aet^mum religione Deum.** (Mijne bestemming is deze:
het volk tot de H. Geheimen op te roepen, opdat het den
eeuwigen Qod door zijne godsvrucht hulde brenge.)
Een tweeden rand hieronder getuigde:
Sancta Anna is min name;
Min geluedt is Godt bequame.
Michael van Ochtrop me fecit anno 1611.
*) *t Zy ons hier vergund dea edeleu Dokter Ëssiak te Oldenzaal
opeol^k ouzen dank te betaigeo, voor de recht geschikte hulp, zoo
wdwüknd out te dezer sake aangebodea.
BUBE. ni. 6
82
Yerlaten wij nu den toren om zuidelijk langs de zooge-
naamde Plechelmi-kerk te wandelen, dan valt daar het oog
op een beer, den eersten, die oostelijk van de zijdeur staat
en met zijn oud GotMsch letterschrift de blikken tot zich trekt.
De tekst er van luidt:
Anno milleno quandringenteno tria jungo X super L;
primus hie lapis imponitur. d. i. : Bij het jaar duizend vierhon-
derd voeg ik na L nog driemaal X (dus MCCCCLXXX = 1480);
toen is hier de eerste steen gelegd.
Dit jaartal is in volkomen overeenstemming met hetgeen
de Zeereerw. Heer G^rdink, oud pastoor der Lutte, over
deze zaak heeft aangeteekend : dat namelijk de aanbouw der
zoogenaamde Plechelmi-kerk in 1483 tot voltooiing zou zijn
gebracht. De beweging der wereld was destijds minder snel;
twee drie jaren waren toen noodig voor een werk, watthans
nauw een jaar vordert.
Verder langs de zuidzijde naar het oosten voortstappende
valt het oog daar op een steen, die in het later uitgehouwen
groote raam van de oude kruisbeuk is ingemetseld , juist onder
den middelpost, welke vermeld raam in tweeën scheidt. //M*', het
daarin gegrifte cijfer, spreekt van het jaar duizend ; maar de
plaats zelf (het raam is in het laatst der 1 5* eeuw lager uit-
gehouwen tot op de hoogte waar thans de ingemetselde steen
zit) bewijst dat hij er door latere omstandigheden moet ge-
bracht zijn. Ons vermoeden valt op de onderstelling, dat
ongeveer te dezer plaatse de eerste steenenbouw dezer kerk,
die onder Bisschop Balderik aanving, tot voltooijing werd
gebracht, en dat daarom deze gedenksteen er werd ingemet-
seld; de latere hand die hem om eene oogenblijke reden had
weggenomen, gaf hem vervolgens, zoo na mogelijk, zijn oude
plaats terug.
J. H. HOFMAN.
ARKEBE6T.
DS BE6BAFBNI8. — £ene bepaling, die ik tot dusver nog
slechts in weinig markeboeken aangetroffen heb, is de volgende :
i^Jtem als daer een Doode is in der Buerschap end die
verkondiget were, daer saü dan uijt elcken huijs desavonts
in den winter tot sess uhren ende in den somer to acht
ohren een mensche comen. Ende daer twee van die naeste
Nabueren des nachtes waecken, End des morgens sall daer
van elcken huise Man end Wijff comen eermenden Dooden
op den Waghen settet End eick sall geven een halff placke
to buergelde, Ende daer die Doode uijt gaet een placke,
Ende uijt elcken huijs sullen Man ende Vrouwe den Dooden
to Kercken volgen, ende wanneer men den Dooden vanden
waghen settet begraeven ende bestaen sall, sall men dan
volgen end doen nae older gewoonten. Ende off Jmandt
van desen Dooden puncten voorschr. niet en dede solde daer-
omme gelden eenen dubbelden stuijver brab/'
Deze bepaling, welke voorkomt aan het slot van den
Markeoedul van Herculo van 1470, schijnt grootendeels
overeen te komen met de volgende uit den Markecedul van
Windesheim van (14)96, welke echter in het door mij
gebruikte HS. *) onvolledig schijnt voor te komen: n
nabueren des nachtes waecken, ende des morgens sall daer
van elcken huijs een huisheere offte een hmsfrouwe comen
*) Dit is de bundel markeregteu uit het Zwolsch archief, dien ik
m de oitgave van markeregten meermalen Hs. B. genoemd heb.
84
eermen den dooden op den Wagen settet ende elck eenen
duLJtmer toe Buergelde ende daer de Dooden i4jt den hoise
gaet die sall een halue placke to Buergelde gelden ende uijt
elcken huijs sall een huisheere ofte een huisfrouwe den Dooden
toe Kercken volgen ende der huisheeren ende der hoisfrouwen
sollen uit elcken huijs twee volgen, ter Kercken dat sall
wesen die huisheere ende de huisfrouwe dat Bouwlude sint,
ende den Kotter een, ende wanneer men den Dooden off
[lees: op] den Wagen settet ende begraven ende bestaensall,
ende enich van desen puncten breecke de solde daeromme
gelden vijff schillingen/*
Kennelijk is deze tekst nog al geschonden. De zin is
echter niet onduidelijk; alleen zij opgemerkt, dat de vijf
scliillingen , 'waarvan hier sprake is niet zulk een groote som
uitmaakten als men meenen zoude, want blijkens eene aan-
teekening op de volgende bladzijde van het Hs. betaalde men
5 schillingen met een half oud butken.
Indien men voorschriften als de hier vermelde in andere
markeboeken niet aantreft, is dit waarschijnlijk niet omdat
zij daar niet golden: immers overal op het platteland zijn
nog heden dergelijke buurpligten zeer in zwang. Maar het-
geen opmerking verdient is, dat men het noodig achtte die
bepalingen in het markeboek op te nemen en in wettigen
vorm straf op nalatigheid of onwil te stellen.
V. D.
APOTHEKER TE ZWOLLE, 1441.
Als tegenhanger van de Kamper Apothekers-instructie , voor-
komende in het Ie deel dezer Bijdragen (bl. 379), moge hier
de oudste mij bekende instructie van den Zwolschen Apothe-
ker eene plaats vinden. Zij is te vinden op No. 8 onder de
^Nge averdrachten" achter het Stadregt van Zwolle, dat aan
Johan van Itterstim pleegt toegeschreven te worden, en is
van den volgenden inhoud:
ff Jni jaer onss heren MGCCXLI des dinxdaeges nae Ya-
lenthini Js auerdragen met Meijster Lambert den Ap-
teeker als datt hij der Stadt Apteeker wesen sall een Jaer
lanck vnde toe SwoUe woenen Ende en genoechde hem daer-
nae toe Swolle nijet toe woenen, soe solde hij datt den Sche-
penen een halff jaer toe voiren opseggen. Ende die Schepe-
nen die moegent hem altois opseggen vnde verloffgheuen nae
eiren goetduncken. Ende Meijster Lambert sall jaerlicx voer
aijn pensien hebben vijfifthijn heren fg. Yoert soe sall hij
vrij sitten van waeken ende van Meijerdienst. Ende hij en
sall nijemantz anspreken van onsen Borgeren anders dan voer
die Schepenen van Swolle voer sijn loen ofite dienst oifte
maegenaes. Ende datt sall dan staen tott seggen des Raides
ofFte des Medici watt hij hebben sall. Ende wanneer de
Medicus Meijster Lambert die Recepten sendet die sall hij
altois maeken ende bereijden in tegenwoerdicheijtt des Medici
nae guet duncken des Raides alsoe vaeke als hij des begeert.
Ende sall daer min ofite meer voer hebben dan die Medicus
datt hebben will.'*
86
9
Vergelijkt men de Kamper en Zwolsche verordeningen met
de ^/Ordinancy op die Apothelkers, Chirargien vnd Barbie-
ren" te Deventer, medegedeeld in den Overijsselschen Alma-
nak voor 1851, bl. 77, dan verkrijgt men vrij goed een
denkbeeld van den toestand der apotheken dier oudste tijden
in ons gewest.
V. D.
NAAMSVERANDERING, 1467.
,Bij het nasporen van familiebetrekkingen in vervlogen
eeuwen, stuit men dikwijls op de moelelljkheid, die in den
weg is gelegd door de vele en velerlei wijzen , waarop oudtijds
de namen werden gespeld en geschreven, terwijl tevens de
naamsverandering van sommige personen eene niet mindere
moeielijkheid teweeg brengt. Als een voorbeeld dat dergelijke
naamsveranderingen in vroegere tijden ook op officiëele wijze
tot stand kwam, deel ik het volgende voorbeeld mede van
Bartolt Ludekens te Kampen, die zich in 1467 Bartolt
van Wilsem ging noemen, en de stamvader was van een
te Kampen vroeger bekend en aanzienlijk geslacht.
Bartelt Ludeken soen heeft nu synen toenaem verwandelt
op desen dach ende wil voirtaen hieten Bartolt van Wilsem,
ende want hie voirtyts voele scepenbreue besegelt heft als
Bartolt Ludekens, de sullen van suiker weerden blieuen als
andere voir oft nae ^) scepenbreue ende hier en sal niemant
in verachtert wesen b^ Burgermeesteren , Scepenen ende Raede.
Anno Ixvij des Saterdages nae jairsdach. ')
*) Vroegere of latere. N. u.
') Oplatingen Kamp. Arch.
HET VEKLIEZEN VAN ZEGELS.
In vroegere eeuwen , toen het aanhechten of opdrukken van
een zegel, veelal de wijze was om aan acten authenticiteit te
verleenen of de handteekening te vervangen, stelde men na-
tuurlijk grooten prijs op 't bezit dier zegels , en zag ongaarne
dat die in handen van anderen verdwaalden , omdat deze door
daarmede schuldbrieven enz. ten laste van den eigenaar des
zegels te bezegelen, dezen daardoor grooteUjks zouden kun-
nen benadeelen. Wanneer te Kampen dan ook iemand zijn
segel verloor, dan gaf hij daarvan aan den raad kennis, die
hiervan melding maakte in *t boek der Oplatingen, waaruit
later altoos kon blijken of iemand, tijdelijk bezitter van *t
zegel, er ook misbruik van had gemaakt.
Eenige voorbeelden daarvan zal ik hier mede deelen.
1447 feria senta post vorem jncunditatins.
Euert Kruse verloes syn segel dat was van lode gemaket
redeüc briet, sonder compas of helmteken, ende swoeraldair
Toir ons mit opgerechten vingeren gestaefedes eeds ouer den
hilligen, dat hie nywarlde*jemant wes bekent hadde schuldich
toe wesen dair hie hem mit den segele dat bes^lt hadde.
Sonder argelist.
Dikwijls voegde men in *t Oplatingsboek bij de vermel-
ding een afleekening van 't zegel, zoo als o. a. bij de beide
volgende inschrijvingen het geval is.
1469, 2 Maij.
Johan Lust was toe Bemen gereiset , onder des verloes hie
syn segel wt een muren gat in synen huuse, ende was van
88
dusdanigen iatsoene, ende swoer voir ons mit opgerechten
vingeren gestaetdes edes ouer den hilligen, dat hie voir dessen
dage niemant eenige brieuen van schalde dainnede besegelt
en heeft anders dan lossen van pacht of dergelyc, moetsoen
en hilizbreue. Bysonder dat hie niewarlde Aven sijnen wijue
noch Peter hair soen iet mede toegesegelt heeft van enigen
bekantnissen.
Johan Lust schijnt dus inzonderheid bevreesd te zijn ge-
weest door zijn ega en zoon bij den neus genomen te worden.
1469 in profesto oonoeptioms marie.
Hen r ie Hof heeft syn segel verloeren ende had een helm-
teeken van sulken &etsoene ende wapen als bouen gescreuen
staet, ende heeft syn recht dairtoe gedaen dat lüe dair nie-
mant enige schuit mede toebesegelt heeft dan sal. Wolff mx.
B. gL eens. Heeft dair jemant anders op toe seggen die
spreke nu ende niet hier naemaels, of die Baet en willen
dair gene woirde van hoeren want hie syn segel vernien wü.
N. u.
HET ALBUM AMICORtJM
VAN MARCU8 GUA1THERU8, 1593—1649.
( Vervolg, )
Otto Ghmsneb Tengnagel, zoon van Beyner Gansneb
Tengnagel en Aieyda van Haersolte, gehuwd met Elisabeth
Cbini, dochter van Allart Cknt en Geertroit van Doornick,
schreef bij zijn wapen, een gedeeld schild, rechts een veld
van zilver, waarop twee half uitgespreide vleugels van keel
met de ruggen verticaal tegen elkander geplaatst en beneden
eindigende in klaverbladen, links een veld van lazuur, be-
laden met drie wassenaars van goud, twee boven en een be-
neden met de hoorns naar links , gedekt met een helm waarop
een arendsvlucht, links van goud, rechts van lazuur:
Virtus gloriam parit
Lactantius de vero cultu lib. 6 cap. 6.
Fons bonorum Deus est, malorum vero ille scilicet Divini
numinis semper inimicus. Ab his duobus prindpiis bona ma-
laque oriuntur. Ctuae veniunt a Deo hanc habent rationem
ut immortalitatem parent , quod est summum bonum. Cluae au-
tem ab illo altero, id habent officium ut, caelestibus avoca-
tum terrenisque demersum , ad poenam interficiant sempiter-
nam, quod est summum malum.
Hac ego consigne, nam sic vis, dezterll amorem
Erga te verè qui mihi magnus adest.
Et licet haec fragiüs, quae huius sit conscia, charta
Existat: trahit is nil tamen inde mali.
BUDB. in. 7
90
Nam vivet dum vita mihi sensosque vigebunt,
duin et post cineres, mabce superstes erit.
Cur ita amem non una mouet me causa, sed adsunt
Plures, huc animnm quae rapuêre meum.
Scilicet ingenium, virtus, probitasque, fidesque.
Et doctrina tuo in pectore muLta sedens.
His adde mores niveos, et plena leporum
Verba, iocos, risus, et sine felle sales.
Omnia magna haec sunt, mirari promptios et quae
Quam facere vt sua sint quisque imitando queat,
Quod de me fateor; sed amo tamen ista, nee ista
Sola, sed et Marci possidet haec qui animum.
Qoi mihi non hap in re convenit, hoic ego certe
NU quicquam sanae mentis inesse puto.
Prout dignum Anticyras qui naviget et caput et cor
EUeboro expurget sanior ut redeat.
Solus es Anticyra; mihi tu, sed Marce, cerebri
Curator solus, solus et Elleborum.
Cluid rides? nunquam ipse tibi coniungor, abire
duin mihi contingat doctior et meUor.
Haec pauca in signom amoris et benevolentiae
Otto Gansneb Tengnegel lubens meritoque
Marco Gualtero suo posita voluit. Gampis Anno
1614.
In 1621 werd hij wegens zijn Hemonstrantsgezindheid uit
de stad gebannen.
Philibert Cuignet Jorensz. plaatste bij zijn wapen: een schild
van goud, beladen met een keper van keel en aan weerszij-
den waarvan boven een en beneden ook een k^l van sabel
91
mei den pont beneden waarts gekeerd, geplaatst is, gedekt met
een helm waarop een kraaiende haan van goud, rechtsziende.
Forte, fortune, force,
Doctissimo ac omnibus virtatibus omatissimo
Domino, Domino Wol%ango Maroo Gualtero
scholae Campensis rectori, amico suo ex animo
colendo, hoc saam symbolum, benevolentiae tes-
seram reliqait.
Philibert Guignet Jorensz.
Anno 1614.
Uit het volgende jaar 1615 ontmoeten wij twee inschrij-
vingen , nl. van : Hendrik van Wilsum , broeder van den voor-
gaanden Frans v. W.
Nil sine Deo.
Haec non solum moribus, sed verum etiam
doctrina omato viro. Domino Marco Gual-
tero urbis Campensis Kectori fidelissimo, in
perpetuam amicitiae memoriam scripdt Hen-
ricus i Wilsum Anno 1615 8 Jan.
Dam spiro spero.
Johannes Schotlerus, predikant te Kamperveen, plaatste ^t
volgende :
riafr'vT»» tiiiffTOV i ^i\la km) ovih iKA,o
Praestantissimo doctissimoque viro, domino Marco
Goalthero scholae Campensis rectori dignissimo,
hoc in amicitiae Uiuyucc posuit
Johannes Schotlerus
Ecclesiae Campervenensis minister,
A*. 1615. •
Van het jaar 1616 komen verscheiden inschrijvingen in 't
7*
I
92
album voor, en wel in de eerste plaats van den beroemden
Johannes Wttenbogaert, destijds predikant 's Hage, die men
in dit jaar wegens zijn remonstrantscbe gevoelens , even als
Barnevelt, den sohimpnaam //Pensionaris van Spanje'' gaf.
Hij schreef den 30« Maart :
2 Cor. 6,
Per bonam et malam famam: ut seductor^ et veraces.
D. Marco Goaltero Gymnasiarchae Campensi
viro doctissimo et vigilantissimo hoc amicitiae
christianae monumentum apposui.
Johannes Wtenbogaert.
Hagae, Profesto paschali
anni 1616.
De geleerde Coenraad Vorstin s schreef gedurende zijn ver-
blijf te Gouda (1612 — 1619) ook een gedenkspreuk in 't al-
bum van zijn vriend, die na zijn overUjden in 1622 te Ton-
ningen zijn lofredenaar zou worden, den 31*^ Maart 1616
dezelfde spreuk als Wtenbogaert den vorigen dag had ge-
schreven :
2 Corinth. 6.
Amicitiae testandae ergo clarissimo doctissi-
moque viro D. Marco Gualtero, Gijmnasij
Campensis rectori, sic petenti, manu haec
apposui.
Conradus Vorstius
S. Theol. D.
Goudae 3 Galend. Aprilis A/*. 1616.
Denzelfden dag gaf de bekende en kundige remonstrant-
sche predikant van Gt)uda, Eduardus Poppius, ook een aan-
denken aan Gualtherus in deze woorden:
93
Veni domlne Jesu.
Ornatissimo viro D. Marco Gualtliero
scliolae Campensis Bectori scribebat
Edoardxis Poppias,
evangelii in Ecclesia Gbudana administrator,
pridii Galend. Apr. 1616.
Den 3^ April van dat jaar bevond sdch Gxialtlierus te Lei-
den, waar bij in kennis kwam met onderscheidene hoofden
der Bemonstrantsgezinde partij. De eerste inschrijving is van
dien datum van den Hoogleeraar in de Hebreeuwsche taal
aan de Leidsche Hoogeschool: Willem van der Codde, die in
1619 wegens zijn Bemonstrantsche gevoelens van z\jn ambt
werd ontzet:
KCtXSg «xot/giv jia£AAov il vKovrtTv &iKu
' Scribebam D. Marco Goalthero Gymnasiarchae
Gampensi vigilantissimo
G. Goddaeos
Lugd. Batav. anno 1616
m April.
Den 4** April schreef Paulus Stochios , vroedschap der stad
Leiden en secretaris der weeskamer, een remonstrantschge-
zinde, in zijn album:
Nasci , laborari , mori.
Benevolentiae ergo posui,
Paulus Stochius.
Lugduni Batavorum Aprilis 4, Anno salutis 1616.
ivreed' veelt l
) vreucht
vrees velt '
94
Johannes Arnoldus Coryinus, bekend remonstrantsgeziiid
predikant te Leiden, vereerde hem denzelfden dag met vol-
gend inschrift:
Adorare bomines et eorom placita idolatria est.
Viro dodissimo D. Marco Gualthero, Scliolae
Campensis rectori vigilantissimo , benevolentiae
amicitiaeque Christianae tesseram adscripsi.
J. Arnoldus Corvinus,
Ecclesiae Lugduno-Batavae Pastor,
4 Aprilis a®. 1616 Lugduni-Batavorum.
Bemardos Dwinglo, een bekend remonstrantsgezind pre-
dikant te Leiden, voegde den volgenden dag bij zijn naam
de volgende kernachtige opmerking:
Ambitio multos mortales falsos fieri subegit; aliud
clausum in pectore , aliud promtum in lingua habere;
amicitias inimicitiasque non a re sed ex commodo
aestimare; magisque vultum quam ingénium bonum
habere.
Doctrina ac virtute ornatissimo viro D. Marco
Gualthero scholae Campensis Rectori vigilan-
tissimo , amicitiae Christianae syngrapham hanc
exaravi Lugd. Batavorum 5 Aprilis 1616.
Bernardus Dwinglo Ecdesiastes Leijd.
Adrianus Borrius of van den Borre, even bekend remon-
strantsgezind predikant te Leiden, schreef:
Gloria fidelium in oonsdentia potius quam in
scientia consistit.
Doctissimo et elegantissimo ingenii viro,
D. Marco Gualtero scholae Campensis
rectori vigilantissimo, in arrham bene-
volentiae syncerae adscripsi Leydae 11&
Aprilis xvicxvi.
Adr. Borrius.
95
Den 14*" April was Gualtherus weer te Kampen terugge-
keerd, blijkens eene inschrijving dien dag te Kampen in zijn
album gedaan door Phiüppus Altendorf, generaal inspecteur
der munt voor beneden Duitschland van den Westfaalschen
kreitSy die waarschijnlijk tot proeving der munt zich te
Kampen bevond.
Soli Deo Gloria,
Hilff dir selbst so hilfit dir Gott.
Assai ben balla a chi la ventura suona.
Glarissimo doctissimoque viro, domino Wollgango
Marco Gualthero, scholae Gampensis Bectori vigi-
lantissimo amoris ergo scripsit, Philippus Alten-
dorf inferioris Germaniae, circuli Westphalici, in
re monetaria censor generalis.
Den 25™ September is Gualtherus weder te Leiden, waar
de beroemde Gaspar van Baerle in zijn album schreef:
Theognis
Scribebam doctissimo viro D. Marco Gual-
tero, Gampensis scholae rectori, in amidtiae
oontesserationem.
25 Sept 1616. Gaspar Barlaeus
Goll. Theol. m. Ordin.
HoU. Subregens
1616
M 7bri.
Den volgenden dag vinden we hem te Gk)uda, waar de
Bemonstrantsgezinde predikant dier plaats, Theodoricus Har-
manni Herbers volgend inschrift in het album plaatste:
Unum est necessarium.
96
Scripsi
Doctissimo prudentissimoque viro D. Maroo
Waltero scholae Campensis Moderator! vi-
gilantissimo.
Theodoricus Harmanni Herbers
Yerbi divini praeco apud Gtiudanos
24 Septemb. 1616.
óiVCXoKa rcè imlKcL
Petras Bertius, sedert 1606 Hoogleeraar in de Wijsbegeerte
aan Leidens Hoogeschool, welke betrekking hem in 1619 om
zijn remonstrantsgezinde gevoelens werd ontnomen, schreef
te Leiden in hét album op den 26^ Sept. 1616.
rioAAoi fAkcoiViy ctfiffru^ lAtcog ^iKm Iv xoKu iho^u
Haec tibi Marce Gualtere, fidei et amorissym-
bolum scribebam, Lugduni Batavorom.
Petrus Bertius.
Anno CIO lOCXVI 26 Sept
Vnum expetü a Deo.
Den 14*» October bevond zich Gualtherus weer te Kampen.
Hendrik Anthony van Nispen, toenmaals raad en generaal-
meester der munt en baljuw en heemraad van \ land van
Altena , later vaandrager van de garde der Staten , luiten, en
eindelijk kapitein van een compagnie van het zee- en land-
regement van den kolonel Joseph van Gent, en in 1672 ge-
sneuveld in den zeeslag der Engelschen tegen de Hollanders
die de Spaansche vloot en de Smyrnavaarders begeleidde,
schreef dien dag het volgende:
Intermisoe tuis interdum gaudia curis.
Amico suo integerrimo Domino Marco Gualtero,
Bectori apud Campenses vigilantissimo , scribe-
bat 14 Octobris 1616 stilo veteri,
Henricus a Nispen,
97
Gonsüiarius ac praefectus monetarum provinci-
arom confoederatarom generalis, nee non Bai-
luwus ac GhomarchiLS agri Altonasensis apud
HoUandos.
Dienzelfden dag schreef Simon van der Meiden, schepen
Tan Harderwijk en generaalmeester der Nederlandsche munt,
het Tolgende t^ zijner herinnering in 't album:
Snperanda omnis fortuna ferendo est. Ëa demumvera
et perennis amicitia est quae virtutem matrem ag-
nosdt
Doctrina virtuteque pia omatissimo viro Marco
Gualthero, Scholae Campensis laudatissimo mo-
deratori, in amicitiae gratissimae testimonium
ac pignus posui die 14 Octob. 1616 stilo veteri.
Simon van der Meiden.
Scabinus Beip. Harderwicanae et Monetarum
Provinciarum oonfoederatarum inferioris Belgü
Frefectus generalis.
Nog vinden wij van denzelfden dag eene inschrijving van
Hubert de Berghes , kanunik van S^ Jan te Utrecht en raad
en generaalmeester der munt, waaruit men wei zal mogen
afleiden dat deze drie heeren dien dag voor het onderzoek der
munt zich te Kampen zullen hebben bevonden.
De laatste inschrijving in dit jaar is de volgende:
Nemo parum diu vixit qui virtutis
perfectae, perfecte functus est munere Cic.
et
Nihil turpius quam grandis natu senex
qui nuUum alium habet argumentum
quo se probet diu vüdsse, prater aeta-
tem. Seneca.
98
Pietate, eruditione et virtute exoellenti viro Do-
mino Wolfgango Marco Gualthero, scholae Gam-
pensis rectori vigüantissimo , amico suo, hoc
amicitiae aeviterniun quod Deus faxit duraturae
symbolum L. M. D.
Johan van der Lauwick
CIO lOCXVII
YI kal. Januarij.
Johan van der lAUwick was gehuwd met Antonia van
Haersolte. Hij was Schepen van Kampen in 1615, '16, '18,
19, '20 en raad m 1614 en '17. Zijn wapen dat hy in 't
album plaatste bestaat oit een schild van keel beladen^ met
een golvende vaas van zilver, waar boven twee naast elkan-
der geplaatste zespuntige sterren van zilver, gedekt met een
helm waaruit een beer van keel en face ter halver lijve, met
uitgestrekte pooten en op de borst met een golvende faas van
zilver.
De griffier der staten van Overijssel Herman Eoelinck
(1616—1662) schreef in 1617:
Nusquam tuta fides.
In symbolum amicitiae amico integerrimo
lubens posui.
Eoelinck
1617.
De rij van inschrijvingen uit het volgende jaar 1618 wordt
geopend met die van Thomas Berendtsz, sedert 1610 gezwo-
ren landmeter van Overijssel, tevens schilder en een neef van
Güaltherus.
Bij een net geteekenden bal die op een vlak ligt en waar
boven een kunstig gestrengelde band, waarop de zilveren let-
ters ^/Concussa Surgo,^' schreef hij:
99
Gelijckcnrijs een bal den kaets niet en doet winnen,
Ten z\j men die wel sla, off weerkeere in 't perck:
Alsoo ook ons verstandt, bestiert door onze zinnen ,
Brengt nut noch profijt in, ten zij gestelt te werck;
terwijl liij bij zijn keurig net geteekend wapen een schild van
keel , waarop een hand , die een zilveren valk houdt , yo^de:
In teycken van stadige geneijgentheyt van vriend-
schap tot zijnen neue, den zeer geleerden Wolffg.
Marcus Gualtherus, stelde met eijgener handt dit
hierin.
Thomas Berendtsz
Schilder ende Landtmeter
In Maio 1618.
Martin Faber van Emden schreef bij een hart geplaatst in
een cirkel en daarom heen allerlei lijnen getrokken:
Godt alleen kent het inwendighe.
Den zeer gheleerden D. Marco Gualthero tot
goeder ende vrientlijcke gedachtenisse geschre-
uen in Campen, den 21 May 1618.
Martin Faber Emdanus.
Den 26^ Juni van dat jaar bevond zich Gualtherus te
Utrecht, waar hem de drie volgende inschrijvingen in zijn
album gewerden:
Gratis et satis.
Huid und fcdd.
Wie lijdt ende siet,
Doet nijdt te niet
In signum amidtiae scribebat Traedti 1618,
26 Jun^.
J. Speenhovius.
^
100
«
Speenhoven , die vroeger predikant te Utrecht was geweest,
was sedert 1613 om zijne remonstrantsgezindheid. afgezet
Yan Jacobus Taurinus, remonstrantsgezind predikant te
Utrecht, en die deswege in 1618 de stad moest ruimen , vin-
den wij eene inschrijving uit dat jaar. In dit zelfde jaar
werden strenge onderzoekingen gesteld wegens het boekje
genaamd de //Weegschaal'^ zonder naam van drukker of schrij-
ver (doch door Taurinus geschreven) in 't licht verschenen.
Duizen^ guldens was op 't hoofd van den schrijver, zeshon-
derd op dat van den drukker gesteld.
II Corinth. VI. I. IV. VIII.
Hortamini ne frustra Gratiam Dei receperitis: sed in
omnibus nos approbantes ut Dei ministri, tolerantes
multa in afSictionibus , in necessitatibus. PerGloriam
et dedecus, per convitia et laudes, ut impostores et
veraces.
In signum benevolentiae, pietate ac eruditione
ornatissimo viro, D. Wolfigango Marco Gual-
thero, scholae Campensis Bectori vigilantissimo,
scribebat Traiecti ad JKhenum 26 Junij 1618,
Jac Taurinus.
De derde inschrijving te Utrecht is
Spes anchora firma,
van Garolus Niellius eveneens remonstrantsgezind predikant
te Utrecht en die deswege in Febr. des volgenden jaars zoude
worden ontslagen. In Juli van dat jaar naar Waalwijk ge-
voerd, werd hij in 1628 te Haarlem gevangen genomen toen
hij zich daar vertoonde, werd vervolgens naar Loevestein ge-
voerd, ontsnapte van daar, en werd in 1631 predikant te
Amsterdam, waar hij in 1652 overleed.
Job. 28.
Ecce timor domini ipsa est sapientia, et
recedere a malo intelligentia
101
Haec pauca in perpetoi amoris et honoris
ayncerum testimonium, eximio viro Domino
Marco Gualthero libentissime adscribebat
Traiecti mense Jonio 1618.
Carolus Niellius.
Den ?•■ Juni bevond zich Gualtherus te Leiden, waar de
beroemde Gerardus Johannes Yossius, regent van het Staten
Gollegie te Leiden, eene betrekking waaruit hij in ^t 7olgende
jaar om zijne remonstrantsche gevoelens werd ontslagen, ^t
volgende in het album van zijn oogappel schreef, gelijk hij
GualteruB betitelt:
Semper dissensio ab alio incipiat, a te reconciliatur.
Viro doctissimo D. Marco Gualthero,
moderaten , amico et pupulari suo hanc
qualemcunque affectus sui symbolum
scripeit,
Gter. Joh. Vossius.
Lugd. Batav.
MDCXVIII, VII Jul.
Den 8*" Juli 1618 schreef daar de beroemde Cornelis van
der Mijle, schoonzoon van Johan van Oldenbamevelt, die wei-
nige weken later, den 29^" Augustus, zou gevangen genomen
worden, het navolgende in dit album:
Unum est necessarium.
Doctissimo et praestantissimo viro D. Wolff-
gango Marco Gualtero, Scholae Campensis
moderatori , hoc synceri mei adfectus testimo-
nium scribebam Hagae Comitum HoUandiae
aoiocxvni vüj JuUj.
Comelius van der Miile.
Qruid prudentis opus? cum possis nolle nocere,
duid stulti proprium ? non posse et veile 'nocere.
102
Zeer waarschijnlijk van denzelfden datum is de volgende
inschrijving van Beinier van Oldenbamevelt» heer van Groe-
neveld :
Commoda quibus utimar luoem qua fruimor,
spiritom quem ducimus a Deo nobis dari et
impartiri videmus.
Paucula haec omatissimo doctissimoque
viro, D. Marco Gualthero in aetemam
memoriam posuit
Beijnerus ab Oldenbamevelt
J. Egberd Smid, secretaris van Solms, schreef ten gevalle
van zijn landgenoot den 12"^ October van dat jaar te Kam-
pen, in zijn album:
07u civfif p*i}^e< ToTbv réAof o^Jtov ixMHi,
A Dieu complaire,
Jamais mal&ire,
A tous seruir,
Cest mon desir.
Doctissimo spectatissimoque viro, Domino
Marco Waltero B«ctori Campensi, s^fmpatri-
otae germano, hanc initae amidtiae genuinam
tesseram lubens apponebat Campis, 12 Oct.
1619.
J. Egberd Smid. Secret. Solmens.
Patroclus Bockelman , zoon van Henricus Bockelman , pre-
dikant, eerst te ^ijhe, later te Yollenhove, schreef den 22
October bij eene geestige penneteekening :
Pacis mater pietas quae et vividum electionis
testimonium.
Sint unum, doceant unum, fateantur et unum,
Qui unum de Christi nomine nomen habent.
103
Est uxore carens hospes peregrinos in orbe : at
Hofitibus obtingat foemina prava meis.
Symbol. Candide sed drcumspecte.
Qarissimo, doddssimo mihique longe cha-
rissimo D. Marco Gualtero, Scbolae C^am-
pensis Bectori, in gratom mei iJtvnifAo^vov
exarabam
Campis 22 lObris
anni correntis 1618.
Patroclos Bokelmannos.
Bij zijn allerkeurigst geteekend wapen, een schild van goud,
met een band van sinopel, beladen met drie verticaal daarop
geplaatste gekaakte haringen van zilver, gedekt met een helm
waaruit een vliegende draak van goud, die op de vleugels
een band van sinopel en de haringen van zUver heeft, plaatste
Allart Oant:
Fide sed vide.
Allart Oant,
1618.
Allart Glant was een man met een helder hoofd en veel
doorzicht, die aan de stad Kampen in vele gewichtige zaken
als a%evaardigde en raadslid uitstekende diensten bewees.
Hij was schepen in 1682, '83, '85, '86, '87, '89, '90,
'91, '98, '99, 1600, 1602, '3, '4, '6, '7, '8, '10, '11,
'12, '14, '17, '18, '19, raad in 1684, '88, '97, 1601,
'5, '9, '13, '20. Hij overleed den 19- Maart 1610. Hij
huwde 1®. juffer Geertruit van Doornik, 2^. Johanna van
der Vecht.
Philibert Blanckevoert , zoon van Steven B., schreef bij
zijn wapen, een veld van zilver waarop een klimmende ge-
kroonde leeuw van sabel rechts ziende , gedekt met een helm
waaruit eveneens een klimmende gekroonde leeuw van sabel
rechts ziende:
104
PotLT pamenir j'endnre.
Philibert Blan^evoert
1618.
Diederik van Voorst ten Hagenvoerde , lid der ridderscliap
van OverQssel, gecommitteerde ten landsdage^ gehuwd met
Alegonda van Manster, overleden in 1650, plaatste in 1618
't volgende:
Non moriar sed vivam
et narrabo opera Domini.
Werlt wes du wijlt
Ghodt is mijn scilt.
Dijddericus van Voerst.
Volgende inschry ving :
Thraseas apud Tacit.
Specta iuuenis, et omen qaidem Dij prohi-
beant, ceterum in eo tempore natuses, qoibus
firmare animum expedit constantibus exemplis.
Viro doctissimo, darissimoque D. Marco
Gualthero, scbolae Campensis moderatori pau-
cula haec beneuolentiae testandae ergo scri-
bebam,
Philippus Gruutherus
1618.
is van den bekenden Pliilippus Gruitlierus van Dirksland,
die in hetzelfde jaar te Leiden uitsprak : ^/Oratio de prisco
Batavorum virtute.
De eerste inschrijvingen die wij nu weder ontmoeten zijn
twee van het jaar 1620 en gedateerd uit Steinfdrt, waar
Gualtherus zich toenmaals bevond, de eerste is van M. Cle-
mens Zimplems, professor in de philosophie, de tweede van
Nicolaus a Fe] gen , professor in de logica en rector der school
te Steinfurt:
105
£x psalmo 55, v. 28.
iict^fï^u, Ou ^mVci 6iV tov
Clarissimo et doctissimo viro Dn. Marco
Goalthero , hoc amicitiae monumentom Stein-
fdrti posoit,
M. Qemens Zimplems
Philosophiae ibidem Professor,
2 Martij Jiüiani
A^ 1620.
Seneca epist. 118.
Adversus virtutem hoc possant calamitates et
damna et inioriae, qaod adversas solem ne-
btda potest.
Sperat adversis metoit secundis alteram
sortem bene preparatam pectus.
Viro doctrina clarissimo ingenii eandore
excellentissimo domino Marco Gualtero, in
perpetuum sincerae amicitiae symboium lu-
bens appoeuit Nicolaus a Felgen,
Steinfiirtensis Bector et log. Professor,
2 Martij Juliani
A». 1620.
In 1622 bevond hij zich te Hoorn.
Van 9 Mei van dat jaar is volgende inschrijving van Isaac
Welsing. Deze was in 1618 wegens zijne remonstrantsche ge-
voelens afgezet ab predikant te Hoorn. In 1621 werd hij te
Leiden wegens ^t houden van remonstrantsche vergaderingen ge-
arresteerd en ie 's Hage op de gevangenpoort gevangen gezet,
BUDB. UI. 8
106
en eerlang tot altoosdurende gevangenisschap veroordeeld. Hij
ontsnapte echter in Juli van dat jaar uit zijne gevangenis ,
en begaf zich weder naar Hoorn, waar de magistraat zijne
prediking aanzag.
Hij schreef:
Yincit qui patitur
Spes mea Christus erit
Isaacus Welsingius
Homae
9 Maij 1622.
Lucas Molanus, eerst predikant te Woubrugge, doch om
zijn remonstrantsche gevoelens in 1619 voor de Sinode ge-
daagd en niet verschenen zijnde, afgezet, hield zich blijkens
volgende inschrijving in 1620 te Hoorn op:
2 Thim. 3. vs. 12.
Nobile vincendi genus est patientia; vincit
Qui patitur, si vis vincere disce pati.
Per tutto e buona stanza ou altri goda
. E ogni stanza al vualent huomo e patria.
Chacune chose a son tour.
Ornatissimo doctissimoque viro D. Marco
Walthero in fraterni tatis Ch]:istianae testimo-
nium pauca haec apposuit Hornae 9 Maij
1620,
Lucas Molanus.
In Juni van dat jaar schreef de mij onbekende medicinae
doctor C. Sinapius of Mostert het volgende:
Deo dantCy nihil potest livor, eodem abnuente nihil
potest labor.
107
Scripsit in perpetuae amidtiae signum haec
paaca Domini Magistri Gualteri ergo, C.
Sinapios Medicinae Doctor.
Natura pauds contenta est cuius satieta-
tem si SQperfluitate urgere velis, aut ingra-
tum erit quod infunderis aut noxium.
Anno 1622 Junij 22.
Jonker Johan ^n Oestrum, in 1613 kapitein van een
bende voetTolk, en gehuwd met Henrica van Boeckholt,
schreef 3 Juni van dat jaar in ^t album:
Vir videas quid tu iubeas dum magnus haberis,
Respidas quem despidas, dum laedere quaeris,
£t videas ne forte tuas, dum stare videris,
Dat varias fortuna vices non ergo vereris?
xxij Junij 1622
J. V. Oestrum.
Den 17*" Mei 1624 bevond zich Gualtherus te Hamburg,
waar de gewezen predikant van Kampen Assuerus Matthisius,
in 1619 wegens zijn remonstrantsche gevoelens van zijn ambt
ontzet en tot 1630 veelal in den vreemde rondzwervende,
tot troost voor zijn vriend en als een herinnering aan de
gei^kheid van gevoelen en lot, het volgende in zijn album
schreef:
Perfer et obdura, dolor hic tibi proderit olim.
Per angusta ad augusta
//
Omatissimo viro, D. Wolphgango Marco^
Gualtero amico intimo, hanc perpetuae amid-
tiae tesseram reliquit Hamburgi vn Cal.
Jan. 1624,
Assuerus Matthisius.
Dabit Deus his quoque finem.
8*
108
Leonaxilas van Sorgen, mij onbekend, schreef twee dagen
later:
Quis seryos est? qui mortem non meditatus est.
Doctissimo omatissimoque viro Domino
Wolffgango Marco Gualtero, amico suohono-
rando scripsi,
Leonardos van Sorgen.
Hamburgae gambriviorum
V Kal. Jumi A\ ClQlOCXXIV
Amat Victoria coram.
Abraham Paigniet in 1613 ritmeester der ruiterij in Steen-
wijk, in 1620 te. Kampen in garnizoen, gaf in 1629 bQ zijn
wapen, een schild van keel, waarop een keper van zilver,
en boven aan weerszijden waarvan, en beneden ook een
brandende mand van goud, gedekt met een helm met een
arendsvlucht van keel, waartosschen een brandende mand van
goud:
A Jamais 1629.
Abraham Paigniet.
De laatste inschrijving die in het album voorkomt is van
25 Aug. 1649. Zij is afkomstig van Hendrik WoMsen, zoon
van Bijkman Wolfsen bovengenoemd , in 1641 te Orleans tot
doctor in de rechten gepromoveerd. Marcus Gualtherus waa
toen reeds overleden. Althans men stelt zijn sterQaar op 1635
en de inschrijving is dan ook gericht aan Johannes Marcus
Gualtherus, een zoon van Marcus. Het schijnt dat twee doch-
.ters van Marcus Gualtherus, Aleida en Ottilia hun bloed-
verwant Wolfsen dat jaar uit Frederikstad hebben bezocht,
en dat deze ter gedachtenis voor hun broeder, *t volgende
schreef bij hun terugreis:
109
B^ala vitae.
Fide Deo, die saepe preces, peccare caveto,
Sis homilis paoem dilige, magna fdge,
Multa audi, die pauea, tace abdita, scito minori
^ Pareere, majori cedere, ferre parem,
Propria £eic, nee differ opus, sis aequus egenis,
Parta tuere, pati disee, memento mori.
Hoc fA¥fiiMff\f¥0¥ transmisi oognato meo di-
lectissimo, D. Johanni Marco Goaltheri a^
1649, 25 Augusto stijl. vet. discedentibas
Swolla sororibus Aleida et Ottilia Ghudtheri,
qmbus Deus quoque sit comes viae et vitae*
Henr. Wolphius
J. U. D.
M. U.
AIBUM-INSCÏÏRIFTEN
VAN EENIGE 0VERUSSELAAR8.
p
Bij gel^nheid dat ik voor eenigen tijd de verzameling
Alba amicorum, aanwezig in de bibliotheek van het Friesch
genootschap te Leeuwarden, nasloeg, heb ik daaruit opgetee-
kend de inschrijvingen door personen in Overijssel geboren,
of die daar lang gewoond hebben en betrekkingen hebben
bekleed.
De twee volgende inschrijvingen zijn ontleend aan het al-
bum van Abel Bootsma van 1614 — 1616.
Seneca.
Sic certe vivendum tanquam in conspectu vievamus, sic
cogitandum tanquam aliquis in pectus intimum inspicere pos-
set, et potest nihil non Deo dausum esse et cogtationibus
mediis intervenit.
Nobili gente prognato optimis moribus et singnlari modestia
ornato viro, domino Abelo a Bootsma in Gralliam abiturienti, ,
amicitiae et gratae recordationis ergo haec scripsi, ultimo
calend. Octobris 1615.
Heidelbergae. >
Daniel Gtoyckerus, ;
Pietas ad omnia utilis. Campensis.
Daniel Goyckerus was waarschijnlijk een zoon van Jodocus ^ '
Goyckerus, in 1595 predikant bij de hervormde gemeente te f
Kampen, en daar de raad dezer stad in 1595 den 15*' Jan.
UI
bepaalde, toen Goyckerus bedankt had vcx)r een op hem uit-
gebracht beroep naar de gemeente te Leiden, dat zijne kin-
deren, die daartoe bekwaam zenden worden bevonden, op
stadskosten zouden studeeren (Arch. no. 3057) zoo zal Da-
niël vermoedelijk een stads alumnus zijn geweest. Omtrent
zijn persoon zijn mij tot nu toe geene meerdere bizonderhe-
den voorgekomen. Er blijkt uit deze inschrijving dat hij in
1616 zich te Heidelberg bevond, zonder twijfel tot voltooiing
zijner studiën. Andere leden van dit geslacht kwamen mij
wel voor, o. a. Georgius Goyckerus van 1605 — 1608 alum-
nus der stad te Stelnfurt en bursaal van het collegium Theo-
logicum te Leiden *) en Meijnardus Gt)yckerus van 1629 — 1635
praeceptor der 5' klasse 2* afdeeling van de latijnsche school
te Kampen, beide waarschijnlijk broeders van Daniel.
De andere inschrijving van een Overijsselaar in hetzelfde
album, luidt aldus:
Invidiam virtute fuga.
. Symb. Constanter et syncere.
Mente et G«nte.
Nobilissimo viro, dominio Abelo a Bootsma convidjori et
amico desideratissimo jucundae recordationis ergo et in signum
perpetui amoris pauca haec reliqui Heidelbergae ,
Henricus ab Uterwyk
Ann. 1615, 14 Sept.
Deze Hendrik van Uterwijk was ongetwijfeld de zoon van
Johan van Uterwijk en AHda toe Boecop, ') hij huwde Johanna
van Doetynghem, dochter van Wilhelm van D. tot Bande
en Johanna van Weeze, v66r 1631 was hij reeds overleden.
Meerdere bizoiiderheden omtrent hem zijn mij niet bekend.
') Kamper Archief reg. no. 8432 en 8564.
*) y. DoominQk, Geslachtk. aant. bl. 44, 48.
112
Hij studeerde blijkens deze inschrijving ook te Heidelbergen
vertrok van daar in 1615.
Aan het album van Daniél Snecanus, oUm in oppido Sneca
V. D. Minister nee non iU. Gymasii rectoris praestantissimi,
zooals het schutblad zegt, en aangelegd in 1597, ontleen ik
de volgende inschrijvingen:
Seneca: de formula vitae.
Non asscribas tibi quod non es, nee maior quam esvideri
velis.
Tertullianus :
Si apud Deum deposueris iniuriam, ipse ultor est, sidam-
num: restitutor est, si dolorem: medicus est, si mortem:
resusdtator est.
Haec pauca in perpetuam amicitiae invio-
landae memoriam, suo Danieli Johannis scripsit
Franequerae frisiorum, ipsis Gal. Mart. anno
C10(XCXXX).
Hermannus Episcopius
Gampensis Transisul.
Haec dies domini.
Hermannus Episcopius was waarschijnlijk een zoon van
M'. Engbert Bisschop, van 1597 — 1619 praeoeptor der la-
tijnsche school te Kampen. In 1600 ongeveer schreef de Fra-
neker hoogleeraar Henricus Antonij Nordanus of Hendenk
Antoniszoon van der Linden , hoogleeraar in de Theologie te
Franeker, aangaande hem aan den raad der stad Kampen,
dat hij hem verzekerd had dat hij bij ijverige studie kans
had op een beurs der stad Kampen en dat hij hem daarvoor
gerust kan aanbevelen. Hij studeerde dus waarsch^'nl\jk als
alumnus der stad in de Theologie. ^)
I) Reg. Kamper Arch. no. 8822.
113
Een ander inschrift in hetzelfde album luidt als volgt:
I • I* T • • ♦•# T» T* '"T ♦•
• • • # ♦ • ♦
1 D ">« n -Sa m-»3
• TT T • ••
Vive memor lethi.
Siiigalari Doctrina, Pietati, etmorum suavissima integritate
oonspicuo viro X>, Danieli Johannis in verae ac numquam
intermoriturae amicitiae ff(p^ocyiioL et iucundissimi inter nos
oonsortii memoriam, haec discedenti maestus posui,
Paniel Pipardus, Antwerp.
Sept. Idos Jan. 1603.
Daniël Pipait was van .1607 — 1640 predikant der
firanscbe gemeente te Kampen en van 1620 — 1623 tevens
rector van de latijnsche school aldaar. In 1618 werd hij door
de sinode in de commissie benoemd voor de vertaling en der
herziening van de 'overzetting der H. S.
N. u.
DE LANDRE6TEN VAN OVERIJSSEL.
I.
Melchior Winhoff heefl zonder twijfel aan zijne tijdgenoo-
ten een belangrijke dienst bewezen dcx)r de Terschillende
Overijsselsche landbrieren te laten dmkken in een vorm,
welke bet zoeken daarin bij de toepassing der wetsbepalingen
aanzienlijk vergemakkelijkt. Vroeger toch . — v<J6r 1559 —
behielp men zich met geschreven verzamelingen, waarin zoo-
wel de landbrieven als andere vaak te pas komende stukken
opgenomen waren. Die handschrifben door een ongenoemd
regtsgeleerde vervaardigd, endoorEacer (Ov.Gred.in. 113)
bij den Saxenspi^el vergeleken^ hebben doorgaans ongeveer
dezen titel:
//Dat geheele Lantrecht van Sallant, van Twenthe, van
follenhoe, van Drenthe ende van Groninghen met de olde
ende nije reformatien dartho behorende. Mitsgaders dat Dijck-
recht van Sallandt ende andere privilegiën des landes van
Ouerijssel."
Welke titel dan pleegt gevolgd te worden door de beide
volgende bepalingen:
//Dit is Keyser recht.
//Welke lude den anderen voer den ghiestelicken richter
verclaget van zodane scaldt, die die wertUcke richter richten
mach , vnde brengt hij oene ijn schaden , vnde wort hij daer-
omme verclaget to lantrechte, hij moet den richtere werderen
vnde hem sijne boete gheuen vnde moet deseluen sijnen
schaden richten ten weer hem die richter rechtes weijgerde.
i>
115
//Eeyser recht.
//Een wljff die ghenen echten man en hefft mach mijt on-
kuesheijt haers lijues haer lijMck ere breken , mer hoer recht
yerlijst sij daer nijet mede noch hoer goet."
Terwijl aan het slot van den titel de cynische spreuk ge-
lezen wordt:
ffGéidt dat stom ys, Maket recht dat krom ys.
Dit Handschrift komt in tal van afschriften voor, zoodat
het verre van moeijelijk is er een exemplaar van te bekomen.
Nataurlijk is het eene naauwkeoriger dan het andere en ook
heeft de tijdelijke bezitter er dikwijls plaatselijke bepalingen
of aanhalingen uit andere regten aan toegevoegd, welke ma-
ken dat het eene handschrift uitvoeriger is dan het andere. ^)
Baeer heeft van die verzamelingen veel gebruik gemaakt,
zoowel voor den tekst van sommige landbrieven , waarvan hij
het oorspronkelijke niet vinden kon , als voor die minder om-
vangrijke, dikwijls ongedagteekende regtsbepalingen , welke
nu eens aan Overijsselsche judidalen, dan weder aan den
Saxenspiegel of aan regtboeken van naburige streken ontleend ,
in ons gewest eenig gezag plagten te hebben.
Hij heeft intusschen evenzeer als 'Winhoff vele stukken
dier compilatie ongebruikt gelaten, welke echter voor een
O Ik doorliep de volgende exemplaren, waarvan echter Bommige niet
van den opgegeven titel voorzien z\jn: 2 in de bibliotheek der Vereen,
tot beoef. v. Ov. regt en gesch. ( No. 6 en 72 \ waarvan het eene van
Kamper oorsprong, het andere voora^egaan door het oude stadregtvan
Deventer; 2 in de Gonvemements-bibliotheek (No. 851 en 852); 3
in m^n eigen bezit, waarvan een vermengd met Geldersche regten; 1
in de Bibliotheek van de Maatsch. der Ned. Letterk. te Leiden; 1 in
het bezit van Mr. J. C. Bysterbos; 1 in het archief van het Grooteen
Voorster Gasthnis te Deventer.
Voorts is het mij bekend, dat er zich afschriften bevinden op het
Hoit Almelo, in de academische bibliotheek te Groningen, in de ste-
dd(pw archieven te Deventer, Zwolle en Kampen, enz.
116
groot deel reeds door anderen, vooral door Dombar in zijne
Analecta uitgegeven waren. In meer dan één opzigt hebben
de genoemde handschriften, desniettegenstaande hunne be-
langrijkheid nog niet verloren , zooals uit de volgende aantee-
keningen blijken zal.
Het meest komen natuurlijk die stukken in aanmerking ,
welke tot dus ver nergens a%edrukt werden. Als zoodanig
noem ik in de eerste plaats hetgeen in nagenoeg alle exempla-
ren , die ik onder oogen kreeg , voorkomt aangaande de wijze
waarop oudtijds de wasteekens gebragt werden.
Wanneer men in de Nije Eeformatie op den Landbrief van
Bisschop David van Bourgondie, begonnen onder Greorge
Schenck en geëindigd onder Maximiliaan van Egmond in 1541,
leest, dat voortaan de wasteekens door de panders gebragt
zullen worden (Eacer, Ov. Gred. III. 266), dan doet men
onwillekeurig de vraag: door wie geschiedde dit dan vóór
dien tijd? En te vergeefs zoekt men bij Eacer en Winhoff
naar het antwoord.
Het is te vinden in de Judicialen , o. a. in de stelling, in
1500 door eenige der huisgenooten van Colmschate uitgespro-
ken, dat zij als zijnde in het bezit van bodgoederen
niet gehouden waren, evenals de overige huisgenooten bij
te dragen in zekeren omslag, op grond dat zij bij dag en
nacht Mijns Heeren wasteekenen dragen moesten, eene stel-
ling, welke in de kamerklaring als juist aangenomen is (zie
Tijdrek. Klister op het Overijss. archief V. 119 , 122 ). Waren
zij dus aan den eenen kant belast met de taak om de met
een wassen zegel bekrachtigde dagvaardingen voor de Hooge
Bank aan de gedaagden te brengen, aan den anderen kant
waren hun als emolumenten zekere vrijdommen toegestaan.
De beteekenis van dien nasun van bodgoederen behoeft men
117
niet verre te zoeken, want de personen met het brengen der
wasteekenen belast komen herhaaldelijk voor onder den naam
van boden. Zoo getuigt Heijne de bode van Markelo in
1384 onder eede, dat hij de wasteekens gebragt heeft aan
Pelgrim Sticke ; Johan , de bode te Hellen do om in hetzelfde
jaar, dat hij aan Henrik Schaep en Berend den Koden de
2 eerste wasteekens aUeen, het derde met twee dienstmannen
gebragt heeft. Werner de bode zweert in 1406, dat de was-
teekens op den regten tijd gebragt zijn in den Heringhof te
Fleringen en ten Hage. Denkelijk behoorden ook Godiken
de bode, die in 1381 als procurator gebruikt werd, Dirk de
bode, die in 1383 als zoodanig (te Goor?) dienst deed,
en Albert de bode van Vil stèren, die in 1423 onder
gerigtsluden voorkomt, tot deze soort van ambtenaren. (Zie
Tijdr. E^. II. 135, 268. Aanhangsel bl. 36, 97, 105 —
108).
Dat deze boden geene willekeurig gekozen, maar zekere
bepaalde personen waren, voor wie het gebied afgebakend
was, binnen hetwelk zij fungeerden, blijkt uit de lijst in
onze handschriften, aan het hoofd waarvan gelezen wordt:
f/De wasteickene van onsen heren nemen will of nijmpt
dat sall he laten teijkenen in ons heren register, oeuer vier-
tijen dagen darna so sall he dat ander nemen ende laten des-
gelix teijkenen ijn mijns heren register. Ouer viertijen dage
dar na sall he dat derde nemen ende laten oick teijkenen
ijn mijns heren register ende dat de man de wasteickene
brencht ten darden maill twe dienstmanne bij nemen als he
de wasteicken ijn dat gueth brencht daert ijn wesensallmer
de twe eirsten mach he alleine brengen ende ouer viertijen
dage na dat leste wasteicken sulle beide partijen komen vor
onsen heeren jnden als he an dese sijde der ijssell is ende
doen aldaer ansprake ende antworde ende we alsdan nijet
118
ijnkompt wort yellich gewesen ende woert ijn m^ns heren
register geteickent.
;/£nde dat salmen to sien dat de drije viertijendago altoes
werkeldage sijnt off de wasteickens gaen weder te nijethe/'
Deze bepaling strookt wat den inhoud — niet wat den
Torm — betreft geheel met den 2*" Landbrief van David van
Bourgondie. Verder leest men in het HS. :
//Jtem yn dem kerspell van Zwolle to Westenholte des
Hueueners guet dat Nenne to behoort brengetde wastei-
kene yn dat gerichte van Hasselt
Jtem noch to Westenholte des Houeners guet dat Claes
van Tttersum tobehoert brenget de wastekene to Sallick
ende Camper veen.
Jtem yu dem kerspell van Zwolle totWytman Boloffs
guet opt velt dat Claes van Yttersum tobehoert brenget
de wastekene yn dat kerspell van Zwolle ende yn D a 1 f s e n.
Jtem yn dem kerspell van Wye ynder buyrschup van
Wechterlholter marke dat erve ter Beeck dat Johan
van Merlen tobehoert brenget dat wasteken yn dat kerspell
van Wye ende van der Heyne.
Jtem yn dem kerspell van Vmmen in der buyrschup van
Arien dat guet to Waermboidingk dat Johan Schulte
tobehoert brenget de wasteken yn dat kerspell van Vmmen
ende van ende vp der Ouer reest.
Jtem yn dat kerspel van Hardenberge in der buyrschup
van Colner (CoUendoom) Luy dekens guet brenget de
wastekene anden kerspell van Hardenberge van Hemis
Gramsberge.
Jtem ym kerspell van Raelte inder burschup van Buetele
dat guet van Duerloe dat Hendrick Andriess tobehoert
brenget die wastekene yn dat kerspell van Kaelte ende van
Hellendoren.
119
Jtem ym kerspell van Deaenter yn der buyrschap van
Bele dat gaet ter Haer is eyn boetguet ende hoert Hen-
riek yan Yttersmn ende brenget die wasteken int kerspel van
Deuenter.
Jtem yn der seiner buyrschap gerichte yn der buyrschap
van Tyone ende Banden...."
Jammer is het dat deze lijst on volledig is; dit blijkt reeds
uit de wijze waarop zij b\jna overal afgebroken is met open-
lating eener onbeschreven halve bladzijde; bovendien bevat
zij alleen Sallandsche bodgoederen. Tot aanvulling kan ik er
op wijzen, dat in 1490 het ^/horige botgoed" geheeten het
Grote Hegelhuis in de buurschap Berghuizen (kerspel
Oldenzaal) door den Bisschop voor 25 jaar verpacht werd
aan Gerrit ten Hamme, Eigter te Oldenzaal. (Tijdr. B^.
Aanh. bl. 450). Gt)ederen onder den naam van '^/des Boden-
huis"' komen meermalen voor, o. a. in de buurschappen Bot-
men, Hilten, Ypelo, enz. (Zie Tijdr.Beg. IV. 61, 116, 130,
166, 174, 274) en te Albergen wordt een erve aangetroffen
onder den naam van de Bode of ter Boden. Doch ik durf
niet beweren dat dit alle bodgoederen waren.
Naar ik geloof is echter het bewijs voldingend geleverd,
dat in geheel Overijssel dezelfde toestand aanwezig was als te
Colmschate, althans in zooverre, dat aan eenige bepaalde er-
ven de taak van het brengen der wasteekenen oudtijds ver-
bonden was. De lusten die daartegenover stonden kunnen
alleen verschild hebben.
De exemplaren van ons handschrift, die ik ter inzage had,
waren byna alle van Zallandschen oorsprong. Niet onmogelijk
acht ik het, dat er in Twenthe a£3chriften te vinden zijn,
waann eene lijst van de daar aanwezige bodgoederen voor-
komt.
120
Bekend is het merkwaardige charter van 1420, waarbij
Egbert Jonker te Almelo en Elizabeth van Voorst, Jonkvrouw
te Almelo, echtelieden, aan de Buren van Vriezeveen zekere
regten gaven en tevens hun hunne pligten voorschreven. Men
kan het, behalve in de geschreven landregten, vinden in het
2' deel van Dumbars Analecta, bl. 415 — 423 en achter
de Deductie van de rechten en gerechtigheden der heer-
lykheid Almelo (door Schrassert vervaardigd) bl. 142 — 151.
In het voorbijgaan zij hier opgemerkt, dat beide uitgaven
dezelfde fouten bezitten, welke gezuiverd kunnen worden
door eene vergelijking met N*. 14748 (26 Junij 1630) der
Losse Stukken op het Provinciaal Archief van Overijssel.
Eene niet onbelangrijke bijzonderheid echter, welke tot
dusverre onbekend bleef, is deze, dat dezelfde regten reeds
in 1364 aan de buren van het Vriezeveen verleend werden
door Evert van Hekeren, Jonker te Almelo en Jonkvrouw
Bathe diens vrouw.
Het begin van die acte luidt: ;/Jn Godes namen amen.
Opdat de dinge die daer schien in der tijt mijt der tijt niet
en vergaen. Soe ist wal billick ende moghelick dat die dinge
daer macht an leghet datmen die mijt Scrifte ende mijt
Breuen con£rmere ende stedighe. Hijromme soe doe jck Euert
van Heker ende Juncker toe Almelo ende Juncfrouwe Bathe
mijn echte wijff, een recht eruend der heerscap van Almelo
Allen kristenen luden verstaen Ende betughen openbaer mijt
desen Breue. dat wij bij raede onser Borchmannen omme son-
derlinge lieue die wij toe den vene hebben, ende toe den
Buren die nv op den vene wonet, ende noch hijr nae op
wonen sollen , ende oec opdat dat voersz vene ghebetert werde,
Soe hebben wij hem dessen Brief ghegheuen als in woerden
die hier nae bescreuen staet." enz. Verder komt de inhoud
geheel overeen met den brief van 1420, doch het slot ver-
schilt natuurlijk en luidt:
121
;/dat wi* ende onse naecomeiingen bouen desse dinge ende
voerwoerde die hijr voere ghescreuen staet niet meer van eijs-
schen en sollen wesen noch begheren Al arghelist die men
in desse Breue, dat sij van zeghelen offte van anderen sae-
ken mach vinden h^r nae alinges wtghesproken. Hijr an ende
ouer hebben geweset Johan van Beuervoerde Hughenzoene,
Maoricius van Almelo Bruenszoene, Herman van Peijsie,
Amold van Eghene, Albert van den Reue Borchmanne tot
Almelo Ende ander guder lude ghenoech. Jn ene Oerkunde
ende vestenisse alle desser voersz. dinge soe hebben wij Ëuerd
van Heker ende Juncker toe Almeloe ende Juncfrouwe Bathe
een recht eruend der heerscap van Almelo voergen. onse Jn-
ghezegele an dessen breeff ghehangen Ghegheven ende ghe-
schien Jnt iaer onses heren Dusent dree hondert vier ende
sesüch Op sunte Johans dach Baptiste die ghehieten is toe
Midden zomer/^
Deze brief is dos ouder dan de bekende landbrief, in 1365
door Bisschop Jan van Yemenborg a»i Twenthe verleend.
Intnsschen volgt daaruit nog niet, dat gene regten ouder
dan deze waren, want de Bisschop stelde geen nieuw regt
bij dien landbrief vast, maar bragt alleen de bestaande reg-
ten op schrift en bevestigde ze voor het vervolg.
Het zoude mij niet verwonderen indien het charter van
1364 in sommige afschriften van den bundel met landregten
aangetroffen werd. Tot dusver vond ik het echter alleen in
Hs. N*. CLn van de Bibliotheek der Koninklijke Acade-
mie, als bijlage tot eene procedure tusschen den Heer van
Almelo en de Vriezeyeners gevoerd (in de 15' eeuw, naar
het schijnt) aangaande den uitleg van het stuk van 1420.
Het oorspronkelijke schijnt verloren gegaan te zijn.
BIJDR. nii 9
122
Eene der oudste bepalingen , welke men in het Handscbrifi
aantreft, is die van 1323, omtrent het heffen van tienden.
Racer heeft dit ordel afgedrukt in de voorrede voor het 1* deel
zijner Overijss. Gedenkstukken. Bovendien treft men het aan
in het Boek van Eechten der stad Kampen fol. 47. Doch
Racer heeft als dagteekening //des sonnedages na onser Lieve
Vrouwen Catrinen," het Boek van Rechten ,/des sonendaghes
na onser vrouwen misse der lateren", terwijl ik in de meeste
exemplaren vind //des soendages na onser liever vrouwen na-
tivitatis", in enkele //na onser vrouwen lateren". En evenals
de dagteekening verschilt ook de tekst onderling , hoewel blijk-
baar allen afschrift van hetzelfde ordel zijn. Zoo luidt het b. v.
in een handschriftje in 12^ getiteld: //Hierna volgen die lant-
rechten van Oueryssel anno 1551. Johan vann Bloijs", aanwe-
zig in de bibliotheek van de Maatschappy der Nederlandsche
Letterkunde te Leiden fol. 59 v^., als volgt:
//Van Thienden.
//In den iaren ons heren 1323 des soendages na onser
lieuer vrouwen nativitatis doe quam toe Spoelderberge Johan
van Diest Bisscop Twtrecht , man ende dienstman , stede ende
gemeene Landt ende daer vraechde een ordel Alfer van der
Schueren een gemeen lantordel. Een Man die Thienden
schuldich is toe geven ende sljn saedt is rede, woe hijt sijnen
tentheren sal doen weten? Ende dat ordel worde gevraeget
Engbert vander Gemer ende hij deeldet aldus. Dat die man
sijn tentheren dree mael sal toe weten doen , ende dat mach
hij doen dreewerve in eenen dage , ende vertent hij dan niet,
soe sal hij neemen twee van sijnen nabueren ende vertienden
hem selven ende setten opten tienden gast een groen rijseken.
Voert meer sal hij see hoeden dree dagen ende dree nachten
voer sijn selves vee ende voer anders nijmants."
De laatste vier niet onbeduidende woorden zijn bij Racer
128
weggelaten, evenals in sommige afschriften, welke ik raad-
pleegde. Het Boek van Becbten heeft ze echter en in N^. 72
der bibliotheek van de Overijss. Vereeniging leest men: ^/voir
niemantz anders vee off qaick^\ (Dit laatste woord zal wel
,,guet" moeten zijn).
Uit dit voorbeeld kan men zien, dat hetgeen door Eacer
a%edrukt is, daarom nog niet stellig naar den besten tekst
uitgegeven is, ofschoon men op zijne lezingen in den regel
beter kan afgaan, dan op die van Dumbar's Analecta, welke
somtyds vrij wat te wenschen overlaten.
Een formulier, dat ik slechts eenmaal aantrof, en wel in
een bundel, die wel niet den boven opgegeven titel draagt,
maar waarvan toch de inhoud daarmede ten deele overeen-
stemt, is het volgende:
ifk, off een here etc.
;/Wij laten v weten ende beuelen ernstliken dat g\j den
Burgermeisteren Scepen ende Eait der stat van A. onsen lie-
uen vrijnden behulplick ende vorderlick sijnt mit des hilligen
richte8(rickes?)rechto. S. etc. voer op indes oers ballingen we
tljt sij des van v versumen ende begeren Endes wes rechten gij
daer ijnne vordert des wille wij v gestendich wesen ende dat
willen wij oick gehalden hebben des en laet nljet want dat
onse ganse wille ende beuele is Geschreuen besegelt ende ge-
sloten Ende dar buijten opschreuen stont aldus Dit en sali
nemant lesen dan de vedemschepen is.'^
Het komt voor op fol. 47 van Hs. A. in het archief van
het Groote en Yoorster Gasthuis te Deventer. Naar het mij
toeschijnt is het onnaauwkeurig afgeschreven en daardoor niet
duidelijk. Ware het met een ander afschrift te vergelijken,
ssoo zoude het welligt in belangrijkheid en duidelijkheid winnen.
9*
124
In het 1' deel der werken van het Groningsch genootschap
^/Proexcolendojure patrio" komt eene verhandeling voor over
het Ueimael , naar aanleiding der in de bundels met Overijs-
selsche landregten beschreven manier van procederen in cri-
minele zaken. Een dergelijk voorschrift omtrent de wijze van
procederen in civiele zaken , aldaar niet uitgegeven , trof ik aan
in het bovenvermelde handschrift van de Maatsch. der Ned»
Letterkunde, fol. 60 v°. e. v. Het is belangrijk genoeg om
eene uitgave te verdienen, waartoe ik het hier volgen laat:
;/Woe een Richter an dat recht coemen sal.
//Item een Richter, als hij tusschen sijn beide coernoeten
sidt, soe sal hij eene van die bijden gerichte staen vragen
Johan, Peter, etc. Isset een tijt dat ick richten ende^hich-
ten mach? Soe wijset die man, Heer Richter isset u lieffdat
ick een voerraem doe, Soe secht die Richter, Jae. Soe secht
die wijser,' Want ghij die macht hebt van den heren ende
die tijt van den dage, ende den parthien toe wille is, ende
mit een ordel bewaert hebt, Soe wijse ick dat ghij ghichten
ende richten moegen. Soe secht die Richter, soe doe ick als
daer gewesen is ende spanne mijn bancke mit mijnen Coer-
noeten, verbiedende onlust ende scheltwoerden bij mijns G.
H. boete als eenen olden schilt, ende dat daer nijmant en
spreke dan mit sijn behoerlicken voersprake ende nemedaer-
toe orconde beijde mijn Coernoeten om toe sien ende toe hoe-
ren wes in den gerichte geschiet.
//Item noch secht die Richter N. ick vrage U een ordel ,
off mij die middach toe oon vielle off ick oock die sonne toe
bate mach nemen; Soe wijst men Heer Richter, nadenmael
dat ghij dat mit een ordel bewaert hebt soe wijse ick dat
ghij op den namiddagh soe wel als op den voermiddagh richten
ende ghichten moegen.
//Item oft quaet weer were ende binnen dakes dat recht
125
holden moste Soe sal die Bichter als hij die banck gelljck
voersz. bestedet heft een ordel vragen N. ick vrage U een
ordel, off ick soe wel binnen daeckes als daer buitenlichten
ende ghichten mach. Soe wijst men nadenmaele dat ghij dat
mit een ordel verwaert hebt, ende den parthien toe wille is,
dat ghijt doen 'moegen. Dan secht die Eichter: Heft daer
ijmant toe doene, die spreke, Soe bidt men om een voe]:-
sprake Soe secht die Eichter ick gonnet u.
//Item soe sal die Bichter stille sitten ende sal niet spreken,
ende bestaden die ordelen, als anspraecke ende antwoert
beijaet is ende b^eert sijnt.
//Item ghien Eichter sal van eenre saecken ordel ouer ordel
dingen laten , dat eens int ordel gecoemen is , anders en solde
dat recht nummer ende neemen.
//Item een Eichter moet lijden alle wedersproecken ordelen,
dat men sie wedersproecke, die men mit rechte wederspre-
ken macL Item die dat weder sproecken heft, wort hem dat
ordel toe nae geclaert, heft gebroecken den schuiten een ol-
den schilt.
//Woemen een voorsprake voer die banck mit
ordel ende recht wijnnen sal.
ffïieer Eichter ick bidde u om een voerspraecke soe sal die
Eichter seggen ick gonnet u. Ick bidde om Jan Peter Claes
etc. Die Eichter sal seggen ick gonnen u. Dan sal die voer-
spraecke seggen. Heer Eichter isset u lieff dat ick N. woe
hij kerstelyke genoemt is, ^ijn woert holden mach? Soe sal
die Eichter seggen ick gonnet u. Soe vrage ick een ordel,
off ick N. niet en vertaelde als hem nutte ende orber were,
woe mennichmale dat hij hem vertalen mach mit mij off mit
eenen anderen, die hem helpe tot sijnen gueden Eechte Soe
wordt gewijset, mitten eenen mitten anderen mitten derden
vorart te varen. Soe vraget die voorsprake een ordel Hoe men-
126
nich voerordel dat hij mit rechte hebben mach Soe wordt
gewijset dat eene als dat andere. Soe vraget die voersprake
een ordel of hij in sijn woert gecoemen is als recht is hue-
den toe dage N. soe toe vertaelen ende te helpen tot sijnen
gueden rechte. Soe wordt gewijset Want hijt mit een ordel
verwaert heft, dat hij dat wel doen mach. Soe vraeget die
voersprake en ordel, Heer Richter off ons God hulpe tot onsen
gueden rechte waer sullen wij onse onkosten waer neemen.
Soe wort gewijset weel den eenen schaden crijget die crijget
oeck ende hefft den anderen."
De verzameling van landregten is kennelijk bijeengebragt
voor den tijd, dat het Komeinsche regt in ons gewest in zwang
kwam, immers nagenoeg geene enkele R. R.etijke bepaling
wordt daarin geciteerd. £ene der weinige is deze:
,/Van Ymen Recht.
ffltem een yme is van natuyren wilt , wije die iersten vint
mach hem hebben, inden dat die gene den die yme toebe-
hoert nijet en volget, Ende wanneer hem die Yme wt den
ogen ys, so is hije des ymen quijt, Ende ist saicke dat die
yme vlocht , in eens mans vrucht , ende hem dat nijet verba-
den en wort van den ghenen den die grunt sijneys, somag
hije den yme nae hem nemen , Ende wort hem die gront ver-
baden van den genen, den die gront toebehoert, so sal hije
van sijnen gronde bliuen."
Het tijdstip der invoering van het R. R. laat zich natuur-
lijk niet met juistheid bepalen , omdat het niet op eens maar
allengs gezag gekregen heeft. ^) Toch kan men eenigermate den
') Vgl. Westenberg, Diss. de asa joris Komani in Transisalania.
Hard. 1788.
127
tijd bepalen. Immers in 1544 begon zekere medicus Hen-
riek van Dillenbarch ^) te Deventer onderwijs in de In-
stituten te geven en in de Beizeboeken dier stad vindt men
onder het verhandelde op eene bijeenkomst van afgevaardig-
den der drie steden te Windesheim op 14 Mei 1552, opge-
teekend: ^/die van Campen voorgegeven van enigen rijcken
luden, die latijnsche consultatiën overgeven ende leges alle-
gieren, die andere seggen, dat men plat duetsch solde schrij-
ven ende s^gen , en gevraget woement in Deventer en Zwollen
dairmede holt , geantwort , dat men allen man behoort te horen
woe hem geliefft, dan behoort nae lantrecht en stadrecht ge-
wesen te werden dar special lantrecht en stadrecht is, anders
nae Keiserlicke recht/'
Dat men hier onder het keizerlijke regt het Eomeinschete
verstaan heeft, maar niet de Saxenspiegel, die ook wel onder
dien naam pleegt aangehaald te worden, meen ik hieruit te
mogen afleiden, dat er vooral sprake is van latijnsche
citaten. Waarom bij voorkeur rijke lieden zich daarop berie-
pen, is niet duidelijk; slechts als bij gissing zoude ik dat
aldus willen iverklaren: de bekendheid met het B. B. werd
destijds aan de buitenlandsche hoogescholen opgedaan en al-
leen vermogende jongelieden gingen promoveren aan buiten-
landsche academiën.
De leeftijd van ons handschrift laat zich uit het gezegde
reeds eenigzins bepalen. Bovendien is dit mogelijk door de
omstandigheid, dat het blijkbaar ouder is dan Winhoff (1559)
en jonger dan 1546. Immers het Hs. haalt Winhoff nergens
aan, maar omgekeerd is het verre van onwaarschijnlijk, dat
hij uit het Hs. geput heeft. Dat het jonger dan 1546 is volgt
uit het feit, dat eene reformatie uit dit jaar als het jongste
stuk aan het slot pleegt aangetroffen te worden. v. d.
*) Zie over hem ook Over\j88. Alm. 1851, bl. 93.
FRANSCHE UITGEWEKENEN.
Welke belangrijke gevolgen de herroeping van het Edict
van Nantes in meer dan één opzigt gehad heeft voor ons va-
derland, dat voor zoo velen der uitgeweken Fransche Protes-
tanten een toevlugtsoord werd, is in groote trekken uitmun-
tend uiteengezet door M'^. H. J. Koenen in zijne G^chiedenis
van de vestiging en den invloed der Fransche Ylugtelingen
in Nederland. Schaarsch zijn echter zijne gegevens geweest
wat Overijssel betreft', waarvan hij alleen meldt, dat er zich
te Zwolle en Deventer vele vlugtelingen vestigden (bl. 97).
Wie er iets meer van wenscht te weten, hoe zij in ons ge-
west ontvangen werden, welke maatregelen ten hunnen gun-
ste in Overijssel genomen werden, en wie hunne personen
waren, zal ten deele bevredigd kunnen worden door de vol-
gende aanteekeningen , welke ik van tijd tot tijd bijeengeza-
meld heb.
Tot het besluit van de Generale Staten van 1 Febr. 1686
om ƒ 100.000 beschikbaar te stellen tot het opnemen van
Fransche officieren in ons leger , heeft Overijssel evenzeer me-
degewerkt als tot dat van 19 April, om nog eene som voor
datzelfde doel te bezigen. Dat daarvan eenigen in de Over-
ijsselsche garnizoenen geplaatst zijn, is m. i. niet twijfelach-
tig. Immers weldra treft men menig huwelijk aan van Over-
ijsselsche juffers met officieren, kennelijk van Franschen oor-
sprong.
Was het getal van uitgeweken officieren groot, dat van de
predikanten was natuurlijk ook niet gering en op 19 Maart
129
treft men dan ook de volgende besluiten van R. en St. aan :
Mons'. d'Aroya, gewezen predikant te S** Ü'ois, begun-
stigd met 12 dukatons.
In navolging van andere provinciën wordt goedgevonden
bij provisie 6 predikanten, om de religie gevlugt of verdre-
ven uit Frankrijk, aan te nemen, namelijk 1 voor Salland,
1 voor Vollenhove en 1 voor Twenthe, te plaatsen waar de
Drosten en Edelen zullen goedvinden: 1 te Deventer, 1 te
te Kampen en 1 te Zwolle, en wel de getrouwden op een
tractement van 450, de ongetrouwden op een tractement van
350 Car. gl. >)
Latere besluiten doen ons de namen van eenige dier pre-
dikanten kennen, b. v. : 5 April 168S: Het tractement van
Mons'. B OU part, Fransch gevlugt predikant te Gampen van
400 Car. gl. op 450 gebragt en Mons'. Chaben Fr. pred.
te Zwolle ook te gedenken.
Maria Naquens cousine der vrouw van Mons'. Stom-
part, eergisteren in armoede uit Frankrijk aangekomen,
30 rijksdaalders toegelegd.
Op verzoek van Mon'. Lavergne, Fr. pred. te Deventer,
om subsidie tot lossing van 59 vlugtelingen , die met de pa-
ketboot van Londen naar Botterdam zich bevonden , welke het
vorige jaar door die van Algiers genomen was , worden Gredepu-
teerden gemagtigd in overleg met andere provinciën te handelen.
Aan de dochter van Mons'. Barain, gevlugte Fr. pred. te
Amsterdam, *) uit Langnedoc over Spanje naar Fonterobie (?)
en van daar te scheep naar Engeland vertrokken; doch door
die van Algiers gevangen genomen en op borgtogt gesteld,
10 dukatons geschonken.
*) De Staten vaa Holland stelden het op ƒ 400 en f 200. (Koe-
nen, bl. 85).
') Komt by Wageoaar, Beschrijv. v. Amst. , niet voor.
130
Genoemde besluiten benevens eenige andere, waarover ik
beneden spreken zal, gaven mij aanleiding tot een onderzoek
naar de Waalsche predikanten in ons gewest, en bevindende
dat eene lijst daarvan nergens volledig voorkomt , heb ik ge-
tracht die leemte aan te vullen. ') Ik b^in met de oudste
gemeente, namelijk die van
Kampen.
Jean de la Motte ofJohannes Lam o1 lus pred. bij
de Hollandsche gemeente te Kampen sedert 16 Mei 1595,
(zie Kampar archief n*. 3076) werd in 1596 tevens tot fransch
predikant aangesteld op een tractement van 150 ggl. Op 15
Aug. 1604 vertrok hij naar 's Hage. Op 2 Febr. 1604 wer-
den m'. Abel Hillebrants en Johan Joosts te Kampen tot
mombers gesteld over Anneken en Cornelis, zijne kinderen
by zal. Marijken van Hille. Lamotius f te 's Hage 9 Oct.
1627 (zie de Eiemer en v. d. Aa).
Jean de la Haye tot pred. bij de Fransche en Duitsche
gemeente ber. 26 Sept. 1604 (Kamper archief n^ 3407); in
1609 ber. naar 's Hage.
Daniel Pipard 1609—1640. In 1613 werd zijn trac-
tement van 200 op 300, in 1615 op 400 ggl. gebragt. In
1620 volgde hij Marcus Gualtherus als Rector der Latijnsche
school op en genoot een gezamelijk tractement van 800 gl.
In 1628 echter werd dat van predikant van 540 tot 650 gl.
verhoogd, waarbij in 1632 nog 12 pond groot voor een slagt-
beest gevoegd werd, terwijl het in 1633 op 700 gl. gebragt
is. Hij f 1651 (zie ovfer hem de Navorscher). Wegens zijne
ziekelijkheid vergunde de Begering in 1640 een tweeden pre-
*) Het volledigst is nog de lijst achter de Régléments g^uéraux et
particuliers k Tasage des églises Wallonaes, doch z^ laat nog al tewen-
schoQ over.
131
dikant op 250 gl. te benoemen. ALs zoodanig trad in dienst.
Jacques du Pré 1640 — 164. , die in 1644 nog 25 gl.
huishuur boven zijn tractement ontving.
Abraham de Mory 16.. — 1646.
Claude Benjamin Carpentier ber. 1650, volgde bij
den dood van Pipard (1651) dezen als Eector op, doch ver-
trok 1673 naar Dordrecht.
Fabrice de la Bassecour ber. 1674, emer. 1715, f
1727. Zie over hem v. d. Aa.
Isaac d'Arroja of Dorrya of a Royal, vroeger pred.
te S** Pois in Guyenne, naar Holland gevlugt, ber. 1686
(rie Koenen, bl. 398) f 1715.
Boupart gevlugt uit Frankrijk (zie boven), mo-
gelijk dezelfde als JeanBompard, vroeger pred. te Cha-
tillon sur Loire, vermeld bij Koenen bl. 396. Benoemd 1687*
Wegens het toenemen der Fransche gemeente werd in 1688
besloten, dat voortaan ook des Donderdags morgens gepredikt
zoude worden.
[ Tirondet uit Frankrijk gevlugte predikant, die
zich tot dus verre te Deventer ophield, vestigde zich 1695
te Kampen. Hij genoot van de provincie 450 gl. , waarbij
Kampen in 1697 100 gl. voegde, doch zonder daar in dienst
te zijn. Eenigen tijd later trok hij naar elders, om een be-
staan te vinden, doch keerde 1705 naar Kampen terug en
verzocht op nieuw de 100 gl. , die hem echter nu geweigerd
werden, op grond, dat hij de stad eigendunkelijk verlaten had.]
Gabriel D'arroya of Dorrya volgt in 1715 zijnen
vader Isaac op en f 1724.
[George Chaufepied proponent, op 525 gl. in 1725
beroepen, bedankt voor het beroep, waarop gekozen werd:]
Jean Etienne Frescarode ber. 1725 op 550 gl. trac-
tement. Denkelijk vroeger pred. te Montaud (zie Koenen, bl.
398). Hij vertrok 1733 naar Haarlem.
132
Jean Jacques Bambonnet 1733 — 1752, toen hij
naar Utrecht vertrok.
Jacques Arnauld, kleinzoon van den bekenden Henri
Arnauld, geb. 1725; eerst praeceptor bij de kinderen van
dan Heer Bentinck tot Schoonheeten ; 2 Aug. 1752 met een-
parige stemmen beroepen en 22 Oct. bevestigd door Daniel
Louis van Zwolle. Hij werd Emeritus 1793 en f 11 Mei
(Zie het Biogr. Woordenboek van Chalmot)
Isaac Augier 1793 — 1801, toen hij emeritus werd.
Hij t 1826.
Daniel Serrurier 1802 — 18 ., toen hij naar^sHage
vertrok. Volgens v. d. Aa was hij 26 jaar lang Waalsch pre-
dikant te Dordrecht.
Charles Guillaume Merkus 1809 — 1810, toen hij
naar Dordrecht vertrok. Zijn levensberigt is te vinden bij
V. d. Aa.
Frederik Jacob Zullig 1811 — 1818 (?) ,toen de
Waalsche gemeente te Kampen opgeheven werd.
Deventer.
Charles des Touches 1686 — 1687. f
Henry Lavernes of de Lavergne, ber. 1688 —
1701 f. Volgens aanteekening van een tijdgenoot achter N®.
139 der bibliotheek van de Overijss. Vereeniging, werd hij
in 1693 tot Theol. Professor aan het Athenaeum aangesteld.
Bij V. Eek en Bosscha komt hij echter niet voor.
Fran9ois (de la) Cordes. Op 17 Maart 1692 legden
B. en St. hen een tractement van 450 gl. toe en besloten
daartoe op nieuw in 1696 en 1700. Hij bleef in functie tot
in 1727.
Benjamin Francjois Maleville 1729 — 1732, f
133
Jean Louis Lacoinbe, ber. van Stutgard 1733, vertr.
naar Utrecht 1737.
Etienne TEspinasse 1748 — 176., toen hij naar
Amsterdam vertrok, f 1761.
Jean de Zollekoffe(Zollikofer) d^Altenklingen
1752 — 1773. t
Fran<jois Nael de VHlepoix 1773 — 1788, toen hij
bedankte.
Jean Henri Pareau 1789 — 179., toen hij naar Mid-
delburg vertrok. (Zie de levensberigten van Letterkunde).
F. N. de Yillepoix herroepen 1795, bedankt 1803, f
1812. Mogelijk werd hij in 1803 fabrikant. Immers in 1811
was iemand van dien naam te Breda geassocieerd in eene
fiibriek van verwwaren met Evert Hendrik Greve te Deventer.
De finfia werd in Junij 1811 met eene zilveren medaille be-
kroond door de Uollandsche Huishoudelijke Maatschappij.
de Serrière, laatste Waalsche pred. te Deventer.
Zwolle.
Beeds op 18 Mei 1683 werd aan een franschen proponent
Jean Cornand de la Crose, réfugié, vergunning gege-
ven eiken Vrijdag namiddag ten 2 ure in de Bethleh. kerk
te prediken; op 19 Oct wordt hem vergund voortaan Woens-
dags avonds in de Bethleh. kerk te prediken , doch op 4 Febr.
1684 wordt zijn verzoek, om tot predikant aangesteldtte wor-
den, van de hand gewezen, en evenzoo op 30 Oct. 1684 dat,
om eene toelage te ontvangen. ')
du Glas kreeg 1 Dec. 1685 vergunning van de
Begering, om in plaats van des Dingsdags des Zondags in
het S. Geertruidkerkje te prediken, dat daartoe ingerigt zoude
worden.
') De Zwobche archivaris yerstrekte n^j welwillend deze en enkele
andere gegevens.
134
Philippe Beek eerste predikant derWaalsche gemeente,
aangesteld 4 Mei, bev. in Nov. 1686, vroeger predikant te
S^ Marcelin in Dauphiné. Behalve de / 450 die hij van de
provincie trok, legde de stedelijke regering hem 10 Jan. 1688
100 gl. toe; tevens werd aan zijne zuster 40 en aan M'.
des Cordes (denkelijk Jean Cordes) 75 gl. toegestaan. Hij
t 20 Mei 1698.
Jean Cordes vroeger pred. te S^ Ambroix (Amboise?)
in Neder Languedoc, sedert begin 1686 te Zwolle wonende,
bev. 28 Aug. 1698, f 13 Jan. 1712.
Daniel Chabrier vroeger pred. te Pont Celard de
Saulx in Dauphiné, ook sedert begin 1686 te Zwolle wonende,
bev. 28 Aug. 1698, f 21 Febr. 1708, ongeveer 67 jaar oud.
Van 1712—1723 vacature.
Daniel Louis proponent ber. 10 Jan. 1723, Emer. 30
Oct. 1766, t 29 Aug. 1767, ongeveer 71 jaar oud. Hij was
gehuwd met Hendrina Mechteld, dochter van Hendrik Jor-
dens en E. M. Boelinck.
Jean Daniel Louis Th. D'. ber. van Harderwijk, bev,
20 Oct. 1767, vertr. naar Amsterdam 5 Jan. 1777 *)• Hij
was geb. 1738, f 1811. Zijne zuster Elisabeth Mechteld,
geb. 30 Oct. 1739, huwde 30 Junij 1774 Gerrit David Jor-
dens. Burgemeester te Deventer.
Isaac Dupuy ber. van Vianen, bev. 27 Julij 1777 zeer
bevriend met v. der Capellen tot den PoU (zie Bijdr. II.
135, 148).
Pierre Ohevallier ber. van Naarden, bev. 11 Julij
1785, bedankt 1788, doch blijft te Zwolle wonen tot 1795,
toen hij naar Harderwijk vertrok (zie v. d. Aa).
Josué Teissèdre l'Ange, proponent, bev. 7 April
*) Komt bij Wagenaar niet voor onder de Waalsche predikanten
aldaar.
185
1798, vertr. naar Middelburg 1794 (zie v. d. Aa). Op 6
Julij 1794 huwt hij te Zwolle Elisabeth Tieboel uit Workunu
Jacques Frédéric Serrurier ber. 1795, bedankt
1797, om zich voortaan aan den landbouw te wijden. Huwde
28 Oct. 1796 te Zwolle Margaretha ten Cate en stierf 1844
(zie V. d, Aa).
Louis Henri Bahler bev. 18 Maart 1798—1886 f
Daniel Théodore Huët bev. Sept. 1818. Denkelijk
slechts hnlpprediker (sufiragant).
Pierre Henri Octave Deeleman, hulpprediker te
Amsterdam 1828—1887, bev. 12 Nov. 1887, eraer. 1 Jan.
1867.
Paul Faure ber. van Les Planchettes dép. du Jura 1867,
vertr. naar Pont-les-Moulins in Zwitserland Febr. 1874.
D'. Herman Carel Laatsman ber. Aug. 1874, emer.
1 Mei 1876.
Behalve officieren en predikanten verliet, gelijk men weet,
eene menigte van fabrikanten en industrieelen hun vaderland
na de herroeping van het edict van Nantes, waarvan velen
ook zich in Nederland nederzetten en daar met open armen
ontvangen werden,
In Overijssel werden evenals elders gunstige bepalingen
voor hen vastgesteld. Op den 19 Maart 1686 werd aan hen,
die zich tot uitoefening van een of andere tak van nijverheid
aldaar wilden vestigen , door B. en St. vrijdom van accijnsen
voor 12 Jaar verleend en Gedeputeerden werden gemagtigd
eene collecte te houden ten behoeve van alle protestantsche
fransche vlogtelingen , die een ambacht verstonden. Bovendien
werd menigeen door geldelijke subsidie in den eersten nood
geholpen; b. v. de bontwerker Fran9ois Dehomel, die
met vrouw en zes kinderen van Calais gevlugt was, ontving
136
tot het opzetten van zijn handwerk 4 dukatons. Waarschijnlijk
is dit dezelfde familie geweest, als die, waarover zich S i m o n
Tissot de Patot, sedert 1681 Fransche schoolmeester te De-
venter en later hoogleeraar aldaar, beklaagde, toen hij be-
weerde, dat een uit Frankrijk om de godsdienst verdreven
bontwerker met zijne huisvrouw hem zeer benadeelden , door-
dien de laatste zich bezig hield met meisjes in de fransche
taal en eenige handwerken te onderwijzen. ^)
Een ander voorbeeld trof ik een paar jaar later, waarschijn-
lijk het einde van 1689, aan in het volgende request:
//A Leurs Nobles Puissances Nosscigneura les Estata
Doueriisel.
Jacques de Simony escuyer sieur De P i 1 a n Maistre de
verrerie a Duteuil au pays du Vexin firancoia en france associé
avec Nicolas de Sasseuille escuyer sieur de Tourne-
tuit aussy Maistre de Verrerie en France.
Eemontrent tres humblement que Ie Sieur de Simony
Tournay frere dudit Sieur de Pilan Maistre de Verrerie de
son Altesse screnissime Monseigneur lelecteur Palatin, qui
possede les mesmes S^rets que lesdits sieurs suppliants de
faire Ie rouge et violet clair dont Ie secret desdits esmaux
estoit perdu il y a plus de deux cents ans cequi faisoit Ie
plus bel ornement de lorpheuverie, aussy bien que des autres
esmaux dont les orfevres se servano qui sont contraints de
les feire venir de Venise, auroit obtenu de leurs nobles
puissances les estats de la province de Gueldre lesdits
esmaux de verre commun, Ie cristal, Ie verre de vitre de
France et celnij des vitres de couleur des anciennes Eglises
et du cristal de touttes sortes de couleurs generallement
avec deffences a touttes personnes dans laditte Province de
Gueldres dy establir aucune verrerie manefsbcture et fabri-
*) Zie Navoracher 1861 , bL 168.
137
qae des dits Yerres cy dessos avec lexemption des Impostz
de toattes les drogues bois et autres choses, dont il pouroit
aToir besoin pour laditte fabrique comme aussy les assises du
pain, du vin, de la biere et de la viande, ainsy quil est
porté par ledit Privilege dont coppie est attachée a la pre-
sente Bequeste/'
Om genoemde redenen vragen requestranten verlof tot op-
rigting in Overijssel eener dergelijke &briek, als die van de
Simony Toomay in Oelderland te Zutphen, tot het boawen
der noodige fornuizen enz. , hetgeen zij nader omschrijven door
te vragen ^/de leur donner Ie bastiment des six premiers four-
neaux*' en nader aandringen, omdat Pilan een Fransch réfugié
was en voorts op grond van de volgende voordeelen aan de
zaak verbonden:
f/En l*' lieu des avantages quil y aura presentement de
&briquer pendant la guerre du verre de vitre de franoe. Car on
scait que tout Ie beau verre pour les fenestres des maisons
quon Employé dans toutte la Hollande et les provinoes unies
vient de france.
En 2* lieu avant la guerre avec la france on ne vendoit
a Boterdam et a Amsterdam la courbe de verre de vitre de
France que quinze a seize livres. Il se vend presentement
dnquante francs, qui est ainsy trente quatre francs plus quen
ne vendoit la oourbe comme dit est avant la guerre.
En 3* lieu il se fait de consommation dudit verre de vitre
de France dans la seuUe ville d* Amsterdam douze mille courbe
par an sur Ie pied de cinquante livres la courbe comme il
se vend presentement a Amsterdam et a Boterdam au lieu
de seize livres quil se vendoit avant la guerre. D y a sur ce
pied de clair et de net de profit quatre centz mil livres par
an a &briquer ledit verre de vitre de France sans parier du pro-
BUDB. m. 10
188
fit quon fiusoit lorsquon Ie donnoit pour seize livres la oourbe
avant la guerre.
En 4® lieu si dans la seolle yille d* Amsterdam il se &it
de la consommation de douze mille courbes de vitre de' verre
de france pour les fenestres des maisons il £Biud condure que
dans touttes les autres villes de la province D'HoUande. Il
se faira quatre fois autant de consommation pour Ie moins,
que celle qui se fait dans la ville d' Amsterdam , mais a ne
compter que sur Ie pied de quarante buit mille courbes pour
touttes les autres villes de la Province d'HoUande, Il se
trouveroit que cela se monteroit sur Ie prix de dnquante li-
vres la courbe ainsy quil a esté dit cy devant a seize cents
mil livres de profit par an a fabriquer ledit verre de vitre
de France.
En 5* lieu on ne peut pas douter quil ne se fsisse aussy
en Frize et les autres provinces une grande consommation
dudit verre qui produira un tres grand profit. . . .** enz.
Als Bijlagen tot dit request werden overgelegd afischriften
van de contracten met Mathieu Simony Sieur de Tournay,
aangegaan door de stad Zutphen, van het privilegie door de
Staten van Gelderland hem gegeven Sept. 1689, en van een
geleide van den Faltzgraaf van 20 Oct. 1688.
Bat de Staten van Overijssel op dit verzoek gunstig be-
schikt hebben, blijkt uit de aanstonds te vermelden stukken,
waarin gesproken wordt van een te Zwolle bestaand glashuis.
Het is mij echter niet gelukt het besluit te vinden, waarbij
de glasblazerij aan de Simony gegund is.
Op 21 Aug. 1691 bestond zij intusschen reeds niet meer,
want toen vergunde de Zwolsche regering aan Leandro
del Ferro ^/het glashuis en de glasblazerie alhier, mitsga-
ders het werkhuis met de daerbij zijnde woninge" gedurende
zes jaar voor niet te gebruiken, tevens hem en z^n gezin
139
▼rijdom verleenende van hout- en tarÜEUXï^ns voor hetgeen in
de fifibriek gebruikt werd. Venrolgens wendde hij zich tot
E. en St met het verzoek om vrijdom van provinciale aocijn-
sen te slangen, op grond dat zijne werklieden grootendeels
bestonden uit gevlugte Franschen, terwijl hij er tevens op
wees, dat hij groote onkosten te maken had voor de oprig-
ting der glasblazerij, dat zij voor de ingezetenen een groot
voordeel opleveren zoude en dat hij bereid was ingezetenen,
die daartoe bekwaam waren, in zijn handwerk op te leiden.
Hij schijnt dus minder geheim gemacckt te hebben van zijn
&brikaat, dan zijn voorganger.
Dit request, dat 6 Oct. 1691 in de Statenvergadering ter
tafel kwam, werd door de Bidderschap en Zwolle terstond
ingewilligd voor den tijd van anderhalf jaar , te rekenen van
den 1 November af, doch alleen voor den requestrant en zijn
gezin; Deventer gaf 9 Oct. toestemming, doch Kampen niet
voor 25 April 1692.
Of door deze vertraging de vestiging der fabriek geheel in
duigen gevallen is, dan wel of zij korten tijd in werking ge-
weest is, bleek mij niet; nergens heb ik verder een^ spoor
van de zaak gevonden.
Ook in later jaren wordt van tijd tot tijd gewag gemaakt
van Fransche vlugtelingen , zooals ^6 April 1693, toen aan
zekeren Joan Cologne om GodswiUe 15 gulden door E.
en St. geschonken werden , te betalen door den ontvanger van
Twenthe en in 1698, toen op nieuw eene collecte ten hunnen
behoeve uitgeschreven werd.
Er is geen twijfel aan, dat er aangaande de Fransche uit-
gewekenen, die zich in Overijssel gevestigd hebben, nog vele
verre van onbelangrijke bijzonderheden aan den dag zullen
komen. Hun invloed op het Twentsche fabriekwezen b. v. is
welligt niet onbeduidend geweest. Immers de Oosters en de
10*
140
ten Cates te Almelo, te Borne en elders in Twenthe , die in
het veryaardigen van ^/marceilles*' en linnen reeds vroeg uit-
montten, waren evenals de Willinks verwant aan de families
Henri en Herlin, fabrikanten te Lyon, die na de her-
roeping van het edict van Nantes, zich eerst te Winterswijk
of Borculo en daarna te Almelo en Bome (op den Pleken-
pol ) met der woon vestigden en ten bate der Twentsche nij-
verheid hunne kennis van industrie verspreidden. ')
V. D.
') Deze mededeeling heb ik te danken aan de welwillendheid van
m^n vriend Mr. 6. J. Stonn BnQsing, wiens echtgenoote van de fa-
milie Henri afstamt.
STADS ZILVERWEBK VAN KAMPEN.
Zoo als vele andere steden bezat ook de stad Kampen eene
aanzienlijke verzameling zilverwerk, dat op feestt^den ge-
bruikt werd. De oorsprong van dit zilverwerk was gelegen
in eene verordening die in 1639 was gemaakt, dat indien
iemand van den raad stierf zijn pensie, die h^ nog van de
stad te vorderen had, aangewend zou worden ') om daar-
voor een zilveren kop ten behoeve van de stad te koopen.
In de rekening der stad van 1640 vinden we dan ook voor
het eerst melding gemaakt van twee stdaeren croesen van
selige Dirck to Bocop ende Arent van Hattum, die te Ant-
werpen vervaardigd waren, terwijl we in die van 1641 lezen:
Item soe selige Johan Glanwe gestoruen is, Baidt, hefit hy
van syn Soepen pensie de a* xxii gegeuen tot voUenste van
syn salueren croes xxii h. f^ die wy betaalt hebben fac.
xxii h. Sg. *)
In 1678 echter, tijdens de belegering van de stad door het
StaatBche krijgsvolk onder Bennenberg, geraakte de stadskas
dermate uitgeput, dat de stadsregeering besloot om, teneinde
het hoogdnitsche garnizoen onder den overste Polweiler te
kunnen betalen, het zilverwerk der stad, even als dat der
kerken en kloosters, aan te tasten om daarvan noodmunt of
klippenningen te slaan. In het Liber Memorand. Nov. P, 128,
is dit feit aldus opgeteekend: //A*. 1578 den 16 Maij', als
*) Ordinariai Aütiq. foL 9.
*) Kamenuurs en Bentmeestersrekemngen door mjj aitgegeven, bl.
87 en 89.
142
deze stadt Gampen seer benaut was , vermitz inlage der Hooch-
deutschen knechten Polweylersclien regiments, alsoe dat men
in de vterste noet was geraden, ende men langher ghienen
raedt- noch troost en wust om penningen to wege te brengen
tot leninge der voersz. knechten, daermit sie vth der burger
cost blyuea mochten, hebben demnae burgemeysteren , Scepe-
nen Baedt ende beyde gesworene gemeenten groot ende cleyn
belieft dat men der stads siluerwerck sal laten breken ende
daervan klippenningen doen sluen^'. Den 5*" Juni maakte de
raad eene ordonnantie, waarin bepaald was: Voirts laeten
Scepen ende Eaedt weten ende gebieden, alsoe haer E. in
dezen tegenwoirdigen noeden tot leninge voir den krychsluy-
den etiiche clippenningen hebben moeten laeten slaen, dat
dieselue een yder sall ontfangen ende yuthgeuen als te weten:
die helen voir acht ende dertich stuuers, den halaen voir
negenthien stuuers ende die vierendeelen voir thiendenhaluen
stuuer , xlen stuuer tot xv placken gerekent ; dair nae sich een
yder sall richten, ^y
Den 22" Mei was dit voornemen van de stad ook reeds
in de vergadering van ridderschap en steden besproken: Item
die gedeputeerde der steden Deventer ende Gampen verspro-
ken van hoere steden siluerwerck clippenningen' te laeten slaen
tot leninge der soldaten, ende vermeende die muntmeister de-
zelue te slaen het stuck van 18 engelschen, holdendein fyn
8 penningen, geldende 88 stuuers, die haluen ende vieren-
deelen na aduenant; des solde men tot i marck Antwerper
koers toe zetten 3 vnce oft 6 loot kopers. Item een marck
fyns is 12 penningen ende maeckt ij marck wercks. ')
De penuingen werden dan ook op deze wijze geslagen,
behalve dat er ook stukken van 42 stuivers geslagen zijn.
') J)ig. Nüv. fül. 53.
*) Dagvaardb. fol. 43.
143
Het zijn rierkante stokken zÜYer met afgeknotte punten. In
het midden vertoonen ze het stadswapen, en daarnevens de
waarde opgave, bovenaan Ëxtremom subsidium, beneden het
wi^n Campen en daaronder 1578. ')
Omtrent de kosten van aanmunting dezer penningen, vond
ik in de stadsrekening van 1578, het volgende opgeteekend :
Maeckenloon van die clippenpenningen.
Item betaelt M'. Jan Theiisz van die stempels te steken
ende te maken xüij h. fQ iiij st.
Item betaelt M^ Jan voersz. van yder loet clippincks te
maken i st. ende van coeper tot het siluer gedaen ende mede
van een wapen te versteken iiij g. xij st. makende i^xl carelsg.
XV st X pi. ij^i h. fg i st X pi.
Al het stads zilverwerk werd toenmaals op deze wijze ver-
nietigd, behalve twee bekers zoo het schijnt, die op de straks
mede te deelen inventaris voorkomen, nl. de kroes van Johan
van Vrek van 1551 en die van Glaes Bouws van 1571. Die
van Glaes Bouws is niet meer voorhanden, waarschijnlijk is
deze in 1672 naar de smeltkroes gegaan, doch die van Johan
van Urk, wordt nog ten raadhoize bewaard, onder den naam
van het moffen bekertje, omdat het ontsnapte aan *tlot
zijner collega's, die tot uitbetaling van de gages der mofscbe
soldaten werden opgeofferd. Het is een keurig fraai gedreven
gedeeltelijk verguld zilveren beker dat moffenbekertje en doet
ons den goeden smaak en uitstekende bekwaamheid onzer
voorouders in de goud- en zilversmidskunst bewonderen,
vooral de deksel is allerkeurigst bewerkt.
Daar binnen op bevindt zich en relief het wapen van den
schenker, een opgestoken geharnaste arm met een beneden-
waarts gekeerde dolk in den vuist, en dit omschrift:
') V. Loon, Ned. HUtor. Pena. I. 259.
U4
Qui bibis hunc cyatham, cuius sunt manera quaeris,
Lorgas loannes Yrckius ista dedit.
Nadat de stad alzoo door dit ongeval van haar zilverwerk
was beroofd, schijnt men na het herstel van de omstandig-
heden, reeds spoedig weder eene stedelijke zilverschat op de
vorige wijze te zijn begonnen te verzamelen, die langzamer-
hand aangroeide, zoodat ze in 1669 reeds eenen vijftig voor-
werpen telde.
Korte jaren daarna echter brak er voor de stad eene treu-
rige tijd aan door de inval van de vereenigde Fransche en
Bisschoppelijke legers. Den 18*" Juli o. s. 1673, werd door
gecommitteerden van de stad in het vijandelijk leger voor
Zwolle de capitulatie van de stad geteekend, waarop den
volgenden dag de Munstersche troepen onder den kolonel
Douwer de stad binnentrokken, die echter den 18*" plaats
maakten voor den gmaf de Gace met 16 kompagniën te voet
en 1 te paard, die namens den koning van Frankrijk de
stad bezetten, onder belofte echter van de capitulatie met de
Munsterschen gemaakt te zullen nakomen.
De ellende te vermelden die de stad zich op den hals haalde
door zich zoo voetstoots over te geven , licht buiten mijn be-
stek , genoeg zij het hier mede te deelen , dat reeds den 22"°
Juni o. s. het stadszilverwerk werd aangetast. Een bocaal en
een lampet werden vereerd aan den graaf van Luxemburg, ter-
wijl een gelijk geschenk werd gedaan aan den graaf de Gace
gouverneur van de stad, en de stad eveneens een bokaal en
een lampet voor zich behield, al het andere zilverwerk werd
naar de smeltkroes verwezen om er geld van te slaan en wel
zilver- en goudguldens. Dit zilverwerk had een gezamelijke
zwaarte van 394 mark en 6 oneen, 't welk op een gehalte
werd gebracht van acht penningen twee greinen, met eene
remedie van twee greinen in het gewicht, of het mark werks.
145
zijnde twaalf stuks, te vegen honderd vierenvijftig engelschen
met eene remedie van twee engelschen.
Van Loon hiervan melding makende, ^) zegt dat hieruit
3635 guldens en zes stuivers aan geld zou zijn geslagen , wat
evenwel niet uitkomt volgens hem. Dit is zeer natuurlijk ook,
want in de resolutieboeken staat uitdrukkelijk vermeld dat
er niet drie, maar acht duizend zeshonderd en vijfendertig
guldens en zes stuivers munt uit werd geslagen.
Deze zilveren noodmunt is rond en vertoont aan de eene
zijde het wapen der stad in een schild geplaatst, met het
onderschrift Campen, aan de andere zijde Necessitas
Altera 1672. Zoo was de stad dan ten tweede male ver-
stoken van haar raadszilver, doch onder minder eervolle om-
standigheden dan de vorige keer, toen ze zich eerst dapper
had verdedigd, terwijl ze thans na vooraf met veel ijver en
opoffering van groote geldsommen haar vestingwerken in staat
van tegenweer gebracht te hebben, zich zoo gemakkelijk ten
prooi aan den vijand had gegeven.
Het schijnt dat sedert niet meer de oude gewoonte is aan-
gehouden dat de pénsie der overledene magistraten tot zilver-
werk werd besteed, doch de stad bezigde in 1699 vijfhon-
derd caroli guldens tot den aankoop van zilverwerk, vermoe-
delijk om daarmede te voorzien in het gebruik bij schepen-
maaltijden enz.
Opmerkelijk mag het genoemd worden dat het moffen-
bekertje ook in 1672 behouden bleef en tot op onze dagen
bewaard bleef. Wat er van de laippet is geworden , welke de
stad, behalve deze beker aan zich hield, kan ik niet zeggen,
dit is echter zeker dat ze thans niet meer aanwezig is.
Behalve het moffenbekertje bezit de stad thans echter nog
*) Ned. HUtonepeun. III. bl. 64.
146
een zilveren beker, evenwel van veel jongere dagteekening.
Deze beker werd namelijk in 1726 door de toenmalige bur-
gemeester en schepenen met hunne secretarissen aan de stad
ten geschenke gegeven. Het is een groote verguld zilveren
beker met net drijfwerk voorzien en prijkende met het stads-
*
wapen en met de wapens der veertien toenmalige magistraats-
personen en hunne drie secretarissen. Binnen in den deksel
is een zilveren plaat, waarop gegraveerd staat: Monum.
Liberal. Senat. decrev. G. D. Daendels, I. B. Steen-
bergen, A. Eekhout, A. Herreweijer, H. Eekhout,
P. V. de Weteringe, I. Tollius, I. H. Ridder, B.
Sabé, Q. Eckelboom, H. Vestrink, B. v. Marie,
E. M. Foccoma, E. v. Romond.
B. Lemker, A. Herrewe^er, C. Munts eorum a
Secretis A». Dni MDCCXXVI.
Thans moge de lijst van het zilverwerk volgen , welke ook
daardoor belang heett dat de datum van ^t overlijden van
de meeste gevers daarbij staat uitgedrukt. De lijst werd in
1599 opgesteld blijkens het hoofd en later vervolgd.
Der Stats Gampens Siluerwerck angeteekent
A^ 1599 den 11 Januarij.
1. Johan van Vrcks, Croes verguit met eendexei, wegende
3 marck 10 loot. Grestoruen A^ 1551.
2. Ciaes Bouws, silueren Groes sonder dexel, wegende 2
marck 3'/s looth. Grestoruen A^ 1575.
3. Glaes van Haersolten der rechten licentiaet, een gants
vergulden croes sonder dexel, w^nde derdehalff marck.
Gestoruen A^ 1580.
4. Berent van Tweenhuysen , een silueren croes sonder dexel,
wegende twee marck vier loot. G^estoruen A*. 1581.
5. M'. Aelt Crane, een silueren croes sonder dexel, we-
gende twee marck vier loot. Grestoruen A^ 1581.
147
6. Hemrick ter Barchorst, een BÜueren croes sonder dexel,
wegende twee marck vijff looth. Grestoruen A**. 1582.
7. Otto Gransneb gênant Tengnegel der Bechten Doctor,
een siloeren croes met een dexel, wegende drij marck
derdehalff loot Gestoruen A^ 1584.
S.f Johan ten Grootenhuijs , een silueren kroes, bouen an
de cant ende beneden verguit , wegende derdehalff marck
twie loot. Gbstomen A*. 1584.
9.] Willem van Winsem, een silueren croes, bouen an de
cant verguit ende beneden oick , wegende derdehalff marck
drij loot. Dese beyde kroesen sluijten op nudcanderen.
10. Willem to Bocop der Bechten Doctor, een silueren kroes
met een dexcl, wegende vier marck negendehalff looth.
Gestoruen A*. 1585.
11. Boloff Buijter, een silueren croes sonder dexel, wegende
twee marck vier loot. Gestoruen A^ 1585.
12. Geert Vresen, silueren croes sonder dexel, wegende twee
marck ses loot Gestoruen A\ 1586.
13. Arent van Uaersolten der rechten doctor, een silueren
croes met dexel, weget vier marck iij loot. G^toruen
A*. 1586.
14. Claes Witten, silueren kroes met een dexel, wegende
drij marck soeuendehalff loot, bij den erffgenaemen der
stadt geschoncken.
15. Claes van Olsts, croes met een dexel, wegende drij marck
ses loot Gestoruen A\ 1588 den 23 Martij.
16. Henrick Petersz Moijckx , kroes met een dexel , vier marck
vififtehalff loot Gestoruen A^ 1589 den 12 Nouembris.
17. Johan de Wulffs, kroes met een dexel, wegende vier
marck acht loot. Gestoruen A^ 1595 13 Julij.
18 I Johan Jansen, kroes, wegende ses marck drij looth.
19. { Butger Hudden, croes, wegende ses marck acht loot.
Dese beyde croesen sluyten op malcanderen.
/
23.
148
20. ƒ Henrick Cuynreturffs, croes, wegende twee marck iiij
looth, binnen heel vergalt ende bayten ten deele met
een vergolden rant.
21. { Jan Thoeniss Drenthe croes, wegende twee marck iij
looth, binnen heel verguit ende buijten ten deele met
een vergulden rant. Deze beyde croesen passen op mal-
canderen. '
22./ Jacob Malers croes, weghende twee marck iij looth.
Gestoruen den 1" Aprilis A". 1603.
Jacob Veiien croes, wegend 2 marck xj looth, gestor-
uen den 21 Aug. 1603. Deze beide croesen passen op
malcanderen.
Dirk Dibbits, croes, mitt een dexell wegende 3 marck
1 önce 7 engels. Gesturuen den 4 Nouembris A*. 1603.
25. Johan Cloecken Croes, mit een schaeltgen daerop, we-
gende 4 marck, 2 looth gesturuen den 4Februarij 1605.
26. Item een silueren croes mit een decksel int geheel uer-
guldt, daermit joncker Johan Witten, geweest syndeeen
lithmathe des Baedes alhier ende daernae geworden renth-
meyster Generael van Sallandt, die stadt van Gampen
vereeret hefft.
27. Boeloff Lambertsz, croes mit een dexel, wegende vyff
marck min dree looth ende dree achtendeel. Obijt A**.
1612 den 17 Galend. Sextilium.
28. M^ Abell Hillebrantsz, croes mit een dexel, wegende
vijff marck min dree looth. Expirauit A". 1614 vice-
sima quarta die Aprilis.
29. Johan Schoeninck, een croes mit een dexel wegende
Obijt. A". 1616.
30. Arent Albertsz Vriese, eenen vergulden croes met een
dexel, wegende Expirauit A'. 1616.
31. Alart Clant, eenen vergulden croes met een dexel, we-
gende Gestoruen A**. 1620 den 19 Martij.
149
32. Rutger van Bredae, eenen croesmet een dexel, wegende
Obijt 1621.
33. Uenrick Wolterss Wegenwart, een croes met een dexel,
wegende Grestoruen A^ 1622.
34. G^rt Jacobse Veene , een croes met een dexel , wegende
Obijt 1623.
35. Jolian Joosten, een croes met een dexel, wegende 125
loetb. Obijt A*. 1625. .
36. Geert Petersz, een croes met een decksel, wegende 6
marck, x oneen 10 engels, maec^ende 101 loeth. Obijt
A*. 1630.
37. Beyner Gansneb gênant Tengnagel, een rergulde croes
met een dexel wegende Obijt 1632.
38. Albert Jansz Hoff, vergulden croes met een dexel, we-
gende 114 looth. Expirauit A^ 1632.
39. Helmich de Wolff, vergalden croes met een dexel, we-
gende 10 marck 4^/, once. Obijt A\ 1631.
40. Marten Albartz eenen vergulden croes met een dexel ,
wegende Obijt A'. 1638.
41. Lubbert van Hardenberch, eenen vergulden croes met
een dexel , wegende
42. Beyner Henricksz, een croes met een dexel, wegende
Gestorven A*. 1640.
43. Thoenis Solofis Steenberch, een croes met een dexel ver-
guit, wegende 227 loot, Ob^t 1643.
33. Arent Slooth, een croes met een deckzel, verguit, we-
gende 230 loot. Obijt Anno 1644.
45. Wdter Jansz. Wesscbynok, een vergulde croes , wegende
129^/^ loot. Yerstoruen Anno 1644.
46. Obijt 1645, Joachim van Ingen, een vergulden croes
van 208 loot. *)
') In de RmcUtcsoL foL 146 leest men: Martis den 8 Febmari
150
47. Obijt 1646, Arent van Buijtenburch een silueren lam-
pet en lampet schottel, wegende 319 loot.
48. Obijt 1657, GFerhardt van Santen, een vergulden pocael
met een dexel, 270 loot. ')
49. Obijt 1665, Johan Boeloffsen Eeckholt, een silveren
blaecker cum annexis, swaer 447 Vi loot.
50. Obijt A*^. 1666 , Rodolph van Langen een silveren blaecker
cum annens, swaer 509 loot
51. Obijt 1669, Wilhelm Jacobsen Worst, twee silveren can-
delaeren en snuijters, swaer 18 marck en 10 loot.
N. U.
1648 hebben Schepenen ende Raedt geresolnert ende goetgenonden dat het
foensoen van het lampet van wijlen burgermeester Ku\jteuburch nit
dezer stads camer de A^ 1646, ende h«t faensoen van den kroes van
w^len burgermeester Santen uit dezer stads camer de A^ 1647 salbe-
taelt worden.
') Opte reqneste van Steven Arents , remonstrereude hoe dat h^
wegen het maacken van de croesen van de 3 hoeren Sloet, Wessinck
ende Ingen seeckere somme van penningen lange ten achteren is ge-
weest, waertegen l^j eenige penningen heeft moeten negotieren,
geappostilleert :
Schepenen ende Raedt ordonneert de £. Brouwerius als ccclesiastique
camener van den jare 1645, uyt sijn E. ouerschot acn suppliant by
gelegentheyt sijn achterwesen in desen te doen. Apostillen 1647 fo. 32.
GESCHENK VAN RELIQUIEN
DOOR EEN KAMPER MONNIK, 1478.
Door de vriendelijkheid van professor Wilhelm Mantels te
Lubeck ontving ik voor eenigen tijd afschrift van een seer
m^k-waardig stok, dat oorspronkel^k afkomstig uit de nala-
tenschap van den bibliothecaris professor Decke te Lübeck,
thans zich op de stedelijke bibliotheek aldaar bevindt.
Het stuk dat geschreven is op perkament met een plique
van onderen, waarin een stuk van den staart, waaraan het
zegel heeft gehangen dat er afgesneden is , bevat het schrijven
van zekeren Jacob, gardiaan van een klooster in Kampen,
(er wordt niet bijgevoegd welk klooster) aan den edelen en
hooggeboren man Hans Ranzow, waarin hij verklaart dat
z^n medebroeder Johan Huusman , die naar Jerusalem en naar
het Heilige Graf is geweest, gelijk te Kampen overbekend
was, aan Lubbert Hanynck, burger in Kampen, reliquien
van het Heilige Graf, den berg Galvarie, Oliveten enz. heeft
geschonken, benevens van Sint Mauricius en zijne gezellen,
welke laatste reliquien, luidens een post scriptum in den
brief, door Huusman te Keulen ten geschenke waren ontvangen.
Wie was die broeder Jacob gardiaan van een klooster in
Kampen? l>at was Jacob van Aimblo, gardiaan van het min-
rebroeders klooster te Kampen. Dit klooster in de 14' eeuw
geslicht, behoorde oorspronkelijk tot den regel der Gau-
denten, en zijne kloosterlingen volgden in de laatste helft
der 15* eeuw de kloostertucht niet altoos even nauwgezet op.
152
wat eindelijk zoo ver ging, dat in 1472 door hunne eigene
zorgeloosheid, het gansche klooster op een klein gebouw na,
met de kerk verbrandde, waarvan een groot deel der schuld
werd geweten aan den gardiaan Jacob van Almelo. Het schijnt
dat deze zijn geweten niet zuiver voelende, de stad heeft ver-
laten, terwijl in 1473 als zijn tljdelijken plaatsvervanger voor-
komt Johannes Engbertz. ')
Intusschen bemoeide zich de stadsregeering met de zaak,
die wel de hand wilde bieden om het klooster weder op te
bouwen , mits de kloosterlingen hun vroeger leven lieten varen,
den regel der observanten volgden. Eindelijk verscheen
in 1478 Jaoobus van Domborch, abt te Oostbroek bij Utrecht,
bij bulle van Paus Sixtus TV van 29 Oct. 1477 aangesteld
tot commissaris, om het convent daar den regel der obser-
vantie te hervormen. Hij stelde een uitvoerig onderzoek in,
en in het verslag daarvan , ^) lezen we op bl. 31 dat hij als
getuige ook deed citeeren onzen Johannes van Almelo den
gardiaan, qui tune a foris advenerat, die van buiten kwam.
Hij werd van zijn betrekking ontzet op den 14*^ Juli van
dat jaar, gelijk ook Johannes Engbertz die toen het gardi-
aanschap waarnam en den vice-gardiaan Wilhelmus van El-
borgh. Waarschijnlijk is Jacobus van Almelo toen weer uit
Kampen getrokken, want toe Boecop getuigt in z\jn kroniek
omtrent de ontslagen kloosterlingen ^/und ellick mocht syn
wech gaen und verreisen waer hy wolde." *)
Waarschijnlijk heeft onze Johannes van Almelo, het voor-
zichtig en raadzaam geoordeeld, in dit stuk maar niet op te
geven van welk klooster te Kampen hij gardiaan was.
Broeder Johan Huusman , die verder in het stuk voorkomt,
was zeker dezelfde die als Johan Huusman, priester, om-
*) Register Kamper Archief, no. 801.
*) Areut toe Boecop, Kroniek bl. 737.
163
streeks dezen tijd voorkomt als testamenteor van ^/her Ghert
Philips zaligher ghedachtenis" in het memorieboek der Gane-
ren broederschap te Kampen. ^)
Omtrent Lubbert Hanynck is mij tot hoden niet anders
voorgekomen dan dat hij aan de L. Vrouwen memorie te
Kampen een gift deed toen Tyman van den Vene en Glaas
Sulman memoriemeesters waren. Op een ander plaats ko-
men deze als memoriemeesters in 1481 voor, zoodat hij dus
destijds leefde. Be edele en hooggeborene man Hans Kan-
sow eindelijk, behoorde tot eene aanzienlijke adelijke Hol-
steinsche familie, en daar de oorkonde zich te Lübeck be-
vindt, zoo zal hij wel dezelfde zijn als Hans Bansow, raad
van konig Christiaan T van Denemarken, die Kiel in pand-
schap bezat, toen het in 1469 aan Lübeck verpand werd,
en in 1485 overleed. *)
Na aldus de oorkonde zooveel mogelijk toegelicht te heb-
ben, laat ik haar hier volgen:
Aen den edelen ende hoegh gheboren man Hans Ransow.
Ie broder lacob gardiaen des convents van Campen beken nc
mit dessen openen breve, dat voer my is ghecomen onsen
medebroder ende borger der vorsseiden stede van Campen,
broder Johan Huusman die daer to Iherusalem ende ten
h^lighen grave is gheweest, als al de stad van Campen is
becant, heeft ghegheven Lubbert Hanynck onzen medeborgher
heilichdom, alse van den heilighen grave van den berch van
Calvarie^ oiiveten ende so voert an, alse Lubbert voerseit
heeft in scrift , ellick sonderiicks , ende mede van sunte Mau-
ricius ende van sine ghescllen. In oerkont der waerheit soe
hebbe ie hier onse convents seghei an ghehangen. niet meer
op deze tyt, dan god sy mit iv ende mit ons allen. amen.
') Overysselache Almanak 1841, bl. 89; Memorieboek no. 61.
') Schlesw. Holst. Lauenb. Zeitschr., II, 51, 125 vgl.
BUIIB. n. 11
154
Int jaer ons heren Moccc ende lixyiü op sancte Anthonys
dach van Fadue.
Dit heilichdom van sancte maorisius is dese
voe];3eiden broder toe Kollen ghegheven.
Ten slotte zij hier nog opgemerkt, dot dit stuk gedateerd
is den 17*^ Januari, terwijl de gardiaan Jacob van Almelo
den 14^ Juli daaraanvolgende werd ontslagen. Hoewel uit
de stad geweken , was bij dus wellicht toenmaals nog in het
bezit van het conventszegel, en kon dus daarmede den brief
bezegelen, wat des te aannemelijker wordt als men bedenkt
dat op den 14*^ Juli aan hem en zijne ontslagene medebroe-
ders gelast werd , de sleutels en wat ze verder van ^t convent
onder zich hadden, over te geven.
N. u.
M'. W. H. COST JORDENS. ')
Wanneer men zich de zamenstelling der oude Tweede Ka-
mer (en daarmede bedoelen vij die v66r de Grondwetsher-
ziening van 1848) voor den geest terugroept, dan vindt men
daarin een groepje kundige mannen, die met den naam van
i^de rekenmeesters" bestempeld werden. Tot dit onder-
deel der toen nog zoo zwak van macht zijnde vergadering,
behoorden de leden Duijmaer van Twist, Bruce, van
Panhuijs en ook m'. W. H. Gost Jordens. De laatste
voTulde ook later die rol in de Eerste Kamer, waarin hij
in 1849 overging, om tot bijna aan zijnen dood te verblijven.
Maar bij die belangstelling in het richtig beheer van *s lands
penningen, voegde C. J. eene andere, die in de geschiedenis
van het muntwezen van ons vaderland en in het bijzonder
van die van het gewest waarin hij het levenslicht zag en
waaraan zijn geslacht zoo naauw was verbonden. — In het bij-
zmidcür trok de numismatiek van Deventer zijne aandacht
en groot zijn zijne verdiensten omtrent dit onderdeel eener
wetenschap, die in ons vaderland eerst sedert een dertig of
veertigtal jaren door den arbeid van Groebe, Yerkade,
van der Ghijs enz., begonnen is tot haar goed recht te
komen en waarvoor nog zoo veel, vooral voor het latere tijd-
perk, sedert de Pacificatie van Grend, in menig gewest van
ons vaderland te boek te stellen is.
G. J. was geen bloote verzamelaar van penningen en mun-
ten, maar wat de Franschen zeggen: //un numismate
travaillant" Het r^'ke archief van Deventer, waarin hij
') Overieden te Deventer, den 22 November 1875, oad 76 jaren.
156
zeker met nog meer ijver snuffelde als wij hem wel eens in
de Bibliotheca Duncaniana te 's Hage zagen doen, moest
er hem als 't ware van zelf toe brengen om , bezig de munten
van Overijssel, Deventer, Kampen en Zwolle te
verzamelen, vooral de geschiedenis der munten van de stad
zijner geboorte te schetsen.
De eerste vrucht van dat onderzoek was het stukje ( Overgss.
Alman. 1849, bi. 94— 95) Penning op de verovering
der Spaansche zilvervloot door den toenmaligen munt-
meester van Deventer, Johan Wijntgens, in 1629 ont-
worpen maar niet gesneden, althans ons is dit stuk nimmer
voorgekomen.
Dezelfde jaargang van dit uitstekend repertoire bevat een
tweede stukje van C. J. , getiteld: Penning door de stad
Deventer in 1595 vereerd aan Daniel Tossanus,
t. a. p. , bl. 232, in houtsnee afgebeeld. Eene levenschets
van dien rector (1594 — 1597) te Deventer (later hoogleeraar
te Heidelberg ) werd er bijgevoegd. Beide stukjes danken hun
oorsprong ^/aan de menigvuldige papieren over de Deventer
//munt in het stedelijk archief voorhanden.''
In het jaar 1846, werd aan den hoogJeeraar d'. P. O.' van
der Chijs door Teijler's Stichting den gouden eerepenning
toegewezen voor zijne 'Verhandeling over de Munten
van ons Vaderland van de vroegste tijden tot
aan de Pacificatie van Gend. Wij twijfelen geenszins
of reeds in de jaren 1842 — 1845 , zal C. J. aan dien schrij-
ver zoowel vele munten van Overijssel, als aanteekeningen
voor zijn later tot negen lijvige kwarto deelen uitgedijd werk
verschaft hebben. De Index van het in 1854 verschenen deel
//De munten der voormalige heeren en steden van
Overijssel kan zulks bewijzen en men behoeft slechts in
genoemd deel de blz. 283, 284, 288, 295, 298, 299, 310
enz., op te slaan om te zien dat de // warme erkentenis" ook
157
aan G. J. door den schrijver in de voorrede (bl. vii) toege-
bracht, wel verdiend was.
Inmiddefó had C. J., in Maart 1853, het eerste gedeelte
van zijne belangrijke Bijdragen tot de Geschiedenis
der Deventer Munt bewerkt. Zij zagen het licht in 1854
Overijss. Alm. 1854, W. 1 — 73. Een klein stukje met éene
plaat, over eene Munt van Deventer, Kampen en
Zwol, was in de Overijss. Alman. van 1853, bi. 81 — 84.
(Vergelijk ald. 1854, bl. 61) voorafgegaan en dit eerste werd
door een tweede, in Maart 1853 geschreven en in de Overijss.
Alman. van 1855 (bl. 1 — 89) geplaatst, gevolgd. Onder
de bijlagen (bl. 90 — 118) verdient bijzonder onze aandacht
die subV getiteld: //het geslacht Wijntgens.^' Een paar
^aten met afbeeldingen van een zestal Deventer munten
luisteren het te boek gestelde op.
Wanneer men bedenkt dat de geschiedenis der Deventer
munt een tijdperk van minstens zeven eeuwen omvat, dat zij
moest handelen over de munten dier stad der Duitsche kei-
zers Otto III (983— 1002), Hendrik II (1002 — 1024),
Coenraad II (1024 — 1039); over die van vele ütrechtsche
bisschoppen, te beginnen met den bisschop 'Bernulfus (1027
— 1054); over de eigenlijke Deventer stadsmun ten sedert het
laatste gedeelte der 14'*'' eeuw en over de munten in gemeen-
schap met andere steden (Kampen, Zwolle, Groningen)
geslagen; over de scheve verhoudingen dezer stadsmunten te-
genover de Landsmunten, zoowel die van het Duitsche rijk
als vooral die der Generaliteit na de afzwering van Spanje, gedu-
rende langen tijd , over de vele twisten daaruit ontstaan , dan
moet men C. J. prijzen dat hij in zulk een kort bestek , ons een
zoo duidelijk overzigt gaf van dit zoo moeljelijk te behandelen
en veel omvattend onderwerp. *
Den omvang van de papieren die G. J. moest ordenen en
lesen, wijst zijne eerste Bijlage (155 bladz. druks beslaande)
158
tot de Inventaris van het Deventer Archief, in
1870 in hei licht verschenen, aan. Dien arbeid volbragt G.
J. in de jaren 1862 en 1863 en bestempelde ze met den
naam van Catalogus van stukken betreffende de
munt in het Deventer Archief, geinvertariseerd
onder no". 872 — 903.
C. J. wist orde in dien chaos te brengen. Wel mogt hij
zeggen: (Overijss. Alm. 1854, bl. 43) ^/men ziet uit het voor-
gezegde en men weet het van elders, dat in de laatste helft
der 15* en in de eerste jaren der 16* eeuw de muntordon-
nantiën en valutiën vrij talrijk en steeds verschillend waren.
Er heerschte eene groote verwarring."
Elders ( t. a. p. bl. 68 ) merkt hij op dat de Duitsche pro-
cesstukken wel tamelijk leesbaar zijn, maar de stijl er van
zoo gerekt en langdradig en zoo doorspekt met verouderde
woorden en uitdrukkingen, dat het dikwijls groote moeite
kost den zin en de bedoeling te vatten. Voorzeker aanlei-
ding genoeg om het geduld van C. J. in het ontginnen van
deze mijnen zeer te prijzen. De beknoptheid van deze levens-
schets verbiedt ons den inhoud en rijkdom er van nader bloot
te leggen.
In 1857 verscheen van C. J.* hand te Deventer eene bij-
drage tot de Kamper munt, getiteld: Kamper stempels.
Het beslaat 12 bladzijden met 2 platen in quarto, om zich,
ook wat het formaat betreft, aan te sluiten aan van der
Chijs' genoemd werk. Ook dat van Verkade ontvangt hier
nog eenige toevoegsels.
Over de munten van Hasselt in Overijssel hadden de
heeren J. M. van Rhijn, (Overijss. Alm. 1837, bl. 79 — 80;
Overijss. Alm. 1851, bl. 94— 101 en F. A. Ebbinge Wub-
ben, Overijss. Alm. 1855, bl. 205 — 255, mededeelingen
gedaan, die door C. J. in zijn in Junij 1860 geschreven en in
de Verslagen en mededeelingen der Vereeniging tot
159
beoefening yan Overijsselsch regt en geschiedenis (!• 1860,
bl. 62 — 94) opgenomen stok : De Munt te Hasselt wer-
den bijeengebragt en aangevuld. In dezelfde verzameling (I.
bl. 94 — 99 ) verscheen een interessant stukje van C. J. : ^/£ e n
woord over zekere dusgenoemde Kamper Nood-
muntjes van 1578, in 1865 (Verslagen III. bl. 50 — 51)
met een toevoegsel of een //Nog iets'' vermeerderd. Daarin
werd aangetoond dat de in de Overijss. Almanak , 1838 , bl.
342 — 245 door den te vroeg aan de wetenschap ontrukten
m'. J. van Doorninck beschreven en als noodmunten af-
gebeelde stukjes //armenloodjes of liever bewezen (telke-
nen noemde men ze in 1481) van betaalde belasting
waren.
Het laatste muntkundig geschrift dat C. J.' pen ontvloeide,
was van eenen geheel anderen aard als de tot nu toe ver-
melde. In de Deventer Courant van Sept. 1869 verscheen een
stuk van hem getiteld: //Eenheid van Munt. Terecht
noemde C. J. het //een ontwerp", waarover in dien tijd veel
geschreven werd. Met de bedachtzaamheid die den ouden
//rekenmeester" eigen was, waarschuwt hij Nederland om zijn
züveren standaard niet te laten varen. //Het heeft tot hiertoe
stil gezeten, (zegt hij, bl. 9) en zal het ook wel blijven doen."
Deze prophetie is niet geheel uitgekomen. De Wülempjes zijn
weder voor den dag gekomen , maar de eenheid van munt,
waarvoor G. J. ook waarschuwde, is nog niet daar en zal
nog wel lang uitblijven, zoo zij immer in Europa moge te
voorschijn treden, hoe wenschelijk zij ook door velen geacht
wordt. ')
Leeuwarden y 1 Maart 1876. W j. dirks.
') De Ketel aan de Waag te Deventer (Overijss. Alm.
1840, bL 91 — 93) waarin in 1434 ,,die mnntmeister gesoden wart*'
zi) hier nog al» eene notice van C. J. vermeld.
HET GERIGT VAN DISPERATIE.
Vrij algemeen werd in vroegere eeuwen het denkbeeld ge-
huldigd, d»t zelfmoord niet ongestraft mogt blijven; zoowel
hier te lande als elders treft men daarvan talrijke bewijzen
aan. Voor het buitenland blijkt dit o. a. uit de woorden
van Montesquieu (Letttres Persanes) ^/Les lois sont furieu-
ses contre ceux qui se tuent eux-mêmes; on les fait mourir
une seconde fois pour ainsi dire." Voor ons vaderland werd
dit onderwerp door Mr. J. H. de Stoppelaar onder bovenstaanden
titel behandeld in het tijdsclirift ^/De Oude Tijd." De alge-
meene toepassing van dit regtsbeginsel wordt door hem daaruit
verklaard, dat het Kanonieke regt voorschreef, hoe de mis-
daad aan het ontzielde ligchaam te straffen, terwijl het Ro-
meinsche regt de nalatenschap van den zelfmoordenaar aan
zijne erfgenamen onthield , indien vrees voor straf en niet
een ziekelijke zielstoestand de drijfveer geweest was. Het komt
mij voor dat ook de Hollandsche Saxenspiegel in dezen van
invloed geweest is. Deze bepaalt (§18 uitg. Smits), dat de
nalatenschap van „wie syn lyff verwerket" niet door den rig-
ter, maar door zijne erfgenamen georven worden, doch dat
het lijk op geen kerkhof begraven zal worden, en dat voor
de ziel niet gebeden zal worden, en verwijst daarbij wat het
begraven aangaat naar Decret. xxiii cap. tu dixisti.
Geen wonder dus, dat men ook in Overijssel gevallen
aantreft van zulk eene regtspraak , hoewel geen enkele land-
brief die voorschreef. Daar zij echter vrij schaarsch voorko-
men, acht ik de aanhaling er van niet onbelangrijk. Het
161
eerste vindt men in het Judiciaal Eegister van Bisschop Da-
vid van Bourgondie op 22 Aug. 1492 (fol 79 v®,) //Item
Jnder sake iusschen deo Droste van Twen the Grerijt van Wel-
nelde op die ene ende Henrie Gheeling toe Hasseloe op die
andere zijden, roerende van dat die Droste erffutinge van
hem cijschet van sijns wljfs guet , soe sij hoer selve . die kele
a^esteken hadde, dairaen sij ster£f, des sij lijff ende guet
verbeurt solde hebben, Js geclaert, dat Henrie Gheeb'ng den
Droste erfutinge doen sal van sijns wijfs naegelatcne guede,
soe sij hoer seiven mijsdaen heeft, dairaff sij gestorven is."
Van het begraven in ongewijde aarde treft men een voor-
beeld aan in de volgende plaats uit het Digestum Novum der
stad Kampen:
£/feria sexta post petri ad vincula (14. . ).
//Wort Johan Sier geuonden ende had sich seluen verhan-
gen jnde hanenbalken van Arnt Sijrs sijns oems huus ende
wert boeuen ten venster mit een Trijs van den huse bij sijnen
voeten wtgelaten ende op eene lerre gesmeten ende onder die
galge geuoert ende aldair mit twe of iii schoue rieds gebrent
ende voirt aldair gegrauen."
Het derde voorbeeld, dat ik aangetroffen heb, valt in een
tijd , toen de bepaling van de criminele constitutie (art. 135)
hier gold , en zelfs een spoor van strafbedreiging in het Land-
regt zelf werd aangetroffen. *) Het is ontleend aan de ïlei-
zeboeken van Deventer , waar gezegd wordt : //Te Windesheim
op avondt Jacobi 1550 sijnnen Jngekomen over maelltijt tween
raetzheren off Scepenen van Hasselt, die ene Evert ter Lijn-
den, die ander Brandenborch genoempt, en hebben naider
maeltijtden gedeputierden van den drien steden voorgegeven,
dat een vrouwe, daervan die man noch leeffden ende tsamen
*) Zie Racer III. 288; Winhoff, uitg. Chalmot, bl. 230.
162
kinderen hadden, zich selves leider verdaen en die keele
afgesteken hadde , wesende suss hal£f voir bijsinmich geachtet,
weick doede lichaem die schulte van Hasselt op een gewiede
plaitse hadde doen begraven ende queme na ende wolden dat
guet confisciert ende verboert holden, daerop die man mit-
ten kinderen aen hem begeerden voirstandt thebben, desbal-
ven die vurss Soepenen goeden raedt van den drien steden
begerende Js hem voir antwort gegeven, dat zij zich solden
holden als richteren ende wanneer die schulte den man ende
kinderen bespreeck voir hem luden als richteren, solden sij
aenspraeck, antwort en alle bescheit ontfangen en dan mit
particulair laden beraden ende wijsen dan dat recht weer,
ende so veem eenige partie mit hoeren sententie nijet vre-
dich en were, machte appelliren aen der stadt Deventer,
Tiebben sij geantword dat van oeren sententien nergens wurd
geappelliert , dan plegen zich wel mitter stadt Deventer te
beraiden , daerentegens hem geantwort bij den gedeputeerden
van Deventer, dat alsnoch bijnnen korten jaeren twee Sce-
penen van Hasselt op raethuijs bijnnen Deventer gewest, toe-
staende die stadt Deventer haer appellatierecht , ende die twee
Scepenen van Hasselt geantwort, dat oll twee van haeren
Scepenen die haer gerechticheit nijet en wasten , sulx ge-
sproicken hadden, die en hadden dees gheen bevell off macht
te doen, onder anderen een van den gedeputirden van don
drien steden gesacht, het schijnt, dat gerne schatvrie ende
appelJatie vrie wolden sijn, ende sij geantwort in effect, dat
sij dairbij gerne bliven wolden , ende sijnnen dairmede strack
wech gereist."
V. D.
PRUIKENBELASTING TE KAMPEN , 1702.
Het laatste gedeelte der 17e en de 18e eeuw was in ons
land de proikentijd bij uitnemendheid , dat wil zeggen , toen
beijverde ieder zich zooveel hij kon, uit te munten in H dra-
gen van de nieuwste Parijsche modes op dit punt, waarvoor
moeite noch kosten werden gespaard.
Geen wonder dat schrandere besturen van landen en ste-
den in dit luxe artikel een uitstekend voorwerp van belasting
zagen.
In Berlijn werden de pruikendragers in klassen verdeeld
en werd onder den naam van Perrückensteuer eene belasting
van 12 groschen tot een rijksdaalder geheven. Deze belasting
werd verpticht en de pruiken moesten op den keurvorstelijken
stempelkamer gebracht worden, waar ze door den pachter,
van binnen, om ze niet te ontsieren, werden gestempeld.
Deze stelde tevens prmkenvisitatoren aan door de geheele stad,
die zelis de woningen der burgers binnendrongen en 'hen
daar en op straat dwongen de pruiken af te nemen , om te
zien of ze wel gestempeld waren , waarvan hevige oneenig-
heden , zelfs vechtpartijen het gevolg waren.
Dat men in ons land ook dergelijke pruikenbelasting in-
voerde of poogde in te voeren , bleef mij onbekend , totdat
ik de navolgende resoluties van Schepenen en Eaad en Raad
en Meente te Kampen inzag.
Den 28 Maart 1702 stelde de Baad aan de Gezworene
Gemeente voor: ffV, Datyder persoon welcke op de duisent-
sten penninck op zes duisent gl. staat, iaeriix betale 6 gul-
164
den voor perruiken of hairgelt, en dat diegene welke daer
onder in voorschreven middel getaxeert sijn, van parruiken of
hairgelt sullen betalen drie guldens, sullende diegene welke
int middel van den 1000 pennink niet getaxeert sijn en
evenwel perruiken dragen, gelijke drie gulden moeten beta-
len , en die geen perruiken dragen vrij en hiervan exemt sijn,
en hier van allen vrij sijn die nog geene vijftien iaren out
sijn en die het pro Deo begeeren. 2®. De fontagnes of kap-
sels adidem als boven, mits dat indien in een huisgesin meer-
der sijn dan vier personen, 't sij mans of vrouwen, die in
't voorscr. middel van perruiken of fontagnes souden moeten
betalen , egter met betalinge van 4 personen sullen konnen
volstaen".
De Gesworene Gemeente antwoordde ad lum: ^/De Gezwo-
rene Gemeente oordeelt dit tot nog toe niet genoeg geregu-
leert te sijn en sal bij nader elucidatie daarover nader konnen
gedisporeert worden ; en ad 2um Bij nader convocatie sal
hierop nader worden gedaen.
Den 18 April daaraanvolgende stelde de Baad op nieuw
aan de Meente voor : ,/Dat een impost van drie guldons
worde gestelt op ieder persoon een paruque draagende, des
jaars, ende twe gulden op ieder persoon een fontagne off
hoog capsel draagende, waaronder geen callotjes worden be-
grepen. En dat die een parucque voor sijn gesontheijt draaght
en den impost pro Deo begeert, daarvan vrij sal sijn, en
dat de mennieten naa redelijckheijt in het baargeld mogen
worden getaxeert".
De Gezworene Gemeente zeide dat door haar ,/op de per-
ruken en capseU dragende bij dezen niet kon worden ge-
disponeert."
Opmerkelijk is het dat men het plan koesterde de doops-
zinden, die zich met het dragen dier fraaie tooisels in den
165
regel niet ophielden , toch ook nog een zekere belasting daar-
voor wilden opleggen.
Ondanks de tegenwerking van de Gezworene Gemeente
liet de Baad zijn plan om deze belasting in te voeren nog
niet varen. Drie dagen daar na, den 21en April verzocht
hij ffshiog consent in het geprojecteerde middel op de parru-
ken ende fontagnes , soo als de Geswoorne Gemeente te voten
is voorgedraagen" , terwijl de Geswoorne Gemeente : ^/oonside-
reerende die soo seer swaare constitutie van tijden in welcke
ons vaederlandt is gebracht (de oorlog met Frankrijk en
Spanje) wel kan consideeren dat behalve dat middel nog veel
te kort sal koomen**.
Ook deze keer echter was de Gezworene Gremeente tegen
de invoering, en wenschte de belasting gevonden te zien uit
het middel op de koffie en thee.
Ten laatsten male kwam de raad op 20 Mei met een nog
bescheidener voorslag bij de Gezworene Gemeente: ,/De Ge-
sworene Gemeente wordt alsnog versogt in de voorgeslagen
impost op parmiken en fontagnes , of ten minsten ter somma
van twee galden op een paniik en een gulden op een fon-
tagne te consenteeren ; het mocht niet baten , de Gesworene
Gemeente wilde er niet in toestemmen.
Sinds vond ik niets meer aangaande deze belasting in de
resolutie boeken vermeld , zoodat de zaak daarbij wel zal ge-
bleven zijn, doch in het feit dat de Gezworene Gemeente zich
tegen de invoering dezer belasting zoozeer verzette, zal men
wel eene aanwijzing mogen zien dat onder de burgerklasse
het dragen van pruiken te Kampen niet het minst in zwang
was.
N. u.
BRIEF VAN JEAN FRAN^OIS LE PETIT
AAN DE STAD KAMPEN.
Jean Fran^ois Ie Petit vroeger grifl&er van Betbune in Ar-
tois, later notaris te Middelburg, l^de zich gelijk bekend is,
zeer toe op de geschiedenis van ons vaderland. Als vruchten
daarvan kwamen in 't licht zijne: //Grande Chronique" in
1601 te Dordrecht verschenen en ,/'t Nederlants Ghemeenebest"
bestaende in Staeten , vergeleken met die van de Switsersche
cantons'', in 1615 door zijn zoon in Arnhem uitgegeven.
Zoowel voor 'teerste als 't laatste werk, scMjnt hij zich
tot het bekomen van narichten tot het bestuur der verschil-
lende Nederlandsche steden gewend te hebben
Voor zijn eerste werk zullen immers wel bestemd geweest
zijn de inlichtingen welke hij in 1597 en 1598 van de stad
Groningen vroeg; ook op het Deventer Archief berusten twee
dergelijke brieven , terwijl ik hier laat volgen een verzoek
door hem aan de stad Kampen gericht om mededeeling van
stof en terechtwijzingen voor het werk door zijn zoon na zijn
dood uitgegeven. Een jaartal draagt de brief niet, doch waar-
schijnlijk is hij uit het eerste tiental jaren der 17e eeuw.
Merkwaardig is het zeker dat de geschiedvorscher niet alleen
inlichtingen aan de steden vroeg maar nog een douceurtje
daarenboven.
*) By dragen tot de Gesch. der prov. Gron. VI. bl. 320.
167
Aen de Edele, Erentfeste, W^se ende
seer Voorsichtighe Heeren,
^ Burgmeisters ende Baed der Vrije
Eijcxe Hansestadt Campen.
Edele Heeren
Alzo ick onlancx in Engeland! doende was om mijne Cro-
nyeke in Engelsch te laeten dracken, ondertussclien heb ick
beschreven, die Nederlandtsche Eepublycke, ge-
confereert met die van de Swytsers, daer by ghe-
voegt een Tractaet van de wettighe macht des
Princens over de Gemeente, ende wederom van
de Gemeente over de Prince, dan vreesende dat
ick in die Beschr^vinghe mij zoude missolyck wel mogen
vargrepen hebben, doe heeftet mij goet gedacht, eer voorder
daerinne te vaeren, elcke Provincie ende stadt int particulier
haer eigene discriptie te laeten visiteren ende censureren.
Daeromme bidde ick Y. E. wat deze stadt aengaet hyer
annex, b^ ymanden des kennisse draegende, te laeten ouersijen
ende andersins oorrigieren, omme tselue oueral gedaen zijnde,
voorts den boeck in duytsch ende in francois te laeten wtgaen
ter eere van dese lo£Pelycke hoochmogende Bepublycke, als oock
deser stede ende oock tot beter onderrichtinghe van sommighe
partydighe gheesten. Hiermede Y. E. den almcM^nden be-
velende ende my oitmoedelyck in haer goede gratie pro via*
tico (ghelyck als andere wel gedaen hebben) oitmoedelyck
recommanderende ,
Y. E.
Oitmoedigher ende d^'enstwilligher
Jan Francois Ie Petit Griffier van
Bethnne.
Historicus.
N. ü.
KONINGSPREBENDE IN HET STIFT TER HUNNEP.
Onder de papieren van het Stift ter Hunnepe bevindt zich
een door Matteus Dulshem, Goaverneur der stad Grol ge-
waarmerkt afschrift van een brief, waarbij koning Philips aan
Abdis en Convent doet weten: ^/dat also ons als heeren van
den voorsz. Lande van Ouerijssel toebehoert ende recht heb-
ben eensjnonsleuen te geuen ende confereren t'onsen
keuse ende wille, jn uwe Abdije, ofte stijfle een broot ende
prouene; Wij willende tegenwoordelicken gebruijcken van onsen
voorsz. rechte, hebben gegunt ende gegeuen, gunnen ende
geuen bij desen aen Gat ar i na Mulert, dochter van Joan
Mulert, Drossart vande Twenthe tot voorsz. broot, ende pro-
uene, alles mette cleederen, habijten, ende andere rechten
ende veruallen daertoe staende ende behoorende. Ontbieden
daer omme ende beuelen, dat ghij de voorsz. Catarina Mulert
aenueert, ende ontfanght als Religieuse in uwe voorsz. Abdije
ofee Stijfle" enz. Deze brief was g^ven te Brussel 1 Oct.
1626 en voorzien met het groot z^l des konings.
Vrage: hoe kwam Philips (blijkens het jaartal de vierde
van dien naam) aan dat regt om eens in zijn leven eene
prebende in dat stift te vergeven? Was dit mogelijk een regt
dat hij zich aanmatigde in navolging van de Bisschoppen,
die op hunne beurt daarin het voorbeeld der Pausen volgden?
v. T).
/
MEMORIE
DER OUDERLINGEN EN DIAKENEN TE DEVENTER
OYEB DE BESTEMMING DER GEESTELIJKE EN
KERKELIJKE GOEDEREN, 1581.
De volledige titel van het belangrijke document, waarvan
ik bier den inhoud grootendeels wensch mede te deelen , luidt :
//Discours ende bericht op die administratie der Geestelicken
ofte Kerckengueder der Stadtt Deuenter vann die olderlingen
vnnd Diaconen der Kerckengemeinten daerselifst Eijn Er-
bar Raedt tho bedencken voirgestelt." De leeftijd er van
blijkt uit de kantteekening : //Ingebracht vnnd Auergegeuen
den 27 Aprilis Anno 1581 Coss. üoenraedt vnnd Scharff
D. vnd sinnen a Senatu ad visitandum et referendum depu-
tiert Huirninck, Brunsfelt, Swaeffken vnnd Dorre D."
Het Deventet archief, waar zich dit stuk bevindt onder
N». 716, bezit onder N^ 708 een dergelijk Geldersch
Discours, dat zonder twijfel tot grondslag gediend heeft voor
het wel driemaal uitgebreider Deventer Discours, daar ge-
heele stukken uit het eene woordelijk in het andere overge-
nomen zijn. Het Geldersche heet: //Discours vander adminis-
tratien der Geistlicker guederen , waertho deseluige van onsere
vorolderen gegeuen, wie sie sint erstlich gebruickt, vnd
daema misbruickt worden vnnd nu ter eren Godtz vnnd dem
gemeinen nutz tho gude sollen vnnd behoeren angelecht vnnd
gebruickt tho werden, allen frommen vnnd gotsaligen Patri-
BUDB. III. 12
170
oten deses Forstendumms Grelder, vnd Graflfschaift Zutphen
tho bedencken voergestelt."
De acht punten aan welker behandeling de Deventer Me-
morie gewijd is, zijn de volgende: ')
//Irstlick: waer tho im amfang bij onse voirolderen die
Geestlicke guederen gestiftet vnnd gebruickt sijn gewest.
Ten tweeden : wie schentlich diesel ue daernae misbruickt
sinnenn, rnnd noch onnuttlich van die Geestlicheit deser
stadtt verswendet vnd misbruicket wordenn.
Ten derden: Sollen discutiertt worden etliche verscheidene
dedactien van Deken vnndCapittel een Ërbar Baedth
hier beuorens auergegeuenn , daermede sie vnderstaen oire
administratie tho verdedigenn, vnnd die dickwijls versochte
reformatie tho retardierenn vnnd tho belettenn.
Then vierden: Wordt verclaertt, datt een Christlich Ma-
gistraett desenn misbruick der Oeestlickenn guederen tho
corrigierenn amptzhaluen verplichtett vnnd schuldich sij,
vnnd worden afl'gelehnet noch meer andere obiectiones vnnd
gegenworpenn , die tot uerhinderunge deses wercks van den
vnuerëtendigen mochtenn voirtgebracht worden.
Ten vijflften: Sall angetagenn worden van den rechten ge-
bruick der Kerckengueder deser Stadt, waer tho de-
selue imploijeert vnnd billich angewandt sollen wordenn.
Ten sesten: Wie vnnd op welcker wijse die reformatie tott
i
^\ De beide eerste vraagpnnteu zya in het Geldersche matatis ina>
tandis dezelfde; voor het derde en vierde staat er: ,Them derden watt
uoer groten Jammer der gantsche Landschaflft daer vth ensteet soe
ueren sie desen misbruick langer gestaden vnd dulden." Met het vijfde
zesde en zevende komen weder N". 4, 5 en 6 der Crelderschen overeen.
Het zevende en laatste punt b|j de Crelderschen daarentegen luidt:
^Them laetsten willen w^j oeck antwoorden op den tegcuworp die tott
verhiuderonge deses wercks uan den onuerstendigen mochten uortge-
bracht werden."
171
uorddl deser Stadtt mnd Gemeinten sall angeuangen and
Jnt werck gestalt wordenn.
Ten Boenenden: Welcke personenn sulcks int werck
riebtenn vnnd administreeren soUen.
LesÜich vnde ten achten : worden veele J nconaenienten
vnd Swaricheiden angetagcnn, dewelcke, wanneer geene re-
formatie wordt voergenamen, dan die Ge^tlicke bij oire ad-
ministratie gelaten, besorchlicken erfolgen sollen."
Mij ontslagen achtende van de verpligting om aan te wij-
zen, hoe leerrijk deze Memorie is aangaande den toenmaligen
staat Tan het armwezen, de kerk, de school en de kloosters,
ga ik er terstond toe over, om daarait datgene mede tedee-
len , wat voor het nageslacht belangrijk genoemd mag worden.
//DesgeHcken hefit oick jnt Nije Testament die Apos-
tolische gemeinte Kerckengueder gehadtt, welcke die Kijcke
van oirenn guderenn vrijwillich der gemeinten gegeuen hebben
wie tho sien ist Actor. 2. 4. 5.
Paernae doe die Ghristlicke Beligie durch die Predig des
H. Euangelij wijdtt ythgebreidett wordt, aUoe datt keiser
vnnd koeningenn vnnd andere Forsten Heerenn vnndPoten-
tatenn dieselue angenomen, hebbenn sie vmme die Beligie
vnnd waren Gtidessdienst bij denn Nakomelingenn tho erhol-
denn vnnd tho propagierenn die kerckengueder rijckelick ner-
meeret vnnd voele thienden, Jaerrenthen, huiser, Landt,
golt, silver, vnnd andere cleinodien daer tho gegeuen.
Dann sie als uerstendige Luidenn wall gesien hebbenn,
datt die Christelick Beligie vnd rechten Gadesdienst, sonder
geleerde vnnd bequame dienars vnd voirstender vnnd noodt-
wendich vnderholt derseluenn, oick anstellinge gueder Sche-
le n n , vnnd watt daer tho gehoiret , niet hefit konnen erhol-
denn vnnd voirtgeplantett worden. Nam sicut anima sine
cc»rpore non uioit oorporaliter : sic Ecclesia non proficit sinc
12*
172
beneficijs oorporalibus, wie die geestlicke recbttenn melden n.
Vnnd is apenbaer datt dese gueder denn Greestlickenn (dat
is denn Xerckendienaers ynnd voirstenders der gemeinten
Grades) niet gegeaen sinnenn, datt sie oir eigenn sijnn sol-
denn, oiil dieseliuge oires gefailens solden moegenn gebruic-
kenn, sonder dat sie deselae nutlich vnnd tott walfarth der
kercken solden anleggenn.
Dairom die oick Bona Ecclesiae vnnd Kerckengueder ge-
noempt wordenn , dat sie nemptlich niett eenen oder ettlicbenn,
sonder der gantzen kerckenn vnnd Gemeinten (xades
thobehoiren. Ecclesiae siquidem fidelium multitudo et congre-
gatio est. Sulckes betuigen die Jura Ganonica meldende, quod
res Ecclesiae omnibus debeant esse communes et quod non quasi
propiae, sed quasi communes habendae sint G. Nulli causa
12. qua^t. 1 vnnd Jngelijckenn datt concilium quartumCar-
thaginense, ordineerende in Ganone 30, vt Episcopus rebus
Ecclesiae tanquam commendatis, non tanquam proprijs, uta-
tur. Dit seluige betuigett oick die Pauwst Leo primus Epis-
tola ad Episcopos Siciliae: Non sunt bona haec nostra sed
nobis commendata. Et Augustinus in G. quod autem caus.
23 quaest. 7. Si priuatim inquit, quae nobis sufficiant possi-
demus: non sunt illa nostra sed pauperum, quorum procu-
rationem qnodammodo gerimus, non proprietatem nobis vsur-
patione damnabili vindicamus. Sic.Ganohici Jure Ganonico:
non possident sua, sed utuntur rebus Ecclesiae, non ut suis,
sed tanquam ad dispensandum sibi creditis. G. Episcopus
causa 14. quaestio 1.
Daemeuen sint dese gueder niet gegeuen denn fuilenn
ledichgengerenn , die geen nutt noch arbeit dair voir gedaen
hebben, sonder alleen dennen, die der kercken gedientt ofH
een ampt tott walfartt der gemeinten bedienden, daerheer
dese Kegula ynnder den Ganonistenn entstandenn, Propter
173
officium datur beneficium. Item qui non laborat non man-
ducet Man vindelt in den Geestlickenn recbtenn, datt die
kerckengueder in vier deelenn sollen a£Pgedeilett wordenn
deser gestalt , vt de reditibus Ecclesiae et oblationibus fidelium,
una portio cedat Episcopis: alia Presbyteris et Diaconis,
et oroni cl er o: tertia, templorum, Ecciesiarum, coemeterio-
rum fabricis ac reparationi: quarta, pauperibuset pe-
regrinis G. concesso c. quatuor c. de reditibus c. cognouimus
c mos est c. sandmus, causa 12 quaest. 2. Et in Bracca^
rensi concilie 1 canone 25. ^)
Dat ijrste deell wordtt gegeuen denn Bisschoppenn:
datt is denn Lerars, Predicanten vnd kerckendienars , niet dat
sie datseluige nae oeren Lust tho verterenn vnnd tho mis-
bmicken , ofile oire frundtschap mit die Jaerlickse vpkumpste
daer uann tbo rijckenn, macht hadd^enn, sonderenn, dat,
wanneer sie seluer geen guedt noch onderholt hadden, als-
dann vnd anderss niet, daer vann matich vnd ehrlich leuenn
mnd uortz die arme gefangenn daer mitt troestenn ynnd
bijstaenn vnnd frembdlingen vntfangenn vnnd herbergen sol-
den. Wie sulches tho sien is in canone Apostolorum 40 et
in Concilio Carthaginensi quarto canone 15, 17, 20, 31. Et
c. Apoetolicos c. sacrorum causa 12 quaest. 2. c. praesulum
causa 16 quaest: 3 et distinctione 85.
Datt anderde uierdendeell wordt gegeuen denn Ciericis,
') Het Geldersch discoars heeft hier fol. 2 ▼^ ^Man findett in den
geistlicken Rechten dat die kercken guederen in 4 deelen plegen affge-
deelt te werden, wie vth den 4 canone dess Romschen Concilii vnder
den Pauss SUuester gehalten Anno Domini 387 , tho sien is , Gommoneo
aotem vos omnes, mihi consortes monimentum hoc, vt de reditibus
Ecclesiae quatuor partes fiant, quorum vna cedat Pontifici, ad sui
suütentationem , alia Presbijteris et Diaconibus et omni clero, tertia
teniplerum et Bcclesiarum reparationi, quarta, pauperibus et infirmis
et peregriuia."
174
datt is denn Scholen n, daerin die geene, die mett verwii-
ligunge oirer olderenn, sich tott denn dienst der gemeinten
begeuen badde, vp der kercken kostenn vnderhalden vnndin
urien kunsten vnnd gottsaliger Lehrenn vnderrichtett vnnd
geleerett wordenn ter tijdt dat sie geschickt vnnd bequaem
werenn, een dienst in der gemeinten anthonemen vnnd tho
bedienenn doch mit dem beding, dat geen vnnutte vnkostenn
gedaenn, vnnd die kercken mit die mannichfnldicheit der
Clercken niet beswaret , vnnd dat die sich seluest van oir guedt
underholden konden niet uan der kercken guedt underholdenn
worden. Clericos enim illos conuenit Ecclesiae stipendijs sus-
tentari, quibus parentum et propinquorum nuUa suffragantur
bona. Qui autem bonis parentum et opibus suis sustentari
possunt, si, quod pauperum est", accipiunt, sacrilegium pro-
fecto incurrunt et committunt et per abusionem talium iudi-
cium sib' manducant et bibunt c. clericos c. pastor c. sacerdos
caus. 1 quaest. 2.
Datt derde vierdendeell wort angewandt tott reparation,
bouw vnd beteringe der Tempelenn vnnd Scholenn, vnnd wo-
ningen der Tempelenn vnde Schooldienarenn vnnd tott be-
ste] linge der Kercken gereedtschap tott den Gradessdienst
noodtwendich sijnnde. Doch datt hierin alle maticheit gehol-
denn vnnd alle auervloedt vnnd hoeflfeierdt gemijdett worde,
wie tho sien is in de reede BoniÜEicij Episcopi in Triburensi
concilio, uthabetur Canone 18. Cum rogaretur numadSacra
mysteria essent adhibenda uasa lignea: Bespondit: Cum Sa-
cerdotes habuimus aureos ij uasis ligneis vtebantur, sed nunc
lignei Sacerdotes aurea vasa induxerunt.
Datt uierdedeeli vnnd laetste wordt den A r m e n n vthgedoilt,
daemiede voirnemlich die armen krancken weduwenn, vnnd
wesenn , gefangen , olde vnnd vnuermoegelicke personenn, ver-
dreuenen, frembdelingenn , Lammen, kroppelenn, blinden,
175
Tundlingenn , vnnd alle andere huisarmenn vnnd noodtdrufllige
liUideon, heijmelich ofit openbaer sijn underholdenn wordenn,
wie oick in acele fundatien der armen vnnd gasthuiserenn
tho sien ist, et in Imperatorum legibus tho vinden dexeno-
dochijs, ptochotrophijs , orphanotropUijs , brephotrophijs , ge-
rontooomijs nosocomijs vnnd dergeiijcken. Vnnd offt wal die
kerckengaeder voirmaels alsoe vth thodeilenn verordineertt
sijnn gewest. Soe beuindett men doch dat sie, neffens dese
vier stuckenn, oick thott anderenn nuttlichenn vnnd noedt-
wendigen dingenn, die doch vnnder dese vier voirgemelte
begrepenn sijnn, sijnt angelacht wordenn, ab nemlich datmen
van denn guderenn Bibliothecas ofit Librienn toegerustett, vnnd
dieselue mit alle heerliche vnnd nutte boecken hefft verzierett,
vp datt die kerckendiener vnnd Lerars desto meer oersaeck
vnnd gelegentheit hadden tho lesenn vnnd studierenn, vnnd
datt die heilige ScriÜl vnnd Scripta Patrum vp die Nakome-
lingenn gebracht vnnd bewarett mochten n wordenn.
Vnnd dewijle thott der tijdt die druckerien noch niet ge-
fiindeLn , soe heffl men voirnementlich die Monnickenn vnnd
Cloesteren die boecken aff tho scrijaen beualenn, be-
sonderenn den Benedictinerenn , Canonicis Eegularibus vnnd
andere AugusUni ordens, welcke men, opdat sie dess scrij-
nentz beter wachtenn kondenn , met heerlichenn guederen voir
anderenn voirseen hefit, Dairheer men bij gemelten oirdenss
Monnickenn noch hoidiges dages die beste Bibliotheca
vindet, vnnd alsoe is oick binnen deser Stadt domus Flo-
rentiana, datt rijcke Fraterhuis genoemptt, tott denn einde
met voelen guderen begifftett.
Van gelijcken sijnn in uoirtijden seeckere vpkumpsten der
kercken oick angelacht tott onderholdinge der Medicinen,
der bewaerders uan kranckenn, der Lijck dragers , vnnd doet-
grauers, als tho sien is in Justiniani Nouella 43. 59. vnnd
176
anderen constitutLonibus vnnd duerheer sinnen Jn den steden
die Cellebroders oirdenn gekamenn, als oick sekere begljnenn
huijser vnd Gloesters fundiert sinnenn, dat die Begijnenn
Diaconissae der armenn wesen , vnnd die krancken waerenn
vnHd besoecken soldenn.
Tho desenn, hefPt men oick benefifens die kercken und
Schooldienarenn, veele gotsalige geleerde mannenn van
dese guedernn onderholdenn , vp datmen deseluige im fall der
noodt, vnnd anfang der anderen kercken vnnd Schooien tho
derseluer dienst ofit eenige andere politische officien gebruickenn
konde, vnnd het der gemeinte nummermeer aen gotsalige
dienaers vnnd geleerde mannenn mangelt"
Vmid soe denn Apostelen dat Fredigambt nnnddie be-
dieninge der Sacramenten beualen wass Ëuntes in mundum
vniuersum praedicate Euangelium omni creaturae etc. Hebben
die bisschoppenn et praesules Ecclesiae dat praedigampt geheel
verlatenn, slch mit denn kerckendienst gantz vnnd gaerniet
bekommertt, Sonder dattseluige oirenn suffraganeis wijellbis-
schoppen, vnnd Capellanenn beualenn welcke idt daernae vp
die andere Papenn vnpd vicarienn gelacht, van welcken endt-
lich idt tott den nijen ongeschiktenn vunde ongeleerden Bedel-
monnicken gekamen is , die doch niet uan den kerckengue-
deren erholdenn sijnn, sonderenn mit bedelenn sich hebben
moeten behclpenn, daer vth dann geuolgett is, dat diereijne
Lehr des H. Euangelij verduistertt vnnd vndergedrucket, de
H. Sacramenten veronreinigett , die rechte gadessdienst in Jdell
ufi'goderie vnnd superstitie verwandett, alle guede ordeninge
vcrkiertt, vnnd eindtlich sie seluest vnnd die gantze werclt
vnsalich verfuirett vnnd bedragen n is woorden.
Dat ander uierdendeelt, dat tott vnderhaldunge der
Scholenn, vnnd den Clericis ofll Clerckenn is gedestineert
gewest, hebben die Canonickenn in die stedenn, vnnd
177
die Abdienn vnnd Cloesters tott sich getagenn. Bann die
Ganonici [in] ^oirtijdenn niet anders dann schoolmeisters vnnd
Praeceptores sijnt gewest, die die Joegennt in oire CoUegijs in
die vrije konnsten, tucht, vnnd Erbarheit, vnnd voimemlieh
in denn Ghristlichenn Gathechismo geinstitueert hebbenn,
wie vth haere alde Fundatienn vnnd andere Gbronickenn vnnd
Historienn tho vernemenn, oick oire namen n die sie noch
fiiirenn, als coU^iate kercken Jtem Decani Scholaster mit
sich brengenn.
Desgelijckenn sint die Abdien vnnd veele andere Gloesters
niett anders gewest dann Scholenn, daerin die kinder gebracht,
niet dat sie Monnickenn sijn soldenn, sonderenn dat sie in
aller tucht vnnd Erbaerheit vpertagen, vnd wall Jnstitueert
mochten wordenn, daer mit sie daernae der kerckenn vnnd
dem vaderlande, desto beter konden dienenn. Dan men in
die HLntorien uindet , dat dickmaell vth den Gloesteren heer-
licke vnnd dappere mannenn tho den kerckenn vnnd Poli-
tischenn regimente beroepen sint wordenn als nemlich Basilius,
Gr^orius, Nazianzenus, Ghrysostomus , Ambrosius. Eenn ge-
lijcke gestalt hefft idt oick gehadt mit denn Nonnen vnnd
Junferen cloesters, daerjnne die cleijne Megdekens ge-
bracht, niet der meininge , dat sie stedes daerin soldenn blijuenn
vnnd Gloestergelofite , wie nu gewoontlick doenn, sonderen
datt sie vann Joegent vp soldenn inder Ghristlicher religiën,
instituiert , vnnd in aller tucht, kuisheit vnd Erbarheit vper-
tagenn wordenn, vnnd leeren lesenn, scrijuen neijen spinnen
weuenn, vnnd allerleij eerlich vrouwen handtwerck, vp datt
sij daernae , wanneer sij tott den echten staet quemen, konden
huisholdenn, vnnd wustenn oire mannen nae Gades woordt
gehoirsam te sijnn.
Vnnd gelijck vth denn Historijs genoechsaem blijcket, datt
die Gollegiaten Kercken ofile Gapittelenn in die Stedenn,
178
als oick die Cloesteren ira anfang niet anderss dann onderwijss
scholenn gewest sijnn, Soe is dann sulcks tho bemarckenn
uth denConcilio Toletano quarto, daerinn beslaten n is, datt
die Joegentt, die tott die Geestlicheit wordt vpgeuoedett , bij
maickanderen in eene woninge een cloecken dapperenn mann
vnnd olderling beoalen sollen worden n e. omnis aetas causa
12 qiiaest. 1. Dit seluigenn betuigenn oick die Pauwsenn
Eugenius et Leo , ordineerende ofilt noodich erachtende , Datt,
negest offt naebij der Kercken, Claustra oflit Cloesters vnnd
woeningenn sijn soldenn, daerin die Clerici ofil clerckenn
sich tott ilie kercken begeuende, in ecclesiasticis disciplinis,
datt is in geestliche manierlicheit vnnd Erbarheit, institueertt
vnnd geleert mogen wordenn, die oick aldaer gemeine wo-
ningen hebbenn , vnnd communem vitam holden sollenn. Auer
den welckenn beneffens die Bisschoppehn vnnd predicantenn,
noch bequame meijsters vnnd voirstenders gestaldt sollenn
sijnn, die mett Leuen vnnd kunste oir ehrlickenn vnnd
Christlickenn vnderwijsenn C. necessaria causa 12 quaest. 1.
Ditt auerst is voir langen tijdt Jn alsulckenn misbruick
geraden n, datt dese CoUegien als oick der Monnicken vnnd
Nonnenn Cloesters thott Scholenn aller Affgoderien Super-
stitien vnnd menschen Lehr gewordenn sijnn.
Datt derde vierdendeell der kerckenguederen tott reparatie
der kercken, wie voirgeraelt gelacht, hebben n vp sommige
oirdenn die Canonici , op sommige auerst die Cloesters vnder
sich gebracht. Als Jngelickenn datt letste vierdendeell der
kerckenguederen tott vnderholt der armen n vnnd fremb-
delingen gehoirende , hebbenn eensdeels de praepositi vnnd
Archidiaconi, vnnd anderdeels die cloesters angeveerdett,
vnnd tott sich getoegenn , Dat sie daer nae vth groter aueriloett
der guederenn vnnd Jjcdichgaenns , sich tott aller geilheit,
vnnd uollerije oick allenn schandenn vnnd lasterenn begeuen
179
hebbenn, daeraaer die gantze Christenheit na voir etlicke
hondertt Jaer, voele geclagett hefft, wie in Bernardo Marci-
lio fidno ynnd meer anderenn tho lesenn.
Die ietz genannten Geestlickenn auerst, sint oirer voirua-
derenn uoetstappenn alsoe naegefolgett , dat sij se in desen
misbruick der gueder vnnd scbentlicke leuenn wijdt auertre-
denn, dann aller werelt kundt vnnd apenbaer ist, datt sie
die Geestlicke goeder niett als oSt sie dispensatores et cura-
tores daerauer weren , vnnd eenmaell rekenscap daeruan geuen
soldenn , sonder als oir eigen erffgueder vnnd oirens gefallens
vnnuttlicb uerbrengenn.
Alsoe vindtmen geene groter Dronckertz vnnd brassers,
ab under dit gesinde der Papen vnnd Monnickenn, dat sie
mett vnbillichenn Mesteswijnen vnnd buickenn vnnd onnutte
Last dess Eerdtbodems genoempt moegenn wordenn, wie oick
an oir seluest erschienett Die ontucht, hoererije , vnnd eeh-
brueck, Js bij desenn gedachtenn Geestlichenn soe groet
vnnd vnuerschempt, datt schijr geen ehrlicher Mann sijn wijfi'
ende dochter uoir oire geilheit socker beholdenn kan , welches
thosien is niet alleen vth den boelenn brieuenn , die sij oiren
concubinen in den klosterenn vnnd anders waer tho gesreuen,
sonder oock vth oire ueeluuldige vnreine vnnd ergerliche
werckenn.
Jck geswijge de Sodomije vnnd andere grauwelicke dadenn,
die voir eerbare Luidenn sonder grote ergernisse nietkonnen
genoempt wordenn, die doch Jnn etliche Cloester deser Ne-
derlanden sijnn dickmaels beuondenn vnnd Jnt apenbaer ge-
str&flfett wordenn.
Jn de Nonnen vnnd Begijnen Cloesters giet idt
(Qodi erbarmett) niet uoell beter tho , Nademaell vaecke daer soe
grote ergerÜcke vntucht befundenn wordtt dat sie als apenbaire
ontuchtige hoirenn beruchtigett woordenn, vnnd uindet men
180
der Cloesteren veele , daer die Beginen mit bancketijrenn,
dantzenn vnnd allerleije wereldlicke lichtfierdicheit vnd vp-
picheit meer ommegaen, dann mett die krancken tho aisi-
teerenn, daerop oire Cioester fandierett sijnn.
Jdt sijnnt oick niet weinich exempel! voer handen, dat et-
licke , die oiren vntucht niett langer hebben connen verbergenn,
een tijdt lang sijn utgereisett, tott dat sij die frucht ter
werelt gebracht haddenn, vnnd daerna wedderom in oire
Cioester gekamenn.
Welches doch beter is, dann dat etlicke durch gedrenck
die frucht verdreuen offk in offt nae der geboert heijmelich
gemoordett vnnd vmmegebracht hebbenn, daeruan men niet
alleenn bij denn oldcnn in Chronicken vnnd historiën vele
schrickelicke exemplenn lest, sonderenn oick bij vnsenn tijdenn
veele gesien sint.
Dewijle nu oick tott dese voirgemelte stucken veele gelden
gehoerett, soe kumpt idt dat die kerckengueder soe gantz
onnuttlich aerswendett, vnnd schentlich vmgebracht wordenn,
alsoe dat sie oeck selfPst moetenn clagenn datt sie mit oiren
guderenn nu niett mogen toekommen.
Vnnd hett is oegenschijnlich vnnd notoir, dat in ueele
Cloesteren 6 oflft 7 personen nu all dat guedt uerdoenn, dair
uoirhen40. 50 ofil meer genoech aen haddenn, behaluen die
a e 1 m i s s e n , die sij noch rljckelick daer tho gauenn , daer tho
oick noch een gueden voirraedt makenn, vnnd andere gueden
vnnd renthen ankopen kondenn.
Verteeren oick niett alleenn dat Cloesterguedt, sonderenn
oick datt den armen toebehoirdt, welcken sie die gewonntliche
aelmissen vnnde spindinge, die sie tho geuenn plegen, aii-
brekenn.
Vnnd dewijle sij deser vnordentlicken vnnd Epicurischenn
Leuenss gewoenn sijnn , vnnd vast anders niett doen konnen,
181
mnd idt hem derhaluen aen idt inkommen mangele, Sulchenn
leuen tho volfoirenn, soe siet menn, datt sie die kercken-
gueder (jAie doch mortificeertt vnnd niett haer eigen sint)
versetten verpanden beswaerenn , vnnd affloesen laetenn, vnnd
durch mannigerleije archlistige vondenn vnnd 'pracktickenn
abalieneeren vnnd uan der kerckenn verfrembdenn, vnnd oire
finndenn daer mit rijckenn, ofit andere priuate personen
heljmelick ten hande steQen.
Vnd daermett sie nichtes naeliefcenn, vnnd dat vaderlandt
gantz vnnd gaer van desen gnederen entblotenn mochfcenn,
hebbenn oick sommige de Zegeil vnnd brieue aan den seluigcn
goederenn vnd renthen wechgefuirett oflte verborgenn.
Vnnd wanneer wij die oogenn recht willen n opdoen n vnnd
die saecke bij denn lichte inseen, soe werdenn alle versten-
digenn bekennen , datt effenn dese geestlichenn die voirneemste
vnnd ennigeoirsaecke sint, aller desertroublenn, vnnddess
lanckwiligenn krijges , vnnd allen dess bloedtuergietens jamers
vnnd elenden daermit vnse gclieffde uaderlant huiden tho dage
geplagett vnnd heim gesocht wordt.
Dann welcke sint die die Nije bisschoppenn tegenn alle
rechtenn vnnd Friuüegien Jngefuirett hebbenn, vm durch
diesdue die meer dan barbarische vnnd Spaensche J n q u i s i t i e
Jn dsse Landenn an tho stellenn vnnd Jnnt werck tho richtenn ?
Wiehefildie Malecontenterie Jn desen Landenn vp die
beene gebracht vnnd gesterckett? Anderss nijmantz dan die
Papen n vnnd Monnickenn , vnd dio geene soe oir toestendich
sijnn, vnnd idleene vm oirent wille sich tegen die Generaliteit
gesettet hebbenn.
Welcke sint hett , die noch mit den affgesachtenn viandenn
vnses vaderlantz, denn Span jaer denn, holdenn, dieseluige
int Landt holdenn , vplockenn vnnde troestenn kundtschappenn
toescrguen, alle gelegenthoit vande raedtslage dess Landes
182
verstendigenn , vnnd oir alle behulp vnndTuirscbubbewijsenn?
Nemlich deseloige gedachte Geestlichenn , welcke oick datt
guedt, dat hem tott natte vnnd walfifaert dess gemeinen ua-
derlandes gegeuen is, tott uerderffenisse derseloigenn aenwen-
denn , vnnd den uiandt daermede dienenn ' Soe is oick in
dese trouble schier gene verraderie tegen datt uaderlandt ge-
practiseerett vnnd angerichtett daer niet Papenn unnd Mon-
nicken mit aeuer vnnd aen , ofile die voernemste gewest sijnn.
Datt wij nu niett seggenn, dat oirennt haluenn soe ueele
Christen blodes (welcke noch wrake indenn hemmell auersie
ropett) in desen Nederlanden n uergatenn is, dat vnse firunden
vnnde verwandten soe Jamerlich uermoordt, uerdreuen, be-
rooft, tott arme weduwen vnnd wesenn gemaket sijnn.
Jae oeck datt dese Langwijlige erbarmelicke krijge vnnd
bloedtuergietenn vm oirent wille gefuirott wordt, vmme sie
in oire voirige digniteit vnd Tijrannie auer die Gonscientien
tho erholdenn, vnnd alle oire a%oderie vnordnunge vnnd
miabruick wederom vp tho richtenn , oick vnnss allenn under
die Spaensche Siavernije vnnd Ewige uerderffnisse tho brengenn.
Dit alles kompt uoirnemlick daerheer datmen desen vnnutten
vnnd losenn gesinde den uorgemelten misbruick der kercken-
gueder hefil gestadett vnnd toegelatenn vnnd datmen sie niett
van wegenn oirent freten vnnd suipenn, dantzenn, ehebruck,
kindermoordenn , dieuer^e, sacrüegienn, verrederienn , vnnd
dergemcken gestrafit hefit
Deses alles , woe voerss in gene[re ?] premittiert konnen wij
volgentz niett verbijgaenn vann denn misbruick der kerc-
kengueder deser stadt oick een weinich tho verhae-
lenn, vnnd in specie tho meldenn.
Vnnd, anfangende uann die Monnickenn Jnt R\jke F ra-
ter huis, den wdckenn, woe voerss, ueele gueder gegeuen
s\jn, vp dat sie die Bibell vnnd andere boeckenn soldenn
183
vthscrijnen, vnnd Bibliotheckenn vpriclitenn , daeruann
die Kercken vnnd Schooldienaers als oick de Clercken vnnd
andere gedienett vnnd verholpenn mochten wordenn , hebbenn
die gedachte Monnickenn datt selue exercitium scribendi voir
lange tijdt verlatenn, vnnd van hem werdt nu meer die
kercke noch schole niet gedienett , dair tho hebben sij die uisi-
tatie der klercken int arme fraterhais Hieronimus vnnd
Janfferen nu mennigen tijdt nae behoir niet voirgenamenn,
gesveegenn daerenbauenn , datt sie daer tho oick niet duchtich
off bequeem sinnenn, conferierende die plaetzenn seeckere
frembdelingen vnd uthheimschen , oire opinie vnnd affgo-
derie anhengich sijnnde, Als dann oick gemelte fraterhms seer
to rugge geteertt is , niett tegenstaende datt sie dickwijls dess
cloesiers guederenn van datt holt gebloetett hebbenn, vnnd
daer tho die a e 1 m i s s e n , die sie gantz rijckelick plegenn vth
tho deilenn, nu gantz voirtaen vnderlatenn, offte seer aff-
brekenn.
Desgelijckenn die Beg\jnen, welcke diaconissae vesen,
vnnd die armen vnnd kranckcnn deser Stadt besoukenn vnnd
waerenn soldenn, als daer sint die Jnnt Lammenhuis,
Stappenhuis vnnd andere, bekommeren oir nergentz wei-
niger mede, als mit die visitatie der armen vnnd krancken.
Die andere begijnenn offt Jufferenn Cl oesters, sinnen
nu meer gene schooien n. vmme die dochters vnnd jonge meg-
dekens Jn die Ghristlicke relligie tho vnderwijsenn , vnnd benef-
fens Scrijuenn vnnd Lesenn, deselue oick allerleij vrouwen
handtwerck, als neijenn, spijnnen, weuenn etc. tholeerenn, Dann
wordenn daerin die alleene angenomen vnnd ingecleidett, die,
verlauende den echtenn staett, der meinunge sinnen oir Leuenn
Jnt Gloester tho eindigenn , alwaer sg alsdan in alle superstitie
werdenn ypertaegen Lehrende seckere Latijnnschegesenn-
gen vnnd getij denn sonder uerstandt tho bleerenn vnnd
singenn, vnnd , wanneer s\j dieseluige babbelenn vnd morren n
184
konnenn, worden sie voer geschickte nonnen vnnd begijnen ge-
achtett, vnnd dit is die heerliche Schoole uund oeffeninge , die
Jnn denn Cloesterenn geholden is , welcke oick int gemein niett
van Bergers kinder deser Stadt, dan van frembden vnnd
uthheimschen suslange sijnn uerfallet gewest.
Belangende de CoUegiate kerckenn, datt Capitteli off Pa-
pencloester deser Stadt, Js datselue ahne twijffell gelijck aan
den Canonioorum collegijs hierbauenn in genere verhaelet, tott
sulcke intentie fundirett, vmme die Joegett aldaer in kunstenn,
gadess vrese, (Ihristlicke Lehre, vnnd discipline tho institu-
eeren vnnd vp tho treckenn welck collegium hier binnenn
tanquam in Metropoli huius proiiinciae gelacht is: Semper
eniro ubicanque frequentiores Ecclesiae faerint, ibi et scholas
ijs adiunctas fuisse ex Mstorijs apparet, ut ad posteros per
homines recte institutos, et solide doctos Euangeliam recte
propagetiir, nee aliad fuisse initioCan o nicorum Collegia
ccrtum est, quam docentium et discentium coetus.
Vnnd naedem dit Collegium hier binnen , als Jn die hoefit-
stadt deser alinger Landtschap , gelacht is , vp datt ten allen
tijdenn die Landtschap mit guede Predicanten vnnd Lehraers
allenthaluenn mochte versienn vnnd deselue uth dem collegio
genomen offl gekorenn wordenn, Js oeck derenthaluen (woe
gantzlich tho praesumirenn) dese kercke mit die meeste thien-
den int Landt begiSticht vnnd versienn.
Dann ditt docendi et discendi exercitium hebbenn die Ca-
nonici voir lange tijdt verlatenn vnnd alleene die bloote Namen
daeruan beholdenn , als Decanus, Scholaster seu Scho-
lasticus, Clerici vnnd diergelijcken , vnnd, wiewallder-
haluen volgentz niemandtz vth desen Collegio is genamen, vmme
die kerckenn Jnt Landt tho dienenn, hebben dannoch deken
vnnd Capitteli datt Jus Collationis int Landt sich tott
ijeder tijdt, eigenen genodtz lialvenn vindioeert vund angematett.
186
GelijckfiEds is die Name yau hett Papencloester (dat
welcke secundum ius Canonicam wall naebij der kercken gelacht
is) liier binnen alleene verbleuen sonder meer tho ynderholdenn
ennige gemiene woeninge daerin die Canonici, Scholastici,
Clerici, vnnd Lectores , ynnd Auditores communem vitam
in an&ng geholdenn hebbenn, vnnd uan dem Praeposito als
Archidiacono vnnd bonorum Ecclesiae oeconomo eertijdtz gespij-
sigett sinnen , Nam et iure Canonico Clerici et Canonici in vno
claustro circa Ecclesiam morari, et ibi in manducando et bi-
bendo communem vitam dacere tenentur C. praetei hoc distinc-
iione 32 C. omnis aetas C. necessaria, causa 12 quaest. IC.
in omnibus de consecratione distinctione 5. Daer heer dann
oick dess Decani Canonicorum Yicariorum et Rectorum Scho-
lae Eijdtt uermeldett, datt sie oire Cloestersaekenn voir
denn Bisschopp niet soUenn anbrengenn ofit kommen laten.
De negocio Claustrali ad Episcopum non transferendo, geliick
in oirenn formulis Juramenti tho seenn, vnnd also sinnen
oick die huisingen die nu domus Canonicales perverso et
immutato nomine genomineertt wordenn, eerthijdtz genoemptt
Cloester Huiser seu domus claustrales woe notoir vnnd be-
wijslick. Daermede auerst die Schole niett geheel solde col-
labierenn vnnd verfallen, hebbenn sie datt regimen Scholae
eenenn anderenn bevalenn, vund Bectorem daer tho gestalt,
denn welckenn sie oick eenenn Eedt afigenamen, den CapitteU
trouw vnnd hold tho sijnn, Dann hebbenn gien Stipendium
noch vnderholt dem Bectori, Schoolmeisters , noch oick dem
Clericis gegeuenn, alsoe datt die Canonici die Proeuen vnnd
benefiden aenn sich beholdenn vnnd die denstenn officien
vnnd Lasten anderenn beualenn vnnd vperlacht hebbenn.
Inn gelyckenn hebbenn die Canonici datt lehrenn vnnd
Fredigenn in der kercken tho rugge gestaldt, vnnd dairtho
een Pastoren gesatt Jnder vrouwen kercken wesende die prin-
BUDR. III. 13
186
cipale Parochijkercke deaer Stadt, welcken Pastoor sij oick
wall in oirenn Eedt genomen hebbenn, dan weinich vnder-
holtz daer tho gegeuenn vnnd dat meer is, hebben sij hem
die thiendenn in sijnenn beualenn kerspell gelegen, niett
latenn uolgen sonder seluer een partije daenian undergeslagenn
vnnd vmme sulckes geuueglicker tho moegen doenn, hefftdie
Pastoor in tijdt sijner anneminge lauen vnnd seckeren moetenn,
niett tho willenn noch sollenn moegen lehrenn durch sich
noch durch sinenn Capellanen Quod Ecclesia bcatae Mariae
uirginis sitMatrixEcclesia oppidi Dauentriensis , sed quod
uera matrix Ecclesia sit Ecclesia Sancti Lebuini: wante die
thienden secundum ius Ganonicum matrid Ecclesiae solden tho
kommen C. ex transmissa, cum ibi notatis de praescriptionibus.
Aldus fuirett Lebuini kercke die Name, quod sit matrix
Ecclesia vnnd die Ganonici boerenn die thienden vnnd ge-
nietenn die Proeuenn , Lehrenn auerst noch in kerckenn noch
in schooien.
Dann opdatt niett schijnen solde, dat sie die kerckenguader
sonder eenigen denst daer voir tho doenn an sich behiddenn
vnnd verslondenn sinnenn seckere affgodische Latinsche gesen-
gen n, vnnd ceremoniën Jnder kerckenn ingefuert, daervan
die gemeinte deser stadt, dieselue niett uerstaende niett ge-
stiehtett noch gedienett kann werdenn. Is enim qui supplet
locum idiotae quomodo dieet Amen? quoniam quid dicas nesdt
woe Paulus lehret 1 Corinth. 14.
Dit selue auerst hebbenn oick die Ganonici soe voele moe-
gelick vann oirenn hals geschauenn , vnnd die Vicarios, die-
welcke sie in oiren Eedt genamen daermede belastett, vnnd
dairtho oick Succentores vnnd Ghoralen gestellt, die oire
plaetzen vertredende, dat choer vnnd kercke mit vnuer-
nunfitich bleckenn verfullenn soldenn.
Ynnd als nu alsoe die Ganonici allenn Last, soe in dor
187
kerckenn, als in der schoolenn affgelacbt, vnnd sich daer
▼ann geirijet hebbenn, sinnen uolgentz die Proeuenn ynnd
benefidenn der kerckenn van hem luiden, niet tott der
kerckenn beste ,^ dannnae oir eigen appetijdt vnnd wolgefallen
geconferiertt, Daerbeer dan gecomen is, datt die kercken
beneficien, almissenn , vnnd praebenden vth gunst vnnde fauoir,
kijnderenn , wildenn vnnd woestenn gesellenn , in schijn daer
yp tho studierenn , conferiertt sinnenn , die niet weiniger dan
der kerckenn Gadess ofl% scholenn tho dienenn bedacht, vnnd
is intt gemein uan denn Turnarijs vnnd Haebdomadarijs geene
collatie geschienn , oick geene prebende bij iemantz genatenn
offt angenomenn sine simoniae crimine periurio et sacrilegio,
welcke crimina indenn rechtenn tenn hoechstenn uerbodenn
sinnen.
Dann die Canonici Turnarij et Haebdomadarij hebbenn die
oick hierbeuorens ijmantz mit eenige praebende uersienn,
sonnder ennich groot genott uan der collation wegen tho
bekommenn ofile tho uerwachtenn? Sinnen oick niett die we-
duwe offt arfijgenamen uan Sallig. Borgemeester Laer, offt
derenn Mombers, noch Jn cortenn tijdt angesacht vmennige
belauede penningen tho entrichten , die welcke uan Sal. Laer
uoerss belauett weerenn ter oirsaeckenn datt sijnn soon mit
een vicarie versien wass, sonder meer exempelen tho uerhalenn.
Moetenn niet die Canonici N o u i t ij , mit eene Ganon\je con-
feriertt sijnde, wanneer sie admittiert vnnd angenamen sollenn
wordenn, aldus swerenn? Nee pro Canonia quicquam dedi
uel dabo, nee aliquis pro me, me sciente vel consentiente,
et si quis promisit uel dedit nequaquam soluam: wie ueele
sinnen anerst die ennige Ganonien bekomen hebbenn, sonder
geit ofil anders daer voir tho geuen durch sich ofil een ander ?
Tnnd wordenn alsoe die Canonici niet alleene simoninci dan
oick periori vnnd meenedich.
18*
188
Vnnd wanneer uan Jemantz eennige Collatie mochte gedaenn
wordenn, sonder recompenss daer voir ennichsins tho be-
kommenn ofit tho verwachtenn, is in sulckenn vall oick
ijewerlde geboerett, dat soedaene CoUatie gedaen sij omme
die kercke mitt eenen beqoamen diener tho aersien, ofit
wordtt ditt gemienlich vth fauoir vnnd ganst gedaenn, vmme
die persoen tho promouieren vnnd die mit een proeae tho
uersorgen? Porro Simoniacus non is tantum est, qui nummo
praecij beneficium tribuit, sed et qui nummo fauoris C. sunt
nonnulli causa 1 quaest. 1. Ideoque in conferendo beneficie
non coniunctio sanguinis , sed uitae meritum attendi debet e.
Moyses causa 8 quaest. 1.
Tho desenn, waer tho sinnen die kercken^eder gegeuenn,
vmme die rijcken noch weeldiger tho makenn , offt vmme die
arme kerckendienars et clericos pauperes daermede tho under-
holdenn? Wie bekommen auerst die uette proeuenn, wie
vreetenn die prebendenn vnnd admissenn die armen ofit
rijcken? Sinnen dat niett die geene, die oick sonder dieselue
ex parentum et propinquorum bonis sich wall konden erhol-
denn? qui profecto Sacrilegium incurrunt et committunt et
iuditium sibi manducant et bibunt. C. clericos causa 1 quaestio 2.
Js oick niett pluraiitas beneficiorum in den Giestlickenn
rechtenn concilienn vnnd decretenn vnnd oick tenn Letzstenn
in Gondlio Triden tino cap. 17 sessione 24 b\j verluiss der
samenden praebendenn vnnd beneficienn, daer sie mede con-
feriertt sinnen uerbaden? Dann, watt achtenn sulck verbott
vnse Dekenn vnnd Gapittelsheerenn denn niet genoech is,
bauenn oir patrimonium , eene vette proeue, Dekanije ofit Ca-
nonije in hac Ecclesia vnder tho slaenn, dann procurijrenn
noch meer prebendenn vnnd benefiden vp ander oirdenn,
waeruan sie allenthaluenn soe ueele hem moegelick der kercke
vnnd die armenn berouenn vnnd defraudierenn, verkriegendó
189
vnnd genietende die ander praebendenn vnnder den gesocbten
schijn van oire bastardtkijnder frunden offb ennigen anderen
praetet.
Daerneaens , is oick niet dijckwijls geboeret, datt niet alleene
die prebenden, als ennige andere wahrenn vnnd kremerien
uerwisselt uertnischett vnnd aerboitett sinnenn, dan oick
dickwijls bij eene fcunilie uerbleuenn, vnnd aan dat eene kindt
opt ander, in schijn daerop tho studierenn, resigniert, vnnd
ten lestenn weder anderenn cediertt vnnd auergelatenn, sonder
dat van hem allenn een gewest sij, die der kercken offt
scholen tho dienen bedacht were.
Demnae gelijck vnnse Geestlickenn die kerckengueder bij
oirenn Lenen vnderslaenn, vnnd die keorcke unnd armen daer
van beroaen , Soe laeten sie oick nae oirenn doodt die kercke
daer van niet genieten , bij testamente oiren frnnden geaende,
niet alleene wess hem angestoruen vnnd ex patrimonio vel
opens suis is angekomenn, dan oick 'alles wess sie van oire
prebenden et ex bonis Ecclesiae eroaert hebbenn, daertegens
die gemeine geestlicke rechtenn strijdenn, wall vthdrucklick
disponerende, qaod Clerici testari non possint de ijs, qoae
de rebus et bonis Ecclesiae adqidsiaerant, at nee de ijs,
qaae intaita Ecclesiae ipsis donata vel relicta sant caasa 12
queastione 3. 4. 6 et passim in Jare Ganonico: welcken
rechtenn te wedder menn wall gelouett, datt onse G^eestlickenn
ennige dispensatie bij denn Pauwest sabreptitie daerop er-
holdenn, unnd Jas testamenti faciendi verkregenn hebbenn,
datt welcke sie tanqaam Friailegiam nichtichlick erachten.
Volgenntz denn sijnnenn die Ganonid mett dat tweede
uierdendeell der kercken gaederen den Clericis tott onderholt
der Scholenn gegeaenn, niett gesedigett gewest, sonder heb-
benn daerenbauenn oick datt aierdendeell , dat Fabrijck ge-
noempt, vnd die gaeder, daer tho gelacht, tott sich getagenn
190
vnnd vndergeslagen , dergestfilt, datt wanneer geene rentbenn
vnnd gueder hier beuorens tott die Beparatie vnnd ynderholt
der kerckenn Jnt particnlier gegeuenn weerenn, solde dat
gebou der lercken geheel coUabieren, vnd ueruallen.
Vnnd hebbenn alsoe die gueder voerss den bloten name
yant Fabrijck beholdenn, sondcr dat dieselue ad Ecclesiae
fabricam, daer tho die nae rechte gehoerenn, imploijeertt
wordenn, wordenn aaerst van den Canonicis nae oiren ge-
uallenn in alium usom angewandt, tott oire processen , vnnd
dickmaels vnnatte pleijten vth tho faerenn , vnnd die Las-
tenn, daermede die Canonici ofile datt Gapittell uan dese
Landtschapp ofFt andersins beswarett wordt afif tho doen.
Vnnd wanneer die gemeine borger vnnd Ingesetenen deser
Stadt van wegen ennige geforderte contributie ofil schattinge,
oir patrimonium ofit Inkommen moeten besnijdenn, Soe be-
vrijdenn die Canonici oir inkompsten, nemende die pennin-
gen van offt vp die guederenn tott datt fabrijck der kercken
gehoerende. Als dann oick publica vox et fama is , dat inn
tijdenn der Spanijer mercklicke penningen vant Fabrijck ge-
namenn , vnnd uan den Canonicis vpgebrocht sinnenn , vmme
sich vnnd oire huisingen van den soldaten tho befrijenn , tott
groten n besweer vnnd belastinge der gemeinten Jnn aller ge-
stalt als offt idt fabriek hem Luiden vnnd niet der kercken
competierde ad Ecclesiae fabricam, waervan hier vnnder jnnt
derde stuck breeder verklaringe geschien sall.
Vnnd wiewall alle kercken gereetschap vnnd wess innder
kercken gehoert vnnd gebruicket wordt vann datt Fabrieck
offte Thesaurie behoort genamen vnnd bekostigett tho wordenn,
Soe liefil dannoch die Stadt denn wijnn bij denn Laicis in
manca coenae administratione gedroncken worde, gelden vnd
affdoen moetenn.
Is oeck vnerhorett, dat dese vermeinte Geistlickenn , die
191
goldenn vnnd Sijluerenn cleinodien uasa et or namen ia Ec-
clesiae ijewerlde inn tijdt der noodt angetastet, uerkoiil, vnnd
die annen daermede gelauett offt die ge&ngenn ueriossett
hebbenn, wie sie soicks tho doenn schuldich weerenn secun-
dum dictum G. aurum.
Ter contrarien auerst , hebben sie oick dese Stadt inn oire
hoichanliggende noodt bij tijdenn des hoichduitschen gar-
n i s o e n s , daervan bij tho staen aerweigert , vnangesien mede ,
datt die sijluerenn cleinodien vnnd kastenn niet ex fabrica off
andersins bij denn geestlickenn genamen vnnd tsamen gebrocht,
dann bij deser gemdnten jn voirtijden bekostigett sinnenn.
Daer heer dann gekamen is, datt idt vijandtlicke garni-
soenn dat selae ten lestenn tott sich genomenn vnndgerouet
hefft, dat wekke volgenntz voir een tijdtlang doirende die
belegeringe daermede gepaijett vnnd tho vreden gestalt sijnnde,
sich oick desto langer tott deser Stadt vnnd alinger Landt-
schap grundtlick verderff, hierbinnen Jn die belegeringe er-
holden hefit, Alsoe dat idt kerckensüaerwerck , waermede die
gemeinte in tijdt der noodt beheerde subleuiert tho woordenn,
dat selae durch die qoade administratie vnnser Geestlickenn
tott der gemeinten grooter belastinge vnnd langer vpentholdt
dess viandtz eindtliokenn geradenn is.
Ynnd soe die viandt noch ennige kelckenn, Monstrantien
vnnd ander silnerwerck vnnd sijdenn Juwelenn vnd cleino-
dienn gelatenn hadde, sinnen volgen tz die selue voirgangenn
Jahr, eehr vnnd beuorenss die affgodische belden vnnd Al-
tarenn gedeuastiert vnnd affgebraken wordenn bij vnnse uer-
meinte geestlickenn vnnd oick de oirenn, uerborgenn unnd
gerooett, welcke woewall sie die selaest vann den oirenn niet
geholdenn noch bekostigett hebbenn , sie nochtans der kerckenn
tho restitueeren onuerschempter wijse et non sine sacrilegij
crimine alnoch verweigerenn vnnd aerontholdenn.
192
Neuenss desen gelijck vnnse Canonici sich milt datt Pre-
digampt vnnd Lehren in kerckenn vnnd scholenn niett bekom-
meren, alsoe hebben sie oick dat ampt der diaconen offt
almosijniers weinich geachtett , vnnd is vnerhoerett datt sie die
armen vnnd kranckenn, nae behoir besocbt uisitiertt vnnd
aerplegett hebbenn , Dann die aelmissenn die eerhtijdtz op den
altarenn geöffert wordenn, hebbenn sie oick voir sich vnnd
oiren Yicarijs geholdenn, vnnd denn armen vntagenn. Noch-
tans fiiirenn sij die heerlicke Namen oann Archidiaconus, Di-
aconus et Subdiaconus. ^)
Vnnd all ist, datt, nae die Geestlicke rechtenn Deeretenn
vnnd ordinancien dat uierde uierdendeell der kerckenngueder
tott vnderholdt der armen gelacht sij , vnnd die vpkumpsten
daeruan die Archidiaconus durch behulp der diaconenn vnd
Subdiaconenn denn armen tho administreerenn vnnd vth tho
deilenn schuldich, oick denn Archidiacono in Concilio Brac-
carensi primo Ganone 25, vperlacht is, van dat selue vier-
dendeeil die rekeninge tho holdenn, waer tho nemenn vnnd
denn Bisschopenn tho doenn, Soe is doch suickes in deser
kerckenn uan vnssenn Praeffsten als Archidiaconen , vnnd
den Ganonieken , als diaconenn , niefr geschiett, vnnd soU dat
uierde uierdendeell, den armen thobehoerende , nu ter tijdt
mislick tho uindenn sijnn.
Ënde alsoe in voirtijdenn een Praefst Oeconomus vnnd
administrator bonorum Ecclesiae gewesenn, vann welckenn
Decanus, Scholasticus vnd clerici in communieorum claustro,
datt papencloester noch ter tijdt genoempt, eehrtijdtz sinnen
vnderholden, vnnd dan naemaels communis illa uita van
hem niett meer geplegett worde, alsoe oick sie die Schole
') Op dea kant staat: «Gloria Episcopi est panperum opibus pro-
aidere , iguominia sacerdotis est proprijs studere diaitijs C. gloria Causa
12 quacat. 2"
198
verlatenn haddenn, vnnd niet meer die vpkumpsten der
kerckengueder daer tho imploijeerdenn , hebben Dekenn vnnd
Capittell wall uoir sich seluer gesorget, vnnd denn Praewest
▼perlacht denn ofÏÏciatis Ecclesiae sekere administratie im
korenn vnnd geit tho doenn, vp seckere termijnen, sonder
ennich afif bruck vnnd lenger vertoch , welckes tho willen vnnd
sollenn doenn die Fraewestenn in hairenn Eedt hebbenn moe-
tenn nemen in dese woordenn, Praebendas seu supplementa
etc. certis consuetis temporibns sine diminutione et protracti-
one administrabo.
Dann vann di^ Administratie, denn Armen tho doenn,
en is bij hem niet eenss gedacht, sonder dat voirgemelte vierde
vierdendeell, is bij denn geestlickenn seiner vndergesclegenn,
vnnd denn armen vntagenn. Dat welck oick als idt schijnt,
durch die aeelaoidige beieninge uerswondenn vnnd aUeniert
is, Naedem die voerige Praeffsten die gueder deser kercken
mererdeels in feudum gegeuen hebbenn, Alsoe datt oick hui-
diges dages , meer Lehnmannen desPraefstes, dan den
heren van denn Lande hier jn ouerijssell wordenn gevondenn.
Als anerst durch dese mildicheit der Praefstenn die kerc-
kengueder tho sehre mit die beieninge veralieniret sinnen,
Hebbenn uoigentz Dekenn vnnd Capittell uan den Praefsten
een Eijdt genommen, geene gueder meer vpt nije in lehen-
schap wehr tho mogenn ontferenen vnnd vth tho doenn,
waeruan de clausuia dess Eedtz aldus is luidende , Bona prae-
positurae de npuo non infeodabo. Ynnd ofit wall in voirtij-
denn denn praefistenn toegelaten is dese kercken gueder den
Loicis in feudum tho geuenn, vmme mit behulp vnnd assis-
tensie der lehenmannenn dese kercke in allenn oirenn noo-
denn tho moegenn bijstaenn, vnnd dieselue van alle gewaldt
vnnd auerlust beschuttenn vnnd befrijenn , woe hier bauen de
origine feudorum Ecclesiae is angetagenn, Oick wie gesacht
194
die meeste kerckengiieder vnnd Jnsonderheit der armenn quota
vnnd yierdendeel daerdorch ueralieniertt vnnd uerswonnden
is, Soe hefft dannoch dese kercke vnnd gemeente in tijdenn,
als dieselue vnnd die gantze Stadt angevochtenn vnnd in
noodenn geradenn is, weinich behulps van denn Praefstenn
vnnd Lehmannen tott ijeder tijdt bekommenn, vnnd is oick
weinich gehoerett datt onse praeffsten vann wegen ennige
noodt, deser kercken aennstaennde, die Lehnmannen daertho
verscreuen vnnd gefordertt soldenn hebbenn. Niett tegenn-
staende Datt oick die Praeffsten lauenn vnnd sweerenn moe-
tenn, Die priuilegien vrij vnnd gerechticheidenn derkerckenn
van Deuenter tho handthauen vnnd uerdedigenn, in desenn
woordenn, Ego N. Fraepositus Dauentriensis Ecclesiae per
haec sancta Dei Euangelia quae manibus meis tango, iuro
quod iura Ecclesiae meae Dauentriensis et libertatem ipsius
proposse meo conseruabo.
Hier en bauenn sinnen die Fraefi&ten vnnd Archidiaconen
niett genomen noch gesteldt vth den praesbyteris vnnd Dia-
conis deser kercken, gelijck sulckes die geestlicke rechtenn
ordineeren in distinctione 60 et in C. tua in princip: de
his quae fiunt a praelato et C. nullus distinctione 61. et C.
sacrorum distinctione 63. Dann sinnen jnt gemein dairtho
frembdenn vnnd vthheimschenn gestalt, vann ennige groote
affoompst sijnde, die alhier tho resideeren vnnd oir ampt
nae behoir te verplegenn mett nichtenn bedacht weeren, wel-
ches die voirnaemste oirsaecke is, Dat der armen guedt vnnd
portie niet meer tho vindenn, vnnd dieselue als oick die
gantze gemeinte uan denn Archidiacono ofil Diaconis in gie-
nerleij wijse gedienett is.
Desenn nae, soe veelede Prioraett vp den Barch an-
giett, Js notoir , dat denn Priors datt berchkerspell vnnd pas-
toris ac parochi officium beualenn is, vnnd deswegenn dat
195
praedigampt in der kerckenn seliienn tho bedienenn schuldich
sinnenn, Ban van alsodane densten in kercken ofit schoolenn
mit praedigen ynnd Lehren der gemeintenn tho doenn, heb-
benn sich die Priors jnnt gemein gefrijet, stellende in der
kercken gehuurde Capellanen, vromisheeren Mercenarios, de
welcke sie mit een geringes affgesatt vnnd die reste tott oiren
tafelenn beholdenn hebbenn.
(Fd. 12 V*.) Ad III. Volgentz articulo quinto wordt gepo-
siertt datt dewijle die heerenn dess Capittels hier itzunder
vnder die helfftc int getall residerenn sie derowegen niet mech-
tich sijn soldenn, datt gefiirderte Inuentarium (sc.bono-
rum ) auer te geuen vnnd datt die absenten einsdeels Tan Ade-
liger aifkumpst vnnd andere mett dem praesenten interesse
hebbende, ofil oire olderenn, als Curatorenn, daerauer behoe-
ren geroepenn tho wordenn.
Dann deese behulpreede is gantz friuola et inepta.
Daertegenss tho considererenn , Datt die Dekenn vnnd Ca-
pittelsheerenn Negenthien int getall sinnen van welcken ne-
gentien vijfilien alleene Capitulares sinnen vnnd een stemme
jnt Gapittell hebbenn, die ander yier als die jungsten ynnd
geen supplementum hebbende sinnen geene Capitulares vnnd
worden daer tho niett beroepenn noch vocirett, noch oick
oire stemmen gefurdertt, die jn geenen wege int capittell
mach geldenn.
Yann denn vijffthien auerst residerenn hier binnen Acht
personen , als die Heerenn Doys , Doers , Vrije , Graess , Vijs-
beecke. Verheiden, Laer vnd Utenenck alsoe dat maior pars
hier binnen vnnd niet meer dan soeuen absenten sinnenn , van
welckenn soeuen n oick die uier stemmen niet behoiren ver-
socht noch gefordertt tho wordenn, als vann Amstell, van
Francisco vnd Aegidio de Monte vnnd vann denn gewesenenn
pastoor Jnn anschou , - sie oire Canonicatenn vnnd vermeinte
196
recht (Fermitz sie sicli mit denn viandt yermengett, vnnd
vp suspecte plaetzen begeuenn hebbenn) verwerckett vnnd
andersins dair tho niett berechtigett sinnen vnnd aengaende
heer Heering Bueser ynnd Bruijnss die alleene van denn
uijfithien noch restieren weerenn oick wall guede reden waerom
oire stemmen niet behoirenn tho geldenn , noch requireert tho
werden.
Vnnd is jedermennichlick bewast, datt die Absenten oire
stemmen uerliesen, jnsonderheit in desen collegio , dewijledie
beneficien van wegen der diennsten et ad residendum gege-
uen sinne.
Ynnd soe die vier jongste Canonici non supplementati
(daeruan oick eene sich bij den viandt begeuenn, vnnddaer-
mede sijne Ganonije verwircket heöt nemlich Enss) alsgeeno
Gapitularen noch wesende, wanneer sie schoon maiorennes
werenn , geene stemme jnnt capittel hebbenn mochtenn , we-
ten sich dekenn vnnd Capittell wall tho berichtenn , dat
veele weiniger die olderenn ofit Curatorenn in der seluigenn
plaetze ennige stemme int Capittell hebbenn moegenn, vnnd
derhaluen tott dese saecke niet behoirenn gefurdert tho werdenn.
Vnnd naedem oick voirgegeuenn wordt, datt die Absenten
eensdeels uann Adelicker affkumpst sijnn soldenn, geloofft
men wall waer tho sijnn, dat drie affwesende Canonici non
supplementati vann soedanenn affkumpst sinnen , dan hebbenn
propter defectum supplementi geen stemme int CapitteU, woe
nu uerhaellt is, Daertho kan noch behoirt oire affkumpst
gedachtenn Dekenn vnd Capittell geen fauoir tho geuenn,
sonder sinnenn der oirsaecken haluen destomeer tho beschul-
digenn, dewijle sie tegens die olde Geestlicke rechten ge-
miene reedenn vnnd vernuffb dieseluige met die kercken gue-
der begiffligett hebbenn , die ane dem sich ex bonis parentum
et propinquorum wal kondenn erholdenn, die oick niet wei-
197
niger dan deser kerckenn vnnd gemeinten tho dienenn be-
dacht sinnen, qui utique sacrilegiam comittunt et iudicium
sibi manducant et bibunt als die olde Geestiicke reebten hier-
bauen meermaels angetagenn, uermeldenn.
Bat Deken ynd Capittel durch die moetwillige ver-
weigemnge des Jnaentarij vnnd andere rechtmetige 'petitien
der gemeinten tott commotie vnnd vproir een oirsaecke wor-
den geuen.
Tho dem, alsoo dat meeste deel der borgenen vnnd bijna
die gantze gemeinte deser Stadt, die Gatholicke religie niet
alleene niet aenhengich sinnen, dan oick dieselue wedder-
staenn, dalden noch lijden mogenn, kan dat exercitie der
religiën yoirschreuen sonder verstarring der gemienen rast
vnnd vrede niet tolerirt noch geledenn wordenn, geswegenn
daerenboaen, dat die Geistlicheit , soe hier als elders denn
viandt to^eneigt sijnnde (als van den voirgenoembdes Ga-
nonicis vnnd sommigen Vicaris daetlickenn blijcket) tott die
deoastatie der afigoderien voirss. groote oirsaeck hebbenn ge-
geaenn.
Datt die Olderlingenn vnnd diacenen Ecclesiae Danen-
triensis aan wegen der kercken dese farderange doenn vnnd
sinnen tegens dekenn vnnd Capittelsheeren als der kercken
gewesene administratores vnnd dienaers, parthie formell
welcke fordemng gedaenn wordt, niet vmme nije guedervan
Deken vnnd Capittelsheeren tho bekommen, dan vmme die
gaeder, daer mit Ecclesia Daaentriensis voir mennige jaren
begifitiget is, tho conseraieren vnnd die selae niet in pro-
phanos usos vnnd tott idt Stadt Gorpas tho imploijerenn ,
dann ab bona deo dicata nae oirenn rechten gebroick tott
vnderholdt van kercken schoolenn vnnd der armen, vnnd in
similfis pios osos an tho wenden.
Js dairbeaorens schrifltlick aan Dekenn vnnd Capittell
198
toegestaenn, dat sie ennige brieuenn, die in datt belde stor-
men auergebleuenn weeren, Fersonden solden hebben.
. . . . Vp den Twelfflenn Artickell is desenn berichtt, datt de-
kenn ynnd Capittelsheerenn sich wall weeten ynnd behoiren tbo
erinneren , woe duirende de Lange vnd sware Gamisoenen , als
die Capittelsheerenn alle Lastenn van sich vp denn Borgerenn
gelacht haddenn vnnd oick jnn dese vordere kriegessloopenn
die burger vnnd Ingesetenen deser Stadtt dermaten exhauri-
rett vnnd uthgeputtet sinnen; vnd alnoch dagelix sware ax-
cijsen Lastenn vnnd Schattingenn dragen moten , datt sie niett
alleen die gemeene armen tho vnderholdenn vnnd die Gast-
huiser te restaurierenn niet mechtich sinnen, dann oick sich
seluest jn dese benaude t^denn qualickenn emeerenn vnnd
erholdenn konnenn.
Dat tweede uierdendeell , tott vnderholt der scholenn ge-
lacht, hebbenn die Arme clercken alleene tho genieten vnnd
geen andere.
.... Is demnae vnnd uth meer ander redenen , die van een
Erb. Baedt hierbij sollen consideriert wordenn, wall billich,
dat niet alleene die gueder uant fabrijck bij den Kapittels-
heerenn tegens recht vnd redenen vndergeslagenn , vnd mis-
bruickett nu der kercken restitueerdt vnnd tott dat fabrijck
getimmer vnnd vpbouwinge der kercken schooien vnnd hui-
singen daer tho gehoirende angewandtt, dann oick ennige
vacierende vicarienn voer eenn tijdtlang tott restauratie dess
Armen Gasthuises van S. G«ertrude vnnd andere sollennap-
plicerett vnnd geboerett wordenn.
(Fol. 16 v^.) M' Johan van Abelen dess Bisschops gewe-
senenn ofidaell vnkent menn jnder Pr. Excell. dienst tho
sijnn vnnd behoirenn die vpkompsten van die vicarie Qe-
mentis in pium usum angewandt tho worden tott der kercken
und armen beste.
199
Die vicarie Bonifacij posieren Deken vnd Capittell, datN.
Aegidios Busman, dess Bisscbops neue, solde hebbenn, vnnd
daerop binnen Duvaij studierenn, vnnd, wiewall hie bijden
Tiandt is, laeten dannoch deken vnnd capitell hem die yp-
kompstenn volgenn, tegens die ordonnantie bij sijn Eicell.
yerledden jaar Anno 1680 in Martio binnen Campen ge-
geuen."
(Fol. 17 Wordt gezegd, dat de Ouderlingen en Diakonen
in de plaats van Deken en Capiitel zijn aangesteld).
(Fol. 18 v^) //Danalist, dat in tijden der fdndatien vnd
uolgentz seckere thienden, guederen ynd jnkomsten tot die
Pastorie gelacht sinn , Soe hebben nochtans die Capittelsheeren
hIs sie den Pastoir jn den Eedt gecregen , vnd niemantz son-
der oiren mUe tott der Pastorien konde admittiertt worden
voir vnd nae uan der gaeder, tott der Pastorie gchoirende,
afi^braeckenn vnd vndergeslagen , Jnsonderheit als siegespo-
erett datt die Pastoirs een teemlich vnderhalt uan datt gefur*
derte horsaem vnd offergelt voir die sielmissen vnd
dergelijckenn kremerien kon den bekommen, waermede sie
ten letstenn, noch niet gesedigett sijnn gewest, dann hebbenn
van dat hoirsaem offer vnd sielmissengelt, oick mede begeren
tho genieten, vnnd den Pastoir vier mudde witte weitenn
jaerlicks a%edrongenn , van wegen der Pastorien der vrouwen
kercken, daervan datt hoersaem geit worde gegeuen, vnnd
van wegen des H. Crucis altair, daerop dat offergelt van die
sielmissen jn die groote kercke wordt ont&ngen, welckes beide
(woegesacht) nu gemistet wordt vnd derwegen die vier mudde
weiten onbetaelt moeten bl^uen.
Gblijcke pracktickenn s\jn bij den Capittelsheeren belan-
gende de schole vnd Bectoer, oick jnt werck gestalt,
dan alsoe niemantz tot een Bectoer toegelaten worde, die niet
\jr8t dem Capittell vereedett, vnd daer van admittiert waas,
200
vnd dan in yoirtijden een grote mennichte uan clercken jn
die schole gewest, den welckenn datt schoolgelt gelijck den
borgerenn vnd kerspebliiidenn datt hoersaemgellt af^urdert
worde, Alsoe datt die Eectoer ynnd Schoolmeisters daervan
sich rijckelick geneerenn, vnnd daerenbauen noch etwas
eroueren mochten, Is demnae oick niemantz tott een Bectoer
sonder secker genot daeruan tho hebbenn uan den Cappit-
telsheerenn admittiertt noch angenomen, woe men uan olden
Luidenn is berichtett, vnd deses vngeacht moest de Eectoer
ter contrarien deser gestaldtt sweerenn: Pro regimine huivs
Scholae nihil dedi uel dabo, nee aliquis pro me, me sciente
uel consentiente et si quis promisit uel dedit nequaquam
soluam. (Mijck die Decanus vnd Canonici oick sweerenn wie
bauen uermeldett.
Ynnd sinnen aldus dieselue gueder die tott vnderholt der
kercken vnnd Scholen, dess Pastoirs vnnd Bectoers, in dieolde
fundutienn toegelacht werenn, uolgenntz van idt Capittel vn-
dergeslagenn vnnd die gemeente mitt nije exactienn van offer
gehoirsam vnnd schooUgelt weder beswareti
(Fol. 20) Ad IV. Alsoe is oick jnn uerscheidenn Concilijs
toegelatenn denn gebruick der Geestlickenn gaederenn, soe
vnnd als der kercken bequaemst beuonden sall wordenn, tho
moegen ueranderenn, vnd die eersfce fundatie uerlatenn, als
tho sien is jn concüio Toletano tertio can. 8 Et in concilio
Tridentino sessione 22 cap. 6 et in sessione uit. cap: 4.
Desgelijcken, alsoe van den Dekenn Johan uan Wije, hier
bouen gementioneertt, veele heerlicke vnnd staetlicke thien*
denn vnnd gueder Ecclesiae Dauentriensi gegeuen sinnen,
om die vpkompsten daeruan inter Canonicos et Yicarios prae-
sentes, et in Ecclesia deseruientes, Jn bier gelij^kelickenn
vth tho deelen , nae vermoege dess Testamentz, daeruan sijnde,
hebben vnse capittelsheeren des Testatoris ordnunge ueran*
201
dertt, ynd aan die vpkompsten, die ad faciendam et braxan-
dam oereuisiam , wie oire woorden luidenn , pro Ganonids et
perpetois Ecclesiae Daaentriensis Yicarijs in omnibus cano-
nicis horis existentibus et deseruientibus ministrandam gegeuen
weerenn Gedisponiertt, dat deselue vpkompsten tusschen den
Canonickenn vnd vicarien, in horis canonicis present we-
sende, an gereeden gelde tott jeder tijdtt vtgedeilett sullen
wordenn, wie der jnholt haerer ordinantien daerin oick dese
oirsaeck allegiertt is, quod praedicta testatoris dispositio com-
mode et sine magna difficultate obseruari non poterat.
Welcke reede vnnd oirsaecke oick wall behoirett betrach-
tütt vnd erwagenn tho werdenn, vmme die huisarmen, oflPt
aelmissen ordnunge, bij een Erb. Baedtt ynnd geswarenn
Meenthe vpgerichtett, *) tho effectueeren, Dewijle denn Gil-
denn eertijdtz ueele g^uen is, \rp seckere dagenn sus ader
soe vth tho deilenn, datt welcke nu ter tijdt niet wall ge-
holdenn offte ten weinichsten mitt beter ordnunge tott meerder
uordell der schemeler Gemeinten in andere manieren kann
worden administriertt vnd vthgedeilett, welcke ueranderunge
in despensatione rerum, pauperibus üel piis locis relictarum,
oick tott meerder oirbaer vnnd proffijt den Armen te moegen
doenn , Dat concilium Tridentinum toegelaten hefit in sessione
vltima cap. 8.
Vnnd sinnen alsoe die kerckengueder, die tott Missen vnnd
andere Affgodische denstenn gegeuen, jnn verscheidenn Coe-
ninckrijckenn vnnd Prouincien tott andere saecken in pium
usum conuertiertt , vnnd die Stifïlen vnnd Cloesters, die vp
die missen vnnd diergelijckenn affgodische diensten gefun-
diertt weren, sinnen verlaten vnnd affgeschaffet, dat welcke
naedem bij sommige Stendenn dess Boemschen Beichs oick
uoii^namen vnnd jnt werck gestalt is, hebben sulckes die
') Zie de volgende aflevering.
BiJim. III. 14
202
keiserlicke Maiestaett als oick die Chur vnnd Furstenn, Tnnd
andere Stendenn Duitscher Nation yp denn Eeichstag binnen
Ansburg Anno 1556 geholden uolgentz besteedigett aggr^ertt
vnnd belieuett jn desenn voordenn.
Bewijle aber ethlicke Stendenn , vnnd derselbigen voirfaren
«thlicke Stifit ') Qoester vnnd andere G^eestlicke gutter ein-
gezogen, vnd dieselbigen zu Kirchenn, Schoolenn, müten,
vnnd andere saecken angewandtt, soe sollen auch solcheein-
gezogen gutter welcke dem jennigen soe dem Eeich ohne
mittel vnterworffen vnnd Beichstende seind, ^) niett zuge-
hoirig, vnnd dero possesionn die Geestlicken za zeit des Pas-
saTvischen vertrags oder zeithero nitt gehabt, jn diesenFried-
stvndt mit begriffen vnd eingezogenn seind, vnnd bei der
verordnung wie es ein ijeder Standtt mit obberuirtenn einge-
zogenen vnd all bereidt voirwendten gatteren gemacht , gelas-
sen worden, vnnd dieselbigen Stende, derenfals wedder jn
noch ausserhalb rechtens zu Erhaltung eines Ewigen vnd be-
stendigen Medens, niet besprochen noch angefochtenn wer-
denn. Derhalben gebieten vnnd beuelen wijr hirmit vnndjm
kraffb dieses Abschiedtz der keiserlicher Ma^^ Gammerrichter
vnnd beisitzerenn , datt sie deser eingezogener vnnduerwend-
ter gutter halbenn, kein CÜtation, mandat vnnd process er-
kennen vnde discernieren sollenn.
Yann gelijckenn als jnn dese Nederlanden den reenen
Gadessdienst apentlich geleerett, geprediget, bekandt, vndge-
') Nota. Stifft. tegen vnse Capittels heren die niett gelouen willenn,
datt oick Stifften ju doitslandt solden affgeschaffet s\jnn.
*) Intellige : van gueder tott Bisthmn van Collen , Straesburg oflft
dergelijckenn stiftten dem Rfjoke inunediate vnderworpen, gehoirig vnd
niet van een Capittel van Deuenter, datwelck geen keiserlich Stifft vnnd
dem lijcke niet immediate vnderworpen, vnnd vnder des R\jcks jae
oick vnder deses Landes stenden offt Staten niet gehoirett noch gere-
kent wordtt
203
pleget is, hebben oick uerscheiden nabuir prouincien die
goeder, die tott missen gegeuen Fnddie Stifüten vnd Qoesters,
die daerop fandiert sijn mochten, in alium usum conuertiert
vnd angewant, woe notoir vnde tho bewijsen vnnodich."*
(Fol. 22 wordt omtrent de lotgevallen der geestelijke Stich-
ting zelve met hare in andere landen verspreide bezittingen
aangehaald de Pacificatie van Gend van 1576 en de Eijks-
dag van Spiers van 1544. Volgt fol. 23 v®.)
Ad. V. //Hett Leerett vnss die Heere Jesus Cbiistus vnnd
die Apostell Paoly mit oirenn Ëxemplenn, datt, wanneer een
dinok in misbruick geradenn, datt seluige niett beter wedder
te recht gebracht kann wordcnn, dan datmen sijnn ijrstein-
settinge besie vnnd idt wedder daer nae richte.
Alsoe kan men denn misbruick welck in die administratie
vnnd uerwaltunge der Geestlickenn guederen is durch Papen
vnnd Monnicken jngereeten , niet beter weder tho denn rechten
gebroick brengen vnd reformierenn , dan datt men deseloige
na die eerste Jnstitution richte , vnnd tott oiren anfang weder
brenge. Derhaluen dewijle (wie Christus spreekt) Ëenn ar-
beider sijnns Lohns weertt is, soe behoirenn van desenn gue-
deren die kerckendieneren, Predicanten vnd Lehrars voir
allenn dingen met noodtdrufR»n vnnd eerlicken vnderholt uer-
sien worden , die oldesten , die waU uoirstaen , die holde men
dabbelder eehren weertt, sonderlicken diearbeidennjn woorde
vnnd jnder Lehre 1 Timoth. 5.
Vnnd sollenn soe ueell kerckendienars vnd Predigers be-
roepen wordenn vnd vnderhaldenn , als nae der gelegentheit
der Kercken ofii gemeinten jn dese Stadt sullen nodich sijn,
den welcken men soedaene stipendium sall toeleggen , datt sie
sich vnnd oire fiunilie, sonder die gemeinte tho beswarenn,
daervan ehrlickenn vnderhaldenn , vnd bauens dem tegen die
wechueerdigen , vnnd reisenden kerckendieners vnnd andere
14.*
§04.
uerdreuenn Christenn , als oick tegens die aermoedt die Chris-
licke hospitaliteit daer uan sollen konnen bew^sen.
Als dann oick die Oosters, voirsengers, organisten,
blasers vnnd andere, die in enniger weegenn der kercken
dienenn hier uan oir behoirlick loon worden ontfangen.
Neuens desenn , dewijle dieSchoolenn niet alleen Ecclesiae
dan oick Eeipub. seminaria sinnen, vnd sonder deselue een
grouwelick barbaries in die joegett bloijen vnd daerdurch alle
vnordnunge, soe wall int wereltlicke als Geestlicke regiment
kunstelick worde volgenn, vnd vp dat niet nodich sij die
kinderen mit grotenn ynkostenn, jnn frembde Landen ter
Schooien tho schickenn, Soe sall oick die schole wall be-
staldt sijnn ; vnnd die Eectoer vnd Schoolmeisters een eerlick
stipendium bekommenn, der gestaldt, datt sie tott onder-
holt, den Clercken (wie in anderen Colleges gebruicklick )
met ennich schoolgelt tho geuen, niet solden lastich noch
bezwaerlick behoeuen tho sijnn.
Tott die uoirss stipendia soUenn oick denn Predicantenn
een ijeder een huisinge als die weheme, Canonicaell huisin-
genn, vnnd vp den Barch die Pr ior aett offt een parthie daer-
uan jngedaenn vnnd jngeruijmett, denn Bectoer eenn Cano-
nicall huis, denn Schoolmeisters die Vicariorum behuisingen,
den voirsenger, mede een schoolmeister wesende, datt Cho-
raellhuis vnnd denn kosters vnnd andere kerckendieners
oire gewontlicke behuisingenn geuolgett vnnd auergelaten
wordenn, Tho uerstaen tott watt tijde dese behuisingenn va-
cierenn.
Idt sallenn oick die kerckendienerss vnnd Schooldieners
nagelatenen weduwen mett ennige cleine gemiene huiskens,
tott die kercke vicarien offt cloesters gehoerende, worden
uersien, bij soe veren sie dess uan doen haddenn.
Datt Collegium der Stipendiatenn deser Landtschap vnnd
205
stedenn sal int Rijcke frater huis wordenn gelacht als
dair tbo bequamer, vnd oick der Scholen naarder dan datt
arme fraterhuis sijnnde.
Mett die yaderende plaetzennjnt arme fraterhuis Hie-
ronimi ynnd Virginum behuisingenn , SoUenn die Gereken
allenigen conferiert wordenn, die dess uan doene hebbenn,
vnnd sich deser gemeinten yoir anderen kumpstlich tho dienenn,
wanneer men sie begerenn worde, wiUenn verplichtenn.
Die 'plaetzen in die burse, soe uoel die stadt daeruan tho
conferierenn hefft, als oick tho Herwerdenn, Peruse, vnd vp
and^e oirdenn, daer die Stadt ennige plaetzenn hefil, Sol-
lenn niemandtz anders dan Bor^rs kinderen gegeuen wor-
denn, die sich gelijckfals wie uoirss ner^dichtenn.
Vnnd deser Stadt stipendiatenn als oick andere borger
kinder, geen stipendium gehadt hebbende, die eens gueden
uerstandes sinnen, vnnd soe wijth in studijs proficiertt heb-
benn , datt sie in eener vniuersiteit tho studieren bequeem
sijnn, vnd uerhoepentlick , datmen sie balde sal moegen pro-
mouierenn ynnde torn kerckendienst o£fi sunst them gemeinen
bestenn gebruickenn , sollenn tott discretie eenss Erbar Kaedtz
nae datt die uisitator Scholae ( die nae yprichtinge dess nijen
CoUegij, ymme die Schole, datt collegium, die Burse, datt
arme Fraterhuis, ynnd Hieronimi vnnd virginum behuisingen
tho visiteren gestaldt sal wordenn) als oick die Eector vnd
coUegiarcha irst daerop verhoerett, vnd denn genigenn guede
getngenisse oires studij vnd usrstandes worden gegeuen heb-
benn, femer in ennige vniuersiteit gesondenn, vnd vp der
kercken kosten vnderholden werdenn, dewelcke naemaels
deser gemiente voer andere tho dienen plichtich vnnd ver-
bondenn sljn sullen.
Desgelijcken sall oick eenn besonder Collegium in een Cloes-
ter bestaldt s\jn voer jonge Megdekenns vnd dochters,
206
welcke, sonder ueranderen oirer cleijderenn vndgeloffte, daer
Ewig in tho blijuen, sollen daerseluest vnderholden vnd ne-
uens Lesenn, scrijuenn, spinnen, neijen, weuen, wercken, bleij-
kcn, stricken und andere vrouwen handtwercke tho leerenn,
voirnemlich in der wabren Godtsaelicheit institaeert wordenn,
eenn secker antall uan jarenn als een ijeder van een Erbar
Raedt in tijdt der collation vergunt sall wordenn, offt soe
lange bet sie mit verwilligunge oirer olderenn oflfte Frundt-
scbap totter Ehestandt beroepen worden: Vnnd is di&eluige
niet nijes wante ueele StifiPten vnnd Gollegien alsoe voirmaels
fandiert sijn, uoir Edele vnnd Vnedele personen, datt sie
tot gene Cloester gelofften verbonden, sonder frij hebbenn
moegen vthgaenn , vnnd sich ehrlich bestadenn , als die Adel-
metige vnnd vrije Stifften beide der manss vnd frouwen
personen, vnnd oick die Johanniter, vnnd Hieronimiani,
Cellebroders , Fratermonicken etc. welke noch sint reliquiae
der ijerster Monnicken vnd oldenn Cloester oirdens. *)
Neuens desenn sall een Fransoijsche schoole, vnnd
een secker antall uan Duitsche Schoolenn worden vpge-
richtett vnd daer tho bequeeme woeningen vergunnet vnnd
ingeruimett.
Daer tho sall oick uoir de joegett, soe lesenn vnnd scrij-
uen geleertt hefft, vnde wijders ter schooien niet wordtt ge-
holdenn, oick een Collegium in een Closter worden vpgorich-
tet, daerin sie tott amptenn geholdenn, vnnd dieselue
daerin geleerett worden.
') Het Geldersch discours ad quartam fol. 10 v**. laat hier volgen:
„Het sollenn oeck iti desen colleges arme jonge gcsellen die eens gue-
dcn verstandes sijn, vnnd anderen niegdekens vpgenomen worden, doch
dat deren van adel kinder ehrlicker gehalden werden;" spreekt daarop
wel van het oprigteu eener Universiteit, maar niet van Franscheen
Puitsche scholen, of collcgien voor ambachtslieden; op de passage om-
207
Wenn nu cUe kercken und Scholenn vnd joegett also vaa
den guderenn uersien sljn , soe sal men oick der armen niet
vergeten, dewelcke tho aerplegenn in Gades woordt soe hoich-
lick beuolenn is, Als oick jn die eerste Christlicke kereke
ueele gueder daertho int gemein gebracht vnnd gegeuen sin-
nen, vp dat nièmandtz in die Christlicke gemeinte gebreck
lijdenn, sonder alle mitt nooddruft versien s^n vnd ennich
mderholt hebben mochtenn.
Derhaluen van nodenn sijn wordt , datmen op die hospitalenn,
Gasthuiser, Siecken ofite Melaetzhuiser , wesenhuiser, vnd
voirt alle Stifitungen der Cloesterenn, armenhuisingen , bro-
derschafften, gildenn, spindingen, die den armen thobehoi-
renn , vnnd allen anderen armenguderen vlijtige opsicht hebbe,
dat dieseluige gueder niett uerlorenn, offt in andere wegen
angewandt, sonderenn denn rechtenn armen tho guede vth-
gedeilett wordenn.
Vnnd femer mitt denn kerckenguederen vnd dem datt jn-
treiit het oprigten eenor Universiteit laat het volgea: «Vnd up dat het
Vaderlant mit geleerden, uerstendigen vndd erf haren meaner, die men
tot hogen ampten gebruicken konde, mochte thokumpstich uersien
werdenn; solman yth desen jongen gesellenn, die geschicksten vnnd
aerstendichsten nthnemen, vnnd sie in andere vninersiteiten op der
kercken kosten schicken, vp dat sie fremde spraken lehrdenn vnnd
daema denn Vaderlant beter dienen vnnd voerstaen mochten, vnnd
sollen hier tho deren van adell kinder soen veme 8|j daer tho geschickt
weren erwelet werden.
Wenn deses mit den Scholen, CoUegys vnad Yniuersite^t alsoe int
werck gericht were, holdenn w\j dat nemant billicker w\jse tho klagen
hedde, dat 8\jne kinder niet ther Leringe gefordert warden, vnnd dat
derhaluen nemaot rechtmetige oersaeck voerwenden konde enige Cano-
nifiien, Pastorien, Vicarieu ofit anderen geistlicken prebenden tho be-
geren offt tho behalden vnder den gewontelicken doch ongotlicken prae-
text, dat h^ s^jnen soon daerup studieren liete, dewijle doch vaa hon-
derten, die solcke prebenden tho sich gebracht hebben, niet een der
meQnnng is, dat 8\jn soon deselue prebende sal bedienen."
208
der gmeinten versamlett "wordt, soe ueele stuerenn, dat in
des6 stadt datt scbendtlicke vnd vnchristlick bedelen der
fremde lantstrijckeren vnnde meiaten, daer vnder ueele schel-
merie vnnd uerraderie uerborgen is, affgeschafiett worde,
uolgende vnnd mit vlijth int werck stellende die ordonnantie,
bij Baedt vnd Miente vnlangs van denn arn^n vpgerichtett.
Sollen oick die GFastbuiser , soe vndergekaemenn vnnd jnson-
derbeit S. Geertruden'Gastbuis, mitt ennige uacierende
oicarien, als oick datt wesenbuis restauriert vnd gebetert
worden, vp datt alsdan die buisarmenn die almissen aen
beiden sijden in der kerckenn alleene samlende, die ordi-
nantie desto beter moegenn int werek stellenn, oick die ge-
meinte mett dess Gast vnd wesenbuijss vnnd dergelljcken
vmmegangen niet meer worde beswarett, tenn weere sulckes
wijders die noodt ereijscbede.
Vnnd in S. G^rtruden Gasthuis sall oick een besonder pre-
diger vnderbolden wordenn, dewelcke die krancken, aenn
die pest beuallen sijnde, uisi tieren solde soe wall in der stadt
als int Gasthuis , vnnd die Testamentenn bescrijuen vp datt
die gemiente in pesten tijden n sich bij die ander predicantenn
tho fuegenn, vmme daervan ennigen tro^t vnnd vnderwij-
singe tho bekommen, geen affkier drage. Bese soU oick die
ander Gasthuiser uisiteeren vnnd die kranckenn daerin be-
soecken, vnnd sall daerenbauen buiten tijden uan Peste in
die Gasthuiser predigenn, vnnd soUenn niet tho weiniger
die ander Fredicanten, die gasthuiser, als oick die Luiden,
soe aen die peste beuallen wordenn wanneer sie daer tho
worden gefurdertt, tho visitieren uerbonden sijnn.
Uolgentz die Cloesters, die tott ennige Collegien wie uoirss
niett worden gelacht, sullenn tott Gasthuiser gemaeckt vnnd
uerordnett vnnd daerinne seckere Mans vnnd vrouwen per-
sonen gestalt wordenn; die de krancken wachtenn, oick
209
uerplicht sijnn die kranckenn doer die stadt tho uisitieren.
Als dann insonderheit int Stappenhuis behoeren gena-
men tho wordenn , diewelcke Diaconissarum Ampt willen uer-
}degen ynnd anders nijemanttz.
Uan gelijckenn soUenn aan die kerckengueder gelohnett
wordenn, rnnd in der Cellebroder huisgesatt, die anne-
men worden , sich bij die geene die aen die peste beuallenn tho
laeten uindenn, dieselue waeren oick dode Corpora dragen,
als oick die doodtgrauers hiemann behoirenn oirlohntho
vntfangenn vmme denn armen sonder geit tho dienen, ynnd
dat graff apenen.
Item: die Doctores, Medici, Chirurgi vnnd wijsemoders
sollen hieruan gelonett wordenn vnd uerbonden sijnn tho
gaen soe waU tho den armen als rijekenn.
Deegelijckenn sall den Apteiker een sekers hier uan gege-
uen worden yoir die Medicinen den armen tho bestellenn.
(Fol. 25.) Tho desenn, sollen oick vann dese guederen
die kerckengebouwen , vnnd watt mede daerin gehoerett Item
die Scholen vnnd Gollegien, vnd wat daerin gehoerett, als
oick die woningen der Predicanten Hectoeren Professores vnd
Schoolmesteren oick anderen dieneren gebouwett repariert
vnnd vnderholden , vnnd alles wess in der kercken uan Lucht
ofil anders noodich sijn sall, bestelt wordenn.
Hierenbauenn weere idt oick een heerlick vnnd nutte werck,
datt uann dese gueder een Bibliotheca toegerichtett vnnd
mit allerleije boecken versienn worde, daermit die Predicanten,
Schoolmeisters vnnd Studenten, die niett alle tijdtt dessuer-
moegens sijnn, uoelé boecken tho koepenn, aen oir Studirent
niet uerhindert, sonder uoele meer gefurdertt wordenn.
Vnnd naedem hier binnen, als in der Hoefitstadt eenn
Collegium uan die Landtschap sall vpgerichtett wordenn ,
vnnd datt Collegium sonderlick mitt die bibliotheca gedienett.
210
soll oick bij die LandtscKap worden angeholdean, vmmevan
die gemeine kerckengaeder deses Landtzeen druckerie an
tho richtenn, ynnd daer tho enenn frommen vnd der Landt-
schap mit Eijde uerbondenn Drucker bestellen, yp dat men
alsoe mitter tijdt guede boecken uersamlenn, vnnd bekom-
menn, vnd oick die Landtschap in and^e wegenn uan die
druckerie fruchtbaerlick gedienett mochte wordenn.
Bet sall oick eenn gewissenn oirth by eenenn ehrlickenn
man uerordnctt wordenn, daer in die vrembde predicanten
Schoolmeisteren Professoren, viind andere geleerde menner,
die, vmme dienst tho soecken ofit vmme andere geschefilen
tho verrichtenn, tott vnnss quemen, inkieren, vnnd geher-
bergett mochten worden , welckes hie yp der kercken kostenn
annemen vnnd pleegen solde, vnnd sollen hierbij oick inkie-
ren die Predicanten vnnd Schoolmeisters , die tott deser kerc-
kenn ofit schooien denst op een versouck offt proeue beroe-
penn, ofte oick sunst vth denn nabuirstedenn in tijdt der
noodt gelienett wordenn.
Vnnd, soe in desen krigess loopenn die Predicanten vnnd
Schoolmeisters ueele in denn dorpenn vnnd anders woir moch-
ten verdreuen wordenn, vnd tot vnns hierbinnen, als in die
hoefftstadt, oir toeflucht nemmen sall bij der Landtschap wor-
denn angeholdenn, datt dieselue uann dess Landes kercken-
gueder moegen uerplegett vnnd vnderhalden wordenn, daer-
mede bij mangell van underholdt sie niett wordenn genoodt-
dringett vp ander oirdenn dienst tho soeckenn, vnnd diege-
miente deses Landes tho verlatenn, welcke naemaels mett
andere geschickte predigers vnnd Schoolmeisters die in desen
tijdenn niet wall tho bekommen quaUcken sollenn uersienn
konnen wordenn.
Ynnd dewijle uoele vnkosten angewendt sollen moetenn
werdenn vmme deses int werck tho richtenn vnnd alles tho
211
erkundigenn, daerneuens oick uan noden sijnn will badenn
vnnd gesandten voir vnnd nae aff tho uierdigen , vmme pre-
dicanten professorenn ynnd andere geleerde menner tho be-
kommen, oick moeten noch vnkostenn gedaenn worden vmb
dese reformatie der kerckengueder anthouangenn vnd tho
vnderholdenn. Item die Sijnodos tho besoeckenn , vnd andere
kerckengeschefilen tho verrichten sollen dese upkostenn alle
uth dem pnblico Ecclesiae aerario genamen, vnnd deu Oeco-
nomo in sijne rekeninge gepassiert wordenn.
Lestlick, soe verenn in kumpstick watt auergesparett, sall
tott ennige nije salige fdndatie offt tott verbeteringe der Gast
vnnd kranckenhuiser, Item tott vnderholdinge der wesenn,
vnnd fundelingenn , vnnd jnsonderheit tott vprichtinge vnnd
verbeteringe dess Staettz der huisarmen als oick tott prouisie
vnnd gueden voirraedt uan korenn vnnd anders tho makenn,
vmme sulckes in tijdt der noodt, tempore famis aut caritatis
annonae, denn behoeffdgenn vth tho deilenn, vnnd tott der-
geiijcken dingenn in pios osus alleene angewandt wordenn*
tott uerlichtunge der gemeinten, die suslange mit o£fergelt
z\jlmissen, bijcht, hoersam, schoolgelt, voelvaldich bedelenn
van Monnickenn Cellebroders kosters gasthuiser vnnd meiaten
vnnd dergelickenn , mijtt vnkostenn dess Luidenss vnnd doet-
grauers, vnnd andere Lastenn, als oick der stadt Corpus
mett der Doctorenn des Bectoers , der schoelmeisters der stadt
barbiers wijsemoeders vnnd meer anderenn stipendijs vnnd
beloiningenn grauiertt is gewest, Niettegenstaende datt die
gemeine kerckengueder tott soedaene saecken gegeuen sinnen,
vnnd die gemiente andersins mit die axcijssenn imposten n
vnnd schattingenn oick contributien bauenn uermoegen dage-
lix beswarett wordt, vnnd oick der Stadt Corpus grotelick
belastet is.
Ad. VI. Vnnd vpdat men mit die alimentatie, den Monnic-
212
ken vnnd Begijnenn tho geuenn , niett tho seer beswarett worde,
daerdurch die vorige noedtwondige puncten vnuerricht moch-
tenn blijuenn , sol men die Monnicken und beginen Gloesters
solemniter apenenn, vnd een ijederen vrij stellen tott sljnn
fronden tho gaen, ofit sich tott den echten staett tho be-
geuen.
Doch mitt sulckenn geding, datt sie oire firundenn vnnd
uerwandten niet molestierenn soldenn wegen dor er£^haft,
bett datt een generael ordinantie van der Landtschafft dair
vp gemakett were, uermoege der naerder vnion. Die geene
soe jong vnnd sterck sijnn, vnnd tott ennich handtwerck tho
lehrenn ofite durch andere ehrlicke middelen sich seluest tho
ernerenn geschickett werenn, solmen dair tho beforderenn,
vnnd holdenn, vnnd nijmantz vnder oir, sie sijndt mansofft
hrouwen personenn, die watt nuttes doen konnenn, ledich
tho gaenn, gestadenn, Gelljck dann albereidtz die begijnen
tott datt weuen in die Gloesters geholdenn worden n.
Vnnd, soe alsdann noch beuonden wordtt datt die Gloes-
ters vnnd Gonuenten oire samende vpkumpsten tott oir vn-
derholdt noch gelijcke wall soldenn behoenen (dat welcke
tott discretie der Prouisoren des Raedtz staenn soU) sollen n
die Glosters bij die administratie oirer gaderen uerblijuen ter
tljdt vnnd soe lange soe ueele daer vth uersionien sijnn,
datt sie uolgentz oire vpkumpsten niet geheel uann doenn
sullen hebbenn, doende dannoch alle jaerenn rekeninge voir
die Prouisoerenn dess Eaedtz. Die Gloister auerst, die nu
ofift naemaels ennige auerensicheit hebbenn mochtenn , soUenn
alsdann bij anderen worden administriertt die vann een Er-
bar Eaedth daertho sollen gestaldt sijnn.
Die monnicken int Eijcke Fraterhuis, die tott ennich
handtwerck tho lehren onbequem mochtenn sijnn, solmen in
die Gloesters uerdeilen vnnd tott die Landerien der Gloester-
ai3
gueder tho bepatenn, bauwen vnnd regieren n tott boecken
tho binden vnnd dergelijcken tho doen gebruicken, vnnd
die goeder uan het fraterhuis solmen terstondt aenueerden,
vnd daeraner een Oeoonomum stellenn, dewelcke die vp-
knmpsten tott die verhaelde puncten tho verrichten , daervann
soll boerenn, Laetende dannoch den Pater tott discretie des
Baedtz een geboerlick vnderhalt.
Mett den Ganonickenn vnnd andere wereltlicke Fapenn,
mach men alsoe handelen datt sie vth handenn der adminis-
tratorenn (die een Erbar Eaedth auer die Geistlicke gueder
wordt stellenn) die vpkumpsten van idt Corpus vnnd sup-
plementt oirer prebendenn oir Leuen lang boerenn moegenn,
bauen welcke vpkumpstenn die residerende Canonici et Yi-
carii antiqui, sich bij dese gemiente holdende, vnnd die ge-
miene Lasten mit die borgerenn dragende, oick wordenn ont-
fcmgenn oire competente portie uan die presentien, die sie
genietenn vnd boerenn soldenn wanneer alle presentes warenn,
vnnd vorder niett, wante naedem sie seluer geene dienstenn
doenn, Js vnbillich, datt sie der absentenn presentien ofite
dergenenn, die oire prebenden uerwirckett offte sunst uer-
steruenn wordenn soldenn bekommen vnnd dat die acht an-
wesende Ganonickenn nu aireede boerenn soldenn die pre-
sentien van negentien Ganonijen, Jnnwelcken uall die Lest-
leuende Ganonicos et vicarius antiquus oick die presentienn
vann alle Ganonicken vnnd Yicarienn hadde tho genietenn,
quod absurdum et iniquum.
Dess soll geen Ganonicus ofit Vicarius sijne prebende
moegenn aertuisschen uerkoopenn, verfremen, offb vp ijemantz
ander dan alleen vp die kercke resignierenn vnnd transpor-
tierenn, daer auerst een Ërbar Baedt ennige cessie tho doenn
ymantz singulariter worde tho latenn vnnd vergunnen, sall
die Cessionarius ultra uitam cedentis die vpkumpstenn niet
214
mo^enn genietenn, dann soe balde die ijetzige possessorenn
der prebendenn wordenn verstoruenn, offte sich rait den vi-
andt uermengen, sall die prebende der kerckenn veruallen
sijnn, vnnd die cessonarius daenian geene fhictus langer
bekommen, l^eholtlickenn denn Ganonicis ex gratia oir nae
jaer woe aan oldes (woe wall tegens recht) gewoonlick.
Bie administratie auerst van denn prebenden denn Gano-
nicis vnnd Vicarijs langer tlio gestadenn, wordt niet alleene
d^ possessien haluenn, daeran deeer kercken als vth denn
angetagenenn Reichs abschiedenn vnnd anders tho vemem-
men is, soe grotelick gelegenn, dann oick yth neele andere
uerscbeidenn reden n , bier vnnder in die conclusie vnnd hett
laetste stuck uerhaelt, niet raedtsaem erachtett, diewelcke
oick sich niett hebben tho beclaegenn, wanneer sie gelijcke
wall oir jaerlickse ypkumpstenn bekommenn.
Alle die G^istlickenn beneficienn soe wall Canonijenn
vnnd Vicarienn als andere prebendenn vnnd offidenn, die nu riede
erledigett sinnenn vnd uacierenn, entwedder durch uersterff
der Papen, offl durch den dat sie vntweecken vnnd den ui-
andt toegeloepenn sint, ofite dat die beneficien in frembdenn
handen transportiert off nae datt die affgodische dienstenn
affgeschaffett sinnenn, wedder bij denn gewesenenn dekenn
vnnd Capittell, in gienen dienst der kerckenn meer sijnde,
nichtichllick vpt nije vergeuenn, vnnd hierbauenn eensdeels
mentioniertt sinnenn, sollenn angeholdenn vnnd repetiert
wordenn.
Diewelcke aUe, sampt der absentenn presentienn, vnnd
watt die G^estlicken deser stadt voirhen den Ca p peil a-
nenn, vnnd mispriesters voir missen vnnd andere aff-
godische densten, in gemeine kercken ofit Gasthuser int U.
Geest off anders woir tho doenn, die doch nu tiSgeachai-
fett, plegen tho geuenn, als oick datt denn Sucoentoers,
215
Choralenn, Organistenn, Kosters, vnnd anderen kerckendien-
ners, bierbeuorens toegelacht is, vnnd wat oick tott olij wass
ynnd diei^Ujckenn saecken is angewandt, ynud uoirtz die
samende gueder vnnd vpkompeten tott datt Fabrieck vnnd
Thesaurie gehoirende, vnnd aUe uann dekenn, vnnd Capit-
tell angeworuene gueder, vnnd belachte renthen (die doch
uth datt fabriek gespratenn, vnnd mit derseluen vpkumpsten
angeworuen vnnd belacht sinnen) sollen Iho samen tott die
voirgemelte punctenn , vnnd tott onderhalt uann kercken Scho-
lenn Oasthuiser vnd armen kommen, vnnd imploijeert wordenn.
Belangende die Praeffstie verhaept men, datt eenErbar
Baedt die middelen wordt rindenn, vnnd dem heeren Prae-
west tott die resignatie inducierenn deselue tott uordell deser
kercken vnnd Stadt tho doenn, genietende daertegens nae be-
hoir. Waermede niet alleene die Possessie der Praefstien ad vitam
Praepositi, dann oick die collatie derseluen uoir die stadt
gefueglick erholdenn konde wordenn.
Daer auerst die Praepositus tott die resignatie ab voirsz.
iho doenn niet konde induciert wordenn, alsmen dannoch
sulckes gantzelick verhaept, soe solmen dat recht dat idt
Gapittell bierbeuorens hefit gehadt belangende die administra-
tie per Yicarium sine diminutione et protactione denn offid-
atis huius Ecclesiae tho doenn, soe uoell als mogelick tott
uordeU deser kerckenn uerdedigenn vnd jnt werck stellen.
Daemeuenn solmen alsdann bij die hocheit anholdenn, datt
hen fdrder die collatie der Praefstien deser stadtt cediertt
vnd auergelatenn worde, vmme wanneer dieselue naemaels
uaderen wordt, derenn vpkumpstenn vnnd gerechtichedenn,
als deser kerckenn toegehoirich, tott meesten uoirdeU vnnd
profijt dfii^uen tho moegen gebruekenn vnnd appUcerenn,
ofite tenn weinichstenn , datt hiemamaels giene fremdenn dann
allene, die deser stadt ingesetenn vnnd derseluenn uereedett
216
sijnn, daeri^edeconferiertt wordenn, soe doch behoirlick, datt
die gaeder deser kerckenn niett yan fremdenn dann van
iemantz, vth deser gemeinte 'wesende, bedienett wordenn,
als oick nae geestlickenn rechtenn die Archidiaconi alleene
ex diaconis eiusdem Ecclesiae tho steUenn sinnenn.
Ynnd soU alsdann niemantz tott een Praefst gestaldt noch
toegelatenn wordenn , van welckenn dese kercke nae behoir
niet worde bedienett, vnnd die dess Praepositi vnnd Archi-
diaconi ampten uerpl^enn niet wolde offt konde: diewelcke
bauen die gewoontlicke administratie, denn officiatis Ecclesiae
Dauentriensis wth die Fraefstic Jaerlicks competierende , die
restierende vpkumpsten niett tott sijner tafelenn, vnnd mees-
ten uordeli nae sijnn walgefallenn solde moegenn aenwendenn,
dann tott ordinantie dess Baedtz etwass genietende, dat su-
perplus durch denn Frouisoerenn der huisarmenn tott der
armenn behoiff in dese gemeinte uth tho deilenn vnnd de
bonis Ecclesiae tott die Praefstie gelacht Jaerlicks rekeninge
tho doenn schuldich sijn soU.
Wante, gelijck datt ijrste deel der kercken gueder den
bisschoppenn niett gegeuenn is, vmme tott oire tafelenn ofit
oirens geÜBkUens tho imploijerenn , dan sinnen schuldich wess
sie , banen noodtwendich underhaldt , daeruan erouerenn moe-
genn, den armen dairmede bij tho staenn, woe bauenn ge-
remonstriert , alsoe sinnen oick den anderen praelatis als denn
Praepositis et Archidiaoonis soe grote gueder tho bedienenn
niet toegelacht, vmme oires geuallens deseluige tho genietenn,
dann behoirenn daeruan denn armen vth tho deilenn: sic
olim Archidiaconi per diaconos bona Ecclesiae inter pauperes
distribuere consueverunt. Et Archidiaconi de qnarta bono-
rum Ecclesiae quae pauperibus destinata erat Episcopis rati-
onem reddere tenebantur secundum Braocariense Concilium
prae allegatum.
m
Derwegen oick wanneer voir raedtsaem worde angesienn,
eenen generalenn receueur auer die geestUeke gaeder deser
Stadt tho stellenn: konde daertho Fraepö. als Archidiaconus
nel saltem Vicarius eiusdem gesatt wordenn vnnd gebmickett,
tho doene sonder dat ennige wijdere kostenn uan die kerc-
kengueder tho doene desfals nodich sijn soli.
Vnnd naedem wall guedt weere, eene ordinantie belangende
die Judicataer der echtsaeckenn vp tho richtenn, die
weicke suslange voir den GeesÜickenn gehoiret hefit, wilmen
een Erbar Baedt in bedencken geuenn, offt oick een prae-
posito uel eius uicario soedaene saickenn op sekere ordinan-
tie mochtenn beualen wordenn, Insonderheit wanneer wie
uoirss Praepositurae Coilatio et Vicarii constitutio uoir die
stadt konde erholdenn, vnnd drertho bequeme personen ge-
staldt wordenn.
{Sloó volgt,)
V. D.
BiJDB. in. 15
AANTEEKENINGEN UIT HET OUDE STRAFRECHT.
MOOBDBBANDKRS.
Over de beteekenis van het woord moordbrand, eene
bizondere soort brandstichting, loopen de gevoelens zeer uit
een. Sommigen verklaren het door brandstichting met het
doel om te moorden, om te dooden (Schwartzenberg,
Weiland), anderen door brandstichting in bewoonde hui-
zen, waarbij gevaar voor menschenlevens was te voorzien
(Eacer), weer anderen door heimelijke brandstichting
(Wierdsma, Wiarda), noch weer anderen door brand-
stichting waarop de doodstraf bedreigd was (De Rhoer).
Geen dezer verklaringen wil mij geheel bevallen. Het
woord moord, dat het eerste deel van 't woord uitmaakt,
beteekende oorspronkelijk eenvoudig dood, maar heeft al-
lengs de beteekenis van een wreede misdaad bekomen, waar-
door iemand het leven wordt benomen. Ik zou daarom ge-
negen wezen om te gelooven, dat moordbrand beteekent:
een verdervende brandstichting, een brandstichting niet met
het doel om te rooven of te stelen, maar enkel om nadeel
aan te brengen.
In dit gevoelen wordt ik versterkt door de omschrijving
die de oude criminalist Joost de Damhouder van Brugge
van deze misdaad geeft in zijne: Fractijcke in crimi-
nele saeken, Hoofdst. 103.
^/Dieven ende Eoovers, uijt heurlieder misdaet oft sij crij-
ghen wat profijts oft ten minsten sij soeckent ende bejachent,
maer Moort^branders , oft Brantsteeckers , u^t heurlieder
219
crime en wast niet aen, want sij lieden daer uijt noch pro-
fijt noch genoechte en gecrijghen. Ach wat ghenoechte ist
andere lieden huijsen te verbranden, die de menschelijcke
natuer sorchnddelijck ende wijselijck ghevonden heeft om de
menschen te bewaren ende beschermen van reghen, winden,
ongeweerten ende andere injurien des luchts, van wilde die-
ren, van wolven ende dierghelijcke vijanden des menschen.
Ende en sijn sulcke in een Stede ende Gremeente anders
niet, dan een doodelijcke Peste , want sij anders niet en doen
dan dat sij vele hinderlijck sijn ende niemandt profijtelijck;
die naer rechte worden diverselijck gepuniert, altemets met-
ten Sweerde, somwijlen metten Vijere , altemets bij scheuringhe
ende verslindinghe der Beesten, somwijlen metter Gralghe,
ende altemets bij Banne etc. Soo wie dan ijemants huijs,
schaere, stal, post, schip ofb andere edifitiën oft oer coorne,
rogghe, haver oft andere vruchten, oft andere goedt verbrandt,
daerin vijer steeckende bij sijn opsette, wille ende propooste,
die wordt gepuniert metten Sweerde, oft metten Vijere."
Mijns erachtens pleit deze uitlegging van de Damhouder
voor mijne meening, die ik echter geenzins tot meer wil ver-
heffen.
In den Overijsselschen Almanak voor 1849 komen eenige
belangrijke mededeelingen voor omtrent de bende brandstich-
ters, die onder de naam van: f/de kinderen van Emlichem"
in Overijssel huis hielden van 1548 — 1560.
Uit het Kamper archief wensch ik hier mede te deelen
wat mij is voorgekomen omtrent andere moordbranders.
De eerste melding vond ik gemaakt van zekeren Dirck Jo-
hanss, bijgenaamd: ff\ kyndt van Vijanen." Deze was in 1510
door zekeren Hans van Breen een capitein van den hertog
van Gelre, aangenomen om als spion naar Kampen te gaan,
daar sich als burger te gedragen, en op S* Bonif^iusdug van
15*
220
dat jaar eenige huizen in Brunnepe in brand te steken , waarna
de kapitein met //de groot e hoop^' een gemeene soldaten
bende, in de stad zou vallen oni die te overrompelen.
Hoewel deze persoon ingevolge zijn opdracht, naar Kam-
pen was vertrokken, en nog wel, om geen achterdocht te
wekken, over Amsterdam, lekte zijn voornemen uit en stond
hij te recht. Den 17" Juni werd hy gericht: //mitten zweer-
den ende dat hoeft op staken ende dat lychaem opt rat mit
vuirpannen, gelijc als een moertberner."
Deze executie met byplaatsing van vuurpannen was meer
gebruikelijk. Damhouder zegt: //In Vlaenderen vseren s\j de
punitie te doen metten Vijere, ende daer nae ^t lichaem te
stellen op een rat, met een potken daer aen hangende in
teecken dat een Moort-brander of Brantsteecker was.^'
Ofschoon deze persoon niet in zijn voornemen was geslaagd,
werd hij toch als moordbrander gestraft, volkomen weer in
overeenstemming met wat Damhouder zegt: //Van dese crime
werdt ghepuniert soo wel de wille alsdedaet." Het misdrijf
werd vooruitgeschoven, het delict als perfect aangenomen als
het dit nog niet was, even als bij ons dit in de CodePénal
nog bij sommige misdrijven het geval is , o. a. ook bij brand-
stichting, valsche munt en vergiftiging.
Onder den 6*" Juli 1631, vinden we in 't Oervedenboek
het volgende opgeteekend:
//Boloff Oheertsz, wynboeue, was gevangen ende ter pyne
gestalt ende in den Wiltüeuick tweemaell gestupt, vermits dat
hij gesacht hadde Bronnep in brant toe willen steken; hefit
hij der stadt een oirvede gedaen ende is wter stadt vryheit
gelacht drie jaeren lanck ende bjnnen die lydt daer niet
weder jnne toe coemen als bij den halss".
Tien jaren later, in 1648, arresteerde men zekeren Johan
Henricss , Itggenaamd Zwartgen van Arnhem , op het vermoe-
221
•
den dat hij schuldig was aan moordbranderij. Na gepijnigd
te zijn werd hij echter weder losgelaten. In 1550 beschul-
digde Tjmen Ketelboeter Hans van Coln dat hij een moord-
brander zoa zijn , waarop beiden door de stadsregeering wer-
den gevat, maar ook weer losgelaten, gelijk ook Arent Be-
rentss van Apeldoerne en zekere Raemsangers eene bedelaar-
ster, welke door de huislieden op het vermoeden van moord-
branderij gevat waren, en te Kampen in de //sueckercae-
mer,** eene strenge gevangenis, werden gezet, maar den 19"
Juni weder in vrijheid werden gesteld.
De strenge maatregelen die de regeering nam en het groot
getal onschuldige personen dat op bloot vermoeden werd ge-
arresteerd en gepijnigd, doet ons duidelijk zien hoezeer men
deze misdadigers vreesde. Zij die aldus onschuldig gevat wa-
ren moesten, voordat ze uit de gevangenis ontslagen werden,
aan de stad Kampen f f een olde onversachte oirvede doen,**
dat is, ze moesten zwoeren dat ze om de gevangenschap en
het leed hun aangedaan, zich nooit ofte nimmer op de stad
Kampen , hare burgers of dier bezittingen en goederen zouden
wreeken of doen wreeken. Oerveden ■= overveden = vede,
twist, geschil afleggen.
Uit hetzelfde jaar 1550 vinden wij nog de volgende aan-
teekeningen.
ffMhert Johanss van Hattem hadde sich van etlicke moert-
barners laeten betaelen, om drie hu^jsen an den Swarten d^ck
in brant te steken, ende daerop ontfangen geit ende weec-
ken ^) daermede hj die huysen in brant steken solde. £nde
coemende opter bruggen om naer den Swarten dijck toe
gaone, is hem de aenslach berouwet, ende heft die weecken
') Weecken = wieken, vlaschwiekeu of bundels andere brandbare
•toffen.
222
jn der IJsselen geworpen, ende aen den derden dacb daer-
nae.die huijslieden hiervan gewaerschou wet. Hierop is hij ge-
yancklicken ende ter pijnen gestalt ende daernae wt gracie
loss gelaeten ende heft der stadt een oervhede gedaen. Ac-
tam anno l den xx Septembris/*
//Hans yan Groningen, ketelboeter, was besecht yan Zweer
Stolteman, gevangen bij den drost van Twenthe, dat hij een
van den moertbarners gewest solde sijn. Ende is gefrontiert
tegen den voergenanten Zweer, dan Zweer heeft hem geex-
cuseert, seggende sijnre ghiene kuntschap te hebben, ende
die hij besecht hadde ware een ander man, doch oick alsoe
gehoempt ende van eenre ampte. Ende is derhalven ontscol-
dicht ende heft der stadt eene oervhede gedaen.
Ingelick Peter van Campen, eertjds sjn knecht gewest
was, mede wth suspicie van moertbarnerije gevangen endeis
los gelaeten ende heft der stadt een oervhede gedaan. Actom
altera Michaelis a,^ V\ (30 Sept.)
Zekere Jacob van Steen wijck , die in 1551 een opdracht
had ontvangen van den stadhouder, en die niet geheim ge-
houden had , wierd deswege met zijn gezel Cornelijs van Nij-
megen, die hem gevolgd was, wegens verdachthouding aan
moordbranderij gevat, maar weer losgelaten. In 1554 betichte
zekere Herman Eaide alias Sloith te Maastricht gevangen,
zekeren Sebastian van Schwijnnenborch geboortig van Nord-
lingen, wonende te Kampen, dat hij een hoofdman der
moordbranders zoude zijn. Met dezen persoon geconfronteerd
zijnde, werd hij echter onschuldig bevonden. Evenzoo ging
het in 1561 met zekeren Johan Lucassen alias Botermunt,
geboren te Amsterdam, een schoenlapper van zijn ambacht.
Een heusche moordbrander werd echter in 1578 te Kam-
pen gevat in den persoon van Henrick Berentsz, geboren te
Deventer, oud 29 jaren. Uit zijne bekentenis is het volgende
ontleend :
223
//Omtrent ix weken geleden (den 17"* Nov. legde hij de
bekentenis af) heffl hie, selif derde, een huijsmans huijs by
Dolman an brant gestoken vp eenen middach. Daernae de
stadt van Coesfelt mede helpen an brant steken, daer hie
enen daler van ontfanghen hefit. Ende weren drie duchten
starck. Sijn clucht daer hie vnder hoerde weren wel xix per-
sonen int getal ; sijn gesellen en kende hie noch tsamen niet,
omdat hie daer noch niet langhe vnder gewest was. Derghe-
ner, so hie kende, descriptie is als hijr volgt:
Hans Fan Langhen, boven Manster hen, was oer rotmeis-
ter een junc schoon man, mit een rootachtich baertghen, ende
bmyn haer vpt hooft.
Joncbloet van Osenbrugge is een lanck magher man, die
baert beghint hem eersten vth tho comen.
Clein Sorghe van Bilevelt is een clein man, hefit een wit
angesicht ende een clein baertghen.
Lubbert Jansz een lanck geselle, mit een klein cort
baertghen.
Claes Lubbertsz van Vreden een cort vierschoten geselle".
Den 29*" November werd hij levend aan een staak ver-
brand. Men ziet hier uit dat hij tot een groote bende be-
hoorde , verdeeld in drie duchten of afdeelingen , waarvan de
zijne negentien personen telde, en die onder aanvoering van
hoofden of rotmeesters stonden.
Hij behoorde wellicht tot dezelfde bende, waarvan een per-
soon in 1577 te Valkenburg bij Maastricht werd gevangen
genomen en van wiens bekentenis een afschrift op het Kam-
per Archief berust, dat wellicht met het oog op zijne arres-
tatie werd overgezonden. Deze bekentenis is zeer merkwaardig
en belangrijk, omdat daaruit blijkt dat die moordbranders in
dienst stonden van Don Juan van Oostenrijk, en onder
anderen betaling erlangden van de Augustijners te Maastricht.
224
Deze bekentenis luidt aldus:
//Bekentenisse ende confessie van Jan Spiess van
Gangelt der junge, in der scherpe examinatie ende
torture ouermits den scherprichter bekent ende ge-
leden in tegen woirdicheit van den gerichte der stadt
Valckenburch vp den 20 Octobris 1577.
Gevracht welcke dieghene sijn, die het geit den verspie-
ders wthreiken ende distribueren, verclaert ghehoert te heb-
bene wthen monde vdn Aert Boelen ende G^rart Gristen, dat
die deken van Sittert, genaempt heer Pieter Spee, etzlich
geit gedistribueert soude hebben vnder die verspieders, heor-
comende van don Johan, te weten drie hondert daelers, ver-
claert hij geuangen noch van Aert Koelen, Sijmon Boelen
ende Gerit Gristen ghehoert te hebben dat zij verspieders oick
etzlick geit to Tricht ontfanghen souden hebben wth handen
van den Augustinon, dVelck geit den Augustinen toege-
schickt wort van anderen plaetsen.
Verclaert noch, dat Symon Boelen hem geuanghen wthen
voirsz. geit tot sijner buyten gegeuen hefft dry stuver bra-
bantsch, ende daer beneffen hefft hie geuanghen mitter seluer
geselschappen mede gheten ende gedroncken tot Bumburch in
den Zwaen.
Verclaert noch dut hie tot Tricht binnen den Augustiner
cloester mit Symon Boelen, Symon Gerritsz Gristen, Jan
Joistmans, Pieter Ghristen ende Jan Wilhelms, mede daarbij
is ghewest , aldaer die voirsz. personen elck dreije dalers ont-
fanghen hebben wthen handen van enen groten dicken mon-
nick, wesende gekleedt mit ener zwarten kappen, ende was
des gheldes in alles 25 dalers ende was hetselue Gloister
naer sijnes gheuanghens beduncken niet veer van der Maes-
brughen ghelegen.
Verclaert noch ghesjen te hebben, ende daerbij ouer ende
225
aen ghewest, bynnen der stede van Earemonde, aldaer die
kellenaer van den Bisschop van Bemande , wesende een dick
man , ende hefit enon grijsen baert, hem geuanghen ende sijnen
Yoirsz. complicen tot oerder v ij persoenen toe , elcks gegheuen
hefit üij daler, makende tsamen 24^/, dalers, van wekken
YoirsE. gelde S^mon Roeien hem geuanghen, als die voirsz.
daeler verteert waere, hem meer soude ^heuen ende der kel-
lenaer beuoele hem, dat sie vlietich in hun anghenoemen
werck souden sijn to volbrenghen, als het voirsz. geit ver-
teert waere, soude hij hun mehr gheuen, ende dat volgende
hunnen last ende beuelen.
Jan Spies van Gangelot andermael geexamineert
ende geuraecht , sunder torture ofit bedwanck , ouer-
mitz gerichte der stad Falckenburgh. Actum den
80 Octobris A^ 1577.
Geuraecht welcke dio brantstichters zijn gewest die Peter-
kens des weerts huijs van Scherpesael angesteken hebben,
verclaert dat Sijmon Boelen hem geuangen selfis gesecht
hefil, dat hij Sijmon met sijnen broder Aert Boelen ende hun
medegesellen het voirgeschreven huijs van Peterken in brandt
gesteken hebben , ende dat wth oirsake dat Peterken die weert
hun voirmaels te vele gerekent ende afigenomen hebben soude ,
soe hij Sijmon hem geuanghen sachte.
Geuraeghet wat weghes die voirsz. brandtstichters nae het
voirsz. factum ghetoghen sijn, antwort: dat diesel uighe brant-
stichters ende hij geuanghen nae Namen sijn getrocken , ende
aldaer elcks van hun ontfanghen iij dalers van weghen don
Johans , behoudelick dat Sijmon Boelen hem geuanghen wthen
voirsz. gelde gaff enen haluen daeler , de hem bij Sijmon ge-
bracht wert in een herberghe binnen Namur geleghen geheten :
in der Creffl.
Verclaert noch dat hij geuanghen soewel als oick sijne
226
voirsz. complicen ende medegesellen het yoirsz. geit tot salc-
ken einde ont&nghen hebben, dbt sie hier ende daer het landt
ende der Staten volck souden verspieden.
Verclaert noch, doe sij van Namen sijn verreist ende ver-
trocken, is hie geuanghen ende sijn complicen gecomen tot
Tricht, ende sijn gelogiert gewest tot Wijck in den Laver-
sack, omme aldaer die stadt ende derseluer sterckte en gele-
gentheijt te ouersijen , ende sijn van daer vertrocken tot Has-
selt in den Roeden Lew ende aldaer vernacht ende soe voert
an vertrocken nae Liere, aldaer sij enen dach sijn verbleuen,
oick alles omme die gelegentheit van den sterckten van den
Staten volck to vernemen , ende zijn gelogeert gewest binnen
Liere in den Wildeman, ende so voertan tesamen getrocken
ende gecomen tot Antwerpen, in een herberghe gheleghen in
die Corte strate genoempt int Witte Lembghen , aldaer zij drie
daeghen ende drie nachten zijn verbleuen , ende binnen Uant-
werpen hebben hie geuangen ende sijne voirsz. complicen noch
vier andere gesellen aldaer geuonden, dewelcke oick als ver-
spieders van weghen Don Johans geit ontfanghen hadden,
der eene genaempt Jacob van Gulicker, wesende een scluroe-
der, ende Sijmon ende Johan Bekkens, wesende beide sme-
den, ende noch een ander genampt Frans Diericx, wonende
omtrent vnser Lieuer vrouwen kercke aldaer, ende weren tot
sulcken einde binnen Antwerpen gecomen , dat sie dieselue
stadt an een oort souden in brant gesteken hebben, welcken
anslach hun gefailleert was.
Geuraecht, naedien den voirsz. aenslach gefailleert was, waer
sij heer getrocken sijn. Antwort dat sie van daer weder omme
te rugghe sijn getrocken nae Liere ende sijn wederomme ge-
logiert gewest in de Wildeman, in sulcker meijnonghe, dat
hij geuanghen ende sijne complicen meijnden die duijtschen
zouden voer Lier gecomen hebben ende so sulekes geschieden
227
vere, soude Mj geuanghen ende sljn complicen dievrijle die-
selae stadt van Liere in brandt gesteken hebben.
Verclaeit noch dat der verspieders offte verraeders van
w^hen Don Johan ongeaeerlick in getaele zijn anderhalff
hondert
Georaecht hoe sterck die verspieders ter tijtt binnen Lier
vaeren, verclaert ende secht dat sie binnen Lier ter tijtt
sterck weren tot xx persoenen, ende van hier sijn sij ver-
trocken ende comen binnen een dorp genampt As, aldaer
sie noch meer ander verspieders geuonden hebben, siücks
dat sie ter tijt wel sterck sijn geworden tot 1 personen, ende
waeren binnen As geforiert ende hie geuanghen was met sijn
gesellen gelogiert vp enen hoff bij eenen huijsman genoempt
Jan Telmans.
Ende van As vertreckende , is hie geuanghen met sijnen
complicen tot ses personen toe, wesende van Scherpenseel
verreist, vertrocken nae Tricht, ende sijn tot Wyck gelo-
giert gewest in den Laversack, sulcker meinonghe dat sie
die stadt van Tricht tot Wyck oick in brant gesteken souden
hebben, bij alsoe vere sie bequamen tijt ende vueghe ofite mid-
del daertoe hadden connen vinden ende dat die duitschen weren
angecomen. Ende soe den voirsz. anslach van het ancomen
van de duitsche niet en geluckte, is hie geuanghen ende sijn
voirsz. complicen daernae van Tricht offte Wyck vertrocken
naer Bemunde, omme den duitschen aldaer hq te segghen
hoe dat hunnen voirsz. anslach misluckt waere.
Ende naedem hie geuanghen ende sijne voirsz. complicen
iij daeghen binnen Bemunde verbleuen waeren ende die duit-
sche dewijle geraetslaget , is hie geuanghen ende sijn voirsz.
complicen ter ordonnancie ende wth beuell van die hoich-
duitschen, van Eemunde vertrocken nae Nijmweghen, ende
die voirsz. duitschen hebben Siimon Boelen voer oer allen tot
228
teergelt gegheuen iij (laelers ende omtrent bij Nijmw^hen
comende, is hun een pape ofite priester beieghent, denwelc-
ken priester Sijmon Boelen sijnen langhen rock wtgheschudt
hefit ende bouendien hebben sie den yoirsz. priester noch ii
dalers af^edronghen. Ende weren tot sulcken einde tot Nijm-
weghen gesonden omme die selue stadt oick in de brandt te
steken, hadden sie daertoe connen comen ende bequaemheit
vinden omme tselue te vollenbrenghen. Ende voirtan ver-
trocken tot Arnhem, tot sulcken intentie omme oick die-
selue stadt in brandt te steken, aldaer hie ende sijne com-
plicen iij daeghen sijn verbleuen ende gelogiert in den Wil-
deman.
Ende van daer is hij geuanghen ende sijne voirsz. compli-
cen getrocken nae Lymnich ende onderweghen Lymnich iij
daeghen geuaceert.
Geuraecht waer op hy geuanghen ende sijne voirsz. com-
plicen onderweghen Arnhem ende Lymnich sich onderhouden
hebben, antwordt ende secht: dat sie onderweghen vast an-
getastet hebben vp die huijsluijden ofile landtmannen ende
voert op die ghenen die hun bejeghende ende dieselue schen-
dende van den ghelde ende clederen, ende hie gheuanghen
hadde oick altijtt sijne buyte ofile deel daer wth, soe wel
als sijne voirsz. complicen welcke voirsz. sijnes voirs. geuan-
gens complicen ofiereert dieselue mit assistentie te leueren,
ende begheeft derhalue gratie ende genade.
Aldus stont onder geschreuen : Onderteeckent bij mij. Haec
omnia ita esse confiteor Joannes Spies propria manu. Was
onderteickent: GecoUationneert ende beuonden mitten prin-
cipale accorderende: Signé Henri Allartsz Schepen.
Deze bekentenis levert voorzeker eene merkwaardige bij-
drage tot de kennis vaii het spionnen- en brandstichtings-
systeem dat Don Juan er op nahield.
?29
Ten slotte deel ik omtrent deze cat^orie van misdadigers
nog mede de confessie van Johannes Uenrycks Catte, alias
,/vroech verdomen" van Amsterdam, oud 24 jaren, die den
4^ September 1584, na rigoureuse examinatie: //Bekent dat
hij bynnen Sutphen omme een dootslach gevangen is geweest,
ende myt een ijseren mesken los gevylet, ende an die poerte
ghecoeroen sijnde worde becandt durch een huijsman ende sol-
daten die den wacht hadden, ende wederomme gebracht sijnde,
an Taxis ^) logemente, die welcke hem vraechde hoe hij los
gekomen was, antwoerde als vorsz. Ende daernae hem voer-
geholden dat hij deze stadt van Campen myt zijn consorten
solde an brand steken ende daervan genieten een nije kle-
dinge ende vijflich dalers in dye buyle, datwelcke bij ange-
noemen ende beloeft heft tho doen, alwaer op hij gepractisiert
heft selffs 14* (dije alle hijr binnen sijnnen gewest op ver-
scheijden plaetsen) ende solden des nachts daernae als Ge-
nemoijden brandde, deser stadt int oosteijnde in brandt ste-
ken en hoer loese solde wesen: tuez, ende hoer signe een
wyt hembde onder hoer wamboys, latende die krage over-
hangen".
Het blijkt hieruit dat dit een zeer gevaarlijke bende was,
waarmee niet te spotten viel. De stad Kampen ontsnapte
echter gelukkig aan hunne helsche plannen , en tot loon voor
zijne goede intenties werd deze delinquent den 11'° Septem-
ber 1684 aan een staak gebonden, geworgd en vervolgens
verbrand.
T o o v B R u.
Onder de misdrijven bekleedde in vroeger eeuwen, gelijk
bekend , de tooverij een aanzienlijke plaats. De personen daar-
') Johan Baptistu de Taxis , grootmeester van Don Jaaa van Oosten-
rijk, scKryver vau de «Commeutarioram de tumultibus Bclgicis libri octo".
230
yan beticht, meest altoos vrouwen, werden op de wreedste
wijze gemarteld om ze tot bekentenis te brengen, en allerlei
middelen te baat genomen om te onderzoeken of ze wezenlijk
aan tooverij schuldig waren, men denke onder anderen aan
de weegschaal te Oudewater. Daar werden de van tooverij
verdachte personen gewogen. Hadden ze een gewicht overeen-
komstig hunne lichaamsproportie (en dat was vrij regelmatig
de bevinding ) dan kwamen ze vrij ; zoo niet , dan werden ze
terecht gesteld. Eenige voorbeelden die mij in 't Kamper ar-
chief voorkwamen, mogen hier volgen. Uit het jaar 1512
komt in het Oervedenboek de volgende aanteekening voor:
Anno xn
^/Heijle Willems, mitten canne, heft oirvede gedaen datsie
in der stat hachten lange heft seten van toeverije, dat sie
dair omme niet doen sal, oic guede luede bidden om uer-
gifnisse wes sie hem missecht heft''.
Het schijnt dus dat men deze vrouw hare misdaad niet
heeft kunnen bewijzen. Ernstiger was het volgende gevaL
Den 12**^ Juli 1615 kwam zekere Hadewich Barniers in
den Baad en beklaagde zich over Heijle, de vrouw van zeke-
ren Joest Schoemaker, dat deze zich met toverij ophield, wat
ze haar bewijzen wilde. Dit had ten gevolge dat de raad
zoowel de aanklaagster als de beklaagde in arrest deed ne-
men en op den Wiltfanck, eene stedelijke gevangenis, op-
sloot. De magistraat deed de beklaagde ondervragen en pij-
nigen, maar kon haar niet tot bekentenis brengen. Hierdoor
met de zaak verlegen, zond de stadsregeering naar Hertog
Earel van Gelder, met verzoek om, daar ze vernomen had
dat hij waarzeggers had, die toovernaarsters tot bekentenis
konden brengen, haar zulk een persoon te zenden. De Her-
tog antwoordde hierop, dat hij zulke waarzeggers niet had,
dat was maar een sprookje, maar hij had wel een ander pro-
231
baat middel om ze tot bekentenis te brengen, dat hierin
bestond. Men moest beginnen met er naar te vernemen of
ze ter goeder naam en faam bekend staan , wie hun ouders
en kinderen zijn en waar ze geboren zijn. Vervolgens moest
men op een Saterdag onder de Hoogmis een stool, waarin
een priester dienzelfden dag de mis gedaan had, kruislings
voor en achter op hun hembd binden en dertien balletjes van
was van kaarsen op ?aschen en Lichtmis gewijd om den hals
van dien priester hangen. Dan moest men nemen Zondags
wijwater en daarin mengen wierrook van de paaschkaars,
iets van genoemden stool en schaafsel van palmen van Palm-
dag, de beklaagden vervolgens drie malen laten zeggen: dit
wil ik drinken om het bitter lijden van Jesus Christus en
het Jonkvrouwelijk hart van Maria de Moeder Gods, in den
naam des Vaders , des Zoons en des Heiligen Geestes. Amen.
en hen daarna dezen drank te drinken geven.
Als dit geschied was, moest men wijwater op hen werpen
en hen dan vragen: waar ze den laatsten quatertemper ge-
danst hadden, hoe hun boeP) heet, hoeveel die in getal zijn
en hoe lang hun boel hen het lijden en het hart der Moeder
Gods heeft doen verzaken. Daarna moest men hen in den
naam van de passie des Heeren en 't hart van Maria een
teeken doen schrijven, en hen vragen of ook des nachts in
de gevangenis hun boel bij hen kwam.
Kwamen ze dan nog niet tot bekentenis dan moest men
tot pijniging overgaan.
De regeering heeft zeker deze wijze lessen opgevolgd, althans
we lezen : ^/Doch na veel pijnen der voirsz. Heijlen angedacn,
ace en heefil se nijet willen lijden, noch Hadewich vorscreven
en heefil hair nijet over konnen bewijsen, alsoe dat Heijle
^J De duivel met wien ze gerekend werden in verstandhouding te staan.
232
vorsz ten laesten is verlaten (vrijgelaten) ende sij is op hair
bedde gestorven , gebiecht ende 't Heilige Sacrament genomen
en als andere christen menschen gestorven op Sanct Peters
avont ad Vincula."
Alzoo was de arme ziel na veel pijniging, zonder beken-
tenis, tengevjolge van 't uitgestane lijden overleden. Doch
daarmede was de zaak niet afgeloopen. Hare vrienden en
verwanten kwamen nu van den raad eischen dat er recht
zou gedaan worden over hare aanklaagster: //Bair nae opten
achtsten dach van Octobris int zelve jair, want ment aen de
voersz. Heijle nijet hadde koenen bevijnden, ende sij dairop
gestorven is, ende des verlaten is, ende Hadewich hoir van
toeverie beclaget hadde, ende hoir sulck nijet konde ouergaen
noch bewijsen, ende de vriende van Heijlen begeerden dat
men afóulck gericht an Hadewich doen solde, als sij begeert
hadde an Heijlen, 'twelck sij hoir nijet en conde ontgaen,
soe is Hadewich opten achtsten dach Octobris voirsz. want
sij Heijlen openbaer beclaecht hadde, doch voir genade, mit-
ten sweerde gerichtet, ende dorch toelatinge van onsz genedigen
heren, opten kerckhoff begraven."
Het proces had alzoo zijn einde met de doodpijniging van
een onschuldig beklaagde, en de onthoofding bij gratie, want
vuurdood was de straf, van de aanklaagster.
In 1548 werd er nogmaals eene vrouw verdacht van tooverij,
genaamd Stijne, de vrouw van M'. Lambert Jacobs en //ver-
mits sij groeier presumptie van toeverije angetast ende ter
pijnen gestalt was , heft der Stadt een oeruede gedaen. Ende
hefit mede ten hilligen gesworen die Stadt van Campen niet
naerder te coemen dan op vijff mijlen ende voirts meer ghiene
medicinèn toe ordinieren die onssen borgeren ingegeuen sullen
worden , noch doir hoir noch doir ijemants anders ten ewigen
tijden, by den pene van lijff ende guede, daer hoir man
233
mede borge voir is, ende tselue alsoe mede beswoeren heft."
Bijna honderd jaren later treffen we nog een voorbeeld
aan yan de veroordeeling van eene toovenaarster. Dat vonnis
luidt aldus:
Jennigien Klinckhaemers.
Alsoo sij haer heeft laeten gelusten, luijt haer eijgen con-
fessie mit eenen scheeve Gleert gênant , in Vecaeten den tijdt
van thijen weecken in ehebreecke te leven, ende haer wette-
licke getrouwde man te verlaeten, om oorsaecke te hebben
om van hem affgescheiden te worden, ende daerenboven die
duijvelbannerie te plegen, de quaede geesten te vermaenen,
te segenen ende aen te spreecken , om alsoo de menschen van
den waeren Godt aff te wenden ende om hulpe van den duijvel
te bidden, sijnde een sonde voor Grodt ende de menschen
af^risselicken , waerouer men wel soude gevuecht sijn, haer,
anderen ten exempel, nae merite der saecken mitter doot te
straffen, soo willen nochtans haer achtb. meer tot gratie als
tot uiterste rigeur van justitie genegen sijnde, haer gecon-
demniert hebben ende condemnieren haer mits desen, als dat
sij nae deser stadts plebesciten ende wetten, op den kaeck
durch den scherprichter tot haerder oneer ende schandaell
ende tot een spectaeckel ende afischrick van anderen een
quartier uijrs gestelt sal worden ende daema scherpelijck ge-
gijsselt ende met een scherpe prijm door haer tonge gesteecken
sal worden. Bannende haer daerbenevents haer levent lanck
uijt dese stadt, derselver vrijheijt ende veerschepen, een mijle
weechs int ronde, om nummermeer daer wederom in te coemen
bij 'thoochste, doende daer benevens behoerlicke oirvhede.
Den 3*° October 1646 is Jannegien Klinckhamers
dese sententie voort ant ijser ter presentei van den
E. Ernst van der Kuerbeeck ende Roeloff van Langen
BIJDR. IIT. 16
234.
voirgeleesen ende ter executei gestelt ende heeft daerop
behoerlicke oirvehede gedaen..
^T GERECHT VAN DESPEBATIE.
In de vorige aflevering dezer Bijdragen is iets aangaande
het gerecht van desperatie, of de rechtspleging omtrent het
lijk en de goederen van zelfmoordenaars in dit gewest mede-
gedeeld. Ook dienaangaande laat ik hier een paar andere
voorbeelden volgen:
A^. xve. XXX op dach Anthonij abbatis (14 Febr.)
//GeertKreijnck, Ëgbert Mel\jss, Lambert Glauwe, Meijster
Jacob Glaawe, hebben der stadt geloefd ende sijn daer borge
voir geworden, alsoe die Baedt dat vterste recht nijet doende
wordt ouer dat doede lichaam Peter, Adam Hoedemaeckers
soen, die sich tot Alijdt Gornelijs huljs selfifs mit een mes
verdaen ende doirgesteecken hefR;, vermits men wt voelen
reeden kan vermercken dattet selue wt crancksinnicheijt ge-
schiet is, dat die vrunden des doden voersz. derhalven op de
stadt Campen ghien actie maecken sullen*'.
De stad wilde alzoo, omdat gebleken was dat de zelfmoord
in krankzinnigheid zijn oorsprong had , niet het uiterste recht
toepassen, dat wil zeggen, wilde geen justitie over zijn lijk
doen en z\jne goederen niet conflskeeren, onder voorwaarde
dat de betrekkingen zich borg stelden om zich er niet tegen
te verzetten dat het lijk voor het overige afó dat van een
zelfinoordenaar werd behandeld. Die verdere behandeling nu
bestond in het volgende: //Eodem die is desse dode op Sancte
Gatherijnen ongewijde kerckhoff begreuen, ende der vat (dood-
kist) in den graue staende, is daer een deel stroe's op ge-
worpen ende an brant gesteecken ende daer worde de eerde
voert op geworpen b\j den boedell (beul) in presentie van den
Schulte ende gcvoechde scepenen : Jan Glauwe, Glaes Croesers''.
235
Een ander geval is het volgende. Den 19» September 1568,
werd het lijk van Hans Wendelinck, gehuwd met Qtese van
Wilsem, b^ zijn huis uit een put opgehaald. De stadsre-
geering was van oordeel dat men hier met een zelfmoordenaar
had te doen en gaf daarom aan haren stadsdienaar Johan
Luyckens volgende instructie:
Memorie voer den diener Johan Luyckenss.
//Die diener sal int huys van Hans Wendelinck an der
vrouwen ende vruntschap des huyses van des gerichtes wegen
anseggen, dat, alsoe 't gerichte voer compt dat Hans Wen-
delinck (leljder) sich seluest ommegebracht hebbe ende daer-
omme het lychaem den gerichte vervallen sij , dat sie derhal-
ven sich des lychaems nyet bekroenen sullen. Dan in dien
sie eenige redenen hadden, daermede sie solden konnen be-"
wijsen dat Hans Wendelinck bij ongeluck, oft anders daertoe
gekomen were, sullen sie nu toe naemiddage toe een vhre
voer den gerichte komen om die redenen oft bewijs voer te
brengen, oft anders sal 't gerichte daerinne laeten geschien
als beuonden sal worden te behoeren".
Dien tengevolge stelden Bartolt van Wilsem en Johan
Kasse zich dienzelfden dag borg, dat zij het lijk op den eerst-
komenden maandag aan het gericht zouden leveren in den
toestand waarin het zich toen bevond.
Ondertusschen had zich de weduwe met een klacht tot
den aartsbisschop van Utrecht Frederik Schenk van Tauten-
burg gewend, daarin bewerende dat haar man bij ongeluk
in den put gevallen en dus geen zelfinoordenaar was , en aan
't gericht te Kampen uitstel gevraagd, wat dit, ondergelijke
borgstelling als boven, den 20*» September tot den eerstkomen-
den Donderdag verleende.
Den 21«» September verleende de aartsbisschop een bevel-
schrift tegen den schout en regeerders der stad Kampen,
16^
286
waarin hij te kennen gaf, dat Hans Wendelinck bij ongeluk
in den pat gevallen en verdronken was, dat de stadsregeering
bovendien in geen geval bevoegdheid had om te beslissen
over het al of niet verleenen eener kerkelijke begrafenis ; dat
Hans Wendelink steeds had geleefd als een vroom katholiek,
onbesmet van heresiën en op het laatst verloopen paaschfeest
nog gebiecht en het Hoog Eerwaardig Sacrament had genoten,
en hij derhalve de stadsregeering gelast op boete van den ban en
van vijf honderd gouden konings realen, voor de helft voor
de Keizerl^ke schatkist en voor de andere helft voor de armen
te verbeuren, om toe te staan dat het l^k in gewade aarde
worde begraven, en tevens hen indaagt, om, zoo ze hierte-
gen bezwaren had, die binnen zeven dagen voor het hof van
zijnen algemeenen Officiaal te Utrecht op de gewone zittingen
daarvan in te dienen, terwijl de verdere bevelschriften en
vonnissen in deze zaak aan de roode deuren aan den west-
kant der metropalitaankerk te Utrecht zullen worden aange-
plakt, zullende deze aanplakking gelden als beteekening der
stukken aan hen zelve. De Notaris Tljman Herman Scheer
werd belast met de beteekening van dit mandaat.
Men ziet dus dat de aartsbisschop hier krachtdadig tos-
schenbeide kwam. De hiertoe betrekkelQke stukken luiden
als volgt:
Gopia.
Fredericus a Tautenburch dei et apostolice sedis gratia
Archiepiscopus Traiectensis, dilecto nobis in Ghristo Pastori
Gampensi, eiusdem Sacellano seu procuratori omnibusque et
singulis dominis presbiteris, clericis, notarijs et tabellionibus
publicis nobis subditis Salutem in domino sempiternam. Ex
parte procuratoris nostri fiscalis et honeste Gese de Wilshem,
vidue quondam Johannis Wendeling ciuitatis Campensis dio-
cesis nostre Traiectensis ciuis, cum dolore et graui querela
287
Dobis est expositum, qoaliter dictus Johannes Wendeling
decimanona hoius mensis Septembris mane, cirdter horam
sextam, miserando et deplorando casu extinctus est, et in
pateum existentem in domo habitationis sue, quem verisimi-
liter laaandi causa accesserit, capitisque vertigine (quo per
aliquoties ante casam bmusmodi laborare visus est) vel apo-
plexia vel alio morbo correptos, in eundem incidisse reper-
tos sit. £t lioet Pretori et Bectoribus doitatis Campensis
nullum in dicti Johannis extincti corpus prorsus ius compe-
teret, neque prohiberi ipsis fÏEis esset, quominus id sepulture
ecclesiastice traderetur, turn quod ius sepulchri mere sit ec-
clesiasticum , et ad nostram spectet cognitionem , et presertim
quod non probabitur pre&tum Johannem manus sibi intulisse,
vel Yoluntatem babuisse ut inferret et ut maxime si hoc fecis-
set (prout non creditur) tarnen idipsum nullius criminisper
ipsum conscientia esse factum, ac proinde semper Gatholice
et probe vixerit, de nullo crimine hereseos, rebellionis aut
alio quopiam diffiimatus, fueritque tamquam Catholicus in
festo Pasche proxime preterito iuxta sacrosancte ecclesie ca~
tholice preceptum confessus, sumpseritque corpus domini-
cum ; attamen quod iidem Bectores ciuitatis Campensis , quo-
minus dicti Johannis cadauer ecclesiastice sepulture traderetur
impedire et illud in loco prophano sepelire veile palam et
publice iactitarint, et presumpserint in maxmam ipsius ex-
ponentis et liberorum suorum ignominiam ac scandalum non
roodicum. duocirca, nostro dtöuper implorato subsidio, vobis,
et vestnim cuilibet in virtute Sancte obedientie districte pre-
cipimus et mandamus, quatenus acoepta super premissorum
narratorum veritate, et quantum iuri satis est informatione ,
ad instanciam procuratoris nostri fiscalis antedicti et expo-
nentis, acoedentes quo propter hoc accedendum fuerit et acce-
dere fneritis requisiti, seu vestrum aliquis fuerit requisitus,
238
antedictis Pretori et Bectoribus ciuitatis Campensis, auctori-
tate nostra precipiatis eisdem sub excommonicationis et quin-
gentomm realium aoreorum regaliam, pro una Begie Maies-
tatis fisco et alia medietate paupemm Christi osibus irremis-
sabiliter applicandorom poena, inhibeatis; quibos nos quoque
sub iisdem poenis destricte precipientes inhibemus ne ausu
temerario se corporis et cadaueris dicti Johannis Wendeling
sepulture quouismodo inmiscere attemptent , aut in nostrarum
preeminentie et iurisdictionis ecclesiastioe preiuditium , con-
temptum et vilipendendam , idem cadauer in loco prophano
sepelire presumant sed idem corpus exhumari et in loco sacro
sepeliri sinant et permittant. Alioquin nos ad dicte excom-
municationis declarationem poeneque pecuniarie predicte ac-
quisitionem contra eosdem Pretorem et Eectores ciuitatis Cam-
pensis ac eorum quemlibet procedemus et procedi faciemus
iusticia mediante, nisi tarnen iidem Bectores ciuitatis causam
habeant radonabilem quare ad premissa minime teneantur.
Ad quam quidem causam allegandam et procedendam (su-
pradictis iterum poenis ratis manentibus et firmis ) curtis pe-
remptorie antedictos Pretorem et Bectores ciuitatis Gampensis
coram dilecto nobis fideli nostro Officiali generali Traiecti
cui vices nestras ac causam presentem una cum omnibus ac
singulis incidentibus annexis et connexis, cognoscendam et
diffiniendam committimus per presentes, ad septimam diem
post executionem presentium, si dies ipsa septima iuridica
fuerit, alioquin ad proximam diem iuridicam extunc subse-
quentem citat, ad consistorium nostrum ibidem de mane hora
primarum et audiendarum causarum consueta, causam buis-
modi allegaturos , dicturos , recepturos et per dictum nostrum
Officialem ulterius in causa procedi visuros et audituros prout
iuris fuerit et ordo dictauerit romanus, cum intentione debita
et consueta atque tali, quod ceterorum mandatorum nostro-
239
rum in liac causa forsan necessariorum executiones fient in
valuis rubeis occidentalibus ecclesie nostre metropolitane
Traiecti quas quidem sic factas validas fore, ipsosque citatoe
perinde arbitrari debere ac si in eorum proprias personas
&cte forent, ipsorum contumacia non obstante, decernimus
per presentes literas debite executas, Tosque presentium exe-
cutores declaramus. Datum sub sigillo nostro ad causas,
presentibus appenso, die vioesima prima Septembris, anno
domini xvc sexagesimo octauo. Sic erat subscriptum
de mandato
Lamsweerde notarius
scripsit.
Tymannus Hermannus Scheer notarius publicus
per copiam scripsit et subscripsit.
Executum est presens mandatum in camera senatoria contra
Pretorem et Rectores ciuitatis Campensis collegialiter congre-
gatoe, per me notarium infirascriptum presentibus spedabi-
libus yiris Joanne van der Vecht et Sijmone Glauire Ghe-
rardi filio, testibus fidedignis ad premissa spedaliter vocatis
anno domini 1568 mensis Septembris die vicesima tertia , quod
ego notarius publicus testor hac scriptura manus mee proprie.
Tijmannus Hermannus Scheer
notarius publicus rogatus, scripsit et subscripsit.
Gopia.
Vt ex commissione Beverendissimi , testibus summarie au-
ditis, vocatis vocandis, si tibi de narratis in libello consti-
terit, oorpus Johannis Wendelinck ecclesiastice tradas vel
tradi cures sepulture, tibi domino Tijmanno Schere nestras
vices gerenti, cum ipsi presentes esse non possumus, commit-
timus, Testimonio sigilli nostri datum Traiecti 21 Septembris
anno 1568.
Tijmannus Hermannus Scheer
notarius publicus per copiam scripsit et subscripsit.
240
Het schijnt wel dat de stadsregeering zich bij den wil van
den aartsbisschop heeft neergelegd , want ik vond verder niets
omtrent deze zaak en onder de straks genoemde memorie voor
den stadsdienaar vind ik aangeteekend : Den xxiii Septembris
1568 Executum est Eeverendissimi mandatum per dominom
Timannum Hermannum Schere, ut intellexi, me absente
Beinero Jaoobi. Beiner Jacobs was de stad-secretaris.
KWIJTSCHELDING EN BEMISSIE VAN 8TBAF.
Ook omtrent dit onderwerp zal ik eenige merkwaardige
voorbeelden mededoelen. In de eerst© plaats komt het vol-
gende geval in aanmerking uit den jare 1483.
A® MOGOCLXXxiii.
Claes Dircss ende Jacop Claess Bijndt, bekennen dat sij
gewest hebben selff iiij* omtrent Hattem, middes in den Jssel-
stroem, ende nemen aldair enen man gevangen ende vuerden
mit enen scuten an lant, die man begeerde genade ende
sede: dair bouen licht een ander man vaert dair an, ende
sie en dorsten dair niet, want sie hadden bomen ende s weerden.
Sij vrageden den man in den scuten ofte hie oic geithfadde,
doe sede hie jae, ie heb nog iiiij Bijns gulden, die dedehie
hem ende doe gingen sie toe Sallic
Jtem noch bekennen sij dat sij gewest hebben self v* opten
Jsselstroem , omtrent Clarenwater an vijff schepen ende hebben
genomen wt een schip van Amerssfoirt enen buedel, daerwas
in eenen gulden rijnsch ende xix stuuers , die sie verteerden.
Jtem noch dair wtgenomen een dolmes ende een sweert ende
enen krevet. Jtem noch hebben sij dair wtgenomen een webbe
doecks ende meer anderen gnets, dat kregen sie weder.
Jtem sunt ex HoUandia.
Judicati gladio xvi* Junij. Eadem die comparauit pueila
compta crinibus ut sponsa petens prefatum Jacobum in ma-
ritum legitimum, sed non exaudiebatur.
241
Terwijl alzoo Jacop Claess op het punt stond van voor
zijne misdaden gestraft te worden , verscheen er éen meisje om
hem te huwen en daardoor van straf te bevrijden, maar het
gericht stond het niet toe, of de delinquent wenschte het
niet, want voor beide uitleggingen is dat ^/uon exaudiebatur*'
vatbaar.
Het schijnt dus dat ook in Overijssel het gebruik toen be-
stond of althans bestaan had, dat iemand van straf bevrijd
werd indien hij door een meisje werd ten huwelijk gevraagd.
Een andere wijze waarop kwijtschelding van straf werd
verleend, was dat dit geschiede op verzoek van aanzienlijke
personen, zoo lezen wij dat in 1514 een misdadiger die een
zwaren straf verdiend had, daarvan werd kwijt gescholden
op verzoek van Koen Jans pensionaris van Amsterdam en
andere aanzienlijke mannen, vrouwen en jonkvrouwen, die
toen toevallig te Kampen waren, terugkomende van een reis
naar Denemarken:
Anno 1514 4 Octobris.
Pauwei Wijskijn van Amsterdam heett een onversachte
olde oervede gedaen dairomme nummermeer te doen ofile te
doen doen , bij lijff ende guede tegens der stadt van Campen
offt die borgeren, ofite tegens nijemant, vermits hij in der
stadt venckenscap heeft geseten, want hij onsen burgeren
ende anderen opten wech van Zwoll bevaeit hadde, ende hij
ter beden van Koen Janss, pensionaris van Amsterdam ende
anderen jonckeren ende hoefiUuden, vrouwen ende joncfirouwen,
comende wt Denemarcken quijt gelaten is. Fidem dedit et
juravit.
Dat aan iemand die ter dood veroordeeld was en deswege
geëxecuteerd werd, eene begrafenis op het gewijde kerkhof
werd verleend, komt ook onderscheidene keeren voor. Zoo
vind ik in 1507 omtrent zekeren Johan van Hattem, die
242
verscheidene dieverijen had gepleegd, opgeteekend, dat hij
met den zwaarde werd onthalsd, doch met toestemming van
den bisschop op het kerkhof werd begraven. Uit 1515 komt
het geval voor dat zekere Wolter Gherits van Baelte die in
de Schepensteeg (dus nog wel binnen koers, dat is binnen
de plaats waar men eene hoogere vrede genoot) zekeren Gheert
de Wilde doodelijk gewond had , zoodat hij terstond overleed:
//Hyerop verordelt ende gericht metten sweerde , ende wordde
voir den* kerckhove van den commissarien des Roemschen
afflaets in foro penitentie absolviert, voer syn doet."
Een laatste voorbeeld van kwijtschelding van straf komt
mij zeer merkwaardig voor, en andere voorbeelden daarvan
in Overijssel geloof ik niet dat tot nu toe bekend waren,
namelijk dat bij een bezoek van den bisschop als landsheer,
gevangenen op zijn verzoek , als eerste bede , zooals men dat
noemde, vrij werden gelaten. Bij gelegenheid dat bisschop
Philips van Bourgondië in 1520 Kampen bezocht, geschiedde
dit:
Prima Marcij xv° ende xx,
//Papen Albert was beschuldiget dat he Swarte Berent,
stadtdiener, om des wijllen dat he Albert voer stadtcoer
maende, stoken ende slaen wolde, hierop voer gewei t tegens
den gerichte gekiert gevanckelicken gesat, endedoerch onsen
genedigen heren Philips van Burgonien als sijn yrste bede
vrij gelaeten , ende hefit daer op een olde onversachte oervede
gedaen, alst gewoentlick is.''
Hiermede zal ik deze bijdrage eindigen. Het oude straf-
recht, zoo als dat in Overijssel gold, de toepassing daarvan
en de manier van procedeeren, leveren eene menigte merk-
waardige, ongekende en hoogst wetenswaardige bizonderheden
op. Later denk ik op dit onderwerp terug te komen.
N. u.
OUDE MATEN EN GEWIGTEN.
Ëen paar malen wees ik reeds op bet verschil tusschen
dezelfde munten, maten en gewigten naar gelang van tijd
en plaats (o. a. Bijdr. II. 180, 183, III. 84), waardoor het
dikwijls uiterst moeijelijk wordt, zich een juist denkbeeld te
vormen van de aangegeven hoeveelheden. Niet minder moei-
jelijk is het de beteekenis te vinden van sommige oude na-
men , vooral van maten en gewigten , en zoover ik weet vindt
men nergens eene verklaring daarvan, tenzij het eenigzins
algemeen bekende namen zijn, welke men in werken als
Kiliaan, enz. aantreft.
Hoewel ik volstrekt niet beweer in die leemte te kunnen
voorzien , wil ik toch trachten er iets toe bij te dragen, door
te geven wat mij onder oogen kwam, in de hoop, dat dit
anderen aanspore ook het hunne er bij te voegen.
De volgende gegevens vond ik een paar maal onder het
hoofd: ^/Notabilia ex Idbro Xenodochij S. Spiritus et aliis
van roeden ende margen landts tot dirersche maeten ende
naemen ^' Of dit het H. Geestengasthuis te Kampen of el-
ders betreft, durf ik niet beslissen.
Mastebroek. *)
1 voet =11 duim.
1 roede = 16 voeten.
1 hont lands zz: 100 roeden.
1 morgen = 600 roeden.
^1 Te Zwolle gold dezelfde maat ab hier vaa Mastebroek opgege-
ven 18.
' 244
hoeve lands = 16 morgen.
schacht tol meting van wegen en weteringen zzi 19 voet.
schaer weides = 2 hont.
Gelderland,
graesen (of greese) lands = 1 morgen. .
Greldersche morgen = 4 hont lands in 't Sticht.
,/ // = 9 voeder velds.
// ƒ/ = 8 koeganck.
VoUenhove, Cuinre en Usselham.
ghee ^) lands = een swat of seijssenslach van 8 voet.
mannemaet of dachmaet lands -= 4 gheen.
morgen = 6 gheen.
dachmaet = 400 roeden,
oude schuijtenstall ') = 3 dachmaet.
nieuwe ,/ z= 2 //
gaerden =10 dachmaet.
strenck ') is breed 14 voet.
akker i, ,f 28 //
1/ in Drenthe is breed 24 voet.
Boter.
Camper cop = 13 '/j pond.
VoUenh. „ = 10 ,/
,/ vat = 16 coppen.
Zwolsch vierendeel *) = 14 pond.
grof vat boter = 20 Zwolsche vierendeelen.
Hamborger tonne = 32 VoUenhoofsche coppen.
') Gheeo en Gleden houd ik voor hetzelfde. (Zio Tydr. Reg. IV.
45, 67.)
^) Elders vond ik van schuttental en schutenstaell gesproken. (Tijdr.
Reg. V. 131; Aanh. 243..
') Ook wel strang of strang.
*) Een Swolsch stert vierendeel = 14 pond vond ik elders.
24,5
1 cluijte boter := 2 pond 4 lood.
1 Camper cluyte -=. 2\', pond,
1 Zwolsche gifle boter =. Vj^ pond.
1 emmer boter =z 4 Zwolsche vierendeels.
1 achtendeel weegt zonder het vat 88 pond.
Uit andere oude aanteekeningen zijn nog de volgende her-
leidingen ontleend:
5 gemeene treden = 1 roede.
1 morgen = 3 mud haverland i ,^ , , ,
, , (Gelderland.)
1 // = i ff roggeland J
1 loop zout =: 220 oude Kamper ponden.
1 last haring = 13 ton (te Kampen).
1 molder koorn = 3 sommeren.
1 sommer f/ =2 vaten.
8 vaten // =2 schepel.
1 schepel // =8 sester.
1 sester // := 2 spint of kop.
Of deze korenmaat in Overijssel ook zoo was, bleek mij
niet. De opgave is ontleend aan Schrassert, God. Gelro-
Zutph. II. 234. In 1257 komen in ons gewest reeds mud-
den en schepels voor nevens molt, molder, malt en malder.
Of een spilt zaad Almelosche maat een spint was, weet ik niet.
Voor wijnmaat treft men in Overijssel aan: Take, Men-
gelen, quarte, pitancie en mogelijk ook pijnt. Ik vond in
eene rekening van 1599: 1 quarte = 2 mengel = 8 pint
en den prijs der quarte aangegeven op 16 stuiver.
Ziedaar een paar opgaven: wie vult ze aan vooral uit
Overijsselsche stukken? Er zijn nog vragen genoeg op te
lossen. Wat is b. v. een heurne (hoek) lands, een dreef ken
lands, een pond land, een kwartaal weideland, een vierendeel
land, een vierdeel kazen, een vierdel schapen, een dracht
koeien, een emmer zaa^l, een gast hooi, een geer lands;
wat z^n varen lands, stighe schapen, enz.? v. D.
AANTEEKENIN6EN UIT SINODALE ACTEN
NOPENS DE ROOMSCH-CATHOLIEKEN, 1593-1600.
In de Sinode van 14 — 18 Mei 1593 te Campen gehou-
den onder voorzitterschap van Gaspar Holstech, predikant te
Kampen en met Jodocus Groyckerus tot secretaris, werd sub
7®. o. a. besloten: /f Ken sall bij den ouerheijden aenholden,
insondi rhe\jt in den steden, dat goede ordeninghe in den
schooien geholdenn, ende dat ghene papen ofite papisten
eenige bedienunghe daer van moege thogelaten worden". Men
besloot tevens om aan de Ridderschap eene remonstrantie over
te leveren aangaande den dienst der papen ( Eoomsche pries-
ters) ten platten lande, die zich tot nu toe aan geen examen
of hervorming hadden willen onderwerpen, opdat door rid-
derschap aan hen den dienst mogt worden ontzegd, en men
bepaalde tegelijk dat, zoo eenigen van hen zich aan de refor-
matie mochten willen onderwerpen, ze evenwel van hunne
standplaatsen naar andere zouden worden overgebracht. In
de Sinode den 28"* Mei des volgenden jaars te Deventer ge-
houden, beklaagde men zich dat sommigen b\j de papisten
trouwden, men besloot b\j de magistraten en de ridderschap
aan te dringen om hier tegen voorzieningen te nemen.
In de Sinode den 22« en 23« October 1695 te Zwolle
gehouden, besloot men o. a. dat de pastoor van Kamperveen
Andreas Caffenborch zich benaarstigen zou in het lezen en
onderzoeken des bijbels en zich aan een examen zou onder-
werpen, waarna hij bekwaam bevonden zijnde, zijn vroeger
247
leven en leeren zou herroepen en alsdan als predikant zou
worden aangesteld. (In 1596 en in 1597 wordt hij telkens
na een examen afgewezen als predikant.) Ook besloot men
dat de predikanten van Deventer, waar toen juist Ridderschap
en Steden vergaderd waren, by dit collegie zouden er op aan-
dringen dat de mispapen ten platten lande onmiddellijk zou-
den worden afgedankt en in de plaats daarvan hervormde
predikanten aangesteld worden, en dat men orde zoude stel-
len op de renten en inkomsten der geestelijke goederen ten
platten lande.
In de Sinode den 22« Juni tot den 25« Juni 1596 te
Kampen gehouden, besloot men dat daartoe gevolmachtigden
bij Eidderschap en Steden zouden aanhouden, dat de papen
ten platten lande terstond uit hunnen dienst zouden gezet
worden: ;/daermede de arme luden des te meerder moghen
verlanghen hebben om een gereformeerde dienaar te begeeren**'
Men wenschte ook dat er maatregelen worden genomen tegen
het heimelijk kinderdoopen der Boomschen.
In de Sinode in 1598 te Deventer gehouden 23 — 25 Mei,
verzocht men den drost van SaUand ^/cenige altaren ende
andere a%odische reliquien in eenighe kerken noch staende"
weg te ruimen, wat deze beloofde ten spoedigste te zullen
doen. Ook verklaarde hij op een klacht , dat nog eenige pa-
pen ten platten lande tegen 't placcaat in, in dienst waren
gebleven, dat hij al de papen in zijn drostambt den dienst
verboden had, en dat zoo men hem eenige goede predikanten
kon toezenden, hij die in zou voeren en zooveel mogelijk
behulpzaam zijn. Men verzocht den Drost van VoUenhove en
dien van Twenthe hetzelfde te willen doen.
Omtrent de roomsche priesters: ^/diens herte van Godt ge-
roert wert*\ besloot men dat men ze in de hervormde kerk
niet tot den kerkdienst zou toelaten, voor ende eer zij eerst
248
haer concubinen offc oneclite wijven sullen getrouwt hebben^*
en zich na geloofsbelijdenis en 't gebruik des avondmaals tot
de gemeente hadden gevoegd. Ze zouden daartoe vooraf eeni-
gen tijd moeten wonen in eene plaats waar een hervormde
predikant was. Ze zouden bovendien het pausdom moeten
herroepen en zich aan een examen moeten onderwerpen, en
na bekwaam in de leer en in den wandel bevonden te zijn,
zouden ze, na bovendien de Nederlandsche belijdenis des ge-
loofs en de kerkenordening onderteekend te hebben, tot den
dienst aangesteld en naar eene andere plaats gezonden worden.
Op de Sinode van 29 — 31 Juli 1600 te Steenwijk ge-
houden, werd o. a. besloten om alle conventiculen van we-
derdoopers en papisten, zoowel in de steden als ten platten
lande, tegen te gaan en ook in de kloosters te verbieden,
gelijk zulks reeds voor eenigen tijd bij request van Eidder-
schap en Steden gevraagd was , en dat men het placaat tegen
de scholen der Jesuiten zou in werking stellen. Albertus
Lanckhorst, paap te Eouveen en de paap te Yhorst, zouden
ter eerstvolgende bijeenkomst opgeroepen worden om met hen
te handelen naar behooren.
De pastoor van Wanneperveen , Johan Roelofs, verscheen
in deze vergadering en verklaarde zich bereid om zich aan
de besluiten der Sinode te onderwerpen , speciaal aan het be-
paalde in de Sinode van 1598 te Deventer, boven door mij
medegedeeld.
[Wordt vpixolgd,)
N. U.
OUDE RE6ERIN6S-6EBRUIKEN TE DEVENTER
III.
Ten yervolge op het in den vorigen jaargang yan dit tijd-
schrift medegedeelde, wil ik thans ook de andere hoofdstukken
van het Hs. Jordens ter kennis van den belangstellenden lezer
brengen, na ook hier, evenals te voren, den vorm gewijzigd
te hebben. Daartoe komen vooreerst in aanmerking zijne op-
teekeningen aangaande de Kamer van Sestieneil.
Het stadregt bepaalt !• boek 6« titel 12« art.: „Tot de
Cameners rekeninge sullen alle jaer geroepen worden sestien
gesworene Gemeensluijden , zijnde geboren Burgers, u\jtiege-
lijcke strate twee, dewelcke alle opcompsten der Stads goe-
deren, ende voorts alle grossen ende summen der uijtgave
sullen aenhoren, om te weten hoeveele de Stadt zij te voren
of ten achteren, ende sullen de beroepene Burgers den Eedt
doen y die voorgestelde rekeninge ende alle voorgestelde poincten
heijmelijck te houden.**
De leden der kamer van sestienen worden — zöo verhaalt
Jordens — daags te voren door een diender verzocht, en komen
des morgens 10 uur op het stadhuis in de groote zaal bijeen,
waar zij sedert 4 Febr. 1760 — vroeger was dit nooit ge-
beurd — pijpen en tabak op tafel vinden. Weldra komt
een der Secretarissen ^) binnen en zegt: „S. en E. verzoeken
*) Dit mogt niet door een diender gedaan worden. Immers 22 Jan.
1783 door een diender geroepen namen de leden dit niet aan, maar lieten
verzoeken, dat naar ond gebruik een der Secretarissen daarmede belast
werd. S. eu R. gaven terstond hieraan gehoor.
BIJDR. III. 17
250
dti leden van de Zestienen kamer binnen in de Raadkamer.**
Daar gekomen gaan de Zestien voor de Balie staan, waarop
aan weerszijden vier of vijf leijen met griffels leggen , om
het een of ander onder het lezen te kunnen opteekenen.
Nadat de deur gesloten is, zegt de oudste Heer President:
//De redenen waarom S. en E. de leden van de Zestienen-
kamer hebben binnen verzocht, is om de rekening van den
Heer Camener N. N. over den jare aan te hooren of te
hooren voorlezen. De vrienden gelieven haar te dekken. £n
zoo daar iemand in de Zestienenkamer uit de GG. voor de
eerste maal is er schenen, die wordt verzocht te komen bij de
Heeren Presidenten, om den eed van secretesse te doen."
Daarop geeft de oudste Secretaris aan de Polstraat een
staat van de Eekening des Cameraars, welke de Secretaris
voorlezen zal ingevolge het Stadregt, om te zien of deze met
de rekening overeenkomt. Dan begint deze, gezeten op den
laatsten stoel aan de BaUe voor de Polstraat, in tegenwoor-
digheid van den geheelen Magistraat de Cameners rekening
zoowel van ontvangst als uitgaaf te lezen, den ontvangst van
post tot post, voorts alle grossen en sommen der uitgaaf. Is
dit ten einde, dan zegt de Polstraat als eerste in rang:
//Weledele en Hoogachtb. Heeren I de leden der Kamer van
Zestienen de rekening des Cameraars N. N. hebbende aange-
hoord, zullen daarover eens buiten treden." Men gaat naar
de groote zaal terug, waar men in een kring voor het vuur
gaat zitten. De Polstraat met den staat der afgehoorde re-
kening in de hand zegt nu: //de heeren hebben de rekening
van den Heer Gameraar N. N. aangehoord, hebben de Heeren •
omtrent dezelve ook eenige consideratie? Ik voor mij niet
als de oude boodschap van dankzegging." Vervolgens vraagt
hij de andere straten en heeft niemand eenige bedenking, dan
gaan de Zestien, na door een tliender aan de Raadkamer te
251
hebben doen kloppen , dadelijk bij liet openen der deur (zonder
binnennoodiging af te wachten) weder voor de Balie staan,
waar de Polstraat z^: ^/Weledele Hoogachtb. Heeren! de
leden der Kamer van Zestienen bedanken Haar WE. H.A.
voor de gedane communicatie en den Heer Gameraar ^) voor
zijne gedane rekening, bewijs en reliqua, verzoekende dat de
overige onafgedane rekeningen ten spoedigste afgedaan, en
alle bedenkelijke menage omtrent deze stad voortaan gepleegd
moge worden." (Deze laatste woorden luidden 1753 — 61 ^/dat
Haar W.E. HA. in de tot dusverre gehouden menage gelieven
te continueren' ' ; vroeger zooals de tijdsgelegenheid medebragt.)
Bit gedaan zijnde verzoekt de oudste Heer President de
leden van zestienen in de groote zaal te gaan om zich met
Spaanschen w\jn en tafelkoek — sedert 1760 ook met eene
pijp tabak — te verfrisschen. Daar ontvangt tevens elk zijn
jura, zijnde tien stuiver of meer, daar die van de afwezigen
onder de aanwezigen verdeeld worden. Is er een nieuw in-
gekomene onder de leden, dan moet deze des avonds trac-
teren, doch ontvangt (tot tegemoetkoming?) dejura van allen.
De vorm der uitnoodiging was deze, dat de nieuwbenoemde
in de groote zaal deze woorden uitte: ,/WelEdele Heeren,
dewijl het een oud gebruik is, dat de nieuws aangekomene
in de Zestienenkamer, na het afhooren der eerste Cameraars-
rekening, du Kamer van Zestienen moet tracteren, zoo ver-
zoeke de Heeren t' avond op een glaasje wijn etc." In later
tijd (sedert 1755) werden er twee feesten van gemaakt: de
diender noodigde: 's avonds te voren tot een glaasje wijn en
op den dag zelven tot een maaltijd.
Hoe zulk een tractement er uitzag, verneemt men uit het-
geen Jordens aangeteekend heeft over zulk een feest, waaraan
*f Is de Cameraar overledeu, soo wordeu zijae erfgenamea of zyne
wedawe uiet bedaakt.
17*
252
hij in Januarij 1719 als gast van de Polstraat deelnam. De
Zestienen bestonden destijds uit acht Senioren en acht volgende
of vice-Senioren ; tractanten waTen Joan Dapper M. D. als
Vice-Senior uit de Polstraat, Prof. Bouwer uit de Bisschop-
straat en A. Beminck uit de Overstraat, aan wie het te zamen
ƒ51 kostte. Onder de gasten bevonden zich de straten der
drie tractanten met de straatheeren en eenige anderen; het
coUation bestond uit twee schinken omzet met allerhande
snuisterije. Voordat men aan tafel ging dronk men het getal
der personen, b. v. van ons zestienen, vijftienen, veertienen,
enz. Aan tafel zittende stelde men achtereenvolgens deze
dronken in:
1. de Willekomste;
2. de Magistraat;
3. de Polstraat;
4 — 10. de Waterstr. enz. tot Assenstraat ;
11. de Secretaris;
12. de gasten naar rang;
13. de tractanten;
14. Givitas;
en dan verder wat den tractanten belieft.
Op 8 Maart 1729 woonde onze zegsman op nieuw zulk
eene tractatie bij, welke g^even werd door zr.n stratebroeder
"Warner Vijfhuis. De gasten bestonden uit zijn straat met
de straatheeren , den Secretaris, Burgem'. ten Brink, Burgem'.
Jacobson, zijne zwagers L. van E ijl Eibbius en Meins met
diens zoon, in het geheel 17 of 18 personen. Het collation,
ten huize der wed*. Vriesendorp gegeven , bestond uit twee
schinken en een gebraden kalfsvierended in het midden en
18 a 20 schotels met allerhande snuisterijen. De ingestelde
dronken waren als voren. Er werd slechts één anker wijn ge-
dronken , hetgeen Jordens met een NB. aanteekent. Genoemd
253
kaÜByicrendeel is (volgens bem) de eerste oorzaak geweest, dat
bet tractement van tijd tot tijd //prodigaler" is geworden,
fija. tot bet boogste.'* De aard der dronken werd later onge-
veer aldus gewijzigd :
1. de Willekomste;
2. de gezondheid der aanzittenden 2 a 2 van boven naar
beneden ;
3. Zijne Hoogbeid;
4. Mevr. de Grouvernante ;
5. Princes Carolina;
6. De Heeren van den Magistraat;
7. Vive la plume;
8. De G^ezworen Gemeente;
9. De Acbtenkamer.
10. De Zestienenkamer;
11. De Heer Tractant ;
12. Civitas;
13. Burgers vriendscbap;
enz.
IV.
Na eenige minder belangrijke aanteekeningen van Jordens
overgeslagen te hebben, blijven we stilstaan bij zijne Memorie
wegens de Agtenkamer, bestaande uit eenige onzamenban-
gende gegevens, waaraan ik bet volgende , als bier eenigzins
ter zake dienende, ontleen.
In deze kamer hebben zitting de vier Cameraars en 8 ge-
meenslieden, uit elke straat de oudste.
De kast waarin bet geld enz. der kamer bewaard wordt,
staat in de Secreetkamer (bet archief), waaruit ze bij elke sessie
door den oudsten en jongsten Senior en den oudsten Secre-
taris gebaald wordt en in de Gameraarskamer gezet, waarde
254
leden vergaderen. De oudste Senior in de Achtenkamer Heeft
twee sleutels dier geldkist en de Secretaris dien van de Se-
creetkamer.
De oudste Cameraar houdt boek en schrijft de betaalde
renten in het boek aan, gelijk ook het geld, dat daar ge-
bragt wordt; de jongste Cameraar houdt contraboek van de
ontvangen penningen en deze boeken liggen in eene kast op
de Cameraarskamer. De oudste Secretaris schrijft de ontvan-
gen renten op de recepissen en de Senioren ontvangen en
tellen de penningen en betalen de renten. De oudste Senior
telt de jura en geeft die aan elk der presente leden. De
jura van de absenten blijven tot voordeel der kas daarin lig-
gen, maar het geld voor de handschoenen niet: dit ont-
vangt men in de volgende sessie, gelijk ook het Ie pel geld.
De jura welke Jordens, in 1759 lid van de Agtenkamer
geworden, ontving, na 15 gl. voor intrede betaald te hebben,
waren als volgt:
25 Junij. */jj van zijne intrede . . . , / 1 — 5 — ,/
Voor het bijwonen der sessie . n 5 — // — //
25 Julij. Als voren ,/ 6 — n — //
25 Aug. Als voren // 6 — ,/ — ,/
25 Sept. Als voren // 6— ^ — ,/
Voor een paar handschoenen . ,/ 1 — 16 — //
NB. Dit handschoenengeld krijgt de weduwe of erfgenaam
van den overleden Senior ook in het sterfjaar nog bijzon-
der.
25 Oct. Voor het bijwonen der sessie. . / 6 — // — ,/
24 Nov. Als voren // 6 — // — ,t
NB. De 25« viel op Zondag.
24 Dec. Als voren // 6 — ,/ — //
NB. De 25« was Kerstdag.
1760. 25 Jan. Als voren if 6 — // — //
255
15 (?) Febr. Als voren / 6— ,/ — /,
Voor lepelgeld // 16 — if — //
NB. Dit lepelgeld ontvangt ook de weduwe of erfgenamen
van den overleden Senior over het jaar, waarin het overlijden
plaats heeft.
De diender ontvangt op dezen dag ... ƒ 2 — 16 — //
1 April. Voor het bijwonen der sessie . // 6 — // — //
NB. 25 Maart viel de Landdag in.
25 April. Voor het bijwonen der sessie . // 5 — // — n
24 Mei. Als voren // 6 — n — n
Behalve deze emolumenten hadden de leden de intredegel-
den der nieuwe leden en boeten onderUng teverdeelen. Deze
boeten werden door den jongsten der Senioren ingevorderd
van hen, die na klokslag ter vergadering kwamen , en bedroe-
gen 2 stuiver.
Aan het slot der Memorie vermeldt Jordens eene curiosi-
teit, welke hier onvermeld konde blijven, bevatte zij niet
eene illustratie van het stelsel der Contracten van Corres-
pondentie.
In 1763 namelijk werd zijn zoon Hend. Oerh. Jordens
jongste Cameraar na doode van A. S. Persoon; laatstge-
noemde nu was in 1728 door zijnen schoonvader den Came-
raar Oeorg Jordens met de vacante Burgemeestersplaats be-
giftigd, om welke tour Persoon eerst met Grerhard Jordens —
den schrijver van het Hs. — gedobbeld had; ofschoon maar
5 punten werpende won hij het van Jordens. Deze had in
1736 eene vacante Burgemeestersplaats op zijne tour te ver-
geven, hetzij aan zich zelven of aan een ander; hij gaf ze
aan bovengenoemden zoon Hend. Grerh. en deze werd langs
dien weg als Cameraar lid van de Achtenkamer in dezelfde
plaats, welke de vader bekleed zoude hebben zoo hij in 1728
meer dan vijf oogen had weten te werpen. Nu gebeurde
256
wat zelden plaats had, dat vader en zoon tegelijk zitting in
deze kamer hadden.
V.
Ten slotte eene Memorie over het Curator schap scholamm
en over den Eector Magnificus van het Athenaeum. Gelijk
ik boven reeds vermeld heb (zie Bijdragen II, 319) had op
de eerste vergadering na Petri de benoeming van een Curator
uit de Oezw. Gemeente plaats. Deze post ging echter niet
vanjde bovenste naar de benedenste straat, of van straat tot
straat, maar beurtelings werd een Curator gekozen door de
4 straten Polstraat tot Engestraat en de andere vier Bisschop-
straat tot Assenstraat, gaande alle jaar de oudste af.
Jordens was Curator in 1728 en 1744 en woonde in die
hoedanigheid tweemalen de verwisseling van Rector Magni-
ficus bij , welke plegtigheid aldus door hem beschreven wordt.
De vier Curatoren , zijnde twee uit den Magistraat en twee
uit de GG. , met den Secretaris komen des morgens half tien
in het zwart gekleed en met zwarte mantels om, nevens de
Professoren bijeen in de benedenkamer van het Landshuis,
waar tafelkoek, Spaansche wijn en brandewijn gepresenteerd
wordt.
Men wacht totdat de Heeren van den Magistraat, vooraf-
gegaan door de vier roedendragers , dragende de roeden van
justitie, van het stadhuis en voorbij het landshuis gaan ; dan
treden curatoren en professoren naar buiten, om allen geza-
melijk naar het Gymnasium te gaan; de aanstaande Eector
gaat tusschen de twee curatoren uit de GG. in, en bij het
terugkeeren de afgetreden Eector.
In het Gymnasium gekomen nemen de Magistraat regts,
de curatoren en twee professoren links plaats; de aanstaande
Sector zit dan tusschen de curatoren uit den Magistraat en
257
de GG. , terwijl de afgetredene , na georeerd te hebben, beneden
de vier coratoren en zelfs beneden den Secretaris zitten gaat.
Bij het binnenkomen van den Magistraat enz. beginnen de
achter een scherm in den hoek geplaatste muzijkanten te spelen.
£s dit ten einde , dan houdt de aftredende Rector eene oratie,
aan het einde waarvan hij zijn opvolger noemt en bij zich op
den katheder verzoekt. Daar geeft hij aan den nieuwen E. M.
//met een aanspraak bij jeder waarom" eerst twee boeken,
dan de sleutels en eindelijk het sigillum. Dan wenscht hij
hem geluk en eindigt met een aanspraak aan de toehoorders.
De muzijk doet een stukje hooren en daarop houdt de
nieuwe Bector eene redevoering in forma, die een uur pleegt
te duren. Is zij ten einde, dan gaat de Magistraat onder
het spelen der muzijkanten terug naar het Stadhuis, de cu-
ratoren en beide Professoren naar het liandshuis, waar de
ververschingen als boven gepresenteerd worden. De Rector
Magnificus ontvangt hier de gelukwenschen , welke hij beant-
woordt met eene uitnoodiging op een pijpje tabak en een
glaasje wijn tegen 's avonds vijf uur ten zijnen huize.
Eindelijk gaan allen huiswaarts en de Magistraat en Cu-
ratoren ontvangen elk 16 stuiver presentiegeld, evenals bij
de hai^aarlijksche promotien.
v. D
BIJVOEGSEL.
Als t^nhanger van het vroeger medegedeelde //menu"
moge hier een afschrift geplaatst worden van een los blad in
het archief van het Groote en Voorster Gasthuis. Had .lordens
het gekend, mij dunkt hij had niet nagelaten het ook af te
schrijven.
•
ï
>^
Cb
O
a
S-
>—•
Bt
CD
63-
t
§
o
s
>->•
•
CO
&^
«
OQ
a>
^
o
o
s
09
i:
CD
CO
Q
g*
o
ÏÏ.
co
o
s
w
cT
g
.co
§.
ca
^
P
CD
09
13
co
*^
o
S
00
w
CD
0
1*
CO
CD
S
09
w
u
8'
8
co
H
o
O
ÏÏ.
CD
1
CD
Cd
§-
I—*
co
CD
0
09
r
•i.
VERORDENING
OMTRENT DE TOUWSLAGERS TE KAMPEN 1418. O
In deser 'manneren als hierna volget sal men dut Ambacht
van Touslagers holden.
Item dat gheen tonslager en sal lyneghaerne maken dan
van gueden nederlandschen kyphennop, off van gueden neder-
landschen ghelling, off van gehekelden hennop diemen buten
der stadt coept Ende dat vorsz. lynegaern nyet zwaerre te
wegen dan een draet van ij*' vademen twee pont, als men
dat naest gheramen kan, sonder argelist. Ende dat graue
dat vten lyngaerne compt dat sal men op hem seluen spyn-
nen toe koezelen off to wagentoawen off des delyx. Ende
wie daer teghen dede die verboerde also vake als hy dat dede
van eiken hondcrt v fg.
Jtem dat men geen cabelgaeren maken en sal, dan van
goeden Nederlandschen schelhennop, off van goeden Oester-
schen hennop, off dat is te verstaen, dat men ghenen Yssel-
steynschen hennop off die d^er omtrent in den lande valt,
off* Kolenborchschen hennop off die daeromtrent in den lande
valt besigen en sal, ten weer dat men bewisen mochte dat
die hennop alsoe guet weer als die hennop naest voersz.
Ende den hennop also te spynnen als zij gewassen is, ende
*) Ik heb dit stuk eene verordeuing genoemd omdat mea niet kan
zeggen dat het een gildebrief is in den eigenlijken zin des woords. Ër
blijkt niet nit of de touwslagers een eigen gilde vormden en omtrent
de inwendige inrichting daarvan wordt in dit stuk ook niets gevonden.
260
nyet te verargeren bi xl fg. Ende een draetvan den cabel-
gaerne van ij^ vademen sal wegen iii f^ als men dat naest
gheramen kan.
Jtem gheen touslager ^) en sal enich gaerne off touwe
copen off laten copen , cleyne off groff , dan dat bynnen Cam-
pen gesponnen off geslagen is , off dat wt oestlande ouer zee
comt, wye daertegen dede, die verboert al so vake als dat
geschiede van eiken hondert v (g. Ende wye alsulke gaerne
off touwe gecofll heeft, off bynnen onse vriheit gebracht off
doen brengen heeffb, die sal dat bynnen xiiii dage nasancte
Johans to midsomer doen wter stat vriheit brengen bi xl ffi.
Jtem gheen touslager en sal meer werksteden hebben byn-
nen off buten Campen dan een, ende sunderlinge buten
Campen gheen wercstedete hebben, noch myt nyemant buten,
geselscap te hebben bi xl gg.
Jtem off hier enich hennop veyl queme van buten ende
enigen touslagers den ghev(^ede te copen, des en sal hy
alleen nyet copen , hy en neme enen van den ambecht by, die
den coep van begynne ten eynde hoeren sal. Ende als hy
den gecofft heefil so sal hy den ambechtsluden an hennop
mede biden in den seluen coep te hebben bi x fj^. Ende
ist dat den yeman mede nymt, die sal dat geit daer na
bynnen drie dagen betalen, ten weer dat er langer dage off
andere vurwarden van besceiden wereh. Ende ab die hen-
nop in die wage compt, soe soelen dip koermeisters den be-
sien off hy guet sy off nyet. Ende ist dat hy den koermeis-
ters nyet guet en dunct wesen en sy den wraken, soe sal
die coep doet wesen ende so sal men den hennop wt der
stat brengen ende an nyeman bynnen (yampen te copen, noch
gheen borger bynnen off buten Campen te copen bi x @g.
*) Later veranderd ia man.
261
Ende die koermeisters soelen van den besien van den hen-
nop ende van ghaerne van eiken hondert twee doythen heb-
ben. Ende dat sal die coeper betalen indien dat die hennop
off dat ghaerne nyet gewraect wordt (te verstaen dat men
ghenen hennop werken en sal hy en sy besien bi x fip.) ')
Jtem weert dat enich scipheer óff coepman ghaerne off
touwe gecofil hadde ende hem dat ghaerne grauer off zwaerre
duchte wesen dan vorsz is, de mochte een stucke touwes
laten scheren van xxiiii draden ende Ixxyvademe langhende
van den cabelgaerne sal dat wegen vijftieh pont ende van
den lyngaerne xxt pont, als men naest geramen kan. Ende
weert dattet merkelic ouerwoege ende dattet den koermeis-
teren onredelic duchte , soe verboert die touslager v f^. Ende
dat ghaerne in die Stat nyet te brengen, bruken, noch nyeman te
vercopen, off gheen borger bynnen off buten dat te copen bi xl 68«
Jtem off enich touslager hennop coffke des men in die wage
nyet brengen en wolde, des en sal hy nyet inslaen in enich
huys off weer, hy en sy yerst van den koermeisters besien
bi X {1^. Ende daer mede voert te vaeren als vorsz. is, van
den hennop die in die wage gebracht worde, te verstaendat
men ghenen hennop werken en sal hy en sy besien bi x |^.
Jtem dat men gheen touwe slaen en sal dat hondert pont
off daer bouen weget, men en salt op syn behoer scheeren
en an koermeisters laten besien bi x ponden also dicke als
dat geuelle. Ende wes die koermeesters nyet gerecht en
vynden als hem tobehoert, dat gharne ende touwe in der
vriheit van Campen nyet to bruken nochte te vercopen, gheen
borger dat te copen bynnen off buten bi xl ^.
Jtem weert sake dat enich man den koermeisters hier umme
mistal dede off versprake, dat solde wesen off men opten
Baet dede. Gegeuen int jaer xvüi Ssaterdages purificationis. ')
*) Later doorgehaald. • N. u.
•) 01de Pachtboeck fol. 14.
SCHADE DOOR GIETHOORN
GELEDEN WEGENS 'T BELEG VAN STEENWIJK, 1592.
Alsoe die ingesetenen des kerspels van Gyethoorn an die
Landtschap van Vollenhoe geremonstreert hebben , die groote
excessiue lasten ende scbaeden soe in dese leste belegheringe
van Steenwijck geleeden, biddende ende versoeckende , dat
sie in respecte van dien, van dye maentlicke contributie voer
dit jair, oft ommers voer een geruyme tijdt, enthauen ofte
verlichtet mochten worden, tot welcken eynde oick die heeren
raeden van State hoerluyden op hoer versoeck, zekere breeuen
an dieselue Landtschap verleent om daer inne ten besten toe
versyen. Soe ist dat die heeren drosten ende andere van der
Ridderschap des landes van YoUenhoe, sampt dye gedeputeerde
Raedtsfirunden der stadt Gampen, in anmerkinge soedaner
lasten ende schaeden dat voersz. kerspel van Gyethoorn in hoeren
maentlicke contributie verlichtet hebben ter somme van twee-
hondert gulden ter maent, bij prouisie, ter tyt toe dat by
dieselue Landtschap anders geordonneert sal wesen. Ende
op dat by deze hoer verlichtinge der gemeiner Landtschaps
contributie nyet vermindert worde, sinnen soedane afigeno-
mene twee hondert gulden den anderen nabeschreuen kerspe-
len van Vollenhoe, een yder nae sijne tegenwoordige gelegent-
heyt, bij manier van verhoeginghe hoerer maentlicker contri-
butien, wederom op erlacht ende verdeelt, alsoe dat dieselue
kerspelen henvorder contribueren soellen als hier nae volcht,
tot wijdere ordinancie als bouen. Aldus gedaen binnen Gam-
pen den 7 Augusti Anno 1592. Stilo veteri. *)
N. ü.
*} Schattiagregistcr van *t land vau VoUenhove.
PARLEMENTAIEE VORMEN VAN EEN INGELAND
TEGEN DEN DIJKGRAAF VAN MASTENBROEK, 1539.
Dat onze voorouders de parlementaire vormen niet altoos
in acht wisten te nemen, en dat ontwikkelde personen zich
dikwijls niet ontzagen om onbeschaafd tegen aansdenlijke per-
sonen te spreken en te handelen, dikwijls om nietige rede-
nen, is bekend. Ëen staaltje daarvan levert ons de volgende
brief, door de stad Zwolle aan Kampen geschreven.
//Eersame wyse ende vursichtige bysunders guede Vrunde,
vnse liue mederaidtsfrandt ende dickgreue van Mastenbroick
Henrick Munter, hefil ons claegende toe erkennen gegeuen
woe dat ene van V.E. borgere, gênant Claes van den Vene,
verleden manendach gekoemen ys soe als die ruytschouwe
gereden wardt ende hefil syn liefiden, sittende aen der taefe-
len, mit voell hoyne ende drouwenden woerden aengespron-
gen, herkoemende van syner brugge, die sijn lieifden heym-
raeden gekoruet hadden; diewyle dan die dickgreue in syn
rith ende schouwe behoert gevrieth ende geuelicht te wesen,
ende wall behoert hadt nae den dickboick dat syn liefiden
i^edachten Claes aen der helfite met sich genaemen ende ge-
fuert hadde, enen anderen tot exempell, ten waer saicke ge-
west V.E. sulx toe willen ende walgeualien ende den vrunden
toe guede geschiet weer. Niet toe myn, vp dat sulck ende
gelicke voernemen jn ghene consequentie ende abusie getoegen
wordt, begeren wij vrundtlicken dat V.E. die handen daeraen
willen helpen holden, tot versuick van vnsen dickgreuen ende
die saicke insehen, dair met gedachten V.E. borger naer ver-
mogen des dyckboicks gecorrigiert ende gestraefil mach wer-
den gelicke V.E. gern sehen wolden, ofit gelicke drouwinge
^64
ende aenspringbe V.E. dyckgreuen jn der tyt aengekiert ende
gedaen worde van vnssen borgeren oiSt jngesetenen. Ende
dat hy ick solcke cautie ende borge stelle , daer met der dick-
greue ende syne heymraeden syner ende syner verwante onbe-
anxt ende beducht moegen bliuen. Op dat ons nyet noedich
zij des weder toe beclagen, tot versterckinge ende bescherminge
vnses dickgreuen ende syns lieffden rechten. Solx verlaeten
wy ons ganselicken ende verschuWent altyt gerne tegen V.E.
die godt almechtich lanck warende moet vristen ende bewa-
ren. Geschreven vnder vnser stadt Secreet den ix'" dochJiüij
anno 39.
Burgemeisteren , Schepenen ende Raidt
der Stadt Swolle."
Opschrift
Dem Ersamen, wysen, ende vursichtigen
Burgemeisteren, Schepenen ende Raedt der Stadt
Campen, vnsen bysunders gueden vrunden.
N. ü.
HET OVERIJSSELSCH.
Bilderdijk beweert in een brief van' 3 Julij 1821
(Mengel, en Fragmenten, bl. 151) ^/dat het Overijsselsch
naauwelijks voor UoUandsch kan doorgaan, maar ruim zoo
veel Bremensch en Hamburgsch is." Naar 't schynt heeft
hij luermede de taal der boeren op het oog. Was B. zulk
een onnoozel taalgeleerde? Of sufte hy toen reeds?
V. D.
*) Kamper Archief. Brieven van Zwolle.
MEMORIE
DER OUDERLINGEN EN DIAKENEN TE DEVENTER
OYBB DS BESTEMMING DER OEESTBLIJKB EN
KERKELIJKE GOEDEREN. 1581.
( Slot. )
^/Neuens desenn, tott watt tijdenn die Stadt ennige viandt-
achap auervall offte Last mochte ankommenn , daennede con-
sequentlick Ecclesia Dauentriensis oick worde benauwett beswa-
rett offbeschedigett, Soll die Praepositus in dem vall die
mannen van Lehenn, tott dese kercke gehoerende, schuldich
sijnn yp tho manenn ynnd mit denseluen deser Stadt ofite
kercke vnnd gemeinte secours ynd assistencie doenn.
Ynnd nae dem van wegen deser Lehengerechtichedenn ,
vnnd ymme meerder anctoriteit bij der Lehmannen tho er-
holdenn, als oick andersins niet vngeraedtsaem is (wanneer
die collatie ofite oick die resignatie voir die Stadt mochte
impetrirett wordenn) eene persoen des Baedes mit die Praef-
stie kumpetlich tho conferirenn , wilmen in bedencken stellenn,
ofit oick niett in sulcken vall raedtsaem weere, vp <ïat die
vordere Praepositi vnnd Archidiaooni densten nae behoir ver-
plegett, vnnd niet durch der Baedtzpersonenn gemeine ge-
schefftenn verhindert mochtenn wordenn, denn Praeposito
enenn Yicarium , thott alsoedane officien tho bedienen duch-
tich sijnnde, van een Erb« Raedth tho adiungerenn, denn
welckenn daeruoer oick een geboiriick stipendium tott deses
BTJDR. ni. 18
266
Baedtz discretie worde toegelacht, gelijck oick hierbeuoirenn
die Prae£E3tenn yicarios int gemeine gebadt, vnnd daerdurch
die administratie denn Canonicis gedaenn, vnnd oir vorder
ampt durch denseluen vertredett hebbenn.
Vorder soll der Praefstienn woeninge dem praeposito o£ft
vicario pro tempore worden ingedaenn, alwaer dannocb Eid-
derschap vnnd Stedenn deser Landtschap hierbinnenn vp een
Lantdach ofEt die Glaeringe verscreuen sijnnde, oire
versamlong vnnd bijkumpst oick solden moegen holdenn.
Vnnd is men deser thouersicht, datt die collatie der Praefs-
tien voir dese Stadt wall sall tho erholdenn sijnn, all weert
oick datt der beer PraefOstt tott der resignatie niet konde
induciertt wordenn vnnd datt niett alleene in anscbouw,
dese Stadt grote penningen Co. Ma^ voirgestrockenn , vnnd
daerbij vpgesetb befit, vnnd dieselue alnocb ten achteren is,
dann oick daeromme, datt die Praeffstien gueder Ecclesiae
buius bona sinnen, vnnd van den beerenn vanden Lande
tott sijner tafelenn niet moegen angewandt, noch tott deser
kercken naedeel dairuan onfirembdett, uel alium quam buius
Ecclesiae usum appliciertt wordenn. Derwegenn wanheer tott
meerder vordell deser kerckenn, daermede dess Praefstes,
vnnd Archidiaooni Amptenn vnnd deser kercken goeder vann
ijemantz vtb deser gemeinten vnnd tott sulckenn offiden
duchtich sijnde, tott ieder tijdtt bedienett vnnd administriert
worden mocbtenn, datt ius ooUationis deser stadt worde oe-
diertt, Solde sulcke cessie denn beerenn vanden Landti wen-
nich konnen preiudicierenn, Alsoe oick dese cessie der col-
latien in geenenn wege tho vergelijckenn is, bg die alienatie
o£Ft verpandinge vann Go. Ma^ dominien, dewelcke dannocb
buidiges dages veelualdiob gedaenn vnnd toegelatenn wordenn.
Bauenn dem alle, were dese cessie quoad ius conferendi
geene rechte cessie dann restitutioiuris conferendi: dattwelcke
267
bij dor kerckenn anfenglich gewest is, vnnd daerbij behoirtt
tho blijuenn ; Anngesien nae recht een Archidiaconos ex dia-
oonis behoirtt gekarenn tho wordenn ab Ecclesia uel Diaconis
eiosdem G. legimus distinc 93 glos. in C. Nullus distinc. 60
Non ab Episcopo in welckes plaetze Con. Ma^ succediert is.
Nam et Episcopi electio secundum statuta Canonum penes
Eoclesiam est penes clerum et populum et eligi etiam is de-
bet de propria diocesi et tune demum alter de altera eHgen-
dus est Ecclesia, quando in ea duitate nullus dignus repe-
ritur G. sacrorum dbtinctione 63. G. nullus distinc. 61: Sic
et sacerdos ab Episcopo ordinari non potest sine ciuium et
aliorum sacerdotum assensu. G. reliqui, distinctione 67. Fer-
ner belangende de collatie vande Prioraett, den doester tho
Yaerle competierende, Solmen dat ius patronatus denseluen
waU gestadenn, dann guede ypeicht hebbenn, dat hinforder
die Priors yant voirss Gloister genominiertt, diewelcke pas-
toris offidum nae gdegentheit deser kercken seluer nae be-
hoir uertredenn niett woldenn ofit kondenn, oick nietadmit-
tiert noch toegelatenn soUenn wordenn , dann, all ist, dat
die Nominatie bij het voirss Gloister is, Soe is doch bij
deser kercke die receptie ynnd confirmatie, als oick bij deser
kerckenn prindpalickenn steit tho disponerenn tott watt saec-
ken vnnd dennstenn dess Prioraetz gueder daermede dese
kercke begifftigett is, nu nae afischaffinge der missenn im-
ployeertt sollenn wordenn, woe bauen remonstriertt, Haec
Ecdesia bonis illis dotata est, et dictum Monasterium tan-
tum habet ius collationis seu nominandi et presentandi haec
Ecdesia nominatum si idoneus redpit et confirmationis ius
habet: huic Ecdesiae iuramentum Prior praestat, huic Eccle-
siaa debet offidum, hic bona, hic residentia.
Ofit auerst denn itdgenn Prior die administratie van dess
Prioraets gueder oick volgentzsall toegelaten wordenn, mitz
18»
268
dat uann hem dat register dess jaerlickssenn jnkommens vnnd
jnuentarium bonorum et documeniorum worde auergeleuertt,
dann ofitmen oick auer die Prioraett gelijck auer die ander
Oeestlicke gaeder een Oeconomum worde stellenn vnnd daeruan
dannoch dem herenn Prior sijne competentie vntrichtenn,
wilmen in een Erbar Kaedtz ferner bedencken gestaldt heb-
benn.
Edocb soll oick itzige Prior thoelaetenn datt idt predom
kostgelt vnnd die behuisingen der Capellanenn vnndVromis-
heerenn, vnnd wess sunst daerenbauenn tott erhaltong der
kercken densten eenn Prior tott ijeder tijdt tho bestellenn
schuldicli gewest is, tott beboiff vnnd vordell.deser kercken
appliceert wordenn, niett^nstaende datt die Beligie veran-
dertt sij, alles yth redenn bauen angetagenn.
Vnnd die vacierende Yicarienn vp den Barch soUenn
oick vann denn Prior ofil iemandtz anders , die ius patronatos
ofit conferendi hebbenn mochte, niet worden vndergeslagenn
nocb oick tott dess CoUatoris geuallenn iedermann daermede
conferiertt wordenn , dann alleene diesel ve , die sicb tott denst
deser kerckenn ofit scholenn begeuenn vnnd daertho verbin-
denn, Tho verstaene, wanneer die Prior ofit ennige particur
liere personen daer uan datt ius patronatus alleene hadde
vnnd niet datt kerspell ofit Ecclesia. Annders soUenn die
vpkumpsten der Vicarien, nu ter tljdt vacierende, als oick
henfurder tott watt tijdenn ennige wijders vacieren worden
in communi massa kommen vnnd tott meestenn profijt der
kerckenn tott die punctenn hierbauenn verhaelt, wordenn
angewandt.
Naedem auerst, van wegenn der alimentatien der Oeest-
lickenn, weinich in dese tijdt werdt auerschietenn , daervan
die voirgeroirte puncten uerricLtett vnd jnt werck gestaldt
soldenn wordenn , Soll oick niett vnraedtsaem sijnn , dess H.
269
Geestes Gasthuis, in een Begijnen Gloester tho transferie-
renn, ynnd die begijnen desseluen Goesters sampt derenn yp«
kumpstenn in die andere tho uerdeiienn , vnnd alsoe die behui-
singe vnnd kerckengetimmer verkopenn» vnnd die penningen,
daer van kommende, in pios vsus, tott vnnderholdt der kerc-
kenn yprichtnnge der Scholenn vnnd andere bauen gei^elte
saecken anwendenn.
Gonsidererende mede, datt een (Gasthuis niett behoirett
aenn soedaenen neerhafitigenn oirdt tho wesenn, ynnd die-
selue plaetze niett vann vrembde bedelars vnnd Landstrickers
betredett, sonnder tott neeringe deser Stadtt gelacht vnnde
geholdenn wordenn, Alsoe datt dese translatie dess GtLsthui-
ses voirss denseluen niett naedeelich sijnn, vnnd niett alleen
der kercken profittlieh, dann oick der stadt vorderlich sijnn,
ynnd die neeringe daer durch vermeerett sall wordenn.
Bauenn desenn verhaepenn vnnd vertrouwenn die meerge-
dachte Olderlingen vnnd diaconenn, datt oick eenn Erbar
Baedt die middelen wordt voimemenn daermede die gueder
vant Gloester tho diepenueen'e jnuentariseertt conser-
uiertt vnnd vnderholdenn , vnnd volgentz nae aifstenien der
begijnen tott deser kercken vordell mogen kommen vnndan-
gewandt worden.
Anngesien dat selue Gloister (woe men berichtet) vth een
Gloester deser stadt gespratenn vnnd fundiertt is , vnnd bauen
den die Gonuentualen nae verwoestinge oires cloisters oir tho-
flucht tott dese stadt offt gemeinte daer sie heergespratenn ,
wedder genamen, vnnd oir conuent hier binnen gelacht heb-
benn vnnd oire residentie holdende sinnen, Angesien oick
datt verwoestede Gloester in Colmeschate gelegen, daeruan
die hoege middele vnnd Leege oft basse Jurisdictie der stadt
thoekomptt.
Vnndangaende die Bibliotheke offtelibrie, soll daertho
270
niett onbequeem sijnn dess Baedes Gapelle, ofit datt hoege
Choor, wanneer datt aifgeschaten worde, ofite oick die olde
plaetze int Gapittelhuis , welcke plaetzenn , als midden in der
Stadt, daer tho beter dann anderenn dienenn soldenn , vnnd
sollenn hier tho im anfang genomen wordenn, die boekenn
vth den Broerenn, als oick die boeckenn vth die librie int
Bijcke Fraterhuis, soewall dieselue, die daer ter plaet-
zenn sinnenn , als oick die yan denn Pater ijmantz Tthgelenett,
o£ftebij tijdenn dess Bisschops voir denn brandt vthgefluchtet
sinnenn, wie men van den pater verstaen heflt, snlcks ge-
daenn tho sijnn.
Femer, daermede oick durch die verpachtunge der
GeesÜickenn gaederenn dese kercke folg^nntz niett worde
preiudiceert offte verkortett, Sollenn nu voirtaen die cloes-
ters vnnd Geestlickenn denn welckenn die administratie noch
voir een tijdt lang mochte gestadett wordenn, geene groote
voirmeeden nemmenn, noch ennige verpachtingenn anders
als int apenbaer vnnd bij bamen der keerssen off oick niet
langer dann bauen die acht jaerenn doen moegenn , tenn were
dat sulckes geschege mitt thodoenn der Frouisoerenn ofit
verordentenn des Eaedtz. Alles bij versteeck der administra-
tien, als oick die pacht inn denn vall tott ijeder tijdt sall
cassierett ofit voir noll verclarett wordenn , waervan oick pu-
blicatien sollen geschienn.
Item der kercken vthstaende scholdenn, paohtenn, then-
denn, inder Stadt olde vnnd nije Jurisdictie in tho manenn
vnnd tho executierenn , alsmen der Stadt schuldenn off Hee-
rcnn thendenn executiertt.
(AdVin. fol. 29. V*.) Soe sienn wij oick, wie die Schoo-
ien n, die in dese stadt vnnd Landenn plegen tho florij-
renn vnnd dairhen vth andere Landenn veele jonge gesellen
geschickett wordenn, nu gantz vergaenn vnnd leddich staen.
271
Alsoe dat vnns na van noden is , vnnse kindtirenn mit grote
ynkosten in frembde Landenn tho schiokenn, willen wij,
(lat sie watt guedes lehren sollenn, offt die dese macht
niett hebbenn], moetenn sie sonder leringe vnnd underwij-
singe in der gotsalicheit in allenn moetwillen laetenn vpwas-
senn. Daer vth entlich - anders niett volgenn kann, dann
eene grouweUcke vnnd meer als een Schytica barbaries, die
wijriede inder Joegett sienn bloijenn, vnnd oick metter tijdt
erfiierenn.
Dann wij seent vnnd beclagent (wie billich is) datt wij
geene geleerde Luiden hebbenn , die met wijsbeit vnnd verstandt
vnnd gaeden raedt vnss voirgaenn vnnd regierenn konnenn.
Daer heer dan kompt, datt beide in den Geestlickenn vnnd
wereitlickenn regimente snlck vnordnong gesienwordtt, daer
durch wij in datt vterste verderff geradenn. Wante, dewijle
wij bij vnss seiner geene offt gaer weinich geleerde vnnd ge-
schikte Predicantenn , Kerckenn vnnd Schooldienarenn heb-
benn, Soe werden wij gedrongenn, mitt groter mo\je vnnd
vnkostenn andere frembdenn tho haelenn, vnd moetenn vn-
derwijlenn soedaenige annemen , vnnd dem volcke tott Lehrars
voirstellenn , daroh welckenn die opboawinge vnnd reforma-
tion der kerckenn meer verhindertt dan gefurdertt wordtt,
vnd durch mangell wijser vnnd uerstendiger Luiden in die
wereltlicke regierunge kommen wij langsam tott een guede
resolutie, daer durch veele guede occasiones versumett die
walfiaert des gemenen vaderlandtz verhindertt vnnd die ge-
meine saecke soe oeuell gedreuen vnde gevordertt wordtt.
Die oirsaecke deses oeuels is, datt die Scholenn, daervth
geleerde wijse voirstendige vnnd fromme menner plegenn heer
tho kommenn, vergaenn vnnd quellicken bestelt s^nn gewe-
senn, vnnd derwegenn nijmandt schijr sijne kinder ter scho-
lenn geholdenn vnnd watt hefft laetenn lehrenn, vnndwerth
M2
dit alle dage meer vnnd meer erger werdenn vnnd die Bar-
baries grooter, soe verne wij hierin niet versien vnnd reme-
dierenn,
Tho dem, wanneer wij desen ynnatte noch langer thosienn
vnnd gestadenn, dat sie alsoe oires gefallens die kerckengue-
der verswendenn versettenn verpandenn verkopenn, vnnd
vernielenn, vnnd vth denn Lande henwech foirenn soe gifil-
men een ijederenn irommen oprechtenn Fatriotenn tho be-
dencken, vann watt grootenn vnnd heerlickenn schattsieden
vaderlandt berouenn, daerauer billich vnse kinder vnas ver-
kla^nn, vnnd in vnss graff hen in vervloeken sollen.
Wante daer mit benemen wij vnss seluest vnnd vnse naeko-
melingenn die middelenn daer durch wij vnnse kerckenn vnnd
schoelenn , die nu verwoest liggenn mitt vrome vnnd gottsa-
lige geleerde dienars vnnd Lehrars wederomme bestellen sol-
denn, Alsoe dat wen wij schoone woldenn, den vnraedt vnnd
vnnheil voirgemddett remedieerenn wij bij mangell dersel-
uen gaederen die macht niet hebbenn soldenn dat seloige
tho doenn vnnd int werck richtenn. ')
Daerneuen wordenn wij het nummer voir Godt noch der
werelt konnen verantwoordenn , dattwijder armen guedt,
datt dese Koeuer noch jn handenn hebbenn, alsoe laetenn
vmbrengenn vnd verlaeren gaenn.
Daermitt wij dat Landt voU bedelaers makenn vnnd tho
uoele stelenn rouen vnnd straetenschenden oick moorden oir-
saecke geuenn.
*) Het Geldenche diacours voegt hier tusschen in: «Soe sollen oeck
die Gealachtenn den van Adell vnnd anderen, de men van desen
guederen in 8tnd\js solt erholden, vergaen vnd verarmen."
De steller van het Geldersche stuk spreekt tot de Landschap, door
ouderlingen en diakenen daarentegen wordt tot de Regering van De-
veenter alleen het woord gevoerd.
273
Tho dem , soe yerlongenn w\j hiennede desen tegenwoordi-
gen erbannelicken vnnd blodigenn krieg, vnnd gestadenn,
datt vnse viandt die gaeder tho handenn gestald! wordenn,
YDS tho bekrljgenn» daermit w^ sie seluer kondenn slaenn,
vnnd sint alsoe oirsaecken vnser eigen yaderlandes verder-
oens vnnd vnwedderbrenglicken schadens.
Vnnd kortlich die waerheit tho seggen , sien wij voer ogen,
dat nijmant deser gader eintlich verbetertt is, off nutte daer
vann komptt, dann alleene die Monnickenn vnnd Papenn
voirstenders vnnd Ouerstenn, welcker meererdeel frembde
vnnd vtheimsche gesellenn sijnnt, vnnd vnse vnnd des va-
derlantz affgesachte viandenn.
Eindtlich gifftmen alle gottfrachtigenn vnnd eerbarenn Lui-
denn tho bedencken, söe verenn dese gotlose gesellenn oir
fretent, vnnd suipenti vn tucht, vnnd hoererije, ehebruck
grauwelicke affgoderie vnnd Godtzlasteringe schentlich vnnd
vervloeckt leaenn, niet bij tijdenn geweerett vnnd verbaden
wordtt. vnnd wij sie hierin, wie sij doenn, uoirtfiurenn la-
tenn, Ofit wij daermit niet soidenn deser lossn gesinde oir-
saecke geuenn in denseluen so lenger so meer vuir tho
faerenn, vnse wijuer vnnd kinder tho schenden, vnsen lie-
uenn vaderlant voll huerenn vnnd boeuen tho makenn , vnnd
mit alle Laster vnnd schandt tho verfullen vnnd tho vervn-
reinigenn.
Neuens desen voirss. swarichedenn bij denn Gelderschenn
geponderiertt, gifftmen noch andere dergel^cke Inoonuenien-
ten tho bedenckenn, dewelcke, soe veme die administratie
bij denn Oeestlickenn noch langer verblijuenn vnnd niet bij
een Erbar Baedt, durch ennigenn, soe daer tho oommittiert
sollenn sijnn, worde angeuierdt daer vth entstaen vnd vnge-
twiffelt erfolgen sollen. Dan anfencklich is tho besorgenn,
soe lange die administratie der G^eestlicken guederen bij een
274
Erbar Baedt niett wordt voirgenamen , Sollenn dieselue een
ijderenn tott een rooff gelatenn , vnnd uan dese vnnd andere
Landtschappenn , daer vnder die gelegenn sinnen, geplucket
vnnd verswendett wordenn.
Alsoe hefitmen vergangen Jaer gesien, datt dese Landt-
schap de kerekengaeder deser stadt, uan wegenn dess holt-
gewasses extra ordinem hefit geschattett, vnd groote pennin-
gen daeruann genatenn, waer tho dannoch niet die Landt-
schap dan dese stadt vnnd gemeinte alleene (dewijle die
gueder toit deser kerckenngehoeren) berechtigett is , soewall
nae gemeinenn rechtenn, als oick dess H. Bijckes banen an-
getagenn affscheidt, vnnd mede uermoege der pacificatie van
G«ndt, welcker «cBattinge tott behoiff der alinger Landtschap
abne twijnell niett solde vpgebrocht sijnn, wanneer die admi-
nistratie bij denn Geestlickenn niett were gewesen.
Vnnd soe bauen vnderholdt der kerckenn schoolenn vnnd
armen deser Stadt van die kerekengaeder in dese tijdt noch
etwas mochte auerschietenn , Sulches hadde dese Stadt tott
oiren noodt tho imploijerenn , vnnd oire oonlributienn daer-
aan tott die gemeine saecke tho verrichtenn, soe wall tho
genietenn int particulier tott deser stadt meesten voirdell,
als die Landtschap int generaell, die daer tho beneffens
die voirhaelde redenen, oick krafit des Decreetz, bij sijne
Altesse gegeaenn, vnnd banen gementioniertt, niet is be-
faegett
Dergelijcken wordt menn berichtet, datt dese Landtschap,
offt tenn weinichsten die van der Bijdderschap , daema
trachtenn vnnd staen soldenn, vmme die gueder, tott datt
Gloester vann depenueene gehoirende, tott behoiff der
Landtschap an tho ueerdenn tho beswarenn vnnd verpandt-
schappenn Tott weicke gueder (also datt cloester vth de stadt
gespratenn vnnd fundirtt is, vnnd nae die destructie des
275
Cloesters oir residentie Iiier binnen wedder genamen hefit,
oick datt verwoestede Cloester in deser stadt Jurisdictie
gelegen is (woe bauen geremonstriertt ) gelijck&b niet dese
Landtscliap, dann dese Stadt vnnd gemeinte bereebtigett is,
ynnd derw^nn soedaene voimement als voirss. deser ge-
meintenn gehele yndracMick is , Jnsonderheit diewijle die van.
der Eijdderschap voimeemlick dieselve gueder tho yerpandt-
schappen gesinnet sijnn soldenn, dewelcke nae bij die Stadt
ynnd jn derseluenn angeworuene Jurisdictie vnnd gebiedt
gelegenn sinnen. Alsoe is men oick berichtett, datt die Gel-
derscbenn wie wall sie die gueder deser kercken niet mogenn
▼th oirsaecken bauen verhaelt vnderslaen , dannoch die S c h a t-
tungen dair ouer hoiger als ouer andere gueder solden an-
slaenn, Item dat sie datt spilsaedt off schijpkoem , datwelcke
de Fraeffst den Gapittelsheeren vth die veluwe tho leueren
schuldich is, oick int particulier nu nieuwelick hoc anno
primum geschattet hebbe, niettegenstaende dat, soe wall de
Lantheer als pachter, oire schattingenn van die eruenn mett
die yoerss, stedicheit beswarett sijnnde , gelijcke wall ten vol-
lenn moeten dragenn, sonder daeran tho mogen kortenn de
Schattingen van dese stedicheit als van anderen vthganck ge-
daen wordt.
Ynnd iss men dergelickenn belastingenn auer die gueder
deser kerckenn noch dagelicks meer verwacl^tende, soe lange
die administratie bij denn G^eestiickenn (die nu int gemein
bij iederman vth voirgemeldtenn oirsaecken verhatett sinnen)
worde verblijuenn, vnnd een Erbar Baedt deser recht priui-
legienn vnnd gerechticheit niett worde voirstaenn.
Tho dem, is wall tho oonsiderierenn , dat bij denn H.
Boms. Bijcke denn seluen Stendenn die Oeestlicke gueder
henforder tho heffenn toegelaten sij, dewelcke albereidtz de
possessie ingenomen vnnd die administratie daeruan ange-
276
fangenn haddenn, als oick eensdeels blijckett vth denn
artickell dess Ausburgischenn abscheidtz, hierbauen inse-
riertt
Vnnd sinnen desgelijckenn die van Hollandt vnd Zelandt,
diewijle sie die administratie der geestlickenn guederen in
die voirss. Landenn tho huis gehoerende, angeuangen had-
denn, oick daerin mit die Pacificatie van Gendt bestedigett.
Welckes alles deser kereken een voirschrifFt is, vmme die
kerckengueder gelijckfals an tho ueerdenn , daermede dese ge-
meinte (wanneer eenige pacificatie kompstlich salt getroffen
wordenn) oire possessie moge continueeren vnnd niett ten
eewigen dagen van die kerckengueder durch ennige ledich-
genger berouett sijn, wie op sommigenn oirdenn int Bijck
alnoch geboerett, daer die gemeinte offte Auericheitt die pos-
sesie der guederen voirss. bij tijdes niet angenamen vnnd
angeveerdett hefft.
Hierenbauen, soe lange desenn Oeestlickenn die adminis-
tratie wordt toegelaten, sullen sie stedes verdechtich gehol-
denn wordenn, niet alleene van quade administratie, dann
oick daer voir angesien, datt sie sich voer ijrst versorgenn,
vnnd die gestalde vntfangers van die viffbhe halue Ganonije
worde naelopenn laetenn als oick nu ter tijdt geborett.
Vnnd nae denn vnnse Predicantenn vnnd kerckendie-
naers soe qualicken worden vnderholdenn , die schoolmeisters als
oick die kosters vnnd oi^nisten vnnd andere dienars denn
honger moetenn kauwenn, die groote kercke soe woest vnnd
vngerepariertt blijfft staen (wante die tijdt mett vnns noch
niet gekamen is dat men dess heren huisbouwe) Datt Grast-
huisvan S. Geertruidtt ( woewall datt in deser pestenn tijdt
besorchlickenn seer sall verfullet wordenn,' vnnd diepromso-
remi sich verclarenn, wanneer sie geen vorder behulp daer
tho bekommen datselue tho willen verlaetenn) als oick ander
277
Oasthuiser geheel coUabierenn vnnd tho rugge gaen, die
Annen deser Stadt geen vnderlmlt hebbenn, vnnd dat bede-
lenn derenthaluenn noch woordt toegelatenn vnnd noodtwen-
dich geleddenn.
Vnnd dan die Geestlickenn (niet t^nstaendedattsieniett
meer voir kerckendienars agnocierit, dann geheel van die
kercke uerworpenn sinnen ) die administratie van die kercken-
gueder gelijckewall de facto continaeerenn mett die vaderende
prebendenn andere personenn , die gelijckfEds in geenen dienst
der kercken sinnen, conferieren, der absentenn presentien, vnnd
die dienst vaderende vpkompsten neuens oire eigenn presen-
tienn vnnd prebenden boerenn , Die gueder vant fabrijck vnnd
Thesaurije vnderslaen vnnd inholdenn, van die vijftehalue
Ganonije oires geuallens uthenn, Die kercke vnnd armen
van die kerckengueder vnnd aelmissenn beroaen.
Is öick tenn Lestenn tho erweegenn hoichlick, wanneer
een Brbar Baedt bij tijdes hierin niet wordt remedierenn,
vnnd die reformatie mit ernst voirnemmenn, sonder denn
Geestlickenn alnoch worde communicerenn , datt alsdann
niet weinich tho besorgenn, datt die gemeine, siende die
gueder der kercken, vnnd die almissenn alsoe den viandenn
der waerheit tott een roeff gelaten, vnnd oire kerckendie-
nars, schoolmeisters vnnd armen daeruann uerlatenn vnd
abandoniert, derhaluen bi^ faute van ordnunge lichtlick sall
nerorsaeckett wordenn, jnn datt Ampt der Ouericheit tho
tredonn, vnnd alles sonder ordnung, wie tot meermaelenn
in snlckenn vallen gesien is, understaen, tho beterenn vnnd
vth tho foirenn, vnnd niet alleene die nijes qualickenn ver-
geuene vicarie vann zall. heer Hubertt, vnnd andere vade-
rende prebendenn, absentenn presentien dienst vaderende
renthenn, datt fabrigck Thesaurie vnnd dergeliyckenn (waer
tho dese Geestlickenn geensins vnnd weiniger dann niet be-
278
rechtigett sinnen) anveerden vnd occupierenn, dannoickden
itzigenn Geestlickenn oire Jaerlickse vpkumpstenn vermits oire
qoaetwilliclieit qnade administratie sacrilegienn ^ vnnd kerc-
kenrouerijo, geheel benemmen, vbi enim maltitado ibi con-
fdaio.
Ynnd nae dem dese die hoeaett stadt is, vnnd oick dese
kercke tott ijeder t^dt durch die PraefGsten Deken vnnd Ga-
pittell vp die Greestlicke gueder int Landt (diewelcke oick
buiten deser kerekenn decreet niet mochtenn veralieniertt
wordenn) vpsicht gehadi vnnd Jus patronatus allenthaluen
angenomen hefit, Js men oick der toeuersicht, datt eenErb.
Baedt niet alleen die Beformatie auer die Geestelicke gueder
deser Stadt wordt voimemmen, dan oick bij die Landtscap
die middelen vindenn, dat vp die administratie der geestlic-
kenn guederen int Landt gehoerich (daermede dieselue niet
geheel verfrembdt verswendett gesplittertt, dan uolgende die
exemplen van Gelderlandt vrieslandt vnnd andere Prouincien
alle die gueder wall geconserueertt bij een geholdenn, vnnd
in pios vsus allene angewandett moegen wordenn) sekere
ordnung vnd reformatie gestaldt, vnnd geleek in G«lderlant
vnnd elders angefangen is , een kercken Rekenkamer daer-
van vpgerichtett, vnnd dieselue hierbinnen vth redenn voirss.
gelacht worde."
Omtrent het onderhoud der predikanten , kosters en school-
meesters in de dorpen heeft het G^ldersche discours op het
einde der 5" rubriek fol. 13 en v^. //Dew^le oeck vp den
dorperen aen etlicken oerdem neuen der pastorien , etlickevi-
carien s^n, vnd vnderwijlen in een dorp 6 offte 7mispries-
ters gewesen, die niet anders dan in der weeken mijss ge-
daan, offte laeten doen hebbenn, soe sal men dieselue ueel-
heit der mispapen affschaffen, vnnd in een ijder dorp eenen,
in grothen dorpen auerst twee predicanten holden.
279
Ynnd dewijle dat dagelixse offergelt, vnnd andere kremerije,
welcke sie accidentalia noemen, vphoren werden, vnnd der-
halaen dat inkommen der Pastorien aen etlicke oerden seer
gering vallen wert, salmen den predicanten vp den dorpen
vanden vicarien voerss. liaere belonung uermeeren.
Daennit oeck die Jugent op den dorpen niet uersuijmt,
sonderinden Catechismo flijtig vnderwesen werden, solman
in den grothen dorpen eenen besonderen Schoolmeister
holden, vnnd in den cleijnen, een sulcken Coster annemen,
die öeck insgelick der Jugent den Gatechismum , vnnd Lesen
vnnd scrijaen leren conden^ welcken man oeck vander vica-
rien voers. konde nootdrufitig vnderhalt maecken.
Waer tho men oeck nemen konde wat in den dorpen tott
olij wass vnd andere vnnodige dingen meer voerhen ange-
lacht worden, daer van men den kerckenmeisteren aen allen
oerden tho fragen.
Alle lendrien tho nerpachten vnnd ordentlich wat sie doen
konnen in een Begister scrijaen.
Die schulden vnnd Thijenden in tho manen vnnd te exe-
cutiren alsmen heren Thijenden execatiert.
In alle steden vnnd dorpen tho besien, woe vele Predi-
canten vnnd Schoolmeister daer van noden, woe uele men
haer geuen vnnd toeleggen sall, vnnd datseluige ordentlich
opgeschreuen vnnd in een Begister gebracht.
Van alles inkommen vnnd vtgeaenn sall guede rekeninge
geholden worden. Vnnd soe feme in tho kompstich wat auer-
gespaert, sall tott ennige nije salige fandation offt tott ver-
beteronge der Gast vnnd krancken huiser, item tott vnder-
holdinge der weesen vnnd fandelingen , vnnd dergelijcken din-
gen angewandt werden."
Volgt een gedrukt Exemplaar van het Placaat ter instelling
eener Bekenkamer van de Geestelijke goederen in Gelderland
280
van ,81 Mei 1580. En eindelgk weder in schrift de //Ordinantie
vnd Instructie nae diewelcke die Luidden vander kercken
Eeckenkamer die bij mijne Genedige heer Stadtholder vnd
Raeden als geaathorisiert b^ Bannerheren Bidderschap vud
Steden des Forstendoms Qéie vnd Graefechap Zutphen tot
Begieronghe vnd administratie vanden G^estelicken goederen
jntt voirss Furstendom vnd Grae&chap geordiniert js." (1
lunij 1580).
V. D.
ALMISSERS ORDENINGE DER STADT DEVENTER.
Ongetwijfeld bestaat er een naauw verband tusschen het
Yooi^aande ^/Discours" en de Verordening op de Huisarmen,
onder bovenstaanden titel waarschijnlijk in hetzelfde jaar 1581
door S. en R. vastgesteld, doch eerst later (1584?) van
kracht verklaard (zie bl. 201 en 208 hierboven). Men vindt
deze in tusschen niet op het stedelijk archief, ipaar in een
HS. dat tot titel voert: ,/Prothocollum daerjnn derer Huijs-
armen besegelde Brieuen, jaerUckse Renthen vnnd vpkomp-
sten bescreaenn sinnen anno 1584. Frouisoren pro tempore
als Herberth Dapper, Marten van Litth, Gerrit ten Berge",
') Deze foliant, thans in het bezit van het Kinderhuis te De-
venter, bevat o. a. de volgende even merkwaardige als uit-
voerige Aimissers Ordeninge ( Aalmoezeniers verordening).
(A)l8oe Schepenn vnnd Raith, vp volualdich bitlich ver-
soick derr Prouisorenn vann den Huissarmen , dennebequeme
Ordinantie thoe stellenn, vp hett Punctt vann denn Huiss-
armen, den seluen verscheidentlich desenn beuell hebbenn
gedaenn, datt die Prouisorenn ennige bequeme Ordinantie
vnder sich irst soUenn beraemenn , vp behaegen vann Schepen
vnnd Raith, Hebbenn gedachte Prouisoren, alsulcken beuell
nhae dese Ordinantie vnder sich jrst beraempt ( mede gesienn
hebbennde seckere Ordinantien vann ennige andere plaetsen
vnnd alhier schriftlick veruatet) Allent wth beuell vnnd be-
hagennt vnnd verbeteringe vann Schepenn vnnd Raeth.
') Zoo althans 8ch\jat te staan op den verre vau duidelyken titel.
BUDR. III. 19
282
Dewijle nha niet alleine Gk)dt die Heere jnnt gemein,
wess sijnen armen gelijderenn geschaett, will hebbenn, alss
sijne Godtlicke Matt. vnnd heerlicheidt selffs gescheenn , mehr
oick die verordente voorstenderenn vnd Eegenthen oiren vp-
liggenden Amptz schuldich sijnnenn, soe wall voor Armenn
als Bijckenn behoirlicke sorge thoe dragenn, daerroit niett
alleine eenn deel der Gemeenthenn, Sunder dat gantze Cor-
pus gantz bedient worde, Mede voir te kommenn die erua-
rene schandeleuse Laster end sondenn, soe men wth datt
vrije vnbedwungenn bedelenn, soe wall denn frembdelingenn
als Ingesetepen, junck vnnd altt dagelikx saeth (ziet P) errijsenn,
Hebbenn Burgermeijsteren Schepenn vnnd Baith der Stadt
Deuenter, mitt oire geswarenn gemeinte, vmb hierjn guede
verseheninge to doenn, besloetenn dese tegenwoirdige Ordi-
nantie.
1. Inn denn Irstenn wort verbadenn, datt Nijmant, hie
sij wie hie will, Mans, vrouwen, kijnderen, Hantwerckx
Jongenn, vnnd andere Persoenen, soe wall Borger, Ingese-
tenen, als alle frembdelingenn. Mede oick giene Lazarus,
jnn ennige plaetze vander Stadt, noch voer der Stadt, jnnt
heimelicke noch jnnt apenbaer, doer sich selfiis, ofil jmantz
anders, bij arbitrale correctie, niet soUenn moegenn bedelenn.
Noch oeck int Uillige Geest thoe slapenn mo^nn geholdenn
off angenaemenn wordenn, anders dann vp nauolgende Or-
dinantie.
2. Yrembde Schoelers, Dew^le men beuint, datt sie dickwijls,
guides vermoegens, off vann vermoegende Olderss^nde, hier
geschickt wordenn , thoe bedelenm , Sall voertann gienen fremb-
denn Scholer sulcks gegunt wordenn, hie brenge dann jrst
andenn Proiusorenn der Huisarmen jnder tijtt eenn schrifit-
Uch schijn sijner Armoet, Mede brengende sijnenn Naem vnnd
thoenaem, vann die wertliche Ouericheidt des oerdee hij ge-
283
baren, als Stadt offt Schultis, bezegeltt ynnd vnderteickentt
sampt die vnderteickeninghe des Pasteers, Dairuntbauenn
oeck brengende alle Maent eenn schriftlich schijnn vandenn
Bectoer ofit Schoelmeijster vander Schoelenn, daer sie schoe-
lenn gaenn vnnd sich wall hold^nn, Denwelckenn dieProui-
sorenn aissdann, vnnd ehr niett, soUenn vergunnenn, vp
eenn secker handteickenn , soe sie hem geuenn sollenn, te
moegen vmmegaen, des Middages tusschen elff vnnd twalff
vhrenn, des auentz jndenn W^jnnter tusschen Sess vnnd
Soeuenn vhrenn, jndenn Sommer tusschenn Soeaenn vnnd
acht vhrenn.
3. Alle andere frembde Bedeiers, soe wall Lazarenn,
als andere, sollenn van die Wachte ander Poerten angehol-
denn werdenn vnnd gefraget, woesiehietenn? Waersiehenn
kommenn, vnnd henne willenn, watt sie voerhandenn heb-
benn, waer sie gebaerenn, woe lange sie daer gewoent heb-
benn daer sie henn gekaemen , vnnd mit alle neersticheit ver-
nemmen, ofit sie Landtloepers sijnnen ofit niet, Die Landt-
loepers niet intolatenn , die anderenn sall die Wacht , soeaehr
sie giene schuwelicke sieckten hebbenn, brengen int hillige
Greesl, daer sie sollenn blijvenn, hent dat hett hillige Greest
des auentz vann eenenn vann denn junge Prouisorenn (dat-
welcke alle auende gescheenn sall) geuisitirt wortt, vnnd
daiijnne twee dage geduldet wordenn, then wehre mit ge-
meinen beraede, mede oeck mett beraeth der Prouisoren des
Bades, wijders daiijnne geordiniert worde, nae gelegenheitt,
doch Nijmandt sall moc^nn gaenn biddenn, dann vp een
secker handteickenn der Prouisorenn vurss.
4. Die hanntteiekennenn sollen mitt gemeenenn berade
der Olden vud Nijen Prouisoren gegeuen wordenn, mede
oeck die Prouisoren des Bades, holdeqde vann Maentt toe
Maendt, ennd alle Maendt wedder veruerschett wordenn,
ld»
284
Mede brengende den Naem vnnd gelegenheidt vann den, die
sie gegeuenn sijnnt, vnnd wess sie van den Huissarmen ge-
nietenn, vnnd denn datum des hanndteickens , vnnd tijtt,
als hie sall moggenn biddenn, wesende vann eenenn der
Prooisoerenn mit eigener handt vnderteickent.
5. Die Lazarus, wonnende jnder Stadt Jurisdictie, sol-
lenn jngelijkenn buitenn der Poerten geholdenn, doch ter
noetdrufit mitt eenenn wekelickenn Penninck, soe hem die
Prouisorenn der Huissarmenn verschaffen sollenn , ahnn Sanct
lorrienn mitt gemeinen beraedt vnderholdenn wordenn, bij
alsoe dat giene frembde Lazarus aldair mitter wonninghe mehr
anngenhaemen wordenn.
6. Dairmede oick dese Stadt niet mett alle frembde Ar-
menn beladenn worde , vnnd dardurch den vnsenn oere noet-
dnifft vntagenn, Sall publicatie gescheenn, datt nijmandt
ennige frembde luiden, Bijck offt Arm, sall huiserenn, ka-
merenn Solderenn, offb kelderenn verhuirenn, Sonderenn
siilckx irst denn Burgermeijster jnnder tijtt ann thoe seggenn,
vmme getuichenisse vann sie tho hebbenn oers vorigen leuens,
vnnd to wettenn, wairmede sie sich konnenn vnderholden,
off sie oere kost wijnnenn konnenn, vnnd, soe vp Jmantz,
wie hie oeck wehre , ennich bedencken viele , sall sulcx staenn
tott Ordinantie van Schepenn vnnd Baith.
7. Gelijcker gestalt sall geholdenn wordenn jn annem-
minge frembder Persoenemi tott Borgerenn , bisunder die die
Burgerschap begerenn, vmb tho verhoedenn, datt doer soe
eenn kleijnn proffjtt die Stadt mett Armenn luidenn niett
veruullet worde.
8. Vnnd alle andere Armenn, soe bijnnenn Jaers hier
mitter woninge sijnnen gekaemenn, die oere kost niet en
konnenn wijnnenn. Sollen staenn tot discretie vann Schepenn
vnnd Baith, wall thoe verstaene die ^nnige, soe hier alleene
285
sijnnenn gekaemenn, vmb tbedelenn vnnd anders nergens
ymme.
9. Die Prouisorenn yandenn Huissarmenn soUenn Twee
stareke Armenn, die sie docli Icdich sollenn voedenn moe-
tenn, holdenn, vmme die gene, soe sonder handteicken gaenn
biddenn, thoè brenghenn ahnn die Prouisorenn vandie Huis-
armenn, vmb mett gemeenenn beraedt nae gelegenheidfc wij-
der thee ordinleren, off sie geduldet sollenn wordenn tbid-
denn offt niett, die moetwilligenn sollenn denn Borgermeijs-
ter jnder tijtt auergeleuert wordenn, vmb nae gelegenheidt
henn thoe settenn ynnd thoe straffenn.
10. Alle Jaer sollenn die affgaende Prouisorenn der Huiss-
armenn Schepenn vnnd Baith, jn die weeke voer nije jaer,
schriffUickenn voerstellenn ennighe andere, soe wall wtli die
grote Gremeinthe , als wth die geswaerne Gemeinthe , daer wth
Schepenn vnnd Raett sollenn drie Nijenn keesenn , soe vehre
sie daer vnnder bequeme sollen beiindenn wordenn, twee
ahnn die Hoffisijt ennd eene ahnn die Berchzijt, tottdiegen-
nigenn, soe des vorigenn jaers bijnnenn gekaerenn, Aldus
sollenn altijt sijnn Sess Prauisoerenn , vnnd eens jederenn
officium sall duirenn twee jaer , Neffens die Heerenn Proui-
sorenn des Eades , die gecaerenn wordenn jairlix vnnd alle jaer.
11. Die Prouisorenn vann hett vorige jaer sollenn die
nijenn auerleuerenn dese Ordinantie, sampt hett Eegister
der Armenn, elck in sijn quartier, vnnd die Nijenn intan-
nemmenn oers Officij sollenn ann handenn der Borgermeljs-
ters jnder tijtt jnn eenenn vullenn sittenden Eaeth mett hand-
tastinge belaeuenn vnnd seckerenn , dese Ordinantie oeres bes-
tenn vermoegens thoe wiUenn nakommenn.
12. Die olde Prouisorenn sollenn denn Huisarmenn Pen-
ninghenn jnboerenn, vnnd alle nootdrufft tott denn deilin-
genn mett denn gemeenenn beraedt vp hett orbarlickste jnn-
288
16. Voertz sollenn die Prouisorenn vanden Huissannen
goett vpsicht hebbenn vp die Tabernen, vnnd soe jmant»
vandenn Huissarmen offt oere familien, die der Almissenn
genietenn, in apenbarenn Tabernenn drinckende bafundenn,
Sollenn sie den seluenn oire gewontlicke deilinge und AJ-
missen soe lange entreckenn vnd voerentholdenn , wess datt
sie sich bekentlickenn tot discretie vann die Prouisorenn tott
beteringe gestaltt sollen hebbenn.
17. Nijmantz sall der Armenn, die jnt apenbair die al-
missenn genietenn , guede bewechlicke Huisraett kleder vnnd
dergelijckenn , wthbenaemen wes oeres handtwerckes is, daer
sie sich dagelickx mit erneerenn, wetenlickenn moegenn ver-
koepenn, koepenn, thoe pande settenn, off nemmenn , Sonder
wettenn offt beHeuenn der Prouisorenn, bij dee peene van
eenn punt groett tott elckermaell tott der Armenn behoeff,
vnnd die Armenn, die sulcks doenn, tott discretie der Pro-
uisorenn eenn tijtlanck der Almissenn beroeuett tsijnn, Sall
oeck denn Armenn, wenn sie seggenn, sulckx den Prouiso-
renn tobelieaenn, hierjnne niett geloeuett wordenn.
18. Sall oick een jder Huisheer sijn selffs huiszgesin,
knechte vnnd Megede, wannehr sie met kranckheidt beual-
lenn, soe niett schauweHcke sint, niett strackx tott Laste
vandie Prouisorenn der Huissarmenn wth denn huise ver-
wijsenn, dann die tijtt van Sess weeken vpt alder korste sel-
uest vnderholdenn, doch eenn jder nae sijnn vermoegen vnnd
tott discretie.
19. Bairmit dann, bij gebreck vann apenbair biddent,
giene Armen noetdruffligenn thoe kortt geschee, Sonder die
rechte Armenn doer die gantze Stadt, soe wall heimeückals
apenbair ther noetdrufft vnderholdenn wordenn. Sollen die
Prouisoren vandenn Huissarmenn, sampt denn Heerenn Pro-
uisorenn des Ettdes vnnd Prouisorenn van die groete Gildenn,
289
mett sampt den Kefckmeijsters van die grocte Kercke, eenn jder
in sim qoartier, nu voertz, nae vpgerichter jegenwoerdiger
Ordinantie, Eontz vmme gaen in allenn straten vnnd sich
soe Toele moegelickenn jnsunderheit gaeder naberscliap, am
vlitichstenn erkrmdigenn, watt Armen heimelick ofitintapen-
baer jnder naburschap wonnenn, woe sie sich holdenn, offt
sie kranck ofit euchticli sijnnenn, junck ofit oltt, woe vuile
kijnderenn sie hebbenn, watt oersaeke sie Arm sijnnen, woe
lange sie Arm sijnnen gewest, vnd waer sie wonnen, off sie
sich oeck tott biddenn vnnd ledich gaenn begeuenn, datt
oere verbrassenn oflit verdrincken, waer vann sie leuenn, vann
watt frundenn oflit Mage sie sijnnt, welckes alsoe perfect an-
geteickent sall wordenn.
20. Dann sollenn sie sie aUe besichtigenn vnd spreken
hoeft voer hoeft, doch die heimelickenn , soe heimelick aLst
gescheenn kann , vmb to wettenn , watt eenn jder verdienen
kann, ofit touerdienenn behoirtt, Vnnd die wat verdienenn
konnenn, sollen nae gelegenheit heel wtgemonstert , ofit dess
thoe leger angeschreuenn werdenn , vp dat nijmantz , des ver
moegens sijnnde, ledich geuoedet worde.
21. Soe vehr oeck jmantz befiindenn worde, vann ver-
moegende fninde thoe sijnn, die hem billeken beholrt thoe
vnderholdenn , sollenn die Prouisoren oeres besten vermoegens
bearbeedenn vnnd verschaffenn, dat snlcks geschee.
22. Die kijnder, soe Dochters soe Sohns, sollenn vp eenn
bequame Ampt gebracht wordenn, dair eens jderen Natuir
vnnd Lust ahm bestenn sich hen streckett, die starckenn,
soe Meetijens als anders , bij denn vermogendenn thoe dienenn,
soe volle mogelickenn geholpenn vnnd bestadett wordenn ,
vnnd alle hantwerckxluide , doch tot discretie der Prouisorenn
des Bades, sollenn vermaent worden, thenn weinichstenn
eenenn Leerjongenn antonemmen vp sulcke conditie, als sie
290
offt andere hierbeuoerens andere Lehrjongenn anthonemmenn
plegenn, offt als die Prouisorenn nae gdegenheidt sollenn
konnenn accordiren.
23. Vnnd souehr alsdan n noch ennige arme kijnder auer-
entsdch, sollenn Neijtaeffelenn offt werckstedenn eenenn ofil
mehr togestelt wordenn , vann die gemeinstenn Amptenz , alss
vnder die jungenn, Schroer, Schoemaecker , offt dergelijkenn,
vnnder denn Meljtiens, Neijenn, vnd andere dergelijkenn
handtwerkenn , verdeilende dairvnder die restirende Arme
junge jo^ett, als die tsemptlicke Prouisorenn ahm bequaem-
stenn befindenn wordenn, welcke nije werckstedenn allene
sollenn dienenn denn Gkisthoiserenn vnnd andere armenhui-
serenn, Mede oick denn Huissarmenn, vp dat hetgene, soe
denn Armen anfenklickenn gegeuenn is, vnder den Armenn
blijue, yerdienett, vnnd gebruickett worde.
24. Sollenn oick frembde Meijsters offt Meisterschen an-
genamenn wordenn, tot Saijetten Passament, sijdenn vnnd
Lijnenn lindt, vnnd dergelijkenn thoe lehrenn maeckenn.
25. Innsrmderheit , dew^le die wulle jrst vann hier jnn
andere Landenn gefoirt, vnnd dairnae weddervmb datwerck
uann daer herwertt gebracht wortt.
26. Vnnd soeuehr jnn die groite Cloesters offt Gkisthuiser
ennige huise offl plaetzenn befimdenn wordenn, die sie niett
noettwendich en gebroickenn, Salmenn mett sie spreckenn,
dat dieselue tot alsulck handtwerck jmploijert wordenn tot
discretie van Schepenn vnnd Baith.
■
27. Sollenn oick Buitsche scholenn vpgericht wordenn eene
offt mehr, dair die genne, soe toejonck sijnnenn, vpAmpter
to setten, sollenn geleert wordenn, welcke Scholen oick
sollen geoisitirt, die gennenn, die vp Ampter sijnn gestalt,
des Sondages, offt oick vp seckere andere dagenn in
die weecken nae eens jderenn gelegentheit, Vp dat sie
291
vannderr stratenn geholdenn, vnnd aller sijdenn jnn tucht
vnnd erbarhdtt soeuoelle mogelickenn vpgetagenn vordenn.
28. Soe vehr einenn yann denn Armenn daerentbauen vp der
Straetenn, offt andere oerde vannder Stadt befandenn wor-
denn thoe spollenn, SoUenn een tijtlanck ofFt oire olderenn
vani^ die Almissenn wordenn priuiert.
29. Dairmit oick die Armenn des tho beter befandenn
mogenn wordenn, Sollenn alle Predicanten und Cappellanenn,
als oick die Wijsemoers hertlickenn vermaent worden, dat sie
die genenn, soe sie in oirenn noedenn bedruffücli uindenn,
ann stundenn an denn Prouisorenn jnder tijt in eens jderenn
quartier sollenn angeuenn, dairvp die Prouisorenn sich wij-
ders sollenn hebbenn toe erkundigenn, vnnd nae gelegentheit
thoe richtenn.
80. Wann dann die Prouisorenn der Huiszarmenn mett
denn Heerenn Prouisorenn des Bades, vnnd die Prauisorenn
vann die groite gildenn vnnd kerckmeijsterenn der groter
kercken, eenn jder in sijn quartier, alsoe eenenn gemeenen
Staet bij sich ghemaecket hebbenn, vnnd alle kranckenn,
beddereden, dere noetdrufitigenn verlatenn schemelen Armenn,
soe yann heimelicke huisarmenn, als andere int apenbair,
beide junck vnnd olt , vnnd die dair thoe bequame sijnnenn,
vann der Straten vnd Stegenn vp Ampter vnnd ther Scho-
lenn gebracht sollenn sijnn, Will nodich sijnn, oick eenenn
staett to maken vann goett, daermit sie alle in eten vnnd
drinckenn, kleder, huiszhuir, brandt, lucht vnnd deszgelijc-
kenn noettdrufit des Lichams, als oick ther Scholenn vnnd
handtwerck vnderholdenn moegenn wordenn.
31. Vp dat dann die GK)dtsalige werckenn einen voert-
ganck mogenn hebbenn ther ehren Gades Almechtich, tot
stichtunge der jungenn jo^tt, vnnd tot sunderlingen heill
vnnd walfaert deser Stadt.
292
32. Sollenn voer jrst die vpkumpstenn van Sanct Lebui-
nus kercke , soe wess sie tot wthdeilunge der armenn jairlix
plegenn wtgedeilt to wordenn, Mede oick die vpkumpstenn
vann alle die Gildonn, soe deilingen plegenn to doene, jnn
eene Massa gebracht, vnnd doer die Prouisorenn vann denn
Huissarmen denn behoeftigenn wtgedeilt wordenn , Wthbenae-
men dan noch Sanct Augustinus gilde, vnnd Sanct Antho-
nius vp deun Berch, diewelcke twee alleene in esse blijuenn,
vnnd die Prouisorenn darvan har gewontlicke destributie
doenn sullen n.
38. Wall touerstaenn, dat die Prouisorenn vann die twee
vurgeschreuenn grote gildenn, thennende, datt die Almissenn
recht wtgedeilt, vnnd die eene niet dubbelde portie en be-
komme, vnnd die ander dairvann gepriuiert, vnnd alsoe
denn eenenn thoe vuile vnnd denn anderenn thoe wei-
nich gedeilt vnnd gegeuen worde, denn Prouisorenn vander
Huisarmen perfecte anteickeninge geuenn sollenn , mit namen
vnnd thonaemenn vanndenn Armenn, denn sie hoer gewont-
licke deilinge doenn willenn.
84. Sollenn oick gedachte Prouisorenn der gildenn vpkump-
stenn , vnnd die vpkumpsten van Sanct Lebuinus kercke vurg.
alsoe wtdeilenn, dat sie, soe voUejmmersmogelick, jnn aller
gestalt dieselue jrstenn ^dirt vnnd susslange geschiet sijn-
nenn, vnnd vp dieselue dagenn voirtan vnderholden wordenn.
35. Vnnd sollenn met die kleder nu nicht mehr gewachtet
wordenn hent tot kerssmis, sonder, vmb alle beswairHcke
kranckheit, denn Armenn jnden anstoet des koldenn wijn-
ters, soe uoUe mogelickenn voer to kommen, Sollenn alle Cleder
voirtan denn Armenn wtgedeilt wordenn vair aller hilligenn.
36. Vnnd alle Prouisorenn der Gilden, soe bij deser Or-
dinantien tott vnderholdinge der Huissarmen gedestinirt to-
behoerende, sollenn van nu voerttann bg die Prouisorenn
293
yandenn Huissarmeim verwaert, ynnd die profijtenn dairvann
kommende geboirt vnnd tott vnderholdinge der annenn im-
ploijrt wordenn, Datt Hillige Geest, Manhuis, Sanct Elijs-
bettenn gasthuis voer irst vnnd voer alle andere Grasthuise-
renn ofil vergaderingen vann Armenn clein ofit groett soUenn
bl^uenn in esse, vnnd vann oer selffst Prouisorenn werdenn
bedient nae alder gewontte, Die Collatie der plaetzenn sall
oeck staenn vnnd blijuenn bij Schepenn vnnd Baitt, Maer
die Prouisoerenn vandie Huissarmenn soUenn moggen recom-
mendiren oire noitdrufftige Armenn , met Baett der Heerenn
Prouisoerenn vandie Huisarmenn vandenn Baede, jnn ver-
hoepinge datt oer voerbede angenamen saU worden, als die
Huissarmenn best wettenn.
37. Doch, dair befundenn wortt, datt die Originale Fun-
datoren vann deme verordent hebbenn, datt die collatie ofit
presentatie vann dienn sall staenn bij jmant vant gebloete,
offt andere particulier Personenn, ofit in ennige possessien
vann denn welckenn , saU die Collatie blijuenn nae older ge-
wontten, doch met Becommendatie der Prouisorenn vanden
Uuissarmen.
38. Die vann Diepenueene, nadienn sie niet alleene ge-
holdenn wordenn in beschuttinge vnnd protectie deser Stadt,
Maer oeck dairuntbauenn vann die excessiue gewontlicke
Lastenn vann denn Huissarmensijnnen bevrijett, Ingelijkenn
hett r^cke Fraterhuis vnnd die andere Cloesterenn sollen
geuen alle Maendt soeuolle mudde roggenn, als GMeputier-
denn vann Schepen vnnd Baett mit sie luidenn soUenn ver-
accordieren konnenn.
39. DewLJle bick die Fabrijck vann Sanct Lebuinus kercke
temelick versehnn, sollenn die Fabrickmeijsters daer henn
bewegett wordenn, datt sie die Huissarmen geuen alle Maent
Vnnd die Kerckmeijsters vpten Berch
294
tott beforderinge eenes soe Godtsaligenn werckx alle Maent,
soe volle als menn bij dieselue erholdenn kann.
40. Die Bargeuaers geselschap sall begroetett wordenn,
to willen consentierenn , datt die verordente Yrachtmeisters
vann elck schip, datt sie tzewartt wthreidenn, denn huissar-
menn een sekers geuen, soe volle menn bider geselschapsall
konnenn erholden.
41. Oick sollenn die Frouisorenn, strax nae, als dese
Ordinantie int werck gestalt sall sljnn , mett Voerwettenn vann
Schepenn vnnd Eaeth, gaenn huiss bij huiss, doer die gantze
Stadt, eenn jder in sijnn quartier, vnnd versoeckenn wess
eenn jder tott stichtinge eenes soe Godtsaligenn werckx an-
geuangenn, contribuirt, niett twijuelende, wann datt bedenn
voerder doerenn aff is, vnnd sunst nijmantz ennige bisunder
hantreickinge, als gewontlickenn , ter noetdrufft mehr vann
doenn wort hebbenn, Die Borgerie vnnd jngesetenenn sollenn
oir goetherticheit hieijnne mildelick bewijsenn.
42. Alle Sonndage, Vierdage vnnd Bedeldage Sollen die
Frouisorenn jnder kercken vnnder die Fredige vmmegaen,
nae older gewontenn.
48. Inn alle kercken sollenn beslatenn kistenn ofil Bloc-
kenn gestaltt wordenn, vnnd in alle Voernaempster Coep-
loidenn huiser. Mede oeck jnn die Munte, vnnd jnn die
Wage, vp denn Tolhuisenn, Sollenn besloetenn bussen han-
genn voir denn Huissarmenn, Diewelcke thenn weinichstenn
alle halue jarenn eenns sollenn erapent wordenn.
44. Alle die gene, die sich jndenn echten staet begeuen,
sollen vandenn Fredicantenn vermaent wordenn , dat sie denn
Huissarmenn bedencken vnnd dairmit oerenn echten staat
anuangenn, Thoe welckenn eenn busse stedes sall hangenn
b\j denn Fredickstoell , als vp meer anderenn oerdenn ge-
bruicklickenn is*
295
45. Alle die genne, soe die Borgerschap nhu voirtahnn
winnen, heel o£f ludff, sollen die Huissarmen thenn weinich-
stann watt geuenn, souoele hem seluest belieuett, ahn handen
des Gameners jnder tijtt, die daerjnnehett beste doen soUenn.
46. Dairmit oick die auerdadige raeth ynnd meensssmae-
lenn vermijdet vnnd dair voir die hongerige krancken vnnd
naeckte Lazarus worde bedacht soUenn die Heerenn des Bades
ynnd die Straetenn frundtlickenn angesacht sijnn, datt hem
will belieuenn , dairjn ennige beqoame Ordeninge toberaemen,
tott fordell der Armenn.
47. Alle broekenn vnnder der Burger Venlijnn, dieniett
en kommenn tott vnderholdinge der Wachte, voertz oeckdie
broekenn, herkommende van Woecker vnnd Horerie, soUenn
die Huissarmen halff genietenn.
48. Alle die genne. soe die Stadt verwercket hebbenn,
ynnd wedderomme remissie erholden, yoertz alle die genne,
diewelcke ennige verboerde peene, hettzij ann Lijff, ehre,
offte glimp, ynnd denn an gelde ex gratia worde thoeguede
gelatenn. Sollen die Huissarmenn geuenn tott discretie yann
Schepenn ynnd Eaith.
49. Ynnnd, dewijle dair dat lichte broet die Armoett,
soe datt broitt bij die Beckers moetenn halenn, Insonderheit
yerhandelt wortt , sollenn die Prouisoerenn jnt geheim ylijtich
ypsicht dairyp dragenn, ynnd die gebrecke denn broetwegers
yermeldenn, vnnd alle broeken, soe daer yann kommenn,
als die lichte broeden irst bij gedachte Prouisoerenn ypge-
spoirt sijnnenn, sollenn denn Huissarmenn thoe goede kommenn.
50. Wann ennige schelinge yannden Heerenn Gedeputier-
denn des Eades, yp hett Baethuis, ofit buiten dattBaethuis
yann anderenn, ter firundtlicheit, bij Moetzoene, ofitoeckbij
Compromis, hengelacht wort, Sollenn die Heerenn Gedepu-
tierden ofil andere ynderhandlers ynnd Compromissari por-
296
thien ahnn beiden tzijdenn, voer hett besluitenn vnnd voer
der wtspraecken, dair henn beredenn, datt sie den Huiss-
armen dair watt van toleggenn soUenn, Datwelcke dann jn-
sunderheit sall gescheenn, wanneer sich parthienn vann eenen
doettslach vnnd dergelijckenn eenformlich versoenenn.
51. Die Schepenn, dair voir Testamente vpgerichtett wor-
denn, als oick die Fredicanten ofit Gappellacnenn soUenn der
Huissarmenn l>este doenn, Wess den Armenn bij Testamente
gegeuen wortt, Sall vann der anwesende Secretaris, voirt
nae doede des Testatoris jnn dehm Armenn ligger jnn die
Schrijffkamer geteickent wordenn, Die Predicantenn offtCap-
pellanenn Sollenn die Testamente, soe voer oer sijnnenn vp-
gerichtett, Soe lange by sich holdenn, dat der Armenn gifF-
tingen irst vandenn Secretario sijnnenn ingeteickennt
52. Alle Testamente, gifftenn, Contracten vnd andere
dergelijcke dispositienn , bijnnen vnser Stadt vpgerichtett , dair
in denn armenn wes gegeuen is, sollenn hier bijnnenn wt-
gekiert wordenn, Vnnd sollenn die Armenn, dair gienn bi-
sunder mentie vann andere Gasthuiser offt vergaderinge ge-
scheen, verstaenn wordenn, alleene die huissarmenn, vnnd,
soe vere dairbeneffens ennige bisunder Exequutoren giestlick
offt wartlick gestalt sijnnenn wthodeilenn, Sollenn gemelte Exe-
cutorenn die wthdeilinge daeruann mogenn doenn, mett gemee-
nenn beraidt der Prouisorenn vandenn Huissarmen, vnnd anders
niett, vnnd daer vann voer die Straetschepens, vnnd Prouisorenn
vanndenn Huissarmenn, vnd anders niett Bekeninge doenn.
53. Doch souehr jemande, die alsulcke Testamentischen
gifftenn gedaenn, daerjnn wthdrucklickenn wtbescheidenn
hadde, datt sijne arme frunde voir andere dair vann gehol-
denn soldenn worden, Sall die deijlinge oick wall buetenn
vnnse Stadt dairuann moegenn gescheenn, bij alsoe, datt
vann oir Armoett tot discretie vann Schepenn vnnd Raeth
297
alhier irst behoirlick sall blijkenn, vnnd Bekeninge dairuann
doenn alss vurscbreuenn.
54. Wann die olders ofil kijnnder bij Testamente jnn oir
Legitima sijnnenn vercortett, sollenn sie oir Supplement irst
verhalen ann die ander Legata, ehr sie kommenn tott hett
Legaett der Armenn.
55. Soe vehr nu mett alle dese Middelenn die Huissar-
menn niet sollenn konnenn vnderholdenn wordenn, Sollenn
die Prouisorenn oerenn noettdrufiligenn Armenn henn vnd
wedder jnn guider luide huiser seckere maeitijdenn voirbiddenn.
56. Vnnd ehr sie jmandt, hie sij wiè hiewill, heimelick
ofit apenbair latenn gebreck lijdenn, offt selffst gaenn bid-
denn, sall bauenn dessenn alienn tot oiren laste staenn en-
nige^ vermogende goethertige luide jnt heijmelick alsulch ar-
moett to kennenn to geuen vnnd tho bidden, vmb etlich geltt
der armenn buidell thoe lienenn, soe sie het niet konnenn
gegeuenn krigenn , datwdcke sie , mit denn alder irstenn die
Armenn buidell des vermoegens sijnn sall, denn seluigenn
sollenn wedder geuenn.
57. Soe vehr die armoet hieruntbauenn noch gebreck lij-
denn worde, Sollenn die Prouisorenn seckere armenn nae dat
der Armenn gebreck noch groett is, eenn secker handtteic-
kenn geuen, vmb selffs huis bij huis tbiddenmoegenn, jndie
manierenn als vann die handteickens vermaennt is, Alle die
genne, soe die Stadt sgnnenn vereedet, vnnd vander Stadt
Solaris offt Loenn vnntfangenn , sollen die Prouisorenn dienenn
vmme Gades willenn.
58. Mett die Stadtmeister vnnd alle andere Chirurgienn,
als oèck mett denn Appoteker sollenn die Prouisorenn inder
tytt, mett todoenn der Prouisorenn des Baedes, jnn alienn
voiruaUendenn saeckenn ahnn forderlichstenn vnnd bequaem-
sten handelenn nae gelegennheitt.
BLIDB. III. 20
S9d
59. Wannt etwes des Htdssannenn int particulier ansterfft
die tijtt, dat sie die Almissenn noch leuen, ofit soe ennige,
die der Almissenn etwann genoetenn, tott vermo^ntheit ge-
kaemenn , Sollenn dieseluige ofit oire Erffgenaemenn geholdenn
wesenn, dair voir datt sie die Almissenn genoetenn hebbenn,
tott discretie vann Schepenn ynnd Baith eenn kentenisse tdoenn.
60. Datt oick jmandt vanndenn Huiszarmenn wedder tott
guidenn stannde kommenn worde, dieseluige sall schuldich
sljnn denn Huissarmenn ann handenn vandenn Prouisorenn
jnnder tijtt wedder danckbaer wesenn, vnnd datt, soe walj
off dair kijnnder weeren, als anders, thenn weere Schepenn
vnnd Baetth bij discretie hierjnne anders worde Ordinirenn.
61. Nijmanth sall sich tegenns die Prouisoerenn jnder
tijtt jnn die bedieninge oires Amptes misgrijpenn mett woir-
denn ofit werckenn, bij Arbitrale correctie. Alle affgaende
Prouisorenn sollenn oiie Bestantenn bijnnenn jaers selfiEs jn-
manen vnnd soeYoUemogelickaffdoenn, Dairuntbauen sollenn
alle affgaende Prouisoerenn oeck alle swaricheit vann Bechts*
forderinge, soe in oir jaerenn sijnnenn veruallenn, selfist wth-
fuirenn, sonder datt denn anderenn Prouisorenn jnder tijtt
ennige mo\jte dair vann sollenn hebbenn.
62. Alle yierdell jairs ofit dairumbtrent doch achtdagenn
vnder ofil auer, sollen die tsamptlicke Prouisorenn vandie
Huissarmenn bij eene kommen , vmb t^preken vanndenn Staat
der huissarmenn, vnd thoe sehenn wes mett denn gedaenn
ofit gelatenn.
63. Besse Ordinantie sall tott discretie van Schepenn vnnd
Baett vnnd oere geswarenn gemeinte jnn allenn oirenn Punc-
tenn, nae gel^nheit der tijtt, verandertt, vermindert ofit
vermeertt worden n.
TfAWf
Finis. v. d.
BRIEVEN VAN JOANNES TOLLIUS
UIT HET LEGER UBR QEALLIEEBDEN IN F^ANSCH
VLAANDEREN, 1710.
Joannes Tollius, de schrijver van de brieven welke ik hier
zal mede deelen, was een zoon van D' Philippus Theodorus
Tollius, uit diens tweede huwelijk met Sara van Oelen en
werd te Kampen geboren. Hij huwde V. Henrika Aleida
ter Welberg, uit welk huwelijk hij eene dochter Sara Maj-
griet Tollius had, in 1714» geboren, en 2^ Aleida van der
Sluis, uit welk laatste huwelijk geene kinderen- schijnen te
zijn gesproten.
In 1708 werd hij in zijn vaderstad Kampen tot lid van
den raad verkozen in de plaats van Gosen van Erckelens.
In 1710 was hij gedeputeerde te velde, en als zoodanig
maakte hij in dat jaar den veldtocht mede in de zuidelijke
Nederlanden.
De Spaansche successie oorlog, sedert 1700 ontbrand,
scheen in den aanvang van 't jaar 1710 voor een oogenblik
door bemiddeling geëindigd te zullen worden , doch toen men
den 11*^ Mei in den Haag het verslag van de afgezanten der
Staten : Buijs en van der Dussen , aangaande het verhandelde
op de bijeenkomst te Geertruidenberg vernam, geloofden de
Staten dat de onderhandelingen tot geen bevredigenden uit-
komst zouden leiden en besloot men den veldtocht in de
zuidelijke Nederlanden te openen. Marlbourough, Prins Eu-
genius van Savooie en de andere legerhoofden begaven zich
20»
800
tot dat einde in H midden van April naar het l^r, dat
te Doornik werd verzameld. De graaf van Albemarie, die
't bevel in deze stad had, maakte zich weldra meester van
't kasteel Montagne, moest dit echter spoedig weder ontrui-
men, doch heroverde het kort daarna.
Het gros van 't leger toog van Doornik door de vijande-
lijke linien bij Douay, en belegerde deze stad. Tegelijk trok
Marlborough met een deel van 't leger over de Scarpe en
sloeg zich bij Yitry neder. De vijand werd [daardoor genood-
zaakt op Kamerijk terug te trekken, en Douay werd toen
onder den Prins van Oranje en Van Anhalt Dessau aange-
vallen. Den 4«" Mei opende men de loopgraven. Den 7*"
Mei daaraanvolgende deden de belegerden een hevigen uitval,
maar werden door den Prins van Oranje teru^ geslagen. De
maarschalk De Villars trok weldra aan 't hootd van 'tPran-
schft leger de Schelde tusschen Bouchain en Eibecourt over
en trachte Douay ie ontzetten. Zoo was de stand van zaken
toen Tollius den eersten brief schreef, dien ik hier mededeel.
Ofschoon hij reeds vroeger een brief aan den raad schijnt
geschreven te hebben , en ook andere brieven uit deze corres-
pondentie ontbreken , geloof ik toch dat de nog aanwezigen ,
van veel gewicht zijn voor de kennis der krijgsgebeurtenissen
in het jaar waarin ze werden geschreven en vooral voor de
geschiedenis van 't beleg van Douay.
Thans mogen de brieven zelve volgen.
1.
't Sedert mijne laatste aan UwelEd. Hoog Agtb. is alleen
van merite voorgevallen, dat deezen morgen vroeg onderrigt
wierden dat den viand voor het aanbreeken van den dag,
sig had in mersch begeven, hebbende vervolgelijk tussen
Blanges en S^ Laurent vier bruggen geslagen , waar over haar
armee met het aanbreken van den dag is getoogen ; men zegt
301
met intentie om in de vlakte van Lens te gaan legeren en
morgen, zijnde Hemelvaartsdag, op ons af te komen; de
Generaals van het Greailleerde leger hebben daarop hetzelve
een beweging doen maken , komende de regtervleugel te Mon-
tigny en de lincker vleugel te Vitry, *) verder sijn alle nodige
mesures genomen om den viand, indien lust heeft ons aan
te grijpen, wel te ontfangen, sullende tot dien eijnde, de
regter vleugel door den Prins Eugenius , de linkervleugel door
de Graaf Tilly en het corps de bataille door Milord Duo *)
worden gecommandeert. Wij hopen een geluckigen dag, om
alsoo tot het gewenst eijnde van een vaste vrede te 'geraken.
Ik sal niet af sijn UWelEd. Hoog Agtb. van alles exacte
kennis te geven en in alle voorvallen betonen dat met veel
respect ben enz.
Berbieres *) 28 Maij
des avonts ten 7 uuren 1710.
PS. Soo ontvangt den Heer Croonstroom *) advijs door
een sijner spions, dat den vijand, die al gezeid was de
Scarpe *) te sijn gepasseerd, tegenwoordig beesig is daerover
te trekken om morgen de attacque te doen. In haast.
Y Vitry een dorpje aan de Scarpe, ongeveer midden tnsschen Arras
en Douay. Montigny of Montony, een dorp eenige uren noordelijker
gelegen.
*) Milord One, nl. Be Marlboorough.
') Berbieres, moet Brebières z\jn, een dorpje een paar uren znide-
lyk Tan Donay aan de Scarpe.
*) Croonstroom, Isaak baron van Cronstrom in 1662 te fort Aresta
in Dalecarlië geboren , trad op jeugdigen leeftijd in Hollandschen dienst.
Destgds was hij brigadier, hij klom venrolgens door zyn dapperheiden
beleid pp tot den rang van generaal en overleed in 1751 als gouverneur
van 's Hertogenbosch.
*> De S e a r p e is een rivier in Artois , waarvan hier het deel
wordt bedoeld tasschen Arras en Douay.
302
2.
Gisteren avond hebbe mij d' eere gegeven per expresse
courrier aan haar Hoog Moog. afgesonden, üwelEd. Hoog
Agtb. de dispositien der vianden te melden , volgens dewelke
geen andere verwagtinge hadden, als van deezen morgen tot
een bataille te koomen, tot welken eijnde onse armee sig in
de gemelde dispositie hadde gestelt Edog tot deeze uure te
vergeefs, also geen haast maken en iangsaam, sodegerugten
willen, de Scarpe tussen Blangis en S^ Laurent passeeren,
waarom een gedeelte van ons leeger sig weederom in haar
vorige fposten heeft begeeven. Milord Duo en veele andere
Generaals hadden sig heeden een goeden dag tot Hemelvaart
der Fransen belooft, dog kunnen niet denken dat yts anders
in 't sin hebben als ons door marches en contramarches de
convoijen moeijelijk te maken; altoos indien in H sin hebben
yts te doen , moeten sulks int kort werkstellig maken , door-
dien vemeeme in haar leeger schaarsheid van broot en fou-
rage is. Het rapport van de beleegering is nog niet ingeko-
men, dog kan in H generaal zeggen Iangsaam vordert In-
dien voor *t sluLJten deezes yts naders vemeeme, sal *t UwelEd.
Hoog Agtb. aan den voet deeser melden , waarmeede met veel
respect blijve enz.
Brebiéres den 29 Maij
1710 des avonts.
Ben vijand is de Scarpe nog niet gepasseerd, maar alleen
is het gerugt veroorsaekt door het overtrekken van eenige
bagage en broodwagens. Milord duc logeert in het dorp Es-
querchin ; ') ik zal de eere hebben per naesten UwelEd. Hoog
Agtb. de l\jst der troupes tot de Bataille gedestineert en der-
selver ordre over te senden.
') Esquerchiii, een dorp in Artois, een weinig ten noordwesten van
Dooay, aan 't canal de Dooay;
303
3.
Niettegenstaende de groote roep en de geweldige snorkerije
van den vijand, voorgeevende ons in onse voordeelen te willen
koomen aentasten, waer toe ook desdve tot drie agter een
volgende daegen sig scheen geprepareerd te hebben, door de
gedurige beweegingen die in desselfs leeger gemaakt wierden,
heeft egter den uitslag niet geweest, soo als men sig met
reeden daervan soude hehben kunnen verbeelden. Want tot
op gister ogtend den 4 deeser in deselve leegerplaats hebbende
blijven liggen, maekte deselve een mouvement met ziji^ linker
vleugel nae Lens toe, van waer weer marcheerde langs de-
zelve route van waer hij was gekomen. Milord Duc, den
Graeve Tilly, Albemarie, Athlone, ^) en andere generaels
waeren in het dorp Vitry en hadden den Heer Yvoy booven
op den tooren gesonden om der vQanden marches te obser-
veeren, dewelke ons dan , soo als ik hier bovengemeld hebbe,
adverteerde; de meeste tenten der vijanden waeren a^broo-
ken, en hebben wij nog geen onderrigt dat de selve weer op-
geslagen zijn, meenende dat de vijand sijnen marsch agter-
waerds genoomen heeft, om sig te vernoegen met het consu-
meeren der fourage daer anders onse cavaUer^e seer wel b^
soude gevaeren hebhen ; ik sal deesen middag nog wel naedere
circumstantien vernoemen, die ik d* eere sal hebben hier
agter aen te voegen. Ondertussen geeve ik mij het geluk van
aen UwelEd. Hoog Agtb. over te zenden het plan van Douay
met de omliggende plaetsen en dorpen , daer bij desituatie van
het leeger van den Staet , synde dit pkn den 24 der voorleedene
maend gecoucheerd en daaromtrent voorgevallen deese veran-
deringe, naementlijk: dat de retranchementen voor het leeger
') 'Athloae, FrederikChriBtiaan vanBeede, graaf van Athlone, haron
van Reede en Agrim enz., in 1719 als luitenant generaal der mitery
van den Staat overleden.
304
die hier separaet vertoond worden , naderhand aen malkander
sijn gehegt door 18 redouten met haere linien, soo verre als
de stippels daer omtrent gehaeld zijn ; de tweede veranderinge
is deeze: dat aen beide de vleugels vanhetleeger, drielioien
staen, eene van infanterije en twee van cavallerie, sijndehet
corps de bataille onder Milord Dac maer van twee linien,
eene infanterije ende de tweede cavallerije, de geheele voorste
linie van het leeger van Vitry af tot aen Montigny, bestaet
uit enkelde infanterije, de schoonste die men ooijt kan sien
en agter deselve is alle cavallerie geposteerd, soo als ik gemeld
hebbe, sonder dat tussen het voetvolk een eenig ruiter is.
Voor het tweede neeme ik de vrijheid , 4ien UwelEd. Hoog
Agtb. te senden de lijste van het voornoemde leeger, eenieder
in sijne brigades verdeeld, waartoe UwelBd. Hoog Agtb. in
het formeeren van een nette idee van des zelfs staet , gelieven
de voorige aenmerkinge over het formeeren der linien sig
te erinneren. Ik wil hoopen dat mijnen ijver in deezen aen
UwelEdel Hoog Agtb. niet onaangenaem sal sijn. Den com-
missaris Fleertman heeft deesen ogtend gerapporteerd, dat
aen de regter attacque een brugge was voltrokken, en dat
insgelijks aen de linker op hoeden zoude geschieden , vorders
was een Lieutenant van de mineurs met eenig volk gespron-
gen en begraven. Men heeft hier gister avond koomen rap-
porteeren dat den ingenieur Meijer ook door een mijn soude
sijn gesprongen, en is het zelve reeds na Holland geschre-
ven, dog versoeke ik dat UwelEd. Hoog Agtb. gelieven ver-
zeekerd te zijn dat sulx voor die keer onwaer is, want ik
gister avond ten vijff uiren van hier nae Vitry rijdende, den
ingenieur Meijer op den weg gesprooken hebbe, soo dat wan-
neer sijne ouders het eerste gerugt mogt ter ooren koomen,
deselve kunnen gerust gesteld worden door deese verseeke-
ringe. Voor zoo veel het gepasseerde in de voorige nagt be-
305
langd , wat nu de laatste nagt is yoorgeyallen vinden UwelEd.
Hoog Agtb. in het relaes van Pleertman. Soo aenstonds ver-
neeme dat des vljands regter vleugel tot digt onder Arrasis
geweeken, omtrent een heel uir van haer voorige posteeringe,
de linker leidt nog in ^t gesigt. Wat er heeden meerder van
vallen sal weet men niet te gissen. Soo aenstonds koomt
een ingenieur uit ordre van Hartel en de Bruin rapport doen
aen de gesamentlljke heeren Gedeputeerden van het gepas-
seerde deese nagt, sijnde de werken werkelijk geadvanceerd;
een vijandelijke mijn door de onze gevonden , is met eenige
Fransen opgevlogen, ende nog eene is men besig leedig te
maeken en dan met weinig kruid en twee bomben , die daer
in sijn ook te doen springen. Het is waer dat er een inge-
nieur Meijer gesprongen is , maer is een ander als den onzen,
hoewel weder uitgegraven ende ongequetst. Ik blijve met diep
respect enz.
Berbières den 6 Junius 1710.
PS. Bij Prins Eugenius gegeeten hebbende, wierd naede
maeltijd iets voorgesteld daer niemand als de Princen en de
(Gedeputeerden present waeren, en daerover ik per naesten
de eere sal hebben UwelEd. Hoog Agtb. te schrijven, kon-
nende nog niets seekers melden van het geene verder mogte
komen voor te vallen of voorgevallen z^n ^tsederd elf uiren
dat van huis s^n geweest.
4.
«
Bijaldien iets van belang wasr gepasseerd geweest, ik had
mij de eere gegeeven sulx aen de taefel van UwelEd. Hoog
Agtb. gedienstiglijk over te senden, dog sulx niet hebbende
gehad, oordeelde te moeten wagten, tot dat iets, UwelEd.
Hoog Agtb. attentie waerdig, mogte voorkomen. Donderdag
laestleeden, geweest zijnde den 19 deezer, vonden de heeren
Greneraels goed op het rapport der ingenieurs dat de bressen
806
in staet waeren op de beijde ravelijnen aen de attacque van
den Heere Prince & Stadhouder van Friesland, ^) te stormen.
De Heeren gedeputeerden te velde, wierden versogt daerbij
te willen assisteeren, sulx geschiede en wierden wi: door de
Heeren Hartog en Frincen van Savoijen en Nassauw ') in
de trancheen geleid, eene ter regter en de vier andere ter
linker zijde van de attacques; wij gingen ten 7 uiren in de
loopgraeven, de Heeren Hooft,*) Posters,*) ik en Wichers, *)
waeren in de redout, die voor de eerste batterij leid, daer
de heer Generael Majoor Yegelin, *) doenmaels commandee-
rende, sijn hutte had, waerin wjj onder het musycq van ca-
non , granaten , musquetten en bomben in een overgroot getal,
aenschouwers waeren van de bravoure onzer infanterije, en
de dappere teegenstand der vijanden, d^ aenval die ten half
tien uir geschiede, duirde tot oven over tien, wanneer wij,
met verlies van zes of seeven honderd, zoo dooden als ge-
quetsten, meester van de bres bleeven, daer ons volk zig
met 30 grenadiers logeerde, tot dat de vijanden zig gereti-
reerd hebbende, het logement door 12 man bewaard wierde;
uit vreeze voor de vijandelijke mijnen had men daer zoo weij-
nig volk geUeten, het welk egter niet belettede, dat de vij-
') Johan Willem Friso.
*) Gomelis graaf van Nassaa Woudenberg, zoon van Hendrik van
Nassau, heer van Ouwerkerk en Fran9oise van Aerssen van Sommels-
dyk, generaal miyoor in Juli 1712 by Denain in de Schelde ver*
dronken.
*) WaarschQnlyk Gerrit Hooft, burgemeester van Amsterdam.
*) Zeker een gedeputeerde te velde, waarschguUjk dezelfde die later
resident der Staten aan het hof te Brussel was.
*) Waarschynl^k Wicher Wichers, zoon van Abraham Wichers en
Wibbina de Drews, in 1651 te Groningen geboren, gedeputeerde te
velde en burgemeester van Groningen.
•) Frederik Vegelin van Claerbergen, geboren 1667, overleed 2
Jan. 1718.
807
anden des daegs daeraen 80 man, daeronder den Gapitein
van een compagnie grenadiers, genaemt Terville in het regi-
ment van den Heere Prins van Friesland in de logt deeden
vliegen, sijnde apparent dat den lieutenant Siegers, wiens
Gapitein de gesprongene is, en tot nog toe vermist word,
die compagnie weeder sal bekoomen. Men heeft sig in het hol
van de mine gelogeerd en daer gemainteneerd, beide derae-
velijns sijn door de vijanden verlaeten; wij quaemen, niet
teegenstaende wij de lengte van onze visbrugge niet van de
attacque waeren geweest, en geduirende de zelve onze Heeren
en Meesters en goede vrienden met een glaesjen Moeselwijn
waeren gedagtig geweest, des nagts ten elf niren met alle de
Heeren en Hooge Generaels uit de loopgraeven , en ieder be-
gaf zig nae huis, daer ik ten een uir des nagts aenqoam,
zijnde twee uir van de tranchec. Deezen ogtend ten 8 uir
heeft de Prins van Anhalt Dessauw sig meester gemaektvan
de beide 'raevelijns van sijn attacque, aen de regter hand
had ons volk met 200 man gepasseerd en de schanskorven half
gevuld, eer de vijand sulx gewaer was geworden, soo dat
daer weinig of geen verlies is geweest, maer aen de linker
attacque is men geen meester gebleeven als nae de vierde
attacque, sijnde ons volk tot vier mael gerepousseerd , maer
telkens door den Prins van Holstein Beek, ^) die mij soo
door sijn adjudant kennis hiervan geeft, weer aengevoerd;
Sijn Hoogheid heeft laeten zeggen dat niet twijfelt of men
sal sig moogen feliciteeren binnen een dag of twee met d*
overgave der stad. Meest de officiers van de linker attacque
*) De prins van Holstein-Beok , die in 1704 aan *t hoofd eener
HoIlandBche brigade in de slag van Hochstadt vechtend gewond en ge-
vangen genomen, doch weder was ontset.
_k
808
yan Anhalt Dessaa ^) sijn of dood of gequetst, die hier toe
gebruikt s^n geveest. Tot ieder attacque waeren geordon-
neerd 100 grenadiers en 300 mousquettiers , gesouteneerd
door gelijk getal, vaer van aen het linker ravelijn weinig
gesond sijn afgekomen ; aen de regter attacque heeft de vijand
naederhand ook nog veel schade gedaen van de capitaele wal,
sijnde des v^jands geheele guarnisoen in de waepenen geweest
om deeze post te mainteneeren, dogeindeling genoodsaekt die
aen ons over te laeten. Men heeft een vijandelijk mineur
door het af houwen van sijn arm, in de actie, soo als besig
was de lonte in het kruid van een mijn te steeken, belet
zulks uit te Toeren en daerdoor nog veel volk gespaerd. Wat
verders hier op mogte volgen ofte beraemd worden, sal ik
de eer hebben UwelEd. Hoog Agtb. op het netste tecommu-
nioeeren. Ik heb nog niet gehoord dat eenige van onse Over-
Qsselsche ongemak hebben, als alleen is de vaendraeger Win-
terdijk in het regiment van den Heer Baron van Heiden *)
als ingenier gesneuveld, en nae men mijn onderrigt , hierdoor
een taendel aen de stad vacant ; ik meen ook een lieutenant
Plaets onder Groonstroom, door advancement in duitsche
trouppes niet weer hier gekomen: soo hieromtrent iets van
UwelEd. Hoog Agtb. bevoelen mogte sijn, ik sal de ordres
met veel respect afwagten en voor soo veel in mijn is, exact
uitvoeren. Ik heb de eere hier nefiens te zenden de lijste der
vijandelijke armee, die versoeke dat bewaerd mooge werden,
alsoo maer twee of drie daervan hier sijn; dezelve hebben
uit haere armee gedetacheerd 80 bataillons nae deVlaemsche
^) Leopold, zoon yaa Johanaes Georgius ea Henriette Catharina,
dochter van prins Frederik van Oraige Nassau.
*) R«inhard Vincent baron van Heiden Hompesch, geboren 1660,
een Guliksch edelman, generaal miyoor der miter\j in Nederlandschen
dienst Hg overleed in 1733, ab gouverneur van Geertruidenberg.
309
forteressen als Duinkerken, S* Wijnox, S* Venant, Aire, S*
Omer en Ypres en Bethune, soodat dezelve nog als vooren
gecampeerd liggende van Arras tot Oisy, seer verminderd is
en ligt morgen of overmorgen, hoewel van verre, ooggetui-
gen sullen kunnen s\jn van het overgaen der plaets. Ikneeme
de vrijheid UwelEd. Hoog Agtb. te verseekeren dat ik met
veel respect blijve enz.
PS. Deeze caerte van de attacques, oordeele ik niet on-
dienstig, te sullen sijn tot beeter elucidatie van het gepas-
seerde, hebbe daerom het geluk dezelye, hoewel wat gebeezigd,
meed& over te zenden. ') Soo nog iets mogte passeeren voor
het afgaen van de post, sal ik de eere hebben hetzelve hier
agter te laeten volgen.
Brebières den 24 Junius 1710
des morgens ten 9 uiren.
De Heer Siegers heeft mij deezen nae den middagh doen
seggen det Sijn Hoogheid de goedheid gehad heeft, de va-
cante Grenadiers Compagnie aen hem te offereeren.
5.
Ik geeve mij de eere WeLEd. Hoog Agtb. mits deezen te
communiceeren dat de belegerde van Douay , deezen nademid-
dag ten drie uuren witte vaendels op de beijde bressen van
de stadswallen hebben geplant, waerop men wederzijts osta-
giers uijtgesonden heeft. De propositie der vianden gehoord
s^nde, heeft men dezelve verworpen, ende geweijgerd de ca-
pitulatie die gepresenteerd wierd te sien, dog de ostagiers
versoeckende sig per piissive nader aen den Grave d'Alber-
gotty te mogen adresseeren, om sig te declareeren op de ree*
*) De kaart waarran TollioB spreekt, is niet meer voorhanden , men
vindt echter in den Atlas of Toneel des oorlogs in Enropa in 1734 bij
de Erven J. Ratelband en Compagnie te Amsterdam uitgegeven, een
naauwkeurig plan vau de belegering van Donayinl710, onder no. 138.
310
den van weigeringh, is zulks geaccordeert en word tot nog
toe na desselfis verdere resolutie gewagt; indien dezelve niet
conform de genoome sentimenten is, sal men voortvaaren de
saake met geweld te vorderen , wordende de conduite van de
vianden geadmireert, dog niet getwijfeld aan een goed succes,
en sop als w^ denzelven hebben aengekondigt. Ik blijvemet
alle bedenkelijke eerbiedigheid enz.
Brebidres 26 Junij 1710
Vnagts ten 12 uuren.
6.
Men heeft aen den vijand toegestaen te moogen capitulee-
ren voor de stad en het fort, waertoe dezelve [in het eerst
seide ongelast te sijn, dog op refus van te handelen buiten
het fort , heeft hij ' sig gister gedeclareerd sulx voor beide te
sullen doen; nae de extraditie van de articulen der capi-
tulatie die den vijand eischte, is men in onderhandelinge
getreeden en heeft geresolveerd denselven te accordeeren op
Sondag den 29 deezer door de poort van St. Eloy met alle
teekenen van eer te moogen uittrekken nae Gamerick met zes
stukken canon en 2 mortiers uit de stad, beneffens ses be-
dekte waegens met 2 stukken canon en twee bedekte waegens
uit het fort. Ten elf uiren van deesen ogtend, sal de porte
Moulle aen ons ingeruimd worden en de buitenwerken van
het fort, aen het welk maer eene poorte is; wanneer den
vijand die déesen ogtend ten 9 uiren aen het duartier van
den Heere Prince van Savoyen het antwoord sal brengen,
sulx geaccepteerd sal hebben, sullen UwelËd. Hoog Agtb.
zulks hier agter vinden , en ik de eere hebben UwelËd. Hoog
Agtb. te verseekeren dat ik met alle respect ben, enz.
Brebières den 27 Junius 1710
des morgens ten 6 uiren.
PS. de capitulatie is aengcgaen.
811
7.
Ik heb de eere mits deezen te advizeeren, dat op gisteren
het vijands gnarnisoen hier zijnde uitgetrokken ten getaele
Tan 1700 man, een overschot van tassen de 8 en vier dui-
zend, op heden vij hier in zgn gekoomen; morgen sal het
leeger opbreeken en herwaerds aen naederen, om de beleeg&-
geringen van Aire en St. Yenant te dekken, die *t effens
sullen ondemoomen worden. Over het commando der (Gene-
raals is men nog ongerust en onzeeker, doordien de Heere
Prince van Nassauw pretendeert, ouder (Generael te zijn als
den Heere Prince van Aniialt Dessauw, die nae het zeggen
der Heeren Princen van Savoyen en Marlboroog nae de ba-
taille van Hochstetten eerst Gknerael is geworden. Men hoopt
de saecke te sullen modereeren ofle een ander expediënt te
vinden om alle onheilen voor te koomen. Onze campagne sal
door deeze beide beleegeringen wel zeer laet koomen te ein-
digen, wordende staet gemaekt op het midden of laetstevan
November, teegen welken tijd ik hoope de eere te zullen
hebben UwelEd. Hoog Agtb. mondeling te verzeekeren dat
ik met alle eerbiedigheid ben enz.
Bethune den 1 Augostus 1710.
8.
Ik heb de eere UwelEd. Hoog Agtb. mits deezen toe te
senden een plan van de stad Bethune met dessel& sterkten
en de attacques die op dezelve geschieden ; ik had m\j al voor
lang de eere gegeeven dezelve over te senden, maer de direc-
teurs der approches, klaegen zeer dat de ingenieurs geen tijd
hebben om dezelve te telkenen, hebbende dezelve gestaedige
beezigheeden met het aftappen der inundatien, welke niet-
tegenstaende men egter hoopt teegen den 21 of 22 meester
van de plaetse te sullen z\jn, ten s\j de reegen dieeenigzins
extraordinair gevallen is, continueert, als wanneer sulx see-
312
kerlijk de verooveringe eenige daegeD sal te rogge zetten. Ik
heb de eer met veel respect te zijn enz.
Uit \ leeger tot Aubigny
den 14 Aog. 1710.
PS. de Heer Generael Majoor Wittinghoff heeft yersogt , ik
wilde bij UvelEd. Hoog Agtb. sijne sollicitatie oyer de be-
wuste 160Ö guldens fEivorabel recommendeeren , ik heb aen-
genoomen hiervan mentie te zullen maeken gelijk mits doezen
koome te doen, verzoekende daerop zoo veel reflexie mooge
genomen werden als moogelijk is. De cadets van de stad
Campen onder de provinciale regimenten ofte gedetacheerden
staende , als Jonker Morrhe , Tuissink en van de Weeteringe,
hebben zig iterative door mijn in UwelEd. Hoog Agtb. favo-
rabele gedagten doen recommendeeren , hoopende nu de occasie
te sullen s\jn gebooren, van door UwelEd. Hoog Agtb. gunst
geadvanceerd te sullen worden.
9.
GtoHjk ik de eere gehad hebbe gister avond aan UwelEd.
Hoog Agtb. te adviseeren, heeft men, kort nae het afgaen
der post een courier uit het beleg ontfangen met advijs van
het slaen der chamade, waerop deezen ogtend alhier zijnde
gekoomen , heeft men de capitulatie ^eslooten en sal den vijand
sondag ten 9 uiren uit trekken naar St Omer met twee stuk-
ken canon en drie bedekte waegens; de verdere capitulatie is
bijnae dezelve als die van Douay. Dingsdag of Woensdag
sal het leeger decampeeren om zig te posteeren tot uitvoe-
ringe van het geprojecteerde dessein op Aire; bij aldien het
reegenagtig weer geen meerder verhinderinge aenbrengt, hoope
ik ook nog voor het einde van October de eere te hebben
UwelEd. Ho(^ Agtb. insgelijks met dezelfs conquest te con
gratuleeren, terwijl ik met alle eerbiedige onderdiienigheid
313
het geluk hebbe UwdEd. Hoog Agtb. te verzeekeren dat ik
ben enz.
Bebry 29 Augustus 1710
des nagts ten elf uiren.
10.
Den vijand heeft nae agt weeken nae het openen der tran-
chees goedgevonden op gisteren 8 deezes ten 7 uiren des
avonds de chamade te slaen, nae buiten zendende een Lieu-
tenant colonnel , gevolgd zijnde kort daer nae van een briga-
dier en een colonnel, zijnde een gelijk getal en van dezelve
character nae binnen gezonden. Ik had bij het project der
vinterquartieren op de lijste doen stellen voor onze Provintie
twee regimenten van die naer het noorden gedestineert sijn,
alsoo anders niets konde daer voor besorgd worden , nu liebbe
ik met veel vermaek gesien dat Uaer Hoog Mog. van de
goedheid geweest zijn , v\jff regimenten van die zelve trouppes
in de provintie te zenden, waervan maer een voor Campen
gedestineert is en het zesde voor Zutphen; wat reeden de
Heeren t«r Generaliteit gedeputierd uit onze provintie en stad
gehad hebben, minder voor Campen als Deventer en Zwolle
te sorgen, kan ik niet beseffen daer nae het rapport mijner
correspondenten, maer drie Heeren in den Haeg sijn geweest
uit de Provintie als de Heer van Alerdinck, Oosterhoff en
Steenbergen doch zullen UwelËd. Hoog Agtb. gelieven gein-
formeerd te zijn, dat den Heere liandgraeve van Hessen door
den Heer Graeve van Begteren heeft aen den staet doen ver-
soeken, dat sijn corps van 3000 man, of aen de Maes, of
in Overijssel mogte geleid worden; ik sal, alsoo Haer Hoog
Mog. de eerst geprojecteerde lijste hebben gèdisapprobeerd,
sien of die Hessische troupes op de provintie kan doen bren-
gen, om absoo dezelve de consumtie dier troupes te doen ge-
nieten. Soo als ik het voorenstaende vooraf gecouchecrd hadde
BIJDR. UI. 21
&14
ontbied de Heer Hartog yan Marlbouroug ons om de capitu-
latie te koomen sluiten. Den vijand maekte twee chicanes,
die ons van des ogtends ten tien uiren tot drie uiren nae
den middag ophielden, dog eindelijk toegegeven sijnde van
den vijand, is de capitulatie geslooten en geteikend door de
beide Heeren Princen, den Heer Posters en mijn, bij siekte
en absentie der drie andere leeden. De voornaemste condi-
tien sijn: dat deezen avond de poorte van Arras moet inge-
ruimd worden , en ook die van 't fort van St. Pranqois : den
vijand sal Dingsdag den 11 uittrekken ende nae St. Omer
geleid worden met vier stukken canon , twee mortieren en zes
bedekte waegens. Ik heb de eere UwelEd. Hoog Agtb. met
dit conquest van soo groote aengelegenheid om het verloopen
saysoen en siekte der militie, te feliciteeren , hoopende in
het midden van de aenstaende maend de eere te zullen heb-
ben UwelEfl. Hoog Achtb. mondeling te verzeekeren , dat ik
met alle respect blijve enz.
St. Quentiii *) den 9 November 1710
des avonds ten 10 uiren.
N. u.
•) Een dorpje bij Aire gelegeu.
TWEEDE BIJDRAGE
ÏÜT EEN OVERIJSSELSCH WAPENBOEK.
Tot aanvulling van en ten vervolge op mijne eerste bijdrage
in den vorigen jaargang van dit tijdschrift te vinden , wensch
ik hier mede te deelen hetgeen mij de zegels , welke ik sedert
dien tijd onder oogen kreeg, geleerd hebben aangaande Over-
ijsselsche geslachtwapens. Toen voegde ik aan het slot daarbij
eene opgave van op glazen geschilderde wapens; nu laat ik
aan het eind volgen eenige wapens met huismerken, welke ik
aantrof in het Zerkenboek der S. Clemenskerk te Steenwijk,
afgeschreven door wijlen den heer A. E. Ebbinge Wubben. De
80 laatste afbeeldingen zijn daaraan ontleend, de 64 eerste,
zoowel als de slechts door omschrijving aangeduide wapens,
aan zegels aanwezig in het archief van het Groote en Voorster
gasthuis te Deventer, in het Provinciaal archief van Overijs-
sel of in de Bibliotheek der Overijss. Vereeniging. Ik verwees
somtijds ook naar de zegelverzameling in het Rljks-archief,
voor zoover deze beschreven is in in'. L. Ph C, van den
Bergh^s Grondtrekken , waarvan ik evenals in mijne eerste
bijdrage, ook gebruik maakte bij het omschrijven der niet
afgel}eelde zegels.
Wanneer bij van Mierloo of Fahne het wapen van hier
genoemde geslachten te vinden is, heb ik gemakshalve daar-
van melding gemaakt.
De hier volgende opgaven bevestigen grootendeels het in
mijne eerste bijdrage gezegde. Een paar aanteekeningen dien-
aangaande wil ik echter niet verzwijgen: zij strekken tot
verbetering van kleine onjuistheden.
316
Vooreerst heb ik vernomen dat een geslacht Edel-Stecke
wel degelijk voorkomt, zoodat ik van Mierloo geen verwijt
had mogen maken van de opname daarvan. Ik zag den naam
intosschen tot nog toe op geen enkel authentiek stuk.
In de tweede plaats mag ik niet nalaten mede te deelen,
dat het geval, dat een ambtenaar, die in qualiteit zegelen
moest, geen wapen bezat, mij inderdaad een paar maal voor-
gekomen is. In 1420 toch zegelde een Rigter te Ulzen met
zijne voorletters, in 1459 eveneens Johan Dircssoen, Bigter
te Golmschate, en in de 18* eeuw trof ik dit ook in het
kwartier van Yollenhove een paar keeren aan.
Eindelijk sprekende van hetgeen op van Mierloo^s kaart
ontbreekt, had ik er op kunnen wijzen, dat niet vermeld is
het geslacht Van der La wiek, dat in 1461 geadmitteerd
werd. Dat men te vergeefs daarop zoekt naar wapens, als
Van Hambroek in 1686, Van W-assenaar in 1701,
Van Munckhausen in 1705, Van Wartensleben in
1758, Van der Capelle in 1772 geadmitteerd, ^) mag
hem natuu^rlljk niet geweten worden.
V. D.
*) Zie V. üooraiuck, Gesl aautcek. bl. 219, 337, 356, en2.
317
Aeswe (Gerrit v.) Ridder 1847. Vijf baren.
(Van Mierloo heeft 6 baren van keel op zilveren
veld. Aeswijn en Aeswe is hetzelfde. Fahne, Clev.
Geidr. u Moers. Geschl. 3. 210 heeft 5 banden van
keel op gouden veld met een wassenden beer als
helmteeken. )
Alferszoon (Hessel) 1375. Een keper vergezeld van 8 vogels
(v. Isselmuden. )
Aller (Wolter v.) Sch. te Deventer 1504. Een aanziende
oesekop.
Almelo (Amoldus tot) Vicaris te Almelo 1411. Zes driehoe-
ken met de punt naar beneden, 3, 2, 1.
,/ (Egbertv., Egbert jonkheer tot) 1408 — 1422. Drie
&assen beladen met 6, 4 en 3 ruiten.
(Bij V. Mierloo zijn het veld van goud, de
iaassen blaauw en de ruiten zilver.)
// (Heinric v.) Bidder 1259. Zes leliën, 3, 2, 1.
( B^ks - archief).
Ambe (Johan v.) Drie rozen, 2, 1.
(Fahne, Clev. Geldr. u. Moers. Geschl. 209, geeft
als zegel van Jacob v. Ambe 1361 hetzelfde op.)
Ampsen (Henrikv.) Schulte v. Salland 1376. Een ankerkruis.
// (Andries v.) Schout v. Zutphen 1379. Als voren;
het veld bezaaid met blokjes.
(In de oude stukken worden van Ansen en v.
Ampsen verward, of het is oorspronkelijk hetzelfde
geslacht. Volgens v. Mierloo voerde echter v. An-
sen: 3 zilveren arenden 2, 1 op blaauw veld.)
Apeldoorn (Uenrik v. ) Eigter te Deventer 1320. Plaat no. 217.
// (Johan V.) Secretaris te D. 1692. Een zwaan.
// (Ghelmer v.) Sch. te D. 1407. Gedeeld: 1. drie
sterren 2 en 1; 2. een ankerkruis.
818
(Op de kaart van v. Mierloo voert dit geslacht
in goud een rooden adelaar met zilveren liggenden
sleutel op de borst.)
Arentsen (Harbert) Apotheker te D. 1660. Plaat no. 218.
Arnhem (Johan v.) Sch. aldaar 1346. ^/ n 219.
( Een arend van keel op zilveren veld volgens Navor-
scher VI. 861. In een MS. Wapenboek, in mijn
bezit, is het een ruit van keel op gouden veld; over
de ruit 2 ruggelings geplaatste wassenaars van
sabel; helmteeken een halve vlugt van goud en
eene halve van sabel.)
Asbeke ( fohan v. ) 1420. ) Tien ruiten in 2 rijen baars-
// ( Berend v. ) ;/ j gevijze met de punten aan el-
kander, 4, 6.
// // knape 1441. Als voren, doch 6, 4.
(Fahne, Westphal. Geschlachter heeft 10 ruiten
van keel 5, 5, op zilveren veld, helmteeken eene
hand, die eene paauvestaart in de hoogte houdt,
doch vermeldt tevens als wapen van Degenhardt
van der Asbecke in 1885 een visch.)
Averenck (Hessel v.) Sch. te Deventer 1511. Een pijlspits.
(Van zilver op veld van sabel volgens v. Mierloo).
Averheijne ( Albert v. ) Bigter te Ommen 1404. Plaat no. 220.
Awijc (Johan v. ) Boelofsz 1402. ,i ff 221.
Bakerwerden (Willem v.) Schout te Wijhe 1487. Een faas
aan het linkereind beladen met een ster. In het
midden van het hoofd een hart.
(v. Mierloo: een zilveren faas op veld van keel
zonder ster en hart.)
Beke (Barthold v. der) Sch. te Deventer 1511. Een adelaar.
( V. Mierloo : Een gouden adelaar op blaauw veld. )
Bentinch (Steven) 1402. Een ankerkruis. (Van zilver op
319
veld van lazuur bij v. Mierloo; zoo ook Fahne,
Clev. Jül. u. Berg. Geschl. I. 25.)
Bentinck (Euseb. Borchard) tot Schoonheeten , Uoogschout
V. Hasselt 1674. Grequarteleerd : 1. Bentinck, 2.
een bloem tusschen twee heuvels , 3. V. Ittersum, de
ezelskoppen links gewend, 4. een adelaar.
Berendsz (Lombert) Sch. te Deventer 1576. Plaat no. 5.
Besten (Johan v.) geb. de Pape (vader) 1447. Een baar
beladen met 3 ringen.
,1 li if ,1 ff ff (zoon) 1447. Een band
beladen met 3 ringen.
(v. Mierloo: zilveren band op veld van keel, be-
laden met 3 ringen van keeL Vgl. Fahne: Westph.
Gbschl. en Glev. Jül. u Berg. Geschl. in voce Beesten
(V.) Navorscher VI. 355 een band enz. Ook het
helmteeken is daar beschreven.)
Bezuden (Henrick) 1416. Een klaverblad, waaronder een
driehoekje (bloempot?)
Bilrebeke anders v. Ootmarsum (Egbert) 1418. Een vogel
op een tak.
(Fahne, Westph. Greschl. in voce Billerbeck: 3
mispelbloemen 2, 1.)
Bisscops (Engele) Bigier te Olst 1381. Een geschakeerde
keper, in het hoofd regts vergezeld van een ster.
Bitter (Johan) Schont te Cuinre 1528 := Jan Vos, Schout
aldaar.
Blaifert zie op Damme gen. BI. (v. d.)
Blomendall (Alffert) 1554. Drie mispelbloemen 2, 1, waar
boven een liggende wassenaar.
(Zoo ook V. Mierloo, bij wien het veld van keel,
de bloemen van zilver en de wassenaar van goud
zyn.)
320
Bloijs (Herman v. ) Sch. te Deventer 1615. Twee dubbel ge-
tinneerde faassen» met een vrij quaiider waarin...?
Boeckholdt (Adriaen v.) Sch. te Deventer 1634. Een sprin-
gende bok.
// ( D' Bemard v. ) Secretaris van D. 1660. Als voren.
Bolman (Albert en Andreas) 1387. Een ankerkruis.
( V. Mierloo heeft Boelman : zilveren £eias op blaauw
veld.)
Borch (Hendrik Ter) Sch. te Deventer 1676. Een leeuw.
Borculo (Henrick en Godert v.) geh. v. Dodingweerde 1397.
Drie koeken 2 , 1, (van keel op gouden veld , volgens
V. Mierloo).
;, (Fije V.) geh. v. Dodingweerde 1413. Gedeeld: 1.
Drie koeken 2, 1; 2. Drie ^eiassen.
(Volgens Jan v. Heelu vs. 6532 voerde Hendrik
Hr. V. Borclo in den slag bij Woeringen 1288 ,/Eene
baniere van goude, Daer waren in 3 Coken root.")
Borre (Wolter) Sch. te Deventer 1372. Drie ruiten 2, 1; in
het schildhoofd links eene ster.
( Bij V. Mierloo ontbreekt de ster ; het veld is bij
hem van keel, het schildhoofd en de wielen van
zilver. )
Brakel (Bobert v.) Schout te Oldemarkt en Paaslo 1662. Een
kruis vergezeld van 4 hoefijzers met de opening naar
onder gekeerd.
Brandijs zie op Weijenberge geh. Brandijs.
Breler (Dirk v.) 1419. Een baar beladen met . . . ?
Brincke (Arend v. den) 1371. Een liggende wassenaar ver-
gezeld van 3 sterren 2, 1,
Bronkhorst (Willem Heer v.) 1360 — 1366. Een leeuw.
if (Johan V.) 1489. Als voren. ( Rijks - archief. )
Bruijns (Dirk) Sch. te Deventer 1455. Plaat no. 222.
321
Bruijns (Henrik) Sch. te D. 1480 — 144.1. Plaat no. 223.
// (Luljcken) Sch. ie D. 1531. Een leeuw waarover
een faas loopt.
// (Johan) Sch. te D. 1674. Als voren.
Boggenberge (Herman v. den) 1420. Vijf 3,2.
Buckhorst (Johan v.) 1391. Een leeuw (van sabel op solve-
ren veld volgens v. Mierloo.)
Balderen (Lombert v.) Sch. te Deventer 1544. Plaat no. 26.
Busch (Gerbrand ten) Hermansz 1479. Een haan (?).
Bossche (Gherbert ten) Ambtman der Abdis v. Essen 1392.
Bentm'. v. Salland 1400. Plaat no. 224.
II (GFeert ten) 1421. Een haan, onder en boven ver-
gezeld van een ster.
(Van Mierloo heeft als wapen van Ten Bossche :
een zilveren band op veld van lazour. In Navorschbr
VI. 335 wordt het aldos beschreven: d'azor a la
bande d^argent; cimier : boorrelet azur et argent. 7 lis
dejardin d'argent, tigés desinople. InFebr. 1861 werd
te Leiden bij Briil ( no. 6 van den catologos) verkocht
de brief van adeldom voor Bein. van den Bossche.
Botend^c (Johan) 1365. Een meikever (?)
Bamme geh. Blaffert (Boelof v. den) Plaat no. 225.
Dircssoen (Evert) Sch. te Deventer 1438 — 1439. Drie baren.
// (Johan) Bigter te Colmschate 1459. Naar *tsch\)nt
de letters D. I. B. X.
Doedenweerde ( Gheert v. ) Leenman des Hertogs v. Gelre 1393.
Drie ringen 2,1; over de bovenste 2 een barensteel.
(Vgl. Borcolo geh. v. D.)
Doetinchem (Otto v.) Sch. te Deventer 1504. Een ankerkrois.
(Van lazoor op zilveren veld volgens v. Mierloo. )
II ( Albert v. ) Sch. aldaar 1438. Een ankerkrois, in
het hoofd regts vergezeld van een ster.
322
Dolre (Johan v.) U22. Een baar vergezeld van 6 leliën 2 , 3.
Dompselaer (Wolf Jan v.) Schout teCainre 1652.1 Een ver-
,/ (Ant« V.) „ „ ft 1686.) kort kruis.
Donckel (Gerhard) J. U. L. 1649. Een liggend hert.
Doornick (Henrick v.) Sch. te Deventer 1514. Een faas.
Dornic van Hemmen (Borre v. ) 1339. Een taas. ( Kijks-archief.)
(Volgens V. Mierloo voerde Doominck een faas
van keel op zilveren veld. Fahne , Qev. Jül. u. Berg.
Geschl. geeft dit ook als wapen van v. Dornick,
afkomstig uit de heerlijkheid van dien naam bij
Emmerik, met bijvoeging van een zittenden witten
hond met zwarten halsband als helmteeken. )
Doorninck (Damiaen Joan v.) J. U. D. Schepen te Deventer
1784. Een visch met den kop naar beneden, als
paal gesteld.
// (Martinus v.) J. U. D. Secr. van D. 1750. Als voren.
Domebuss (Johan) Sch. aldaar 1545. Plaat no. 226.
Dorre (Henrik) ,/ „ 1559. „ „ 227.
Dorth (Elegher v.) Johansz. 1366. Drie kepers waarover een
barensteel.
// ( Arndt vrouw V. Henrik v.) Bidder 1382. Gedeeld:
1. Drie S. Jacobs schelpen 2, 1; 2. Drie kepers
waarover een barensteel.
„ {Henrik v.) de Jonge, Bidder 1375 — 1382. Drie
kepers.
„ (Dirk V.) 1408. ) ,,
> Als voren.
„ (Seijne V.) 1422 — 1439. j
( Drie kepers van keel op gouden veld bij v. Mierloo
en bij Fahne, Glev. Jül. u. Berg. Geschl. I. 80,
die ook een helmteeken opgeeft. )
Douvelt (Willem) Meijer te Colmschate 1368. Plaat no. 27.
Duijne (Coenraadten) Sch. te Deventer 1499 — 1501. Een
ankerkruis.
328
Duno (Goossen ten) Sch. aldaar 1369. Plaat no. 228.
Duren (Joan v. ) Burgem' van D. 1660. Drie degens met de
punt naar beneden, naast elkander;
(Elders vind ik 8 gouden degens op een rood
yeld; zoo ook v. Mierloo, die ze echter 2, 1
plaatst.)
Echten (Aloff v.) Sch. 1439 — 144.7. Drie adelaars 2, 1.
(Volgens V, Mierloo van sabel op gouden veld.
Elder§ schijnen de adelaars van lazuur te zijn
voorgekomen, zie Navorscher VIL 58 vgl. VI. 85).
Elschaete (Johan ten) 1498. Een haan. (?)
Essching (Lubbert) Ambtman v. Salland 1408. Drie hane-
pooten, 2, 1.
(Bij r. Mierloo wordt een boom als wapen van
Esschinck gevonden).
Essen (Evert v.) 1867. Een band (naar 't schijnt niet be-
laden met ruiten).
if (Luetken v.) 1654. Een baar beladen met 3 ruiten.
// (Klaas V.) Sch. te Deventer 1585. Plaai no. 32.
Ghebing (Johan) Kanunnik en Vicaris te D. 1419. Een
regtsziend manshoofd.
Geertszoon (Evert) te Campen 1407. Plaat no. 229.
Gerboldlng (Bertold) Bigter te Hasselt 1404. Plaat no. 230.
Goijl (Nicolaas) Priester 1466. Aanziende hertekop, met
eene ster tusschen het gewei.
Gramesberghe (Jonker Henrik v.) 1421. Drie koeken, 2, 1
(van keel op gouden veld, volgens v. Mierloo.
Fahne , Clev. Jül. u. Berg. Greschl. heeft als wapen
van het Cleefsche adelijk geslacht Gramsberg: 3
roode k(^ls 2, 1 op zilveren veld, helmteeken 2
roode adelaarsvleugels).
Grimberge (Johan v. den) Domheer te Munster 1413. Ge-
324.
deeld: 1. een halve mispelbloem ; 2. drie faassen,
beladen met 6 ruiten 3, 2 en 1.
Grimberge (Dirk v. den) 1417. Als voren, doch de helften omgezet.
(Van Mierloo heeft het wapen als dat van Dirk.
Onder de papieren op het Huis den Grimberg
komt oen zegel van Johan van Grijmberghe a* 1447
voor, vertoonende 3 werpspiessen onder elkander
met de punt regts gekeerd. De Heeren van Grim-
bergen voerden een geheel ander wapen. Zie v. d.
Bergh, bl, 68).
Grone (Anthonij v.) Rigter te Ulzen 1447, Ambtman( Drost)
te Nijenhuis 1441 — 1443. Een gelijkzijdige driehoek
met de punt naar boven, waarin 3 schijven 1, 2.
Griibbe (Arend) Eigter te Ulzen 1398. Plaat no. 231.
II (Harmen) 1531. Een loopende ram.
(Bij V. Mierloo: zilveren ram op een rood veld).
Haerst (Steven v.) Eigter te Hellendoorn 1620 — 1521.
Twee kepers.
,1 (Mense v.) 1564. Plaat no. 232.
(Het geslacht v. Haersolte, dat steeds voor het
zelfde als v. Haerst gehouden is, voerde 3 zwarte
kepers op gouden veld, zie v. Mierloo.)
Haert (Marten v. den) Schout te Cnijnre 1606. Drie zui-
len (?) 2, 1.
Haghenijngh of Hegening (Willem) 1360 — 1371. Eenefaas.
Halle (Hughe v. den) de oude 1371. Vijf baren, waarover
eene faas loopt.
Hardenberg (Johan v. den) Schout te Olst 1692. Twee
faassen waartusschen eene ster.
(Bij Fahne Westph. Greschl. komen 2 geslachten
van dezen naam voor met geheel ander wapen).
Hattijngen ( Arend v. ) Bigter te Ootmarsum 1565. Plaat no. 233.
325
( Ook van dezen naam heeft Fahne IL een geslacht
met ander wapen).
Uegeninch = Hagening.
Heijden (Marten v.) 1554. Plaat no. 234.
// (Dirk y.) lUgter te Ootmarsum 1419. Drie bassen.
(Ook bij Fahne komen de 3 faassen voor; v.
Mierloo heeft: 3 zilveren faassen op blaauw veld.
In een oud HS. Wapenboek vond ik het afgebeeld:
3 blaauwe faassen op zilveren veld.)
Hekeren, Heker (Everd v.) Heer tot Almelo, knape 1888.
Een kruis, in het hoofd regts vergezeld van een
leeuwtje.
„ (Wolter de Bode v.) Scholte v. Salland 1365. Een
kruis.
;/ (Seijne v.) Leenheer 1321. Drie kepers waarover
een barensteel.
(Yan Mierloo heeft Hekeren: van goud met een
kruis van keel. — Zie ook beneden op Eechteren. )
Helm (Johan) Sch. te Deventer 1591. Een gesloten regts-
gekeerde helm.
Hendricx (Bene) Pander v. Paasloo en Oldemarkt 1662.
Een aanziende stierekop.
Henrekinck anders v. Ulzen ( Johannes) 1423. Plaat no. 235.
Heijing (Ghert) Proost te Deventer 1325 — 1327. Plaat
no. 236.
;/ (Bernard) Scholaster der kerk aldaar. Plaat no. 237.
Hillincberch (Johan) 1395. Plaat no. 27.
Hofstede (Herman) Sch. aldaar 1479. Drie mispelbloemen
2, 1.
Hoijer (Werner) Sch. aldaar 1425. Plaat no. 50.
Holleken (Johan) erfg. van Haersoltermarke 1450. Een
keper.
326
Holleken (Volkier) Mensenzoen, idem, 1450. Als voren.
Honerden (GFeerd toe) Sch. te Deventer 1459. Een halve
leeaw.
Huijsmanninck (Seijne) Rigter te Ommen 1441. Een links
gekeerd loopend paard.
Hulsinck (Sweer) Schout te Bathmen 1563. Een keper,
Vergezeld van 3 hnlstbladeren.
II ( Adriaao ) Schout te Bathmen 1599. Als voren.
Huerninck (Willem ) Sch. te Deventer 1585.3 mispelbloemen 2, 1.
Jacobs (Eelke) te Cuinre 1649. Plaat no. 238.
Juns (Koep) Schout te Staphorst 1598 — 1600. Plaat no. 239.
Janssen (Peter) te Cuinre 1632. Plaat no. 240.
Johanszoon (Ludiken) Bigter te Zwolle 1409 — 1421. Ge-
quarteleerd, in het 1* een klaverblad (?)
Johansz (Barthold) Schout opVriezeveen 1627. Plaat no. 241.
Issolmuden (Lambert v.) 1371. Een keper, vergezeld van
3 meerles.
,/ geh. Roddenkoec (Alfer v.) 1441. Als voren.
(Vgl. Alferszoon. Bij v. Micrloo zijn de figuren
van zilver en het veld van keel).
Cadeneter (Geerlich die) Sch. te Zwolle 1400 — 1403. Plaat
no. 242.
Kamferbeke (Dirk) Ambtman v. Salland 1460. Een leeuw
(denkelijk als bij v. Mierloo).
Kamphusen (Spaen v.) 1466. Drie baren.
(Pahne geeft in Ciev. Jül. u. Berg. Geschl.
als wapen van Camphausen 3 roode baren op zil-
veren veld).
Catreep (Gert v.) 1371. Drie ruiten 2, 1.
Kemenade (Berend v. ) 1419. Plaat no. 243.
(Fahne Westph. Geschl. en Clev. Geldr. u. Moers.
. Geschl. heeft geheel afwijkende wapens van dit ge-
327
slacbt Hij deelt den oorsprong van den naam mede.)
Kenneken (Evert) 1395. Drie kannetjes 2, 1.
// (Johan) II II II tl II tusscben de
eerste eene ster.
Keppel (Heer Herman v.) Bidder, Ambtman v. Twenthe
14)17. Vijf ruiten met de punt aan elkander als
baar' gesteld.
ir (Derk v.) Ambtman v. Salland 1420. Drie S. Ja-
cobsschelpen 2, 1.
(Bij V. Mierloo zijn zij van zilver op veld van
keel).
„ (Ghert v.) Ridder 1469. Gedeeld: 1. latwerk,
2. vijf ruiten met de punt aan elkander gesteld als
baar.
(De drie genoemde varianten komen alle ook
voor in Fahne Westph. Geschl. In den slag bij
Woerin^n 1288 voerde Dirk Heer van Keppel een
rood veld met 3 mosselen er in. Heelu vs. 6444).
Kistenius (Arnold) Sch. te Deventer 1591. Een keper ver-
gezdd van 3 kUverbladen 2, 1.
Kijver (Henrick) Sch. te Deventer 1615. Drie hoeden,
2, 1.
Kijvit (Johan) 1419. Een getande &as.
Clooster (Johan v. den) 1354. In een gezoomd schild 19
penningen 4, 5, 4, 3, 2, 1.
(Bij V. Mierloo komt het evenzoo voor. Zie ook
Fahne Westph. GeschL , die eene genealogie opgeeft
en zegt, dat dit geslacht uit dat der Graven van
Bentheim gesproten is).
Goeps (Lambert Jan) Schout te Cuinre 1620. Eene faas
vergezeld boven van 2 sterren , beneden van 3 mis*
pelbloemen 2, 1. (VgL Copessoen).
828
Coesfeldt (Johan v. ) Schout te Vollenhove 1604. Een lig-
gende wassenaar waar boven eene ster.
Coesvelt (Peter v.) Pander v. Paaslo en Oldemarkt 1632.
Als voren.
Coevorden, Covorden (de Heer v.) 1370. Drie adelaars 2,1.
// (Wolter V.) Ambtman v. Twenthe 1419. Als
voren.
( In een HS. met Overijss. Land- en Dijkregten op
het Huis Almelo, door Henrik van Heerd, Schout
te Ommen in Aug. 1645 aan Henrik van Coevor-
den geschonken, voert v. C. tot devies: //En dieu
mon espérance et mon espee a ma défense."
In een oud armoriaal, berustende in het archief
van den H. Eaad v. Adel uit het begin der 16*
eeuw komt als wapen van dit geslacht voor: één
roode adelaar op gouden veld. Van Mierloo heeft 3
arenden van keel 2, 1, op gouden veld. Over de
kleur van het helmteeken wordt gehandeld Navor-
scher VIL 53. Fahne, Clev. (feld. u. Moers. Geschl.
heeft het wapen als v. Mierloo en een roode ade-
laarsvlugt als helmteeken.)
Colcke (Willem ten) Sch. te Deventer 1486 — 1501. Een
regtsgekeerde halVe beer (niet een hond zooals ik
vroeger opgaf.)
C!opessoen (Johan) 1417. Plaat no. 244. ( Zie ook op Coeps. )
Kornute (Albert) 1412. Een aanziende hertekop, tusschen
het gewei eene ster.
Kosingcampe, zie op Twickdo.
Gost (Willem Herman) J. U. D. lid der Gezw. Gem. te
Deventer 1780. Drie lindebladeren 2, 1.
Coteken (Ludekcn) Sch. te Zwolle 1376. Plaat no. 246.
,/ (Henrik) „ „ „ 1379 — 1408. „ „ 246.
829
Coteken (Uertcher) Rigter te Baalte 1402. Ander wapen,
doch onduidelijk.
Grede (Arend) 14ill. Een geschakeerd kruis, op de zijd-
armen een n
Kreyinck (Andries) Sch. te Deventer 1481. Een keper ver-
gezeld van 3 adelaars. (?) In den voet van het
schild nog een keper. (?)
Crullinck (Albert) Eigter te Hellendoorn 14.15 — 14.16. Plaat
no. 247.
// (Albert) Rigter te Hardeuberg 1423. Als voren,
doch tusschen de 2 bovenste figuren eene ster.
Kruemvoet (Heer Gerlich) Pastoor te Wierden 1483. Plaat
no. 248.
Cuinre (Johan v.) Ridder 1367. Een halve leeuw.
„ (Herman Hr. v.) 1371. Vijf banden.
„ (Johan V.) Ridder 1383 — 1387. Een halve leeuw.
f/ ff zoon des vorigen 1387. Een links ge-
wende leeuw (onduidelijk.)
,/ (Henrik v.) Ambtman v. Diepenheim 1417 — 1421.
Vijf baren.
(Van Mierloo heeft: gequarteleerd : 1 en 4 door-
sneden goud en blaauw ; 2 en 3 vier baren van keel
op veld van goud.
Laer (Henrik v. den) 1466. Plaat no. 249.
„ (Willem v.den) ^, „ * „ „
// (Henrik v.) geh. v. Heest 1439. ,, „ „
,/ (Hademanv.) Sch. te Deventer 1574. ,, ,, „
Lare (Albert v. den) 1365 — 1383. Elf lelies 4, 4, 3.
ff (Henric v. den) Sch. te Deventer 1398. Plaat
no. 68.
(Bij V. Mierloo vindt men: Laer, 7 lelies van
zilver op blaanw veld. Pahne , Westph. Geschl. heeft
BIJBR. lil. 22
Een golvende
faas met twee
sterren in het
hoofd.
3S0
Laer, een groen gedamasseerd hartschild op een
gouden veld.
Laghe anders Muelert (Zweder v. ) 1416. Een springende bok.
(Van Mierloo heeft voor Lage een geheel ander
wapen, nl. een soort kruis met 8 armen.)
Lawick (Arend v. der) Kigter van Veluwe
1867.
„ ( Arend v. der ) Ridder 1391 , 1422.
II (Aleid, Roelof en Hendrik v. d.)
kinderen van Arend voorn. 1891.
„ (Gerrit v. der) 1419,
I, ( Hendrik v. der ) Jordenszoon 1419.
,/ ( Roelof V. der ) 1494. (Rijks-archief.)
(Bij V. Mierloo niet vermeld. Vgl, boven blz. 802.
In Navorscher VI. 86: gegolfde fiias van zilver op
veld van keel, zonder sterren. Het geslacht Ingen-
nuland voerde hetzelfde met wisseling der kleuren.
In een oud HS. Wapenboek vond ik het wapen
V. d. L. gedekt met een gouden kroon ; helmteeken
een uitkomende vos van keel met de zilveren gol-
vende faas op den hals.
Leijden (Geerd v.) Sch. te Deventer 1447. Plaat no. 69.
(Bij V, Mierloo is de figuur van zilver en het
veld van keel.)
Lienen (Henrik v.) 1417. Een leeuw; naar het schijnt is
het veld gezoomd.
Linthorst (Henrik) Rigter op Almelerveen 1418. Een veld
bezaaid met schijven,
lipperus (Georg) J. U. D. 1660. Een vogel (?) vergezeld van
3 sterren, 2, 1.
Loenis (Derk) 1419. Plaat no. 250.
Loon (H. V.) Schout te Steen w\jk 1702. Een verkort kruisje
en eene ster er onder.
381
Labbers (Johan Peter) Schout te Boveen 1560. Een sprin-
gend paardi
Laden (Berend) Bigter te Delden 1387. Drie koeken, 2,1,
waarover een smalle baar (vanbastaardij?) loopt.
Ludenzoon ( Lude) Bigter op Almeloveen 1422 — 14i40. Plaat
no. 251.
Luesse (Johan) Sch. te Deventer 15 4il — 1545. Plaat no. 252.
Martens (Ghisbert) te Cuinre 1553. Plaat no. 253.
Meijer (Egbert de) te Ootmarsum 1366. Een gebladerde tak.
Meijerinck (Albert) Bigter te Oldenzaal 1410. Een anker-
kruis.
Menningh (Johan) Priester en kerkheer te Wierden 1415.
Drie ruiten 2, 1.
Mersen (Esken) of Scheel Esken 1412. Plaat no. 254.
Mol (Berend) 1397. Een gebonden jagthoorn.
Momene (Otto) 1413. Een leeuw.
Mulard (Albert) 1381. Bigter te Hasselt 1383. Drie kepers.
Mulert (Henrik) ,/ n n 1479. n ,/
( Van Mierloo heeft 3 kepers van sabel op gouden
veld; volgens Fahne Westph. Gteschl. is het veld
van zilver. Bietstap en v. d. Bergh geven op van
goud. In Fahne Clev. Geld. u. Moers. Geschl. vindt
men als het wapen van Mulart von Broijcke 1357:
doorsneden: 1. een wassende leeuw, 2. drie palen.
Vgl. voor dit geslacht Bydr. L, bl. 287, 384.)
Muelert (v. Laghe anders) zie op Laghe (v.)
Nagge (Wilhelm) Predikant te Twello, Historieschryver v.
Overijssel 1666. Een ankerkruis vergezeld van
vier ?
Neghennap. ( Bruijn ) Sch. te Deventer 1446. Plaat no. 255.
Nuijl (Jacob ten) 1660. Gedeeld: 1. een aanziende ossekop ;
2. een ankerkruis, waaronder 3 schijven 2, 1.
22*
332
(In Navorscher 1869, bl. 585, wordt als wapen van
dit geslacht opgegeven : een beestekop van sabel met
gouden borens op zilveren veld ; cimier de beestekop.)
Oenden (Henrik v. ) 1440. Een keper vergezeld van 3 meerles.
Olijman (Hughe) 1400. Een verkort kruis.
Ootmarsum (v. ) Zie op Bibebeke anders v. O.
Osthus (Everd) Priester en kerkheer te Hasselt 1435. Plaat
no. 256.
Otterbeeck (Henrick) Schout te Steenwijk 1630. Een S. An-
dries-kruis.
Pape (v. Besten geh. de) Zie op Besten (v.)
(Het wapen van Pape komt in 3 varianten bij
Fahne voor, doch verschilt van het boven opgegevene).
Paffraet (Nijcolaes) Schulte te Paaslo en Oldemarkt 1631 —
1632. Eene faas door 6 verticale lijnen in 8 deelen
verdeeld ; vergezeld van 3 lelies , 2 boven , 1 onder.
Peijng (Gosen) Sch. te Zwolle 1399. Een keper, vergezeld
van 3 vogels.
Peijze (Geert v. ) 1413. Een leeuw; het schild bezaaid met
schijven.
Ploech (Steven) 1385. Een kruis beladen met een verkort
kruisje.
Poger (Meinard) Schout te Cuinre 1603 — 1608. Gedeeld:
1. een halve dubbele adelaar, uitgaande van de
deelingslijn ; 2. een faas, vergezeld van 3 lindebla-
deren, 2, 1.
Poleman (Gerd) 1404. Plaat no. 257. (Zie over dit ge.
slacht Magnin, Drenthsche kloosters, bl. 226).
Poerten (Johan ter) Rigter te Deventer 1378. Plaat no. 90.
Post (Frederik) Ambtman v. Essen 1391, Rigter te Oot-
marsum 1412 — 1421. Een leeuw.
Putte (Heijneman) 1440. Drie S. Andrieskruisjes , 2, 1.
I
I
333
Puijze (Henrick v.) Sch. te Deventer 1444 — 1447. Plaat
no. 258.
Quadacker (Lambert) Sch. aldaar 1643. Drie boomen op
natuurlijken grond.
Bedamme (Pelgrim v. den) 1398. Een ledig hartschild.
Reefs (Hendrik) Een ankerkruis, vergezeld van 7 blokjes,
3 boven, 4 beneden.
// (Jacob) of Revius. Als voren.
Rechteren (Sweder v. Hekeren geh. v.) 1394. Een kruis.
fi (Frederik „ „ „ /,) 1414. „ //
I, (Johan V.) Schout te Hardenberg 1420. Drie kepers.
( Van Mierloo heeft een rood kruis op gouden veld ).
Reijnerszone (Ode) Sch. 1346. Plaat no. 259.
/, (JongeClaes) te Cuinre 1603 — 1608. Plaat no. 260.
Rensen (Lubbert v.) Sch. te Deventer 1496. 2 &assen, waar-
boven 2 lelies.
Rentinck (Egbert) te Vollenhove 1604. Plaat no. 261.
Bickertz (Pouwel) Sch. te Deventer 1607. Een valk.
Rijnen (Johan v.) Knape, Schout v. Salland 1299. Drie
mispelbloemen 2, 1 met een effen schildhoofd.
Roessijnck r Willem) Sch. te Deventer 1488. Plaat no. 262.
Rouse (Everhard) „ ,/ „ 1614. Drie rozen 2, 1.
„ (JoanArnold) „ „ „ 1769. „ „ „ „
Ruring, Ruerijnch, Roerinc (Lambert) 1367. Drie koeken
(bloemen?)
// (Roelof) 1367. Drie bloemen 2, 1 met eene ster ( ? )
in het midden.
ff (Jacob) 1367. Gothische M. vergezeld van 3 mis-
pelbloemen 2, 1.
f/ (Henrik) Rigter in de heerl. Borculo 1386. Twee
wilgea (of planten) met den Voet b\j elkander.
// (Steven) Rigter te Hellendoorn 1897. Drie koeken.
584
Eijssen (Gerrit v.) 1405. Een baar beladen met 3 sterren.
Bijswick (Gerrit v. ) Een faas (onduidelijk).
Zande (Eoelof v. den) Eigter te Hardenberg 1403. Plaat
no. 263.
Schelenborch (Helmich) 1397. Een ankerkrtds.
Scherfif (Diderik) Sch. te Deventer 1561. Drie liggende
wassenaars 2, 1.
Schetlijken (Gherd) Eigter te Zwolle 1385. Drie ruiten 2, 1,
waarover eén smalle baar (van bastaardlj?) loopt.
Schonevelde (Arend v.) 1382. Plaat no. 264.
ff ( Mattheus v. ) anders v. Gravestorpe 1420. Als voren.
/, (Ludolf V.) „ ,/ „ 1422. ,/ ,/
ff (Jolian V.) /, ,/ ,/ ,/ // //
Schrieck (Johan v.) J. U. D. Sch. te Deventer 1660. Smal
8. Andrieskruis, veagezdd van 4 meerles.
Schulenborg (Simon v. der) 1408. Drie leeuwen 2, 1.
Schuren ( Cijse v. der) 1370. Een keper, vergezeld van 3 vogels.
„ (Alferv.d.) „ „ „ „ „ 1 vogel
in het hoofd regts.
ff (Alferv.d.) 1421. // // ff ff 3 links
gekeerde meerles.
// (Cijse V. d.) 1434. Als voren.
(Vgl. Fahne, die als wapen opgeeft een door 2
horizontale lijnen en 1 verticale in 6 vakken gedeeld
schild, waarvan 1, 4, 5 zwart, 2, 3, 6 zilver.
Zoo ook zeker oud HS. Wapenboek v. Overijssel.)
Sclenseken (Johan) Bigter te Heilendoorn 1403. Een ledig
hartschild.
Sloet (Herman Joan) Sch. te Deventer 1688. Een liggende
wassenaar (van keel op een zilveren veld, volgens
V. Mierloo).
// (Jan) 1351. Als voren, doch met een ster in het
hoofd. ( Eijksarchief. )
335
Smitten (Peter ter) Sch. te Deventer 1643. Een vijfbladige
bloem met stengel.
Smijt (Johan) Ambtman v. Essen 1403. Plaat no. 265.
Splitof (Gelmer) Bidder 1367. Drie sterren 2, 1.
Steen (Henrick) 1565. Twee opgeheven buiten waarts ge-
keerde handen geplaatst binnen een als cirkel ge-
legde keten.
Steenbergen (V.) Zie op Struuck.
Stegeman (Gerhard) Sch. te Deventer 1612 z= Stegeman
(Marten).
Steghen (Henrik ter) Eigter te Ootmarsum 1380. Plaat
no. 266.
Stellinck (De gebr. Gerrit, Helmich en Herman) 1395. Een
keper, vergesseld van 3 meerles, 1 en 3 links, 2
regts gewend.
// ( Wolier ) Ambtman te Usselmuiden 1440. Als voren.
(Zoo ook V. Mierloo, bij wien het veld van keel,
de figuren van zilver zijn).
Sticke (Pelgrim) 1398 — 1409.
„ (Berend) 1409. f^, . .^^
,T, /..^^ Plaat no. 106.
// (Johan) 1409
„ (Dirk) Sch. te Deventer 1615.
ff (Arend) 1409. Een ledig hartschild.
Sticker (Evert) 1440. De linker helft eener vertikaal door-
gesneden lelie.
ff (Henrik) 1440. Als voren.
Strockel (Assueros) Secretaris van D. 1660. Een valk.
Starodinck (Johan) te Ulzen 1420. Drie faassen.
Struijck (Joan) van Steenbergen, Scholte te Havelte 1641.
Plaat no. 267.
Struuck (Gerrit) Schout te Havelte 1641. Drie struiken 2, 1.
Stuerman (Evert) Sch. te Deventer 1514. Een halve leeuw.
336
Zure (Henrik de) Scholte v. Salland 1367. Een keper, in
het hoofd regts vergezeld 7an een vogel ^?)
(Van Mierloo heeft als wapen van Suijre: een
keper, vergezeld van 3 regtsgekeerde meerles, alles
van zilver op veld van keel).
Sweten (Willem v. ) Sch. te Deventer. Plaat no. 268.
Zwolle (Johan v.) Bigter te Hellendoorn 1498. Plaat no.
269.
Tel voren (Winold) J. U. D. te Vollenhove 1661. Drie zwem-
mende vorens 1 en 3 regts, 2 links gewend.
Therijnden (Joachim) 1566. Een ankerkrms.
Thomaés (Gerrit) Sch. te Zwolle 14.08. Plaat no. 270.
Tijasen (Johan) 1439. Een golvende &as.
T^e ( Jaoob v. den ) de olde 1380. Een kniis ( vergezeld van ? )
Tijghe (Johan v. den) 1398. Een leeuw.
Timmerman (Willebrant) Scholte te Campen. Plaat no. 271.
Toerne (Johan ten) Aigter te Hasselt 1400. Drie torens 2, 1.
(Van Mierloo heeft Toerne: 3 naast elkander ge-
plaatste torens van keel op gouden veld.)
Toneman (Johan) Ambtman ov. de laden des Hgs. van Gelre
in Salland en Twenthe 1368. Plaat no. 272.
Twiclo (Frederik v.) 1402. Een haal gelijk Plaat no. 114
(iets gewijzigd in vorm.)
// (Herman v. ) Ambtman v. Twenthe 1403. Als voren.
// ( // ) de jonge 1409. Als voren.
( Van Mierloo heeft de zwarte haal op zilveren veld. )
Twickele geh. v. den Kosingkampe (Butger v.) 1398. Drie
zwanen 2, 1.
II II II it II (Egbertv.) 1398. Als voren
of 3 andere figuren.
Versene geh. v. Vlederinghe (Hughe v.) Rigter te Ootmar-
sum 1406. Drie baren.
887
( Van Mierloo zocht te vergeefs naar het wapen van
van Vlederingen. )
Vijernenborch (Eobbrecht v.) Schulte v. Salland 1370. Zeven
ruiten 4, 3, waarover een baar (van bastaardij?)
loopt.
(Vemeborch voerde volgens v. Mierloo 7 ruiten
van keel, 4 en 3, op zilveren veld.)
Vlecke (Steven v. Beele geh.) Rigter te Eijssen 1408. Drie
ankerkruizen , 2, 1, waarover een smalle baar
loopt.
Voerne (Pelgrim) Schulte te IJsselmuiden 1371. Een links
gekeerde haan (?)
Voerst (Herman v.) de jonge, Heer Dirksz
1371.
// (Blizabeth v.) Vrouw te Almelo
1410 — 1422.
// ( Herman V.) 1441.
„ ( „ ) Eidder 1269. (Rijks-
archief. ) I
// (Johan V.) 1394. Drie kepers, in het hoofd regts
eene ster.
if (Dirk V.) 1466. Gegeerd met een middelschild.
( Eijks - archiel )
(De 8 kepers van keel op gouden veld vindt
men ook bij v. Mierloo. In een oud HS. wapen-
boek komen 8 wapens voor: 1. Drie roode kepers
op gouden veld ; 2. een zwarte bok met zilv. horens
op een goud veld ; 3. Drie roode foassen op zilv.
veld. Het tweede is van het Utr. geslacht v. Voorst.)
Voet (Everhard) Schout te Cuinre 1738. Drie lelies 2, 1.
Vorden, Vurden, Voerden (Willem v.) geh. Beeming 1387.
Een geschakeerd kruis.
Drie kepers.
888
Vorden (Heer Steven v.) geh. Beerning 1887 — 1395. Als
voren.
// (HeerSweder y.) 1895, Als voren (? onduidelijk.)
// ((3atharina v.) 1422. Een&as; het schild gezoomd.
Vos (Jan) Schout te Cuinre 1640 — 1558. Plaat no. 278.
„ (Roelof de) 1417. Drie .... 2, 1.
// (M' Derk) Burgem' te D. 1699. Plaat no. 274.
// van Hokesberghe (Albert de) 1369. Gequarteleerd:
in 2. een ring, 1, 8 en 4 ledig.
Warmelo (Arend v.) 1398. Het schild in 6 deelen verdeeld
door 1 verticale en 2 horizontale lijnen.
// (Sweder v.) 1898. Als voren.
(Volgens V. Mierloo: 1, 4, 6 blaauw; 2, 8, 6
zilver. )
Water (Jacob ten) 1489. Doorsneden: 1. Een halve leeuw;
2. Drie lelies 2 , 1.
(Bij V. Mierloo is de leeuw van zilver op veld
van keel en zijn de lelies zwart op zilveren veld.)
Weijenberge geh. Brandijs (Glt)sen v.) 1898. Pluat no. 275.
Welvelde (Johan v.) 1866. Als by v. Mierloo.
Wernherszoon ( Hademan ) Sch. te Deventer 1320. Plaat no. 276.
Wemerszoon (Johan) Sch. te Zwolle 1375. // // 277.
Weseke (Bemhard v.) Sch. te Deventer 1617. Een regtsge-
• wende dansende beer.
Wesenberg (Herman v. ) 1375. Plaat no. 122.
Wijer (Geert) 1886. Een kruis beladen met 5 sterren 1, 3, 1.
Wijhe (Johan v.) Ridder 1381. Een halve leeuw, in het
hoofd regts vergezeld van een bloem of ster.
Willemszoon (Lubbert) 1399. Plaat no. 278.
Winikenszoon (Gerrit) Sch. te Deventer 1369. Plaat no. 279.
Wijnkens (Rotg^) if n ff 1468. // // 110.
(niet 111.)
889
Wijnkens (Frederik) Sch. te Deventer 1496. Plaat no. 110.
Wijtman (Johan v.) Kigter te Wijhe 1467. Een leeuw.
( Van Mierloo heeft 8 zwarte baren op zilveren veld ,
beladen met %, 8 en 2 ruiten van keel, d. i. als
V. Wilsum met verandering van de banden in baren.
Zie over bet wapen van laatstgenoemd geslacht
Bijdr. I. 384.)
Wolbertszoon (Derk) Rigter te Olst 1412 — 1416. Een ge-
schakeerde keper, in de punt vergezeld van een lelie.
Wonder of Wunder (Johan) 1403 — 1410. Pkat no. 280.
UIT HET ZEEKEBOEK
DEE S. CLEMENSKEEK TE STEENWUK.
Evert Albers
Harmen //
Hendrik Eoelofs Arents
Bruin Bakker
Harmen Wicgers Backer
Jan Bart
Albert Jansen Been
Jan Berends
Harmen van den Bergh
Berend Boucken
Jan Jans van den Briel
Jan Jansen f, ,/ Brielle
Derk Meinders Dortman
Jan Derks
Albert Douwen
Plaat no.
281
//
282
283
284
285
286
287
288
289
290
291
292
293
294
295
Plaat no.
Eoeloi Hendriks Drent 296
// // ff ^^"^
Harm Gerrits Fokking 298
Hendrik ,/ /, 299
Gerrit J(an8e.?)Glazemaker 300
Broer Govers 301
Peter Geerts Groenhout 302
Klaas Harmens 303
Arent Hendriks 304
Govert // 806
Michiêl Jans Heijden .306
Geert Hidding 307
Lukas Hogedink 308
Jantien Jans 309
Arend // 91Q
840
Plaat no
Plaat no.
Egbert Jans
311
Louw Pieters
336
Boelof Jansen
312
Marien //
337
Gerrit Clasen
313
Jan Smidt ten Polle
33d
Gosen //
314
Jantien Pouwels
339
Gosen jf
316
Jan Willems Put
340
Hendrik Jans
Krodijl
316
Jan de Eadt
341
Wolter 1,
ff
317
Eoelof Jans Eam
342
Koep Willems
Kuiper
318
Koop Hendriks Eamhorst
343
Harmen Jansen Lanius 319
Ernst Lauwerens (Otterbos) 320
Jantien // 321
Pieter Boelofs Loothooft 322
Lambert Louwen 323
Harmen Lubberts 324
Willem „ 325
Boelof Luitiens 326
Berend Lucas * 327
Procureur ter Maat 328
Albert Martens 329
Jantien // //
Pieter Meeuwsen 330
Doctor Nieuwenhuis 331
Berend Pelsen 332
Jonge Pieter 333
Jacob Pieters 334
Jan ,f 335
Bichard Bicbards 344
Harmen Tonis Scharp 345
Jan Wiechers Schoenmaker 346
Arend Thomas Smidt 347
Pauwei Albers Smit 348
Jan Smit 349
Thomas Jans Smit 350
// ff ft 351
Lubbert Jans Thomas 352
Jochem Thijs 353
Pieter // 354
Berend Tollinck 355
Harm Jans Yedder 356
Hidde Veltcamp 357
Tiemen Willems 358
Butger Winter 359
Arend Wolters 360
X89\
Z90
iPl
vdb
'i5l
Li^
D
29<^
S9S
+
2P6
29y
398
299
30O
-h
30f
J02
303
30^
Ki4^H
VjJErW
4^
E-1-.I
JOÓ
jor
JOS
309
3fO
Jrr
J/2
A
«A"
3fJ
J/4-
J/S
J/6
J/r
T
j/ê
3f9
320
7)^m
J£/
J^£
JZJ
JZÓ
3X6
A
J27
328
329
330
B+ P
X*
33f
332
333
334^
336
336
^
Al
jjr
33S
339
3*rO
34f
XOI
^
J«J
^^4
3^
3^6
3*^r
3*8
3^9
360
36f
362
i'^
363
364^
336
H K-V
366
33 y
/s
369
369 I 3/fO
^
PREDIKANTSBEROEPING TE OOTMARSUM.
Abraham vanLaer, geboren te Zutphen den 28'"
Februari 1630 uit het huwelijk van Hendrik van Laer en
Geesjen Abrahams Vos, en ab Abrahamus a Laer, Zutpha-
niensis den 11**" Maart 1661 in het Album Studiosorum der
Leidsche hoogeschool als student in de godgeleerdheid inge-
schreven, legde den 26^ Juni 1656 proponentsexamen te Leiden
af en preekte met onderscheidene proponenten te Ootmar-
sum op beroep, toen door het overlijden van den predi-
kant Homoet de tweede predikantsplaats aldaar vacant was
geraakt. Hij voldeed zoo goed, dat de gemeentenaren open-
lijk verzochten dat hij zou beroepen worden; maar, daar de
predikant Nijhoff ten gevolge van een borstgezwel verhinderd
was geweest zijne predikatie bij te wonen, die ook door eenige
lidmaten verzuimd was, werd hij uitgenoodigd zich andermaal
te doen hooren. Toen nu de gunstige meening omtrent hem
zich staande hield, werd hij den 16** Augustus 1659 met
eenparige kennisse der burgemeesters beroepen. Wel had de
advocaat Grop, als burgemeester, daar hij liever een zijner
vrienden had , de beroeping van van Laer eerst tegengewerkt,
maar later, door eenige gemeenteleden overgehaald, er in
bewilligd. Burgemeester Jacob Westenberg bracht hem den
beroepsbrief te Deventer, ten huize van den praeceptor Sandra.
Na door zijn ambtgenoot Nijhoff den 2*" October 1659
bevestigd te z\jn, deed h\j zijn intreepredikatie te Ootmarsum
naar Col. IV : 3 , en trad den 1" Juli 1663 aldaar in het
huwelijk met Hendrickjen Staverman, dochter van burge-
342
meester Hendrik Staverman en Walburgh Wesselinck; hij
overleed den 17" November 1701, behalve twee 3K)ons Hen-
ricos en Willem Arnold een viertal dochters nalatende, van
welke Anna Gesina gehuwd was met Johs. Strick, rector en pre-
dikant te Enschede , Margaretha Elisabeth met Hendrik Molt,
burgemeester te Ootmarsum en Hendrica met Gerrit Albrinck ,
mede burgemeester te Ootmarsum, hierna genoemd.
Gedurende zijn ruim 40jarig pastoraat hadden de beide
invallen der Munsterschen plaats, welke voor hem persoonlijk
vele onaangenaamheden meebrachten en daaronder dat hij
door hen tot twee malen toe gearresteerd werd. *)
Omtrent vier jaren na zijnen dood had het beroepingswerk
nog tot niets geleid en was zijne plaats nog onvervuld;
terwijl ook de predikant Abraham Franken was komen
te overlijden, hetgeen ten gevolge had dat de kerkedienst
niet naar behooren werd waar^nomen en vele kinders van
lidmaten van de gereformeerde gemeente tot het pausdom
overgingen, gelijk beweerd wordt in een verzoekschrift aan
Bidderschap en Steden, dat met onderscheidene bijlagen in
het archief der gemeente Ootmarsum aanwezig is.
Hieraan ontleen ik de stof tot dit opstel en doe opmerken
dat de kerkeraad in twee partijen verdeeld was; de ouder-
lingen J. L. Beerents en A. Egbers en de diaken H. J.
Cremer wilden den magistraat en de gemeente niet in het
beroep kennen: terwijl de ouderling A. Beerents en de di-
aken Schiphorst van een andere meening waren en zich ver-
plicht rekenden dit wel te doen. Op welke wijze de meer-
derheid de minderheid voor haar gevoelen trachtte te winnen
en welke invloeden op deze aangewend worden, blijkt uit
de interrogatoria, ondergaan voor den richter Eaeterinck door
•) Over. Alra. 1843. bl. 122 v.
34.3
Schiphorst, diens vrouw Hadewig Palte en door Fenna Poert,
vrouw van A. Beerents.
Van de zoons van den predikant van Laer was de oudste,
Henricus, proponent die , naar het schijnt , door eenigen in de
plaats zijns vaders gewenscht werd. Immers had J. L. Beerents
aan de vrouw van Schiphorst, toen zij bij zijne talrijke
bezoeken aan haren man er op aangedrongen had dat er
toch gezorgd zou worden voor het beroep van een pastor,
aangenaam aan de gemeente, geantwoord: ^/Sullen wij de
(/duivels haar wille doen, die in 't beroep van Laar ons
//sooveel spijt hebben aangedaan"; en had dezelfde Beerents
met Hendrik Molt, onder aanbod van honderd dalers aan
Schiphorst als hij op Ds. Strik wilde stemmen, met hand-
tastinge beloofd dat door dit beroep Henric van Laar voor-
deel zoude hebben en dat Ds. Strik geen predikant zou wor-
den of bedanken.
Het beroep van Strik had plaats gehad en Schiphorst had
dat niet wiUen handhaven, daar Strik aan de gemeente on-
aangenaam was. Deze had ondertusschen bedankt en den
12"" Mei 1705 deden Burgemeesteren en gezworen gemeente
nogmaals herinneren aan Ouderlingen en Diakenen, om in-
gevolge resolutie van Bidderschap en Steden van 5 April
1666 de oude ouderlingen en diakenen er bij te roepen, als-
mede om vooraf aan de Burgemeesteren den dag van het
nieuw beroep mede te deelen, met order om binnen drie
dagen, Aiet assistentie van twee predikanten, tot een ander
beroep over te gaan.
De straks gemelde meerderheid had nu hare keuze ge-
vestigd op en hare stemmen beloofd aan Hulsken, predikant
te Yeldhausen, wiens vader, burgemeester te Oldenzaal, onder
belofte van eene vereeringe. Schiphorst trachtte over te halen
om ook zijne stem op zijn zoon uit te brengen , gel^k h\j , aan-
344
voerende dat eene vrouw veel bij baren man kon doen, onder
gelijke belofte van eene vereeringe, de vrouw van Antoni
Beerents poogde te overreden om haren man te bewegen aan
zijn zoon de stem <e geven.
Ook de praeoeptor ten Dam uit Oldenzaal, zeggende vol-
komen macht van Ds. Hulsken daartoe te hebben, bezocht
den diaken Schiphorst en bood hem eene vereeringe aan, zoo
goed als de andere kerkeraadsleden, er bijvoegende dat
Hulsken wel is waar van de stemmen der meerderheid zeker
was, maar gaarne met eenparigheid wilde beroepen worden.
Toen nu op Vrijdag 15 Mei het beroep zou gedaan worden,
liet de meerderheid uit den kerkeraad Donderdag avond 14
Mei den diaken Schiphorst bQ zich komen ten huize van
Gerrit Albrinck, waar hij in hun gezelschap en in dat van
den proponent Henricus van Laer tot 's nachts vier uur in
drinkgelag vertoefde ; wordende hij , onder belofte van eene
belooning, met aandrang verzocht om op den predikant
Hulsken te Yeldhausen te stemmen.
Wat die 15"*' Mei opleverde, kan het best blijken uit de
notulen over de beroepinge tot Ootmerschen, opgesteld door
Butger ab Eibergen, predikant te Weerselo en door dezen en
Joan. Henr. Weerman, predikant te Denekamp, ondertee-
kend, welke hier eene plaats mogen vinden:
//Den 12 Maji heeft de Kerckeraedt van Ootmerschen door
Herman Jan Cremer een brief laeten schriven , waar in deden
vernemen, wanneer tot Ootmerschen soude konnen komen,
om haer in de beroepinge van een Predikant te assisteren.
Bij rescriptie hebbe gestelt den 15 Maji.
Ter bestemder tijdt tot Ootmerschen komende, des voor-
middaeghs omtrent 10 uijren, verstondt ick, dat allene was
ontbaden ende ghene meer: waerom door de custos aen de
kerckenraedt dede bekent maeken; dat indien in dese saeke
34>5
begeerden voort te gaen, sij noch een tweede predicant uit
het district mosten ontbieden, dewljle na kerckenordre twie
predikanten over de beroepinge mosten staen.
Hierop wirde aenstons Dom: Weerman van Degnekamp
ontboden, die des acbtermiddaegs omtrent drie uiren quam.
Als wij dan veerdig stonden, om na de kercke te gaen, quam
een stadts dienaer en seide : dat de Burgmesters en gemeens-
luiden ons versochten, dat wij eerst bij haer souden komen,
eer wij ons na de kercke souden begheven.
Op het stadthuLJs komende, wirt ons door de Burgemes-
teren en Gemeensluiden voorgehouden dat drie Leden uit
den Kerckeraedt met namen Jan Leonard Beerents, Antoni
Egberts en Herman Jan Kremer, den geheelen nacht tot des
morgens om vier uijren in de herberge ten huijse van G^erryt
Aelbrinck hadden sitten drincken; dat dese personen om
dese en andere reedenen meer, bij haer en bij de gansche ge-
meente verdaght waeren., van een comploot gemaeckt te heb-
ben, om een persoon te willen kiesen, die niet dienstig voor
de gemeinte en niet aengenaem mochte sijn.
Versochten ons dat wij voorsichtig omtrent die te doene
beroepinge wilden te werk gaen, ende daer bij observeren
dese navolgende poincten.
1. Dat nae inhoudt der kerkenordre art. 4 en 5 de be-
roepinge met goede correspondentie van haer, als sljnde de
wettige magistraet van Ootmerschen soude geschieden: te
meer mosten de wetten in de kerckenorder plaats hebben bij
haer, omdat het pastorie huijs mosten onderhouden.
2. Dat ghene nieuwe nominatie souden maeken om alle
comploterien uit den wegh te nemen; maer die voor desen
gemaeckte nominatie van 10 è 12 personen op 4 a 5 redu-
ceren en daar uit die verkiesinge doen.
3. Dat ingevolge resolutie van Ridd. en Steeden in den
BUDB. III. 23
346
jaere 1666 genomen de oude kerkenraedt in de yerkiesinge soude
worden geadmitteert , geleek oock tot Degnekamp was geschiedt
Te meer dewljle de kerckeraedt, wanneer compleet sal
sijn, uit acht personen bestaet, en dat weegens hetoverliden
der twie predicanten en een diaken, nu daer allene yijff
personen overigh waeren. Ende< sij Burgemesteren, Gemeens-
luiden, neffens de gehele gemeente wilden, dat op deseende
ghene andere maniere de beroepinge soude gedaen worden,
opdat also het vier van oneen igheit mochte worden uitgeblust.
Waer op wij ons na de kercke hebben begheven endeden
kerckenraet voergestelt het advijs van de Burgemesteren en
Gbmeenslu^'den , hoedanig wilden, dat het beroep soude ge-
schieden , ende versocht dat commiinicatijf met haer souden han-
delen ten üne alle verschillen mochten worden weggenomen.
Antoni Beerents, ouderlingh, en Herman ter Schiphorst
waeren hier meede te vreeden, maer Jan Leonard Beerents,
Anloni Egberts en Herman Jan Crpmer seghten dat sij geen
magistraet off gemeente in desen en kenden, maer dat het
beroep aen desen tegenwoordigen kerckenraedt stont, makende
daerop een voorstel van vijff personen die op de nominatie
souden gebraght worden , tegen welcke die twie protesteerden.
Wij versochten dat dese vijff personen aan de magistraet
en gemeente mochten worden voorgestelt en gevraegt off
haer niet aengenaem en was, dat uit deselve een beroep
wirde gedaen.
Antoni Beerents en Herman ter Schiphorst stemden sulx
toe , maer de andere en wilden het geensins gedogen. Daerom
wij predicanten van onse plight achteden, uit onsen naeme,
hetselve aen de magistraet bekent te maeken volgens de ge-
allegeerde kerkenordre Art 4 en 5 als oock 87.
De Burgemesteren en Gemeensluiden erschenen hierop in
de kercke , persisteerden b\j drie aen ons voorgestelde pointen
I
347
«
ende verboden ons biiiten deselve tot eenigh beroep te treeden.
Hier nae sochten wij de kerckenraedt tot vreede te be-
weegen, ende deden baer dese twie voorslaegen:
1. Dat souden toestaen, dat de oude kerckeraedt mede
souden stemmen ende een pastoor maeken uit haere geprojec-
teerde vijff personen.
2. Off dat sij souden inwilligen dat uit dese vijff personen
b^ lotinge de predicant wirde gemaeckt.
En in cas, dat na eene van dese voorslaegen wilden lui-
steren, dat wij dan de magistraet en gemeente mede souden
soeken te persuaderen dat daer in consenteerden.
Maer gemelde diie personen en wilden onse voorslaegen niet
aennemen ende wirde also onse verdere handelinge afgebroken.
Als wij na huijs wilden, wirde ons door de custos ge-
seidt dat voor pinxteren een beroep moste gedaen worden,
ende gevraeght, wanneer het ons soude te passé komen om
hetselve nader bij te wonen: En wirde daerop Sondag achter-
middag om 8 uijren vastgestelt.
Wij op bestemde tijdt wederkomende vonden de Burge»
mesteren, gemeensluiden ende voorts gehele gereformeerde
gemeente in de kercke, ende beide oude ende nieuwe kercke
raedt voor de gerfkamer.
De gerfkamer geopent en w^ daer in gegaen s\jnde, vraegh-
den wij de leden van den nieuwen kerckenraet, hoe sij haer
bedagt hadden, baden en vermaenden haer tot vreede: maer
Jan Leonard Beerents, A.ntoni Egberts en Herman Jan
Cremer bleven bij haer seggen dat niet wilden toelaeten dat
de oude kerckenraet mede soude stemmen ende ingeval sulx
soude geschieden, dat s^ uit de kercke wilden uitgaen.
Wij seiden hierop, dat sij wel saegen en hoorden dat de
Burgemesteren , Gemeensluiden ende voorts de gehele ge-
meente het so wilden hebben, versoekende dat sij souden
23*
848
blijven, ende so dogh wilden uitgaen, dat dan baere stem-
men souden moeten verliesen. Al onse versoeken ende smeken
verachtende, sijn dese uitgegaen uit de kercke.
Antoni Beerents, ouderlingh, Herman ter Schiphorst, di-
aken uit de tegenwoordige kerckenraet, mitsgaders d^ oud
Burgemesteren Eeint Staverman, Willem Cremer en Jan
Hendric van Niel in qualiteit als oude kerckenraden ende
voorts de gehele gereformeerde gemeente in de kercke ver-
gadert, insteerden en versoghten dat men met de saekesoude
voortvaeren en dat een beroep soude worden gedaen ende
convenieerden in desen:
1®. dat de oude nominatie soude worden gehouden, be-
staande noch uit 10 a 11 personen, en
2®. dat die op 4) a 5 soude verkleent worden,
8®. dat daeruit bij lotinge een predicant soude gemaeckt
of verkoren worden na 't exempel van den apostel Matthias,
die sodanig gekoren is.
Op de kleine nominatie wirden gestelt D. D.: Koek tot
de Gronouwe, Koek tot Gasseler Nieuveen, Sehrader tot
Wilssum, Dragter en van Bhe.
Als wij nu bezigh waren met de loten te schrijven, quamen
de drie leden van den kerckenraet, die weg gegaen waren,
wederom in de gerf kamer tot ons , seggende , dat haer de gerf-
kamer bevolen was, ende dat wij, die daer in waeren souden
uijtgaen ; maer de vergaderinge die in de kercke was en ver-
stout sulx niet en wilde dat men met het beroep soude voortgaen.
Gelijck dan na aenroepinge van des Heere Heiligen
Naeme is geschiedt, ten overstaen van de voorgenoemde
Leden van den nieuwen en ouden kerckenraet en in tegen-
woordigheit van Jan Leonard Beerents en Antoni Egberts,
sgnde deleten door twie doove en stomme menschen getrocken.
Ende is voort, door de treckinge van het eerste lot, D. van
349
Bhe tot predikant geworden, hetwelcke van allen een son-
derlinge directie van Grodt wirde gehouden, ende hebben
alle aenwesende so in de kerckenraet als Magistraet en voorts
ide gehele gemeente daer in een groot genoegen geschept:
exceptis perpauds illis."
Onmiddellijk werd de beroepsbrief opgemaakt, waarbij de
Eerw. Ds. van Ehee , S.S. Th. Candidatus werd verkozen ten
einde ^/het heilige woort des Heeren suiver moge predicken,
//de Sacramenten nae des Heeren instellinge bedienen en
//vorder alles doen, H welck tot het predikambt is behorende^\
welke beroepsbrief geteekend werd door Staverman en Willem
Gremer als oud-ouderlingen, J. H. van Niel als oad-diaken,
A. Berents, ouderling, H. ter Schiphorst, diaken, B. ab
Eibergen en J. H. Weerman als getuigen.
Op dienzelfden dag nog had Burgemeester Hulsken van
Oldenzaal den stadsdienaar verzocht, dezen daarvoor een
a twee ducaten belovende , om uit te werken dat hij de bur-
gemeesters mocht spreken en bij deze op het stadhuis toe-
gelaten zijnde , hun verzocht dat zijn zoon tot predikant mocht
beroepen worden.
Be meergemelde meerderheid in den kerkeraad bracht
inmiddels het beroep uit op haren meergenoemden candidaat
Hulsken en op beide beroepingen werd de goedkeuring der
classis ingeroepen. Toen deze het beroep op Hulsken voor
wettig en naar kerkenordre gedaan goedkeurde en approbeer-
de, deden burgemeesteren en gezworen gemeente vanOotmar-
sum door den Secretaris A. Vosdingh, als hun gecommitteerde
in de classicale acten van 11 Juni 1705 insereeren dat zij dit
goedvinden der classis niet aannamen en er tegen protes-
teerden, onder reserve van alle nadere exceptien en defensien.
De voormelde oude en nieuwe kerkeraadsleden, die het
beroep op van Ehee hadden uitgebracht, en hunne gevoeg-
350
dens, de Burgemeisteren en Gemeentsluiden , neffens de lede-
maten van de gereformeerde gemeinte wendden zich nu met
het voormelde verzoekschrift tot Ridderschap en Steden en,
onder mededeeling der feiten, in voormelde notulen opge-
nomen, en overl^ging van onderscheiden bescheiden, betoogden
zij de onwettigheid van het beroep van Ds. Hiüsken.
Zoowel omdat dit beroep zonder correspondentie met den
magistraat , zonder assumptie van den ouden kerkeraad en zon-
der bijstand van twee naburige predikanten en alzoo in strijd
met de dassicale wetten en de resolutie van R. en S. ge-
schied was, alsook omdat de beroepene aan de gemeente
onaangenaam was en er ongeoorloofde middelen gebruikt
waren om hem in te dringen, beriepen de rekwestranten
zich op het onpartijdig oordeel van R. en 8. en verzochten
dat de beroepen predikant Hulsken hun niet zou worden
opgedrongen , maar integendeel het beroep van den proponent
van Rhee zou worden geapprobeerd , met last aan de classis
om nem te examineeren en te bevestigen.
Al is er geene beschikking op dit rekwest aanwezig,
toch is het bekend dat het eene goede uitwerking had: want
Theoderikus van ^hee werd predikant te Ootmar-
sum , welke gemeente hij tot aan zijn dood , volgens Moonen
in 1746 voorgevallen, bediende. Den 2*" December 1712
werd hij te Tubbergen in het huwelijk vereenigd metEngele
Margareta Perizonius.
Dat men zich in deze aangelegenheid beriep op hetgeen in
1659 bij de voorziening der 2*« predikantsplaats en niet op
hetgeen in 1664 bij de vervulling der 1' predikantsplaats had
plaats gevonden, wordt verklaard, doordat de laatstgemelde
in de plaats was gekomen der pastoorsplaats , welke eene col-
latie van het stift te Weerselo was, zijnde deze collatie ver-
volgens op de Ridderschap ^) overgegaan.
') Ov. Ahn. 1848. bl 121.
351
Na het overlijden van Nijhoff was duidelijk gebleken dat de
gemeente in de vervulling van deze vacature niets te zeggen had.
Bij volmacht van 20 Maart 1664 hadden de burgemeesters
van Ootmarsum aan hun ambtgenoot Krull in last gegeven
de vergadering der classis te Deventer bij te wonen en zorg
te dragen ^/datt niet tott praejudide van der stadt Ootmersen
int point van een Pastoor, in plaets van zal. Heer Nijhoff te
eligereUi moge worden gehandelt en voorts iterativelljk en
instantlijk te versoocken , datt Dominus Koek ( : so niet alleen
bij hett consistorium , maer oock van Borgemeisteren en Meents-
luiiden, nij en olt, met respective geteijckende handen en
affgegevene nota is gewenschet enversocht, gelijck tselve oock
van de geheele gemeente gewenschet en versocht wordt) in
plaets van zal: Dominus Nijhoff als Pastoor moege succede-
ren/* Of de classis in hun geest meewerkte, blijkt mij niet,
maar wel dat de heeren van de ridderschap ter Statenverga-
dering bekend maakten , dat het jus van collatie van de pre-
dikantsplaats te Ootmarsum indisputabel behoorde aan het stift
Weerselo, hetwelk ook diensvolgens getreden was tot het
weder bestellen van den voormelden vacanten pradikstoel, en
dat de Magistraat en Kerkeraad te Ootmarsum zich tegen
deze collatie ongefundeerd opponeerden; weshalve de Staten,
blijkens extract uit het register der resolutiën van 15 April
1664, Magistraat en Kerkeraad voor zich ontboden om rede-
nen van hunne oppositie te geven, ten einde daarna gedis-
poneerd konde worden.
Abraham Franken, en niet Koek, werd Nijhofis opvolger,
trouwde in 1675 met Margareta ter Linde en overleed, ge-
lijk voormeld, hangende het beroepingswerk in de vacature
van Laer.
Kt H» H*
KONINGSPREBENDE IN HET STIFT TER HÜNNEP.
Be vraag aan het slot yan dat stukje, (zie B^dr. ni. bl.
168) gedaan, meen ik te kunnen beantwoorden door de
volgende mededeeling:
In 1542 gaf keizer Kaïd V aan zekeren Ulrich Friess een
leeken prebende in de abd\j van Aduard op volgende consi-
derans:
i/Ctuam nobis sacri Romani Imperii diademata per manos
beatissimi quondam in Cristo patris nostri Glementis Vlli
Pontifids Maximi felicis recordationis , in urbe Bononia deco-
ratis pro jurum et consuetudinum sancti Imperii conservatione
et uti precipno monasteriorum et aliorum piorum locorum
defensori et protectori, jus competat ad omnes et singulas
abbatias, conventus hospitaiia et alia quaecunque monasteria
cuiuscunque ordinis et nominis existant , per universum Bo-
manum Imperium et alia dominia nostra constituta, litteras
nostras dandi et concedendi ad assequendam prebendam lay-
calem, vel si monasterium alicujus ordinis aut hospitale fuè-
rit, ad collocandum in eo personam honestam, quaeautcajus
porentes vel propinqui de nobis bene meriti existant aut quem
aliter hac nostra eleemosijna et gratia dignam et ^ntem
cognoverimus, et huiusmodi precibus semper hactenus reve-
renter paritum fiierit, idcirco maiorum nostrorum vestigüs
inherentes etc. (Zie mijn Gbsch. der Abdij der Bernardijnen
te blz. 102.)
Drie jaren later gaf hij op gelijke wijze een leeken pre-
bende in 't klooster te Wittewierum.
N. ü.
B IJ DRAGEN
TOT DE
GESCHIEDENIS VAN OVERIJSSEL
BIJDRAGEN
TOT DB
NIS Til ÖVEKIJ
>
UITOSOBYEN DOOR
Mr. J, L van DOORNINCK,
Archivaris van Overijssel j
ER
Mr. J. NANNINGA UITTERDIJK,
Archivaris van Kampen.
VIERDE DEEL.
"-' ^^.'sr,^v'>'"Vv-'
Z W OLL Ef
DE ERVEN J. J. TUL.
1878.
I
INHOUD.
BLZ.
RacionariuB Proventuum Incertorum Ecclesie Cam-
pensis, 1532 1
De geneeskunstbeoefenaren te Kampen 26
I. De Stadsdoctoren 27
Ootmarsum voor het veemgericht 61
Bouwstoffen voor eene geschiedenis van het onder-
wijs in Overijssel 67, 140, 233
I. Schoolboeken 67
II. Erasmus over de Zwolsche school. ... 77
III. De school afgebeeld B2
rV. Scholier-privilegie 140
V. Latijnsche-schoolwetten 145
VI. Hollandsche-schoolwetten 238
VIL School-ordre voor het platte land. . . . 243
Zegels van de Provinciale Sinode en van de Classes
in Overijssel 84
Bauvegarde 86
Jan Adriaensen Leeghwater te Kampen, 1647 . . 87
Gerard ter Burg, 1651 88
Bijdrage tot de geschiedenis van Twenthe. 1581 —
1608 89
n INHOUD.
BLZ.
Aanteekeningen uit de Synodale acten, nopens de
Roomsch-Catholieken 1611—1630 112
Iets over gemeente- weiden 125
Inrichting van het armeweeshuis te Deventer . . 133
Camper lof door Franciscus Martinius 158
Vganden en vrienden van Spanje 167
S. Aagustinus-gilde te Deventer 182
Volksvermaken te Hasselt 183
Hondsdolheid, 1613 184
Burgerboek van Vollenhove, 1379—1493 .... 185
Iets over tijdrekenkunde 203
De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Cou-
rant 217 , 346
Stadbrief van Hardenberg, 1362 226
Horigheid . . . , 231
Gardes-d'honneur 250
Moest Hasselt te Deventer regt halen? .... 253
Het wapen van Overgssel 254
,,Paepsche superstitien omtrent de begravinge der
dooden" 261
Vereering van geschilderde glasvensters door den
Raad van Kampen 263
Willem Nagge .266
Geslachtkundige aanteekeningen. kkoppert . . . 268
Aanteekeningen uit de rekeningen der St. Nicolaas-
kerk te Kampen, betreffende kunst en kunst-
voorwerpen, 1526—1536 281
Een kgkje in de bibliotheken te Kampen, 1570 . 306
De Kamper plakalmanak 355
Huldiging van Karel V te Kampen, 1528. . . . 360
Diefstal in 't klooster Sibkelo, 1489 361
INHOUD. III
BLZ.
Merkwaardige ordonnantie uit 1384 362
Ommen verbrand, 1624 . 363
Heilige boomen 364
Collecte te Kampen Yoor den bouw der Si Michaels-
kerk te Zwolle. 1548 365
Gerecht yan Desperatie, 1494 * . 366
De eerste Archiyaris yan Deyenter 367
De henrorming te Albergen yemomen. 1521. . . ^68
VERBETERINGEN.
B. 268 r. 7 y. o. staat: Boethis lees Eoetkens.
„ 273 „ 13 „ ^ „ Zooten (?) „ Xanten.
y, 276 „ 6 „ „ „ Yanenberch „ Kenenberch.
RACIONAMUS PROVENTTJUM
INCERTOEUM ECCLESIE CAMPENSIS, 1532.
In een vorigen jaargang dezer bijdragen deelde ik
reeds iets mede omtrent de inkomsten der pastorie van
de St. Nicolaaskerk te Kampen. In aansluiting daaraan
moge dienen de racionarius van de onzekere inkomsten
der pastorie dezer kerk uit het jaar 1532.
Daar de St. Nicolaaskerk de parochiale kerk was, en
alzoo ook de L. V. kerk onder het bestuur van den pas-
toor dezer kerk stond, zoo vindt men daarin ook voor
een deel de onzekere opkomst der L. V. kerk verant-
woord.
Het stuk is een kalender , aanvangende postridie octavo
ascensionis domini, feria sexta (17 Mei) 1532 en loopt
vervolgens over de rest van dit jaar en tot 29 Mei 1533.
Yan dag tot dag heeft de pastoor aangeteekend wat
hij aan onzekere inkomsten genoot, en wat hij daarvan
aan onkosten betaalde , zoodat het stuk van veel gewicht
is voor de kennis van den toemaligen toestand der pa-
rochiekerk te Kampen.
Deze rekening is ongetwijfeld opgesteld door M'. Cle-
ment, die in 1532, waarschijnlijk op den dag waarop de
racionarius aanvangt, de bediening der pastorie aan-
vaardde en die tot 1536 bleef bekleeden.
Uit de rekening schijnt te blijken , dat hij vóór hij naar
Kampen overkwam, te Amsterdam pastoor is geweest.
Na deze korte toelichting moge het stuk zelf volgen.
BIJDR. IV. 1 •
Racionarius prouentuum incertorum ecclesie Cam-
pensis, incipiendo ab octaua ascensionis exclu-
siue Anno xv^xxxii.
Postridie octaue Ascensionis domini feriasexta, ^) accepi
drie stuuers hollants geit of yyff ghosselers. *)
Sabbato, yi ghosselers.
Dominica penthecostes, xiiii k.gulden, non defalcatis expen-
sis ipsius festi. Elcke gulden xx claesgens. ') Item
noch wat quaet ghelt. Item nota, pro obedientia, *)
') Deze racionarius Tangt aan met postridie ootane Ascensionis
Domini feria sexta. De octaua of dies octaua is de achtste dag na
sommige feesten, nl. na Kerstmis, Stephanos, Johannes den Evange-
list, Innocentes, Epiphania, Paschen, Hemelvaart, Pinksteren, fes-
tum oorporis Christi, Johannes Baptista, Petrus et Paulus, Lauren-
tius, Maria Hemelvaart en Geboorte, Aller Heiligen en €k)nceptio
Mariae, soms ook Maria Lichtmis. Deze feesten duren door heilige
missen en in het brevier acht dagen en de achtste dag is de octava,
de dagen daarna infira octavam of zooals hier, postridie octavo.
Asoensio domini was in 1532 op Donderdag den 9 Mei en postridie
octave asoensiones Yqjdag den 17 Mei, wat alzoo de datum is waarop
men de racionarius aanving te houden. Feria sexta is de zesde dag
der week. Men zal verder in dezen kalender steeds vinden Dominica,
feria secunda tot sexta en dan Sabbatum of Saterdag.
*) Een gosselaer was een munt ter y^aarde van ruim een hal-
ven stuiver, twintig gosselaers maakten een koopmansgulden ; de naam
moet afgeleid worden van de stad Qoslar. Wellicht dat vroeger mun-
ten van die stad hier in omloop zgn geweest, of dat men naar type
van de munten dier stad hier in Over^ssel munten heeft geslagen.
Het wapen der stad Goslar komt met dat van Deventer overeen, en
er z|jn door de drie steden in de 16e eeuw stukken geslagen van
tien gosselaers en enkele en dubbelde gosselaers.
*) Een claesge was een stuk ter waarde van eenen stuiver, ge-
munt door de stad Kampen en vertoonende aan de eene zgde de
beeldtenis van St. Nioolaas, de beschermheilige der stad, waaraan
deze munt haren naam ontleende.
^) Obedientia, dit woord dat in onderscheiden beteekenissen
yt Yocant Campenses, zoe is my een ieghelick
die hoechtyt hout sculdich een licht oertgen, fac.
het yierendeel van een goslaer tot alle vier hoech-
tyden des iaers. Ergo siaers is my een iegelic die
hoechtyt holt sculdich een goslar.
Feria 2*, y ghoslaers.
Feria 3*.
Feria quarta.
Feria quinta, yii» ghoslaers.
Feria sexta twee kraemkaerssen.
Sabbato Yrbani, iiii st. (claesgens) ') ende een goslaer.
Dominica festum dedicationis in ecclesia Sancti Nicolai. *)
Die schutters offerden. ') Item daer quam een
weynich in de missen die ghedaen worden in altare
animarum. Daer af heb ie een deels betaelt die
oncosten yan dien dach , te weten deselfde missen
Toorkomt, zal hier zeker ongeyeer beteekenen, een geldelgke census
van ieder die de vier hoogtyden bezocht
Ieder die ^e vier hoogteden, nL Kerstmis, Pasohen, Pinksteren
en O. L. y. Hemelvaart in de kerk vierde, was verplicht tot obedientie
aan den, pastoor te betalen het vierde gedeelte van een gosselaer. We
vinden hier aangeteekend dat de pastoor op Pinksteren ontving 14
koopmansguldens behalve nog eenig „quaet geit" dat is slecht of niet
gangbaar geld. Een koopman^gulden had twintig gosselaers; we heb-
ben dus 14 X 20 = 280 X 4 = 1120, zoodat ruim 1120 personen op
het Pinksterfeest in de beide kerken zgn geweest
*) Ik merk hier eens voor al op dat, waar hier iu den tekst iets
tusschen haakjes staat, dit zoo in 't oorspronkel^ke wordt gevonden.
*) Dit was de gedenkdag van de toewgding der parochiale kerk
aan den Heiligen Nicolaas. In het memorieboek of neorologium der
kerk vind ik dan ook op de maand Juni aangeteekend : „In octauis pente-
kostes est dedicatie huius ecdesie consecrate in honorem Sancti Nicolfiy".
*) Die schutters offerden, zeker de schutters vanStGeorge
of 8t Anna of wel beide, welke ook jaarl^ks op Sacramentsdag in *t
harnas gingen en de processie mede maakten om de stad.
1*
Feria 2..
Feria 3*.
Feria 4* iii st. (claesgens).
Feria quinta Sacramenti, ix claesgens.
Feria sexta, ix claesgens, begancknis. ^)'
Summa twee koepmansgulden of veertich claes-
, gens wthghenomen die festalia van Pinxteren.
Van deze tyt al te samen heft er nyet meer dan een
beghanckenis gheweest, die cleyn was , want het was een
man van buten.
JUNIUS.
Sabbato, ix st. yan een bruyt in te leen. ')
Dominica, yiij goslaers ende een buttgen. ')
Feria 2', ses claesgens.
Feria 3*, iiii claesgens d'een met d'ander.
Feria 4* Bonifacii, xii st. (claesgens) erant exequiae.
Feria quinta, twee kinderkaerssen elck is xii placken;
item een bruytkaers xiiii placken.
Feria sexta, xi claesgens buten ^) inghecomen.
*) Beganckenis, exeqaie elders in dit stuk genoemd, een uit^
Taartdienst die kort voor of na de begravenis in de kerk werd gehouden,
terw^l eene missa pro defunctis of lijkdienst in den regel eerst later
plaats Tond.
^ In te leen = in te leiden.
*) Buttgen of butgen ter waarde yan een stuiyer.
^) Buten, buiten. De stad Kampen was oudtyds en nog thans
yerdeeld in twee hoofdwgken, de bovenwgk, waarin de St Nicolaas-
kerk zich bevond, en de buitenw^k, waarin zioh de Lieve Yrouwen-
kerk bevond, van daar dat men dan ook spreekt van boven- en bui-
tenkerk. Oorspronkelijk echter mag men aannemen dat de buitenstad
de buitenw^k, niet tot de eigenlgke stad heeft behoord, maareen
voorstad, een suburbium heeft gevormd. Er bestond te Kampen slechts
eene parochie, die van den Heiligen Nioolaas, en de pastoor dier kerk
had alzoo als rector der parochie, ook het bestuur over de buitenkerk.
Sabbato,* vili goslars de prima inscriptione ^) yt vocant
Campenses. Item yiii goslars de prima inscriptione
in onse Vrouwen kerck.
Dominica.
Feria 2,.
Feria 3*.
Feria 4* Odulphi, twee kinderkaerssen f. xxyplacken.
Feria quinta, yijf claesgens.
Feria sexta, een beganckenis buten yij st. (claesgens.)
Sabbato, een kraemkaers xiii placken.
Dominica, een beganckenis buten yii st. claesgens).
Feria 2*, yijff claesgens.
Feria 8*, iii claesgens ende yii placken an kinderkaersen
ende kraemkaersen , ende daerin gherekent het
offer quod fit quotidie yan een die binnen siaers
ghestoruen is.
Feria 4*.
Feria quinta.
Feria sexta, anderhalf claesgen. A prandio accepi pre-
terea duos stuueros eiusdem yaloris.
Sabbato, yijff claesgens binnen gecreghen.
Dominica, twee claesgens; item een kraemkaers fac. xiiii
placken.
Feria 2* Johannis Baptiste.
Feria 3*, Lebuini een beghancknis in Sinte Niclaes kerck
xyi claesgens.
Feria 4", twee claesgens ende yi placken; a domino Gos-
') Prima inscriptio zal beteekenen de inschrijving van afge-
storvenen in liet memorieboek der kerk, waarvan de namen soms een
of twee jarenlang werden voorgelezen op de datums van H overlijden
der betrokken personen.
wino qui celebrauit, primitias legendo ^) accepi
een half olt schilt f. xxi brabantsce st. Mer daer
ghinc of een take wijns. Item dat ie offerde te
weten yi claesgens. Item mijn grote kaersen bam-
den. Ergo laet mij vrijgehouwen hebben vüi claes-
gens.
Feria quinta.
Feria sexta.
Sabbato Petri et Pauli apostolomm.
Dominica, yii poslaers de prima inscriptione.
Eodem die twe beghancknissen xy claesgens.
Item een kas iii claesgens.
Summarum yii koepmansgulden ende yii st. (claes-
gens).
JULIU8.
Feria 2«, een beghanckenis , xyi claesgens. Item een
kraemkaers.
Feria 3» Yisitationis, yan een bruyt in te leen yi claes-
gens, yidelicet een snaphaan. ^)
Feria 4«.
Feria quinta, een beghanckenis yiii claesgens. Item een
kinderkaers.
Feria sexta, yiii claesgens.
Sabbato, een claesgen ende ix placken.
Dominica, drie beghanckenissen xxy claesgens.
^) Primitias oelebrare zal beteekenen, het opdragen der eerste
mis door een priester.
*) Snaphaan, eene muntsoort, waarschijniyk zoo ^noemd naar
den arend met open bek die er op Yoorkwam, (zoo Tindt men ook
grgphonen, naar de klauwen yan den arend dus genoemd) en die de
waarde van ongeyeer zes stuiyers hadden.
Feria 2«, ii claeBgens ende een butgen. Profectus sum
Dauentriam ad gynodom, dedi pro officiatione ^)
een out schilt. Item noch xxii st. tot oncosten
yan het mael. In absentia capit ancilla vi aut yii
claesgens.
Feria 3».
Feria 4«.
Feria quinta, een beghanckenis ix claesgens.
Feria sexta, twee claesgens; item nog iiij claesgens.
Sabbato, een beghancknis vij st. of vi st. Item noch iüi
claesgens.
Dominica.
Feria 2*, iiii claesgens.
Feria 3*, iiii claesgens.
Feria 4«.
Feria quinta, iii claesgens. Item van een bruyt in te leen
een camper snaphaen.
Feria sexta.
Sabbato, beganckenis van heer Willem myn cappelaen,
saligher ghedachten, x claesgens. De prima in-
scriptione viü goslaers.
Dominica, twee beghanckenisse xij st.
Feria 2* Magdalene, fit sermo ab nno cappelanorum in
sacello S^ Eatherine. ') Idem capelanus cantat
ibi yesperas finito sermone, vyff claesgens.
') Dedi pro officiatione; de proTinoiale slnode gelgk deze er
een was, wordt geopend met het celebreeren eener mis. Het zou hier
dns knnnen beteekenen dat de pastoor yan Kampen dest^ds die mis
heeft geyierd, of Toor het Tieren dezer mis eene geldeiyke bedrage
heeft gedaan.
*) In sacello S'« Katherine. In de bovenkerk bevond zich
een altaar ter eere van de Heilige Katharina, waaromtrent het me-
morieboek der bovenkerk zegt: Dominica post Katharine virginis est
8
Feria 8', xiiii placken van een kraemkaers.
Feria 4«.
Feria quinta Jacobi, due exequie xy claesgens.
Feria. sexta, iiii claesgens.
Sabbato , vij claesgens.
Dominica, due exequie xii st.
Feria 2*.
Feria 3\
Feria quarta. Nota pro culina. Ooep salm voir iii of iiij
koepmansgulden of daeromtrent.
Solui hac mense vnam peticionem Martini. ^)
Summarum yü koepmansgulden ende yii claes-
gens. Hier teghens heb ick ghehadt die oncosten
van te Deuenter te reisen ad synodum.
AUGUSTUS.
Feria quinta Petri ad vincula, vij claesgens.
Feria sexta.
Sabbato, van Henric van Wilsem ende zyn bruyt in te
leen drie brabantsce st. fac. twe claesgens ende
een gheualueerde brabantsce st.
O prodigam liberalitatem sponsi et sponse. ')
dedicatio altaris eiusdem yir^nis. Op dit altaar was eene yicarie,
welke het laatst bediend werd door Otto Henrycx, en waarvan in 't
laatst der 16e eeuw de /opkomsten , behalve drie kop boter, bedroegen:
58 goudguldens en 18 stuivers, o. a. 15 goudguldens uit een huis
onder de klok te Kampen, genaamd de Gulden Arent en even zooveel
uit een ander huis te Kampen, de Witte Arend genaamd.
') Petitio Martini is de St. Maartens bede, eene geldel^ke
belasting, welke jaarl^ks door den pastoor aan het kapittel te De-
venter moest worden betaald. Zoo moest door de stad ook een St.
Maartensbede worden betaald voor de eilanden, voor de school en voor
de wedome of pastoorswoning.
*) De pastoor kan niet nalaten zich hier te beklagen over de schriel-
Dominica,
Peria 2«,
Feria 3., l summatim ix claesgens.
Feria 4*,
Feria quinta,
Feria sexta, vi claesgens.
Sabbato Laurentij, vne exequie xij st. Item yan Sunte
Comeliskas iii claesgens.
Dominica, due exequie buten xxii st.
Feria 2", vne exequie buten yii st.
Feria 3', vne exequie buten ix st. Item noch vi st.
Feria 4*, vii st.
Feria quiifta Assumptionis festalia, xx koepmansgulden
ende drie st. non defalcatis expensis ipsius festi.
Confessionalia yix xx claesgens een gheualueerde
brabantsce st. of een kraemkaexs.
Feria sexta.
Sabbato, iiij st. ex solemnisatione matrimonij iii si
Dominica, vne exequie bouen, ix st.
Feria 2«, vi st.
Feria 3*.
Feria 4", iiiist.
Feria quinta, ij st.
Feria sexta, vne exequie ix st. Item noch iii st.
Sabbato, prima inscriptie viii goslars.
Dominica, iij st.
Feria 2», ii st.
Feria 3*, iiij st. Item noch een butgen.
Feria 4*.
heid van Hendrik yan Wilsem, behoorende tot eon aanzienlek Kam-
per geslacht, die hem yoor 't inleiden zyner bruid, met slechts drie
brabantsche stuivers vereerde.
10
Feria quinta Decollacionis Johannis. Yne exequie buten
iii st. ende een butgen.
Feria sexta iiii st. ende een butgen.
Sabbato , ex solemnisatione matrimonij een snaphaen.
Betaelt vna petito Martini. Item betaelt die kaer-
semaecster van het verleen yierendeliaers xyü gos-
laers.
Summarum yiii koepmansgulden exceptis festali-
huB festi Assumptionis, exceptis et confessionalibus
eiusdem festi.
SEPTEMBER.
Dominica, yi st. ende een butgen. Item YÜi goslars de
prima inscriptione.
Feria 2*, een kinderkaers.
Feria 3", iii goslaers van kleyn oflfór. *) Item een kin-
derkaers.
Feria 4% een snaphaen van een gesel die van buten ghe-
comen was, ende sterf haestelic binnen Campen.
Feria quinta, een kraemkaers ende een kinderkaers.
Feria sexta, drie st. item xii placken van een kinderkaers.
Sabbato, iii goslars ende een butgen.
Dominica Natiuitatis Marie, beghancknis buten iiii st. ende
een butgen. Item een kinderkaers.
Feria 2", iiii st.
Feria 3*, begancknis bouen xx st.
Feria 4", vi st.
Feria quinta iii st.
Feria sexta, vii st.
Sabbato, viii st.
*) Clegn offer eene bepaalde oblaoio panra, kleine geldel^ke be-
drage, welke op gezette tijden aan den pastoor werd verstrekt
11
Dominica, yyff beghanckenisse xli st.
Feria 2\
Feria 8* Lamberti, beghanckenis buten viü st.
Feria 4,, 4"'- temponun vi st.
Feria quinta, iii st.
Feria sexta, iiii st. ende een butgen.
Sabbato Matthei, de prima inscriptione yiii goslars.
Dominica, een beghancknis bouen xst.
Feria 2*, iiii st. ende een goslar.
Feria 3", iii st.
Feria 4", xxv placken van ii kinderkaersen.
Feria quinta, een goslaer; item een kraemkaers.
Feria sexta , iij stuuer.
Sabbato, een kraemkaers.
Dominica Michaelis, beghancknis bouen yiii st.
Feria 2«, ex oblacionibus receptis in ambabus eccleciis
hoc die et pridie, superfuerunt viii stuueri, idque
defalcatis expensis. Item ghekreghen testament
yan salighe Borchgart Ghye een haluen gouwen
gulden of xy claesgens. Hoc fuit primum legatum
quod mihi Campis obuenit.
Summarum x coepmansgulden ende ii goslars.
Betaelt yna petitie Martini. Betaelt een paer tof-
felen yoir yiii st. te Amsterdam. Item een benet
yoir xxxii st. te Amsterdam. Hoc benetum mihi
attulit senex ancilla mea, quam habui Amsterdami.
OGTOBER.
Feria 3*. Daer was een arme beghanckenis. Ie ghaff
juffer yan Yoerst ( die de oncosten dade ) xii weg-
ghen ^) iii kaerssen ende tot meerder subleuacie
yan de oncosten ghaf ie haer yyff ghoslars, doe
12
behielt ie xxii placken yan het offer . dat in quam.
Feria 4*, ijj st.; item een kinderkaers.
Feria quinta, üij st. ende een butgen.
Feria sexta, üi st. ende x placken.
Sabbato, een kinderkaers.
Dominica, beghancknis bouen xiiii si
Feria 2", v st.
Feria 8*, een goslar van cleyn offer.
Feria 4*, ii st. v placken.
Feria quinta Yictoris, drie exeqnie buten xvist.
^ , , ( yiii st. y placken : item noch een half si
Sabbato »
Dominica, bouen drie beganckenissen xxi st.
Feria 2*, iiii st.; item noch een kinderkaers.
Feria 3", iiii st. Item noch ii st.
Feria 4', iii st. Item ii st. xi placken.
Feria quinta, i st.
Feria sexta, iii st. x placken.
Sabbato, de solemnisatione non sub diuinis iii st. ')
Dominica, x st. ; item noch xxy placken.
Feria 2*, ii st.; item noch een st.
Feria 3*, iiii st.; item noch een kinderkaers.
Feria 4*, iist.; item yan een arme beghancknis buten i st.
Feria quinta, ii st. ende een butgen.
Feria sexta, twee kinderkaersen fac. xxy placken. Item
een kraemkaers.
') Wegghen een soort witte brood, men had toenmaals ook
stapel wegghen.
*) Solemnisatio sub diuinis; de solemnisatio matrimonii is
de kerkel^'ke Toltrekking yan een huwel|jk ; dit kan geschieden onder
de mis, zooals hier, en dan is het plechtiger, doch ook op andere
tyden als geen mis gecelebreerd wordt
13
Sabbato, yijff st.
Dominica, bouen vier beganckenissen xvi si; item be-
ghanckenis buten vi st.
Feria secunda Symonis et Jade , beghanckenis van Hen-
riek Wynsen xiüi st. ende een butgen.
Feria 3', iii st. ende een butgen.
Feria 4*, ii goslars; item een halue st.
Feria quinta, van twee kinderkaersen xxv placken.
Summarum neghen coepmansgulden ende vii st.
lek heb myn maecht die te Amsterdam by my woende
gegheuen xxv st. gheualuiert ghelt, dat se quam wt
Hollant ende hulp in de slachttijt.
lek heb in een eerste mis ad Brigittanos geschoncken
of gheoffert een berch gulden, idque pro tuendo honore
pastoratus seu Pigghij. ^)
Item ick heb gegheuen die slaghers x claesgens voer
ii ossen te slaen ende iiii goslars voer twee vereken te
slaen. Mer een beer is dubbelt ghelt
NOÜEMBER.
Omnium Sanctorum. Tot het offer dat inquam Omnium
Sanctorum sub vesperis ende 's anderdaeghs, heb
ie gheleit het geen datter quam ex solemnisatione
matrimonij Wemeri de Werden cum sponsa sua,
ende was een hoerentsgulden , et ita exsolui ex-
pensa festi omnium sanctofum et commemorationis
*) Pro tuendo honore pastoratus seu PigghiL De be*
noemde Albertus Pigghius was toenmaals oureet van de St. Nioolaas-
kerk te Kampen, ter¥r|jl de pastoor eigenlijk z^jn plaatsvervanger of
vice-curatus was. Als zoodanig zal hfj tot de bg woning eener eerste
mis, welke in het klooster der Birgitten op den Vloeddijk te Kam-
pen gevierd werd, z^n uitgenoodigd geworden en als plaatsveryanger
van Pigghius eene oblacie hebben gebracht
14
animarum. Zoe hebbe ick ouerghehouden yiii st.
Animarum. Op desen dach sauonts heb ick ontfangen
*yan die capellaens duos primas inscriptiones , een
van Borchgart Ghye, de ander van Henric Wynsen.
Dominica. Ie ghae mit myn capellaens eeten bij die heer
van sint Antonis sondag smiddags ende sauonts
van myn heer St. Antonis vi st. *) Item van twee
beghancknisse buten xi st.
Feria 2»,
Feria 3
„ . /' J vi st. ende een butgen.
Feria 4', ' °
Feria quinta,
Feria sexta, iiii st.
Sabbato. Mit die luycksche sns^haen die wy hadden van
die memorie van M. Herman Wterwyck ix st.
Dominica , begancknis bouen vii st. ; item noch ii goslaers.
Feria 2* Martini, de prima inscriptione viii goslars *, item
noch ii st.
Feria 3* , twee beganckenissen buten xv st. , item noch ii st.
Feria 4', iiii st.
Feria quinta, 1
Feria sexta, } "" «*• ^^^^ ^^^ ^^*^^^-
') Mynheer St. Antonis, dit is zeker de deken yan de muziek-
kapel Tan St Anthonius, die jaarl^ks op kermisdag en H. Sacraments-
dag by de processie om de stad muziek maakte en jaarl^ks op St.
Antoniusdag bovendien van den raad 12 heeren ponden ontving. In
1522 was Jan Korte deken, in 1535 Herman Selle. Zie de door mg
uitgegevene Kameraarsrekeningen der stad Kampen, bL 9,
21, 52, 54, 59, 61, 65, 67, 71, 74, 75.
In de St. Nicolaaskerk bevond zich ook een altaar ter eere van St
Antbhonius, waaromtrent men leest in *t memorieboek der St Nico-
laaskerk: „Dominica Odolphi confessoris [dedicatie est altaris in hono-
rem] Kunere virglnis, Antony, Jodod et Seruaty. Het hier tusschen
haalges gestelde is door mjj aangevuld, daar een stuk uit dit blad
mist op die plaats.
15
Sabbato , van een arm vrouken gestoruen int gasthuys, de
exequiis, inquam paupercule, et de prima inscrip-
tione yi goslars. Die twee goslaers heb ie' haer
quyt ghelaten.
Ëodem diei dedicatie in sacello Bancte Katherine
daer hebbe ie laeten lesen ii missen dat was vier
goslaers ende ick heb die schoelkynderen geghe-
uen iii goslaers yan een mis daer te singhen ende
twee yesperen te singhen. Ende het offer dat in-
quam was xyi placken. Zoe ghae ick iüi goslars
min een plack ten afteren.
Dominica.
Feria 2*, iii st. , item ex solemnisatione matrimonij iii st.
Feria 3", ex solemnisatione matrimonij, gout ende siluer,
summa x st.
Feria 4», iii st.
Feria quinta, iiii st.
Feria sexta, ii st.
Sabbato drie exequie bouen xi st.
Dominica dedicationis ecclesie Sancti Nicolai. Ick creegh
yant offer yi st. daer af heb ick betaelt twee sin-
ghende missen, een opt hoech outaer, ende een
opt sielen outaer, Solui pro singulis illarum 15
brab. st. Item die ionghen ii st. goslars yan die
missen te singhen. Item betaelt bier of wyn ende
broet tot behoef yan die missen. Item curator doet
oeck een, daeryoir komt hy eeten ende ick gheef
hem een quaert yreemt biers. Ad hanc missam obli-
gatur ipse , et ego e contrarie obligor illi , ad dan-
dam portionem et quartam externe cereyisiae , siue
requisiero eum ad faciendum hanc missam , siue non.
Feria 2, beghanckenis buten yiii st.
16
Feria 3*, üi st.
Feria 4*, iii st. ende dieselffde dre stuuers héj^ ick ge-
gheuen een schipper, die my van Amsterdam te
land brocht die hantschoenen die ick behoefde.
Feria quinta, j dese drie daghen summatim mit diebe-
Feria sexta, | ghanckenis die buten was ipso sabbato
Sabbato, / in festo Andree xyü st.
Betaelt twee petitiones Martini behaluen Omni-
um Sanctorum ende daechs daer nae, de quibus
vide supra.
Summarum viii koepmansgulden viii st. 1 butgen.
DECEMBER.
Dominica, prima inscriptie van een iuffer gestoruen bouen
int conuent.
Feria 2", iii st.
Feria 3-, ii st.
Feria 4", iiii st.
Feria quinta, twee beghanckenissen bouen viii st.
Feria sexta Nicolai, yii st.
Sabbato, iiii st.
Dominica conceptionis Marie xii st. yan een beghancke-
nisse bouen.
Feria 2% ii si
Feria 3% iii st.
Feria 4", i
„ . ^ j iii st. item noch i st.
Feria 5", j
Feria sexta, drie beghanckenissen buten xyii st.
Sabbato iii st.
Dominica alique exequie bouen ende buten xxxix st. In hos-
pitali Sancte Gertrudis heb ie ghegheuen *) iiij gos-
') Hospitale sanote Gertrudis, het Geertnüds gasthuis te
Kampen, thans het Boven-Pr oveniershuis gencuimd.
17
lar van een vesper ende een heelen mis ende iii
halue missen te singhen.
Feria 3', | ^ ®^-
Feria 4',
Feria quinta, twee beganckenissen buten vijj st.
Feria sexta, prima inscriptie buten viii goslaers.
Sabbato Thome, xi st. het was beganckenis buten.
Dominica. Quidam pauperculus redemit exequias matris
sue paupercule pro vi st.
Feria 2", v st.
Feria 3'.
Feria quarta Natiuitatis Domini, festalia seu obedientie,
vt appellant Campenses, neghentyen coepmans-
gulden ende xii st. non defalcatis expensis ipsius
festi. Van bijcht te hoeren x of xi st. Nolui
multorum confessiones audire quia conquerebantur
capellani.
Feria quinta, v st.
Feria sexta, iiii st.
Sabbato, vi st.
Dominica, vijff beghanckenissen bouen ende een buten
xli st.
Feria 2^ ii st.
Feria 3", iiii st.
Betaelt twee petitiones Martini, behalue natiui-
tatis domini. Item betaelt de kaersemaeckster een
hoemsgulden.
dummarum x koepmansgulden xvi st. exceptis
festalibus festi Natiuitatis, exceptis et confessiona-
libus eiusdem festi.
BIJDR. IT. 2
18
JANÜARIUS.
Feria quarta Circumcisionis, iiij st.
Feria quinta i .... , .^ , ... .
„ . uil st.; item noch ui st.
Feria sexta ;
Dominica, beganckenis bouen vi st.
Feria 2* Ëpiphanie.
Feria 3% v st.
Feria 4*, iiij st.
Feria quinta, beghanckenis bonen xvii st.
Feria sexta, iij st.
Sabbato.
Dominica, dedicacionis ecclesie beate Marie virginis. ^)
lek creegh vant o£fer twee brabantsce st. ende i
oertgen.
Ëodem die was bouen beghancknis, iiii st.
Feria 2*, vi st. ende een oertgen of ii placken.
Feria 3* Pontiani, ex solemnisationibus matrimonialibus
duabus aut tribus iii st. Ëodem die vne exequie
' in templo diui Nicolai YÜi st. Item due exequie
in templo diue virginis, xv st.
Feria 4", iii st. Item ex capsula illa forrea tribus clau-
stris observata, coram statua deipare virginis ( wat
daer in koemt is my half ende die kerck half)
xxiiii placken.
Feria quinta, ii st.
Feria sexta Antonij, iii st.
Sabbato, van Henrick Eistemaeckers soen mit zijn bruit in
te leen, een snaphaen van vi st.
*) Eoolesia beate Marie, de Lieve Yroawenkerk of buitenkerk,
thans de R. C. Parochiekerk van de Parochie van O. L. V. Hemel-
vaart.
19
Dominica, xij et. Item van een arme beghanokenis bate
• • • • ■
iiu st.
Feria 2", vij st.
Feria 3*, Agnetis iii st.
Feria 4', vii st.
Feria quinta, iiii st.
Feria sexta, vi st.
Sabbato Conuersionis Pauli, beganekenis bouen ix st.
Dominica, prima inscriptie van Claer Bredae.
Feria 2", vj st.
Feria 3", xiiii st. erant due exeqnie bouen.
Feria 4', viii st.
Feria quinta, ii st.
Feria sexta, i st.
Behaluen die oncosten die ie doen moet in pro-
feste circumcisionis, soe heb ie noch van dese maent
betaelt twee peticiones Martini.
Summarum ix koepm. galden xi st.
Hic nota iam tempus esse vt fiat prouisio in quadrage-
simam. Zoe behoef ick pro domo dotis ^) twee kinnet-
gensharings, het stuck yoer xxiiiiofxxy st. gheualueert
ghelt. Anno xxxii had ick ghenoch an een half yat ha-
rings zee stuck ende stont voir xxxii st. gheualueert
Des heb ick veel rubbespecks *) ghehadt.
Stroebucking voer een gouwen gulden, of daer omtrent.
Item een vaetgen aels voir ii Rinsgulden meer of min
Item erweten, of is in den hof guet tyt, wermoes, zoe
gheef ick die cappellaens warmoes.
') Domns dotns is de wedeme of pastoorswoning, hier meer
bepaald de keuken van den pastoor en z^ne oapelaans.
*) Rnbbespeck, het spek yan zeerobben, een kost waarin men
thans niet zou smullen, maar die toenmaals door onze voorouders nog
Teel werd gebruikt*
2*
20
Item oly, het zy oly van de olyf of raepoly ende vy-
ghen met resinen aal ie hier te Campen kopen.
FEBRUARIUS.
Sabbato, iii Bt.
Dominica Purificationis, yiii st.
Feria 2', viij st.
Feria 3», beghanckenis bonen ad diuam Catherinam. *)
et ex aliis parnis prouentibus xxii st.
Feria 4„ beghanckenis bonen ende bnten xxiiij st.
Feria quinta, iiii st.
Feria sexta, iii st.
Sabbato, iiii st. Item de prima inscriptione bonen viii
goslaers.
Dominica, beghancknis ix st.
Feria 2-, üj st.
Feria 3", v st.
Feria 4*, iiii st.
Feria quinta, ii st.
Feria sexta, \ ....
Sabbato , j
Dominica vj st.
Feria 2", iiij st. ; de prima inscriptione buten yiii goslars.
Feria 3', iii st.
Feria 4», ii st.
Feria qninta, iij st.
Feria sexta, iii st.
Sabbato Petri ad Cathedram, iii st.
Dominica in Quinquagesima, une exequie bonen viii st
Item de prima inscriptione viii goslaers.
') Zie noot ") op bl. 7 hiervoren.
21
«
Feria 2», Matthie, viii si
Feria 3«, iiij st.
Feria 4* Cinerum, vne exequie bouen viii st.
Feria quinta, iiij st.
Feria sexta, ij st.
lek heb betaelt ynam petitionem Martini.
Summarum viii koepm. galden xv st.
Hier is te weten anghaende de vasten , dat in die vas-
ten moet ie die cappelaens gheuen drie porcyen. Die
eerste pekelharing pottagy, braethaering of srétharing.
Item ael ende bueking of rubbespeck.Die anderde soute
bergher visch, salm of wat anders. Die derde noch wat
anders. Item smanendaehs, swoensdeehs ende des vri-
daeehs gheef ick vyghen ende resinen , mer op ander da-
ghen niet. Dus heft mij heer Gherit van Loe gheseit.
Den selfde heer Gheert seit, dat in de vasten sanonts
en ghaf die pastoor anders niet tot eollacy dan broet
ende bier. Ende die cappelaens mit den pastoor droncken
een kanne hops of twee , elck op zyn buyll.
MARTIÜS.
Sabbato, iii st.
Dominica Inuocauit, vne exequie bouen xi st. Item vne
exequie buten x st.
Feria 2", iii st. item noch i st.
Feria 3., iiij st.
Feria 4% 4**' temporum,«une exequie bouen v st. Item
ex solemnisatione matrimonij non sub diuinis iii st.
Feria quinta, iii st.
Feria sexta, iüi st. ex exequiis cuiusdam pauperi , buten*
Sabbato, iüi st.
Dominica Beminescere, due exeqiue bouen xüii st.
22
Feria 2*, de prima inscriptione buten TÜi goslaers.
Feria 3,, v st.
Feria 4» Gregorij, iig st,
Feria quinta, üi st.
Feria sexta, iii st,
Sabbato, 1 st,
Dominica Oculi, een arme beganckenis buten, iiii st.
Feria 2% j
Feria 3% I iiii st.
Feria 4*, /
Feria quinta, iii st.
Feria sexta Benedicti, iiii st.
Sabbato, iii st. non audiui confessiones apud Brigittanos ')
quia alius quidam yenerat in locum meum.
Dominica Letare, ex confessionibus apud Brigittanos iiii
st. X placken.
Feria 2., ij st
Feria 3* Annunciationis Marie, iij st.
Feria 4„ vij st. ,
Feria quinta,
Feria sexta,
Sabbato, iij st.
Dominica Judica, due exequie bouen x st. Item due exe-
quie parue ac tenues buten yiij st. Noch ontfan-
ghen eodem die iii st.
Feria 2«, v st.
Ie heb betaelt een petitionem Martini.
Summarum yiij Rynsgulden of koepmansghulden
ende drie stuuers.
^) Brigittanos het klooster der Birgitten, want zoo dient men
te schrjjYen en niet zoo als veelal wordt g^edaan: Brigitten; thans het
arme weeshuis op den Vloedd^k te Kampen. Eene belangr^ke codex
uit de 15de eeuw, behelzende het leven van St. Birgitta en St Ca-
tharina, berust op het Kamper archief.
I iii st.; item noch ii st.
23
APRILIS.
Feria 3», Ui Bt.
Peria 4", iij st.
Feria qtiinta, i^* st.
Feria sexta Ambrosij , vne exequie buten yan Herman
Spaerleer zyn huysvroaw xyi si ; item noch iiij si
Sabbato, iij st.
Dominica Palmarum, i st. ende die heb ie ghegeuen den
diaken ende subdiaken. ^) Item ie heb op dese st.
gheleit noch twee st. want op dezen dach behoort
diaken ende subdiaken elck te hebben anderhalf
brabantsoe st.
Feria 2*, ij st.; item noch twee st.
Feria 3*, iii st.
Feria 4,, iiij st.
Feria quinta Gene Domini, ex oblationibus scholasticorum
qui capiebant sacram communionem *) iiii st.
Summa omnium que recepi hoc tri-
duo, videlicet festalium seu obedien-
tiarum, confessionalium etoblatio-
num circa crucem, defalcatis ex-
pensis fac. xxviii koepmansgulden,
elck gulden xx claesgens.
Feria 3", twee beghanckenissen bouen xv st.
') De priester heeft zeyen wijdingen te doorioopen in deze volg-
orde: aocolytus, exoroista, ostlarius, lector, subdyaoonus, dyaoonus,
presbiter.
De diaken en subdiaken zQn twee personen , die den priester in de
plechtige. mis assisteeren, terwjjl daar nog b^ kannen gevoegd wor-
den thuryferarU , oereferarü, enz.
*) Scholast i ei, de leerlingen yan de paroohieschool van St. Ni-
colaas of van de school der L. Yrouwenkerk, of misschien yan beide
scholen. De school der St Nicolaaskerk was de oudste en telde de
meeste leerlingen. In 1 300 yindt men reeds yermeld Hermannas rector
soholanun in Gampen. De school der L. Yrouwenkerk stond ook onder
het oppertoezioht yan den rector der St KioolaasschooL
Sabbati dies
Festus dies Pasche
Feria 2* Pasche
24
Feria 4
»y
1
iii Bt. item noch ii st.
« • • • j
1111 8t.
Feria quinta,
Sabbato, ix st.
Octaua Pasche, beghanckenis bouen vi st. Item iii be-
ghankenissen buten xxvii st.
Feria 2", beghanckenis van Igermans dochter onse na-
buir XV st.
Feria 3',
Feria 4",
Feria quinta, beghanckenis buten vii st. Item van kin-
derkaersen, bruytkaersen etc. iii st.
Feria sexta, v st.
Sabbato, Accepi a primitiario qui feeit primitias in 8* Pasche
xxi claesgens, idque iuxta omnem modum quiha-
betur in adnotatis circa mensem. Junium de pre-
mitiis Domini Goswini. Noch iiij st.
Dominica
Feria 2o.
Feria 3*.
Feria 4".
Feria quinta
Feria sexta
Sabbato
Dominica
Feria 2*
Feria 3'
Feria 4»
Feria quinta
Feria sexta
Sabbato
Ab hac Dominica inclusiue abfui in Hol-
landia vsque ad Dominicam Cantate exclu-
siue. Quid interea proueuerit vide inse-
quenti semipagina.
MAIÜS.
Intra vltimam dominicam superioris men-
sis (de quo vide in precedenti semipagina)
et sabbatum ante Dominicam Cantate, re-
cepit ancilla xxj st. van kinderkaersen
ende kraemkaersen.
Item dominus Jodocus sacellanus meus re-
} cepit in absentia mea ex oblationibus iij
koepmansghulden ende vi claesgens of
stuuers.
Item de prima inscriptione van Timen van
Voorst zijn wijf viii goslaers ; de prima in-
scriptione vicini nostri Igermans dochter
viii goslaers.
25
Hoc Sabbato vesperi redii ex Hollandia Campos.
Dominica, vne exequie bonen van Jan Koster in Dronthen
xii Bt.; noch iii st.
FeHa 2* Pancratij, yne exequie bonen xi st. ; van desen
selfden doden prima inscriptie viii gosselaers.
Feria 3', Seruatij, yne exequie bonen ix st.
Feria 4", loco exequiarum cuiusdam pauperculi accepi yi st.
Feria qninta, vij st.
Feria sexta, iiij st.
Sabbato, ex solemnisatione matrimonij y st.
Dominica, tres exequie buten xix st.; item noch iiii st
Feria 2*, j
Feris 3", j rogationum iii st.
Feria 4', ) ij st.
Feria quinta Ascensionis Domini, iij st.
Feria sexta, beghanckenis buten iiii st.
Sabbato ix st.
Dominica ii beghanckenissen buten xyi st
Feria 2", iii st.
Feria 3", iij st.
Feria 4», ij st.
Feria quinta Octaua Ascensionis Domini i st.
Summarum Aprilis et Maii ysque ad Octauam
Ascensionis inclusiue (exceptis obedientijs et aliis
que prouenerunt in festo Pasche , de quibus supra
suo loco notaui) twintich koepmansghulden ende
iij st. daesges.
N. ü.
DE GENEESKUNSTBEOEFENAREN TE KAMPEN.
Eene volledige geschiedenis van de uitoefening der ge-
neeskunst in ons vaderland moet nog geschreven worden
en opdat dit kunne geschieden is het noodig, dat er
eerst uit de archieven meerder licht omtrent dit onder-
werp worde verspreid. Tot dezen voorbereidenden arbeid
wensch ik bij dezen een klein steentje aan te brengen,
in de hoop, dat anderen in ons vaderland, die daartoe
in de gelegenheid zijn, dit voorbeeld zullen volgen, op-
dat later het aldus gepubliceerde eene belangrijke bouw-
stof voor zoodanig werk moge opleveren. Belangrijk
zou zulk een arbeid in meer dan een opzicht zijn. Im-
mers, het zou eene ontwikkelingsgeschiedenis opleveren
van een der belangrijkste takken van wetenschap, het
zou den roem onzer landgenooten in dezen nader bekend
maken en bevestigen, het zou een aanwinst zijn voorde
kennis van den maatschappelijken toestand in ons va-
derland in vroegeren en lateren tijd.
Gelijk het opschrift aanduidt, zal ik hier mededeelingen
doen over de verschillende geneeskunstbeoefenaren die te
Kampen hebben gefungeerd, zooveel mogelijk met bij-
voeging hunner instructiën die ze van de stad ontvingen
en andere gegevens die mij gewerden omtrent de wyze
van de uitoefening hunner practijk.
Ik zal daartoe het onderwerp in zes afdeelingen ver-
deelen en behandelen: 1^ de stadsdoctoren, 2^ de chi-
27
rugijns, 8*. de yerloskandigen, 4^ de apothekers, 5'. de
kwakzalvers, 6^. de ziekentroosters.
Ofschoon de laatsten geen geneeskundigen waren, heb
ik gemeend hen toch, om de betrekking waarin ze tot
het ziekbed stonden, onder mgne bijdrage te moeten
begrijpen.
DB STADSDOCTOREN.
De eerste melding van eenen stadsdoctor welke ik in
de archieven vond, is gedateerd van 1434, en toch ben
ik stellig overtuigd dat er ook reeds vóór dien tijd doc-
toren te Kampen zullen zijn geweest, hetzij dan al of
niet door de stad aangesteld. Immers reeds in 1355
vinden we vermeld, dat de stad zekeren Johan de Cru-
dener tot apotheker aanstelde, en ofschoon deze tevens
de rol van confiseur en wijnhandelaar vervulde, zal hij
zich toch zeker eveneens met het bereiden van medicijnen
hebben onledig gehouden, en dit doet weder niet geheel
zonder grond, de aanwezigheid van doctoren vermoeden.
In 1434 dan, nam de raad Mr. Gheert van Benthem
voor den t^'d van twee jaren tot stadsmedicus aan, op
een jaarlijks tractement van zeventig heeren ponden. Hij
zou verplicht wezen om, zoowel in tijd van pestilentie
als in gewone tijden, al de zieken in de stad te bezoeken.
De armen zou hij gratis behandelen, maar van hen ^e
het betalen konden zoude hij van elke visitie een men-
gelen wijns ontvangen; waar hij echter drie of meer vi-
sites per week maakte, zou hij een heeren pond in de week
ontvangen, maar dan geen mengelen wijns mogen in
rekening brengen.
28
Op dezelfde voorwaarden werd hij in 1437 voor drie
jaren gecontinueerd, thans echter op zestig heeren pon-
den tractement, terwijl hij in 1439 voor weder vier jaren
op dit honorarium werd aangenomen. Toen bepaalde de
raad echter tevens, dat hij in tijden van pestilentie
dubbel geld voor zijne visites zou mogen rekenen. Den
9*" December van dat jaar kwam hij reeds te overlijden. ^)
Mr. Jacob van Bokel, in 1443 tot stadgeneesheer aan-
gesteld, was waarschijnlijk zijn opvolger. Voorloopig
luidde zijne aanstelling voor den tijd van eenjaar, op een
tractement van zevenenzeventig heeren ponden.. Ook hij
zou van de gegoede burgers betaling ontvangen en wel
een stuiver per visite, en van de zieken waar hij da-
gelijks kwam of twee of drie keer per week , een heeren
pond in de week, welk honorarium echter in tijden van
pestilentie ook het dubbele zou bedragen.
In het volgende jaar , 1444 , werd hem tevens den post
van schoolmeester opgedragen op 50 rijnsche guldens
tractement, op voorwaarde, dat hij op zijn kosten een
goeden rekenmeester en een sublector of ondermeester zou
aannemen. In 1459 werd zijn tractement op tachtig heeren
ponden gebracht en bepaald dat, zoo hij ziek werd, zijn
dienst zou geëindigd zijn ; zeker een krachtige maatregel
om den doctor zelven zijne gezondheid te doen in acht
nemen. De stad hield zich toen tevens het recht voor,
om nog een medicus naast hem aan te stellen. Er wa-
ren echter toenmaals reeds meerdere stadsdoctoren. De
raad bepaalde in 1462 dat, zoo er „wtsettsche luden"
waren , waaronder men zeker personen moet verstaan die
met eenen uitslag behebt waren en van melaatschheid
*) Fol. I foL 18.
29
yerdacht werden, hij die op zijnen ambtseed zou onder-
zoeken. ')
Meester Henrick van Gorinchem werd met paschen
1447 op dezelfde voorwaarden tot stadsmedicus aange-
steld, op 90 heeren ponden tractement en een kwart wijns
op eiken hoogtijd, terwijl hij in 1448 en 1449 telkens
voor een jaar op 80 heeren ponden werd gecontinueerd. *)
In 1453 werd Meester Claes van Wilsem voor den tijd
van drie jaren tot stadsmedicus aangenomen, op 55 heeren
ponden des jaars. ') Mr. Francke Johanssoen werd in
1467 als zoodanig aangesteld, op voorwaarden dat hij in
en buiten pestilentietijden alle zieken die zulks verlangden
zoude bezoeken. Yan iedere visite of van een onderzoek
der urine zou hij erlangen een mengelen wijns, en van
zieken waar hij twee of driewerf per dag kwam, een hee-
ren pond in de week , terwijl dit honorarium in tijd van
pestilentie het dubbele van dien zou bedragen. Hij zou
verder gehouden zijn om twee of drie malen in 't jaar,
of zoo dikwijls als de raad dit van hem mocht vorderen,
met de gedeputeerden van den raad de stadsapotheek te
bezoeken. Als tractement van de stad zou hij jaarlijks
honderd heeren ponden genieten, terwijl deze hem uit
haren dienst mocht ontslaan, witnneer ze hem dit drie
maanden te voren had aangezegd, en de bevoegdheid
zou hebben om een of twee goede medici naast hem aan
te stellen. In 1470 komt hij nog als geneesheer voor,
thans echter op 72 heeren ponden tractement. ^)
Mr. Beemt Monnick wordt in 1469 aangesteld om met
*) FoL I foL 15 TBO.
») FoL I foL 15 VBO.
*) FoL I foL 10 rto.
*) FoL I foL 11 rto.
30
hem stadsgeneesheer te zyn en onder Toorwaarde, dat,
zoo de stad het noodig oordeelde om hem ergens heen
te zenden, hfj dan zou trekken op stads kosten en de
stad een trouw bode zou wezen. ^)
In 1464 werd Mr. Simon yan Santwedel op 80 heeren
ponden des jaars voor vier jaren tot stadsgeneesheer
benoemd en in 1466 voor vier jaren op hetzelfde hono-
rarium gecontinueerd. *) Mr. Johan Romer werd in dit
zelfde jaar voor den tijd van een jaar voor dezelfde be-
trekking aangesteld, op 50 heeren ponden tractement. ')
Ongeveer in 1470 stelde de raad eene aÊsonderlijke
instructie voor de stadsdoctoren vast, waarvan^ echter
een groot gedeelte in de reeds vermelde aanstellingen
wordt gevonden; ze luidt aldus: *)
Medicus.
,)Die medicus sall alle siecken visiteren die synre be-
geren in off buten pestilencien , ende sal van den siecken
te visiteren off water toe besiene een myngelen wyns
hebben; dair hie des dages § off drie reis en gaet visi-
teren, dairvan sal hie ter weken hebben een heeren
pont, ende dan geen myngelen wyns toe hebben. Daar
pestelencie is, sal hie dubbelt loen hebben.
Hie sal den armen lasarsschen , den hem die Raet hiet
proeven, besien ende proeven, ende daer geen geit van
hebben, van den rycken toe proevene mach hie redelic
loen nemen.
Jtem hie sal die apotheke jairlix twee reisen visiteren
*) FoL I foL 10 rto.
*) FoL I foL 15 VBO en 16 rto.
*) Ibi foL 52 VBO.
•) FoL I foL 74 vso.
31
off 806 vaecke als men dat yan hem begeert, mittende-
putaten van den Raede.
Hie en sal geen materialia seWen koecken, noch pairt
off deel hebben mitten Apotheker; hie sal den siecken
helpen met groenen cruden ende hem die noemen, dair
hie mach, ende anders sal hie scriuen in der stat apotheken.
Hie sal die recepte den luden in die hant geuen ende
die apotheker sal sie ophangen aen eenen draet, off sie
die lude naemaels beth behoefden in lycker saken, dat
men die vinden mochte, nae older gewoonten.
Hie en sal niet wt der stat reisen sonder oirloff van
den Raede. Jtem die stat mach noch eenen medicnm
off meer tot hem aennemen ende hoilden."
Op deze voorwaarden werd in 1470 Mr. AlbertHoijng
tot stadsgeneesheer aangenomen, om tegelijk met Mr.
Beernt Monnick te practiseeren, op eene jaarlijksche be-
looning van 32 hoeren ponden en een kwart wijns op
de hoogtijden en onder bepaling : „of enige armen in den
gasthusen syns raets toe doene hadden, dat hie sich dair
goedertierenlyck in holden sal." ')
In 1471 werd hij op 50 hoeren ponden tractement voor
drie jaren gecontinueerd, gelijk ook in 1474, 1477 en
1480. Sedert 1474 werd hem echter ook vijf heeren pon-
den des jaars voor kleeding toegelegd. *)
Mr. Johan Berentss of Johan van Leiden, werd in
1474 tot stadsgeneesheer aangesteld^ voor den tijd van
drie jaren , op tien pond groot vlaamsch jaarlijks. Voor
drie jaren op 46 Rijnsguldens current werd hij in 1480,
voor zes jaren op tachtig heeren ponden in 1482 gecon-
*) FoUant I fol. 11 tso.
^ FoL I fol. 76 rto.
32
tinueerd, terwijl hij in 1489 nog in deze betrekking
voorkomt. ')
Mr. Derck yan Ulssen, doctor in medicinen, werd in
1487 tot deze betrekking aangesteld op een salaris van
70 heeren ponden , op voorwaarde o. a. dat , zoo de raad
begeerde dat hij naar heeren of steden zoude reizen, hij
dit zoude doen. *)
In 1489 komt Mr. Goert Yelthuus als stadsgeneesheer
voor op 55 heeren ponden pensie, welke echter in 1491
70, en in 1513, 80 heeren ponden bedraagt, terwijl hij
tot 1515 werkzaam bleef. Van 1516 — 1519 ontmoeten
we als zijn opvolger Mr. Jan van Poertflijt op een trac-
tement van 66 heeren ponden, terwijl van 1520 — 1537
als diens opvolger voorkomt Mr. Jan Wolfsen op zestig
heeren ponden salaris. ')
Mr. Jasper Stevens van Arnhem, doctor, wordt in
1538 aangenomen tot stadsphysicus in zijne plaats, op
90 heeren ponden salaris. In 1544 verwisselde h^' zijn
geneesheerschap met de priesterlijke waardigheid, hij
werd namelijk door den Raad der stad in de plaats van
Johan Buust tot schepen-kapelaan aangesteld. De raad
had in do St. Nicolaas of Bovenkerk eene capel, de sche-
pencapel, waar door eenen afzonderlijken kapelaan, door
den raad aangesteld en bezoldigd, de kerkdienst werd
waargenomen. *)
Mr. Justus of Jodocus Zacharus van Groningen, werd
in 1544 zijn opvolger. Hij zou de stad vast zes jaren
») Fol. I fol. 75 rto.
*) Ibidem.
*) Van 1489—1537 uit de pachtlappen en rekeningen, daar aan-
stellingen ontbreken.
") Ordinar. Antiq. foL 28. Sted. Reken.
33
dienen op een tractement van twintig ponden vlaamsche
groeten of 120 carolusguldens van 20 stuivers Hollandsch,
gevalueerd, terwijl men hem bovendien voor zijn op-
breken uit Groningen, zou tegemoet komen met 10 k 12
carolusguldens. Hij zou de stad getrouwelijk dienen, ter-
wijl de regeering van haar kant beloofde, dat ze niet
zou toestaan dat: „bijmeisteren , mannen oif vrouwen,
lantloopers ende empyreurs offte dier gelijcken", in de
stad practiseerden. In 1550 werd hij voor acht jaren
op 200 hoeren ponden gecontinueerd. Er werd hem nu
ook toegestaan dat hij jaarlijks tot discretie van den Raad
zes weken uit de stad zou mogen gaan. ') Mr. Justus
overleed echter reeds in het volgende jaar 1551 , en de
stad benoemde toen om haar vast zes jaren in deze
betrekking, op een tractement van 120 koopmansguldens
van 20 stuivers brabantsch gevalueerd, te dienen. Dr.
Mr. Johan Golt. Zonder verlof van de tijdelijke burge-
meesters zou hij de stad niet mogen verlaten, terwjjl de
stad de empyreurs, bijmeesters enz. zou weeren, met
uitsluiting echter van den schepen-cappellaan Mr. Jasper,
bovengenoemd, die tot discretie van den Raad nog wel
een enkelen keer praktijk zou mogen uitoefenen, als de
ingezetenen zijne diensten uitdrukkelijk begeerden. ^)
Lang bleef Golt echter niet in Kampen werkzaam;
den 30**^ Maart 1554 zond Christiern II, gewezen koning
van Denemarken en Noorwegen, een schrijven aan den
Raad van Kampen, daarin te kennen gevende, dat hij
voor eenigen tijd Johan Golt, licentiaat in de medicijnen,
tot zich had doen komen en dat deze zich een wijl bjj
hem had opgehouden. Dat hjj met hem onderhandelingen
') Ordinarius Antiq. foL 2S rto.
*) Ordinar. Antiq. fol 28 vso.
BIJDR. IV. 3
34
had aangeknoopt om hem tot zijn lijfarts aan te nemen,
doch dat, daar Golt hem had medegedeeld nog aan de
stad Kampen verbonden te zyn, hij de regeering verzoekt
hem uit haar dienst te ontslaan en toe te staan, dat hij
zoo spoedig mogelijk met vrouw en kind naar Dene-
marken verreize. *)
«
Christiern die in 1528 wegens zijne wreedheden en wan-
bestuur door zijne Deensche onderdanen het land was
uitgejaagd en met zijne gemalin en kinderen op het
Zeeuwsche eiland Walcheren aan land stapte, om acht
jaren lang den Nederlanders tot last te verstrekken, had
Golt zeker gedurende dit verblijf hier te lande loeren
kennen. In 1532 ondernam hij met eene vloot een aan-
val op Denemarken, maar werd door den goevemeur
daarvan , Canut Goldenstiern , gevangen genomen en naar
Sonderburg gevankelijk overgebracht. In 1546 deed hij
voor zich en zijne kinderen afstand van de kroon van
Denemarken, onder voorwaarde dat zijne dochters een
behoorlijken uitzet en hij het efland Samsoê benevens
het ambt en het slot Calundborg zou erlangen. Daar
woonde hij, toen hij in 1554 Johan Golt tot zich riep
die inderdaad derwaarts schijnt vertrokken te zyn, want
sedert dit jaar komt hy niet meer onder de stadsoffici-
anten voor.
In zijne plaats werd in 1554 aangesteld Doctor Mr. Gijse-
bertus Lappe , op een tractement van honderd goudguldens
van 28 stuivers brabantsch het stuk, voor den tijd van
acht jaren. Hij zou niet verplicht wezen eenige kranken
te bezoeken die aan de pest lijdende waren: ,^soe die
selue siecte contagioes ende ancleuende is", opdat alzoo
') Register Kamper Archief n^ 2048.
35
niet gezonden door den doctor zouden geïnfecteerd worden.
De stad zou geen yreemde kwakzalvers laten practiseeren,
maar Mr. Jasper de schepen-cappellaan zou, bij zieken
geroepen wordende, die met Mr. Gijsbert in consult mo-
gen bezoeken. De overige voorwaarden zijner aanstelling
komen volkomen met de instructie van 1470 overeen. ')
Dr. Gijsebert Lappe , meer bekend als Dr. Gijsbert Lap
van Waveren, werd in 1511 te Weesp, waar zijn vader
baljuw was, geboren. Hij was een leerling van den be-
kenden Lambertus Hortensius van Naarden, en onderwees
later zelf de latijnsche taal te Zierikzee. Vervolgens
student in de medicijnen te Leuven geworden zijnde,
genoot hij daar het onderricht van Regnerus Gemma.
Vandaar begaf hjj zich naar Boulogne, waar hij den 10^
October 1545 den doctoralen graad in de medicijnen uit
handen van Jacobus Arrichius ontving. Men vindt ver-
meld dat hij na zijne terugkeer in het vaderland zich
het eerst in Kampen vestigde als geneesheer. Aangezien
zijne vestiging te Kampen echter eerst negen jaren na
zijne promotie plaats vond, moet hij óf gedurende dien
tijd zich in 't buitenland hebben opgehouden, öf zich
eerst ergens elders hier te lande neergezet hebben. In
1561 (en niet in 1559 zooals men vermeldt vindt) vertrok
Lap naar Utrecht , waar hij huwde met Jacoba van West-
renen en in 1574 overleed.
In 1559 stelde de raad Dr. Johan Golt weder tot stads-
geneesheer aan. Deze was zeker wegens den dood van
Christiem II, welke in dit jaar voorviel, weder uit De-
nemarken teruggekeurd. Hy zou in dienst treden als
Dr. Lap zijne betrekking neerlegde. Dit geschiedde blij-
') Ordinor. Antiq. foL 45 no en 46 ^so.
3*
36
kens de rekeningen, gelijk ik reeds opmerkte, in 1561,
en sedert 1562 komt Golt daarin dan ook als stadsdocter
voor. Hij werd op een tractement van honderd goud-
guldens voor den tijd van tien jaren aangesteld, terwijl
gedurende dien tijd de stad hem niet dan om bizondere
redenen zou mogen ontslaan , terwijl hij zich wederkeerig
verplichtte om aan haar gedurende dien tijd den dienst
niet op te zeggen, waarvoor hij als borgen stelde Lode-
wijk Voeme en Arend toe Boecop. Daar hij verder aan
den raad verklaarde dat, zoo hij zijne praktijk „conscientia
boni viri" zou waarnemen, hij met geene andere bezig-
heden moest belast wezen en derhalve vrijstelling ver-
zocht van de verplichting om de stadsapotheek te visi-
teeren, zoo onthief de raad hem daarvan. ')
Tot 1570 bleef hij zijne betrekking waarnemen. *) Den
17^ Juli van dat jaar beval de raad der stad Zwolle aan
Kampen tot stadsgeneesheer aan den zoon van hun mede-
raadslid Albert Tyaerss, genaamd Matthgs Tyaerss, doctor
in de medicijnen, die ettelijke jaren te Leuven en in
Italië gestudeerd had, en zich vervolgens te Zwolle en
eindelijk in Denemarken tot de uitoefening der praktijk
had gevestigd, waar hij zich toenmaals nog ophield. ')
Het schijnt echter dat de raad hem niet gewild heeft,
althans we ontmoeten als den opvolger van Golt in
') Ordinar. Antiq. foL 45 tso 46 rto en vso.
*) Kamper Archief Reg. no. 2340.
*) In het archief Oabbema te Leeuwarden zag ik een brief door
een ongenoemde in 1563 fcreis Miohaelis uit Teutoburg geschreven
aan Johannes Chrysaeus medicus Campensis, ongetwgfeld onzen Qolt
met een yerlatiniseerden naam. De Bchr|jyer yerklaart zich in dien
brief zeer tegen de inquisitie en yerzoekt de groeten aan D. Cuner-
thoryius en M., Christianus. Deze laatste was waar8ch||nl|jk Christiaan
yan Beesten, toen preceptor aan de Latljnsche school te Kampen.
37
1570, Henricus de Turri of Henri de la Thour, genees-
heer te Leeuwarden.
Den 21^ Augustus 1570 schreef hem de raad yan Kam-
pen dat hun medelid Coenraad van der Yecht hem, on-
langs te Leeuwarden zijnde, ') had gesproken over de
aanneming van de betrekking van stadsgeneesheer te
Kampen, waarop door hem was geantwoord geworden,
dat hij dienaangaande niet konde beslissen vóór hij : „die
situatie ende gelegentheit^^ der stad had in ^oogenschouw
genomen. De raad verzocht hem derhalve daartoe eerst-
daags op stadskosten over te komen, om dan, zoo hem
de stad beviel, verder met hem over de aanneming der
betrekking te kunnen onderhandelen. De la Thour
antwoordde daarop den 24«" Augustus, dat hij op dit
oogenblik patiënten onder behandeling had aan wier le-
ven veel gelegen was, en die hij niet konde verlaten,
doch dat hij over vier of vijf dagen dacht ie zullen kun-
nen overkomen.
Den 30*° Augustus kwam hij dan ook te Kampen; we
lezen in de stadsrekening: „Jtem den 30 Augusti be-
taelt Anne in H Eenhoren Ivi maeltyden tot haeren huyse
bij verscheiden Raedtpersonen ende anderen verteert, als
Mr. Henrick de la Thour, verschreven wesende van Leu-
werden, voer doctor in der medicinen in deser stadt
angenoemen solde worden, voer yder maeltyt üij st. br.
ende voer 18 st. br. weggenen *) den kinderen doemaels
gegeven f. 2 xv h. ^ iiij st br.
Jtem op dach voersz. den voergen. Doctor vuthbeuell
des E. Raedts tot een vereeringe gegeuen vij nye Ryx-
') Yolgens de stadsrekening den Hen Angostus.
*) Weggen een soort wittebrood, schoenbroot, was de algemeene
naam Toor wittebrood.
1
38
dalers, soe syn weerde hier yan Leuwerden, omme mit
hem te handelen ende tot een docter angenoemen te
worden verschreven was, facit xvi h. fg."
Eene commissie uit den Raad bood hem een salaris
yan honderd goudguldens 's jaars aan, beneyens honderd
goudguldens in eens, yoor te gemoetkoming yan de kos-
ten yan yerhuizen, beneyens yrijdom yan accijnsen en
eene koeweide op de burgerweiden; yeertien dagen tijds
werd hem gelaten om zich op dit aanbod te bedenken.
Nadat deze bijna yerstreken waren, op den 14^ Sep-
tember, schreef hij aan den Raad, dat hg dankbaar was
Toor de gulle ontyangst, bij zijn bezoek aan de stadge-
noten, en op de gestelde yoorwaarden de betrekking
aannam. De raad schreef hem hierop den 17**^ Sep-
tember, dat hij de aanbiedingen der raadscommissie had
goedgekeurd en hem het stadsburgerschap yereerde, hem
yerder uitnoodigende om ten spoedigste naar Kampen
oyer te komen. Reeds den laatsten September herhaalde
de raad deze yermaning, omdat er yele zieken in de
stad waren, terwgl bg het aandringen dat de stad ten
derden male, den 12*° October, deed, de opmerking ge-
yoegd werd , dat men reeds genoodzaakt was geweest de
hulp yan doctoren uit de naburige plaatsen in te roepen,
zoodat men zijne onmiddelijke oyerkomst yerwachtte. Den
3en Noyember werd zijne instructie, gelijkluidend met
yroeger medegedeelden , yastgesteld, en schijnt hij zich
reeds in Kampen beyonden te hebben. ^)
Tot 1583 bleef de la Thour te Kampen werkzaam,
toen op den 23*" Februari in z^'ne plaats werd aange-
steld Hendrick yan Brae der medicynen doctor, yoor den
') Kamper archief no. 2349.
a9
tijd van drie jaren, op een tractement van honderd goud-
guldens jaariyks, en de gewone voorwaarden, behalve
dat de stad hem zijne bediening een halfjaar te voren
zoude kunnen opzeggen. ^)
Hendrick van Brae, van Bra of k Bra, werd den 20^
September 1565 te Dockum geboren als zoon van Lub-
bert van Bra, van Oostfriesche afkomst en stadsge-
neesheer aldaar, en Anna van Besten, uit een aanzienl^'k
Bentheimsch geslacht gesproten. Hij ontving z^ne eerste
opleiding te Dockum, toog van daar naar Norden, om
zich verder te bekwamen, en studeerde vervolgens twee
jaren in de medicijnen te Keulen. Van daar trok hij
naar Bazel en Weenen , om na drie jaren studeerens van
laatstgenoemde plaats zich weer naar Bazel te begeven.
Wegens familieaangelegenheden naar Dockum terugge-
ke^d, oefende hij daar korten tijd de praktik uit. Yervol-
gens naar Italië reizende hield hy te Rome zich een jaar
op, om de lessen van den geneeskundigen Petronius te
volgen en vertrok van daar in 1577 wegens het heer-
schen van de pest en bezocht achtereenvolgens de hoo-
gescholen van Florence, Sienna, Ferrara en Boulogne.
Na tweejarig verblijf in Italië trok hij naar Frankrgk,
bezocht ook daar onderscheidene hoogescholen, waaronder
die van Parijs en zou die van Montpellier bezocht heb-
ben, zoo de losgebroken burgeroorlog hem daarin niet
had verhinderd. Thans begaf hij zich naar Genève, toefde
daar eenige maanden, trok toen weer naar Bazel en werd
daar, 25 jaren oud, in 1580 tot doctor in de genees-
kunde bevorderd. Naar zijn vaderland teruggekeerd,
vestigde hij zich als geneesheer te Leeuwarden en bleef
') Ordinarias Antiq. foL 47 vso.
40
daar tot 1583 werkzaam, toen hij naar Kampen oyer-
kwam. In 1591 trok hij weer naar Dockum, waar hij
van den Katholieken tot den Hervormden godsdienst
overging, doch den 21"» April van het volgende jaar,
werd hij weder op de oude voorwaarden en onder 't ge-
not bovendien van een last turf jaarlijks te Kampen, tot
stadsgeneesheer aangesteld. Tot 1595 bleef hij daar werk-
zaam, toen hij, naar het schijnt, door de regeering van 't
graafschap Zutphen , tot geneesheer van de geheele graaf-
schap werd aangesteld.
Zijne werkzaamheden werden nu te Kampen tijdelijk
waargenomen door Berend Avercamp, den stadsapotheker.
Den 9«" Juni 1596 besloot de raad n.L: „Alsoe tot deser
tyt ghien doctor medicinae binnen deser stadt Campen
en is, ende derhaluen Mr. Berendt Auercamp mit meer-
dere diensten beswaert wordt, hefft die E. Raedt der-
seluer stadt den voersz. Mr. Berent geaccordeert hondert
heren ponden, jaerlicks op twee terminen (toe weten op
Paesschen ende op Michaelis) bouen syn ordinaris pension,
daervan het ierste termyn op Paesschen lestleden ver-
schenen is gewest; dit duyrende tot des Raedes weder-
seggen. Actum den 9 Junij 1596." *)
In de stadsrekeningen van 1596 tot en met 1603 ont-
breekt dan ook de doctor, maar leest men: „Aen den
Apotheeker Mr. Berent Auercamp betaelt voer dat hy
het doctorschap respiceert 100 h. fg."
Den 29*" April 1604 voorzag de raad in de ledige
plaats, door de aanstelling van Artus Dalemius Delphen-
sis, doctor in de medicijnen, die op een jaarlijks trac-
tement van 200 goudguldens van 28 stuivers het stuk,
■) Raadsresol 1596 blz. 54.
41
voor den tijd van drie jaren werd aangesteld. Van de
urine te bezien zou hij drie stuivers, van 't bezoeken
van een kranke vier stuivers ontvangen of 20 stuivers
in de week. Den 24*" Augustus 1606 werd hij voor zes
jaren gecontinueerd {op dezelfde voorwaarden, behalve
dat hij nu voortaan. ook nog jaarlijks voor huishuur en
brand veertig goudgulden zoude ontvangen. ')
Tot in 1613 bleef Dalemius deze betrekking waarnemen,
toen de raad Henrik Brae of Brahe waarschijnlijk weder
uit Zutphen beriep, althans sedert 1613 komt deze weder
als stadsdoctor in de rekeningen voor tot 1616, toen hij
weder naar Leeuwarden toog en de raad in zijn plaats
aanstelde, doctor Cornelis Sinapius. Deze beviel den raad
echter niet, weshalve men den 22 Januari 1620 besloot
om aan Sinapius met Johannes e» k. den dienst op te
zeggen, en om: „doctorem Henricum Brahe, tegenwoor-
dich tot Leeuwerden resideerende , wederom tot ordinaris
doctor Medicinae" aan te nemen, om tegen Johannes
naastkomende over te komen. *)
Den 26"" Januari schreef hem de Raad den volgenden
brief:
„Erentfesten, Hoochgeleerden, wijse, seer voorsienige
insonders veelgunstige goede vrundt.
Also de dienst onses ordinarien doctoris medicinae,
op toecompstige Johannis coempt te exspireeren, so dat
wy daar teegens wederom in tyts op eenen goeden ende
ervarenen medicum, daer met onse burgerie ende inge-
setenen behoorlyck moegen worden gedient ende ver-
sorcht, sullen moeten verdacht wesen, ende ons dan
U. E. ervaerentheijt ende wetenschap in den medicienen
*) Raadsresol. 1620 22 Jan.
') Ordinar. Antiq. foL 48 yso.
42
genoechsaem bekent, snlcks dat wy tot U. E. persoen,
als de welcke oock voor deesen in onsen dienst als doc-
tor geweesen, wel genegen syn om weederom tot ordi-
nariom doctorem onser stadt aen te nemen. So hebben
wy voor goet aengesien U. E. daeryan by deesen te ver-
wittigen ende tot ordinarium med^cum onser stadt tee-
gens toecompstige Johannis in deesen tegenwoordigen
jaere 1620 te versoecken, opdat UEd. onse bnrgerie door
den segen Godts in alle yoorvallen den sieckten ende
kranckbeyden nae U. E. weetenschap ende eruarentheyt
so veel moegelyck moegen byplichten. Begeerende der-
balven ganss yruntlyck U. E. gelieven willen deesen
dienst onser stadt ende burgerie aen te neemen, op al-
snlcken salaris ende tractement als Y. E. voor deesen
daer van genooten, ofPte soo wij des naeder met U. E.
muntl^ck sullen moegen verspreecken Ende dat UEd.
sich daerop teegens Johannis vqorsz herwaerts met U. E.
familie gelieven te vervoegen, waeraen ons sonderlinge
vrundtschap geschieden sal. Ende off wy wel niet en
twyfelen off U. E. werden sich onse versoeck laeten ge-
vallen ende verdere saecken daer nae richten, willen
wy eevenwel U. E. weederbeschreeven antwoordt by bren-
geren deeses, die wy daertoe expres affgeveerdicht heb-
ben , verwachten ; deesen ons dan also tot U. E. vastelyok
vertrouwende, willen wy U. E. in schuts des Almachtigen
Godts bevoelen. Datum Campen den 26 Januarij 1620.
Opschrift : UEd. Gunstige goede vrunden,
Den Erentfesten Hoochgel. Burgem. Schep, ende Raedt
Welervaerenen, wysen ende der stadt Campen.
seer Yoorsienigen Henrick
Brae der medininen doctor
tot Leeuwerden, onsen gun-
stigen goeden vrundt.
43
Men vindt dan ook de aanneming van Brahe (want zoo
wordt zijn naam ook gespeld, en dit schijnt zelfs wel de
richtige spelling te zijn) in den ordinarius. Hij zou de
stad zes jaren lang dienen op een jaarl^ks tractement
van 200 daalders van 30 stuivers, zonder echter huishuur
of brand te ontvangen. Zijne verplichtingen waren gelijk
aan die zijner voorgangers. ')
In den aanvang van het jaar 1622 kwam Doctor Hen-
drick Brahe echter reeds te overlijden , weshalve de raad
met den 9*" Februari van dat jaar, om met paschen in
dienst te treden, doctor Emanuel Pletinck voorloopig
voor [een jaar op 100 car. gl. tractement, als zijn opvol-
ger aanstelden. ')
Pletinck kwam in 1625 echter reeds te overlijden en
had tot opvolger Doctor Comelius Nijhovius, die den
11^ Juli op 200 dalers van 30 stuivers tot stadsgenees-
heer werd aangenomen, terwijl hij voor de praktijk in
de armen-, gast-, wees- en werkhuizen nog 50 caroli-
guldens jaarlijks van de stad zou genieten. Van de urine
te bezien zou hij drie stuivers ontvangen, van een kranke
te bezoeken vier stuivers , of twintig stuivers in de week,
terwijl hij zich in tijd van „haestighe sieckte (daer Godt de
Heere dese stadt voer behoeden wil)^' naar eigen discretie
mocht doen betalen. Bovendien begiftigde de stad hem
voor den duur van zijn dienst met het grootburgerschap
en de rechten daaraan verbonden. ')
Nghovius schijnt niet bizonder aan de stadsregeering
voldaan te hebben, althans den 30 April 1631 besloot
ze : „alsoe die gemeente van den doctor Nienhovio geheel
') Ordinar. Antiq. fol. 49 rto.
') RaadsresoL 1622 foL 154. Rekeningen.
') Ordin. Antiq. foL 49 rto.
44
afkierich is ende weijnich dienste dezelve is doende, offt
gebruickt wordt" om hem tegen Michaelis van dat jaar
den dienst op te zeggen. ')
Op zijn gedaan verzoek, om hem nog met het laatste
kwartaal tractement van dat jaar te begunstigen „we-
gens eenige alnoch gedaene curen'', beschikte de raad
gunstig, hem dit voor zijn opbreken, den 12"* October,
als een viaticum toeleggende. *)
Yoorloopig werd de praktijk in dat jaar waargenomen
door een doctor die uit Maagdenburg was verdreven, en
die den 3" Nov. 1631 wegens zijne goede diensten door
de stad met zestig carolusguldens werd begunstigd. ')
Den 19«" December 1631 besloot echter de raad om in
de plaats van Nijenhoven, twee andere „goede ende wel
experimenteerde doctores medicinae" aan te stellen, ieder
op 200 caroliguldens tractement.
Dientengevolge verzocht Eduwart van Nijenhoven, doc-
tor in de medicijnen en in de chirurgie te Yollenhove,
en die als zoodanig reeds veertien jaren had gepractiseerd,
daarmede begunstigd te worden. Gelijk verzoek deed
Wilhelmus de Spina, straks genoemd. In zijn verzoek-
schrift deelt deze o. a. mede dat hij was licentiaat in de
medicijnen, in welke hoedanigheid hij een tijd lang in de
armee van den koning van Zweden (Gustaaf Adolf) had
gediend, maar bij de verovering van Maagdenburg al
het zijne had verloren, zoodat hij genoodzaakt was, voor-
*) RaadsresoL 1631 fol 109 vso.
') ApostUlen 1631. fol. 135 vso.
^ Ibidem foL 134 rto. Uit de rekening van 1631 blgkt, datzgn
naam was Wilhehnus de Spina: „An doctor medicinae Wilhelmo de
Spina uut last van Schepenon ende Raedt, vermeuge Apostille be-
taelt f 60.'»
45
namelijk ook wegens den krijg in zijn vaderland, Fran-
kenland, zijn fortuin elders te beproeven; waarop hij
naar Nederland vertrokken en daar onderscheidene plaat-
sen doorgereisd zijnde, eindelijk te Kampen aankwam,
waar hij, gelijk we reeds zagen, toen reeds eenigen tijd
de praktijk had uitgeoefend. ')
Beiden werden den 21" November ieder op 200 car.
gl. tractement en de oude bepaling omtrent hun hono-
rarium van de patiënten, aangesteld. ')
Nyenhoven viel de praktijk in Kampen niet mede, zoo-
dat hij in 't volgende jaar 1632 reeds een verzoek om
ontslag bij den raad indiende. In de eerste plaats geeft
hij in zijn verzoekschrift te kennen , dat hij niet verwacht
had dat de stad twee doctoren zoude aanstellen, maar
daar bovendien de praktijk „seer sober ende vangeenen
aensiene geweest is^' heeft hij zich met zijne familie daar-
van niet behoorlijk kunnen onderhouden. Hij verzoekt
derhalve op Michaelis eerstkomende (29 Sept.) ontslagen
te worden, maar daar hij veel kosten van opbreken zal
hebben en bovendien een huis tot Paschen van 't vol-
gende jaar heeft gehuurd, zoo verzoekt hij eenige tege-
moetkoming. Den 11" September ontsloeg hem de raad
en schonk hem een half jaar huishuur. ')
Het tractement van Dr. de Spina werd wegens zijn
vertrek , den 5" Febr. 1633 , tot 300 car. gl. verhoogd. *)
Voor kerstmis 1633 overleed echter de Spina, zeer waar-
schijnlijk reeds in Juni of in 't begin van Juli, weshalve
den 27 Juli van dat jaar Wilhelmus Puttius op 200 da-
') RaadsresoL 16S1 foL 116, 117.
*) ' Ordinar. Antiq. foL 81 rto.
*) RaadsresoL 1632. foL 129, 130.
') ApostiUen 1633 fol 16.
46
Iers yan 30 staivers tot stadsgeneesheer werd aangesteld,
voorloopig voor den tijd van twee jaren en verder op
de gewone, meermalen genoemde voorwaarden. ^)
Het schijnt echter dat er toenmaals te Kampen, be-
halve de stadsdoctoren, ook reeds andere doctoren ge-
vestigd waren; immers den 16" December 1634 verleent
de stadsregering aan Doctor Jacob van den Bogart, we-
gens zijne vele diensten aan arme personen bewezen,
jaarlijks 25 car. gl. voor huishunr. *)
Den 1" December 1640 stelde de stadsregering als
tweede geneesheer naast Dr. Pattius aan Dr. Avercamp,
op 20 ponden vlaamsch jaarlijks, ') terwijl aan Pattius
den 21*" Januari 1641: „wegens de goede diensten aen
verscheidene crancke soldaten ende andere armen, als-
mede in de contagieuse tijden, voir den tijt van ses jaren
herwaerts geleist heeft", een geschenk van 100 car. gl.
werd gedaan , en tevens bepaald werd dat, zoo hij voort-
aan van stadswege ergens heen werd gezonden of gebruikt
werd, hy daarvoor eene afzonderlijke declaratie zou mo-
gen indienen.^) In 1644 verzocht hij, omdat: „sijn dienst
van daeghe tot daeghe swaeder valt ende de stadtpopu-
leuser wordt'* verhooging van salaris, waarop de raad
zijn jaarwedde met 70 car. gl. jaarlijks verhoogde.
In 1649 kwam Puttius echter te overlijden. Jacobus
Moeck , med. doctor, doch geen stadsgeneesheer en die in
1645 reeds 140 car. gl. toelage van de stad had ontvan-
gen voor zijne vele diensten gedurende jaren aan de
burgerij bewezen, ontving bij besluit van 27 Febr. 1649,
') Ordin. Antiq. foL 50. Rekeningen.
') Apostillen 1634 foL 51 tso.
*) RaadsresoL 1640 foL 26.
") Raadsresol. 1041 foI.'27.
47
omdat hij gedarende de ziekte van Puttius en na diens
overlijden vele patiënten van dezen had bijgestaan, eene
vereering van 200 car. gl. O
Den é**" October stelde de Raad tot stadsgeneesheer
in de plaats van Puttius aan: Henricus van der Lindt,
medicinae doctor, op vier honderd carolus gl. tractement
jaarlijks, terwijl hij 150 car. gl. voor huishuur zoude
ontvangen. Yan urine te bezien zou hij ontvangen vier
stuivers, van een kranke te bezoeken zes stuivers of 30
stuivers in de week. Terwijl hij in tijd van ,)haestighe
sieckten*' naar zijne discretie de visites zou mogen be-
rekenen. ^) Hij kwam uit Amsterdam, blijkens de res-
titutie van reiskosten van daar naar Kampen, welke de
stad hem in 1653 tot een bedrag van 52 car. gl. ver-
leende. ')
Den 17^" Juli werd aan van der Lindt door de stads-
regeering, op zijn verzoek om hem een plaats te ver-
schaffen waar hij kruiden zou kunnen aankweeken die
in de stad niet waren te bekomen, daartoe het Boven
Broeks bolwerk aangewezen. ^) Hij zal dus hier een
soort van botanischen tuin hebben aangelegd, die in die
dagen echter minder diende voor het onderwijs in de
plantenkunde , dan wel om daaruit geneesmiddelen voor
de zieken te nemen.
Van der Lindt komt na 1653 niet meer als stadsdoctor
voor, maar sedert 1655 ontmoeten we in de rekeningen
als zoodanig Dr. Antonius Yillerius en Dr. Egbertus Yeen.
Deze laatste vertrok echter in 1656 naar Amsterdam,
') ApoBtiUen 1645 foL 125 vso, 1649 fol. 79 T80.
*) Ordin. Antiq. foL 52.
*) ApoBÜllen 1653 foL 88 tbo.
') Apostillon 1651 foL 24 vso.
48
waar zijne familie woonde. ') Hij was te Amsterdam in
1629 geboren, werd in 1653 op een dissertatie de Scor-
buto tot med. doet. bevorderd, en werd in 1694 deken
van H collegium medicum te Amsterdam. Als lid van
een aldaar door Gerard Blasius opgericht genootschap,
om ontleedkundige onderzoekingen te doen, had hij deel
in een werk dat als slotsom der onderzoekingen van
1661-1666 gedaan, in 1667 onder den titel: Observa-
tiones anatomicae selectiores coUegii pri-
yati Amstelodamensis figuris aliquot il-
lustratae, werd uitgegeven.
Aan Antonius Yillerius werd nu in stede van 300
400 car. gl. tractement, benevens 100 voor huishuur toe-
gekend, terwijl den 20*=" October 1661 Dr. Comelis Veen,
op een tractement van 200 car. gl. , tot zijn ambtgenoot
werd aangesteld, *) terwijl sedert 1663 ook Dr. Theodorus
van 't Engbert, op 200 car. gl. , als zoodanig in de re-
keningen voorkomt. Nog nam de stad den 14«" Januari
1665 tot stadsdoctor aan, op een tractement van 200 car.
gl. , Dr. Abraham van de Grunde, doch ze bepaalde
tevens dat zoo er een van de toenmalige stadsdoctoren
zoude komen te overlijden, geen ander in de plaats
van dien zou worden aangenomen, of eenig tractement
daarvoor zou worden gegeven, ^) een besluit dat den
23«" Nov. van dat jaar nader werd herhaald, onder bij-
voeging dat, zoo een der doctoren kwame te overlijden
ook de tractementen aan niemand anders zouden worden
uitbetaald , of daaromtrent iets zou gedisponeerd worden.
*) RaadsreBoL 1656 6 Sept foL 99 vso.
') RaadsresoL fol. 18 vso. Ordin. Antiq. f 52.
^ Raadsresol. 1665 foL 90.
49
dan met eenparige stemmen en als de magistraat in com-
pleten getale vergaderd was. ')
Van 't Engbert schijnt in 1666 ontslagen te zijn of
gestorven , althans hij komt sedert dat jaar niet meer in
de rekeningen voor. En in 1667 toen de raad, wegens
de goede diensten door de doctoren bij de jongste „con-
tagieuse sieckte" bewezen, hun tractement van 200 op
300 car. gis. bracht, is er ook alleen sprake meer van
de doctoren Comelis Veen en Abraham van de Grunde. *)
In 1681 kwam Comelis Veen te overlijden en in zijne
plaats werd den 10*" November van dat jaar aangesteld
Nicolaes Munt, die reeds sedert jaren gepractiseerd had
te Kampen, op een tractement van 300 car. gl., waar-
voor hij alle arme zieken in de stad zou moeten bijstaan,
terwijl de raad verder bepaalde, dat het getal stadsdoc-
toren ook in 't vervolg steeds twee zou bedragen, als
van ouds. *)
Ook hij practiseerde dus vroeger te Kampen, ofschoon
geen stadsdoctor zijnde, zoodat dergelijke doctoren, gelijk
ik ook reeds zooeven opmerkte, meer zich daar zullen
hebben bevonden; een bewijs daarvan is bovendien is het
feit dat de stadsregeering den 15*" Mei 1689 vergunde
aan Henricus van Ophuisen , medicinae doctor , om in de
stad te mogen practiseeren , waaruit men mag afleiden,
dat ze, hoewel dan niet door de stadsregeering aange-
steld, toch de vergunning tot vestiging en uitoefening
van hun beroep van haar moesten erlangen. *)
Den 9*" September 1695 besloot de raad dat, tot ver-
*) Raadsresol. 1665 foL 108.
*) Raadsresol 1667 foL 127 vso.
') Raadsresol. 1681 fol. 132 vso.
^) Apostilien 1689 foL 14S rto.
BIJDK. lY.
50
lichting van stadslasten , yoortaan zoo een der doctoren
kwame te overlijden, diens plaats niet vervuld zou wor-
den en de overblijvende geen meerder tractement dan
thans (300 car. gl.) zou genieten. Mocht men noodig
oordeelen dat er toch twee zouden zijn , dan zon elk van
hen slechts 150 car. gl. ontvangen. ')
Toen Abraham van de Grunde in 1700 overleed,
stelde men dan ook niet een ander in zijn plaats aan,
maar komt zijn collega, Dr. Nicolaas Munt, nog op 300
car. tractement als stadsgeneesheer voor.
Den 20"* Februari 1712 stelde de gezworene gemeente
aan den raad voor: „dat men in het toecoomende met
een doctor in de medicine behoorde te continueeren,
zoo als nu bereits in het gebruick is, ofte aen twe me-
dicinae doctoren niet meer toe te leggen, als ieder hon-
dert guldens bij provisie, ten waere de noodtsaecklyck-
heydt des tijdts anders sonde coomen te vereyschen." *)
Schepenen en Raden antwoordden hierop, dat zij voor
eenige jaren omtrent de stadsdoctoren reeds eene resolutie
hadden genomen (de straks medegedeelde van 1695) en
dat ze vermeenen dat de dispositie over het tractement
der stadsdoctoren, chirugijn en postmeester aan hen be-
hoort te verblijven, om daaromtrent naar tijdsomstan-
digheden, ten beste der stad en hare ingezetenen, te
beschikken , terwijl de zuinigheid zooveel mogelijk hierbij
zal in acht genomen worden.
De gezworene gemeente stelde toen tevens voor, om
voortaan het grootburgerschap alléén gratis aan de Ne-
derduitsche en Fransche predikanten te verleenen en niet
') RaadsresoL 1695 fol. 75 yso.
*) Res. R. en M. 20 Febr. 1712.
51
meer aan de stadsdoctoren ca andere ambtenaren, doch
de raad verklaarde, dat hij bij de oude gewoonte dacht
te verblijven om het ook aan die ambtenaren, die be-
roepen worden om door hunne wetenschap en kunst de
burgerij van dienst te zijn, gratis het grootburgerschap
te verlèenen.
Het schijnt echter dat de gezworene gemeente maar niet
kon begrijpen dat het noodig was om tractement aan een
stadsdoctor te betalen. Den 20"» Februari 1717 vroeg
ze aan de stad, onder verschillende andere punten, sub
n^ M: ,)Wat de stadsdoctor ende apotheker ende chiru-
gijn als postmeester , voor haar tractement doen ?'' waarop
de Schepenen en Raden antwoorden : „nemen haer dienst
in cas van nood waer'\ en de zaak bleef daarna zoo
ze was.
Toen in den aanvang van het jaar 1720 Nicolaas Munt
was komen te overlijden, stelden schepenen en raad dan
ook in den persoon van Rudolph Veen, medicinae doctor,
een opvolger van hem aan, op hetzelfde tractement van
300 car. gulden.
In 1726 overleed Rudolph Veen, en het duurde tot
12 Julij 1728, door samenloop van verschillende omstan-
digheden, eer er een opvolger in zijn plaats benoemd
werd. Op dien datum echter werd op gelijk tractement
aangesteld Dr. Gooswinus van der Linde. ')
Toen van der Linde in 1742 overleden was, werden
er twee doctoren in zijne plaats aangesteld, n.1. : Rudolph
Woltgraaf en Berhard van Goutum, die ieder slechts ƒ 150
tractement zouden genieten , alzoo thans met hun beiden
evenveel als hun voorganger alleen genoten had. *)
*) BaadsresoL 1728, 12 JoU ot R. en M. 8 April 1726.
*) BaadsresoL 1742, 22 Dec cf. Ordinarius foL 248.
4*
52
Schepenen en raden stelden toen tevens eene nieuwe
instructie Yoor hen vast, luidende aldus:
Instructie yoor de stads medicine doctor.
De stads medicinae doctor sal generalij k voor niets, en
sonder eenige declaratie moeten bedienen, alle sieken
welke gevonden en verpleegd worden, in het Siekenhuis,
de beide Weeshuisen en Gasthuisen, alsmede in de res-
pectieve vergaderingen; dog de laetste niet anders ten
sij deselve sulx expresselijk pro deo begeerden, en wij-
ders alle arme menschen die uit de arme kamer trecken.
Sal voorts als doctor medicinae moeten fungeeren^aer
en in alles, waar Schepenen en Raden sulx sullen mo-
gen requireeren, niets uitgesonderd , en dit alles almede
sonder enige declaratie.
Sag sig geen nagt uit de stad mogen absenteeren, als
met expres voorweten en toestenuninge van de tijdelijke
president burgemeester.
Dit alles dan nog bij provisie, en onder expresse re-
serve, omme dese instructie sodanig te altereren, daer
bij ende af te doen , als Schepenen en Raden na exigentie
van tijden en saken sullen vinden te behoren.
Het blijkt hieruit dat de stadsdoctoren toen verplicht
werden voor weinig geld veel te doen.
Den 28*" November 1772 bepaalden Schepen en Raden
nog, dat de stads medicinae doctoren minstens eenmaal per
dag het stadsziekenhuis zouden moeten bezoeken en de
zieken aldaar bijstaan en de herstelden bevelen het
huis te verlaten, terwijl, zoo deze hierin nalatig bleven,
ze hiervan aan de stadscameraars zouden moeten kennis
geven. *)
*) Ordinar. fol. 248,
53
Het schijnt dat de beide stadsdoctoren onder elkander
eene bepaling hadden gemaakt, omtrent de uitoefening
der armenpractijk en de wijken onder elkander yerdeeld
hadden, althans den 3P° October 1777 bepaalt de raad:
,,dat de schikkinge tusschen de stads medicinae doctoren
omtrent het visiteren der krancken gemaeckt bij provisie
en tot naeder dispositie, sal blijyen stand grijpen, dog,
dat des niettemin deselve doctoren sallen gehouden sijn,
op aenseggen van den tijdelicken heer president, alle
krancken, sonder onderscheidt in wiens wyck deselve woon-
Agtig sijn, sonder eenig uitstel te visiteren.^' '
Toen Rudolfus Woltgraaf in 1779 was overleden, be-
sloot de raad den 30~ September van dat jaar , om voor
dezen geen plaatsvervanger te benoemen, en, zoo de
toen nog levende stadsdoctor Bernardus van Goutum zou
zijn overleden, iemand te benoemen die med. chir. et
obst. doctor was.
Van dit besluit werd door den raad echter kort daamay
voor een gedeelte althans, afgeweken. '
Den 27*" Januari 1780 werd namelijk tot stads medi-
cinae doctor, alsmede tot lector Anatomes, Chirurgiaeet
artis obstetriciae benoemd, de kundige Menardus Simon
du Pui, A. L. M. Phil. doctor enz. te Leiden, op een
tractement van 600 guldens. Hij zou met zijn collega.
Dr. van Goutum, eene schikking moeten maken omtrent
de bediening der stadszieken, en na diens dood deze
alleen moeten bedienen.
Zijne instructie luidt als volgt:
Instructie voor den stads lector Anatomes Chirurgiae et
artis obstetriciae.
Art. 1.
Zal door zijne aanstelling tot deezen post ipso jure.
54
en zonder nader examen , hebben het regt om in de Btad
en derzelver vrijheid te oeffenen de praktijk der chirurgie
en yroedkonst , invoegen hierna nader zal worden bepaald.
2.
Zal gehouden zijn de heeren van de magistraat te
dienen met zijn rapport , advijs en konst in allen gevallen
daar zulks door Schepenen en Raden, of den heere Pre-
sident burgemeester, in hunne qualiteit, nodig zal wor-
den geoordeeld; ten dien einde te doen wond- en lijk-
schouwingen, exarainatien en operatien, hetzij van ontleed-,
heel- of vroedkunst, naar vereisch van voorwerpen en
omstandigheden, alles zonder salaris, doch zal hem in
deezen de nodige dienst van een chirugijn worden verschaft.
3.
Zal jaarlijks ten nutte van chirugijns en leerlingen en
van vroedvrouwen, houden zoodanige openbare lessen,
als ter bevordering dier konstoeffeningen meest dienstig
zal oordeelen, zullende hem hiertoe een plaats worden
aangeweezen, als ook de dienst van een chirugijn.
4.
Zal verpligt zijn , de zieken aan de chirugijns van stad-
en armekamer (ingevolge art. 2 , 3 en 4 der instructie
voor de stads chirugijns) gedemandeerd , op vaste tijden
en zo dikwijls nodig is, of daarenboven wanneer daar-
toe van de magistraat speciaal gelast mogt worden, met
die chirugijns gratis te gaan visiteeren, zijne direotien
te geven ter behandeling, ook operatien en verbanden
van aanbelang zelf te doen en te bedienen, zo dikwijls
hij zelf dit nodig oordeelt , of ook , wanneer de chirugijns
hem hiertoe requireren, zullende in allen deezen een
chirugijn hem hierbij ten dienste moeten zijn, of de nodige
assistentie voor het gemeene werk verschaffen.
55
5.
Zal hij de functie yan stadsyroedmeester moeten waar-
nemen, zo dikwils ter adsistentie yan een vroedvrouw,
of ook wel zonder dezelve in zwaare gevallen wordt ge-
requireerd bij barende of zwangere vrouwen, die van
wegen de stad- of armekamer worden gealimenteerd , of
ook bij zodanige andere vrouwen, die, zijn dienst nodig
hebbende, deselve gratis begeeren zullen; zullende ook
in dezen de stads vroedvrouwen, des nodig, ten zijnen
dienste moeten bij de hand zijn.
6.
Zal verpligt zijn 'en zich niet mogen onttrekken, om
zijn raad, hulpe en konstbewerkingen aan te wenden,
zo wel in Heelkonst als Yroedkotnst, in allen gevallen
waarin daartoe wordt geroepen of gerequireerd, hetzij
door een ingezeten der stad en derzelver vrijheid, hetzij
door een chirugijn of vroedvrouw , die bij een lijder of
baarende vrouw adsistentie nodig mogten hebben; wel
verstaande, dat hij, (uitgezonderd in de gevallen in art.
4 en 5 bepaald) voor zijn verrigten dienst in dezen, zich
behoorlijk en naar omstandigheid van zaaken, van een
ieder zal kunnen doen salariseeren.
7.
Zal eindelijk zich geen nacht uit de stad mogen ab-
senteeren, als met expres voorweeten en toestemminge
van den tijdelijken heer President Burgemeester.
Dit alles bij provisie, en onder expresse reserve, om
deze instructie zodanig te altereren, daar bij en af te
doen, als Schepenen en Raden, na exigentie van tijden
en zaken, zullen vinden te behoren.
Aldus gearresteerd in Senatu den 24^ Januarij 1780.
Den 3*" April 1788 werd aan du Pui, wegens zijn ver-
56
trek naar Alkmaar, eervol ontslag verleend. Du Pui
werd 21*^" April 1754 te Enkhuizen geboren, waar zijn
vader geneesheer was. Na te Groningen tot Art. Lib.
Mag. en Phil. doet. bevorderd te zijn op eeno dissertatio
de formulis mechanicis et nonnulils earum
usibus. Vervolgens legde hij zich eerst te Groningen,
vervolgens te Leiden, te Londen en Parijs op de studie
der medicijnen toe en promoveerde te Leiden ook tot
doctor in dit vak. In 1780 door den invloed van Van
Geuns te Kampen benoemd tot stadsdoctor, en zooals
we zagen tevens tot lector in de ontleed-, heel- en ver-
oskunde, aanvaardde hij deze laatste betrekking met
eene „oratio de homine dextro et sin is tr o."
Na in 1788 naar Alkmaar vertrokken te zijn, werd hij
in 1791 tot hoogleeraar in de heel- en verloskunde
te Leiden benoemd. In 1826 kreeg hij wegens hoogen
ouderdom zijn emeritaat en overleed 14 Juni 1834. Hij
was Ridder van de orde van den Nederlandschen Leeuw
en lijfarts van Koning Willem I. Hij heeft een groot
aantal medische geschriften uitgegeven.
Den 4®" Augustus 1788 werd in zijne plaats tot stads-
doctor en vroedmeester aangesteld J. W. Heppe, med.
doctor te Almelo op een tractement van 400 guldens,
en wel op volgende instructie:
Art. 1.
De stads medicinae doctor zal generalijk voor niets en
zonder eenige declaratie moeten bedienen alle zieken,
welke verpleegd worden in het Pesthuis, Ziekenhuis,
de beide Weeshuizen en beide Gasthuizen, alsmede in
de respectieve vergaderingen, edoch de laatste niet an-
ders, dan wanneer de zieken daarin zulks expresselijk
pro deo begeerden, en voorts alle arme menschen, die
uit de armekamer trekken.
57
2.
Hij zal ten allen tijden als doctor medicinae moeten
fungeeren, daar en in alles waar Schepenen en Raaden
ofte wel de tijdelijke Heer President Burgemeester zulks
zullen requireeren, niets uitgezonderd, en dit alles al-
mede zonder eenige declaratie.
3.
Hij zal zig geen nagt uit de stad mogen absenteeren
als met expres voorweeten en toestemming van den tij-
del ijken Heer President Burgemeester.
4.
De stadsdoctoren zullen omtrent de waameeminge van
hunne posten , en verdeeling van de wijken van de stad,
en der respective Godshuizen, wel onder «jch eene ge-
voeglijke schikking mogen maken, zo echter dat beide
doctoren altijd zullen gehouden zijn, alle krknken, zon-
der onderscheid in welke wijk dezelve mogten woonachtig
zijn, op aanzeggen van den tijdelijken Heer President
Burgemeester zonder uitstel te moeten visiteeren, gelijk
ook bij vacaturen, ziekte of afwezendheid , de een voor
d^ ander altijd zal moeten fungeeren, en de patiënten
waarneemen, zonder zich daarvan uit eenigen hoofde te
mogen excuseeren.
• 5.
Hij zal ten minsten eenmaal daags het stads ziekenhuis
moeten visiteeren, en de zieken aldaar naar behooren
bedienen en teffens diegeene die tot genoegsaame her-
stelling gekoomen zgn, aanseggen om zich uit hetzelve
huis te begeeven , en bij nalatigheid daarin daarvan ken-
nis geven aan de tijdelijke Heeren Cameraars van de stad.
6.
De stadsdoctor die teffens als vroedmeester is aange-
58
steld, zal in deeze qualiteit moeten fungeeren, zoo dik-
wils ter adsistentie van eene vroedvrouw, of ook wel
zonder dezelve in zwaare gevallen wordt gorequireerd,
bij baarende of zwangere vrouwen , die van wege de stad
of Armekamer worden gealimenteerd , of ook bij alle an-
dere vrouwen die, zijn dienst noodig hebbende, dezelve
gratis begeeren zullen, zullende ook in deezen de stads
vroedvrouwen , des noodig , ten zijnen dienste moeten bij
de hand zijn.
7.
Zal verplicht zijn en zich niet mogen onttrekken j om
zijnen raad, hulpe en konstbewerking aan te wenden,
in alle gevallen der Yroedkonst waarin hij zal worden
gerequireerd , hetzij door een ingezeten der stad en
derzelver vrijheid, hetzij door eene vroedvrouw, die bg
eene baarende vrouw adsistentie mogte noodig hebben,
zoo egter, dat hij (uitgezonderd de gevallen in den vori-
gen artikel bepaald) voor zijn verrigten dienst in dezen,
zich behoorlijk en naar omstandigheid van zaaken, van
een ieder zal kunnen doen salariseeren.
8.
En reserveeren zich Schepenen en Raden om deeze
instructie ten allen tijde zoodanig te kunnen veranderen,
daar bij en af te doen, als zij na exigentie van tijden
en zaaken, zullen oordeelen te behooren.
Op dezelfde instructie werd den 19"» Juni 1794, we-
gens den ouderdom van van Goutum, tot tweeden stads-
doctor aangesteld Pieter Jacob van Maanen, Med. doctor
te 's Gravenhage, die als zoodanig en tevens als lector
Chirurgiae, Anatomes et artis Obstetriciae 800 car. gl.
tractement zou genieten; terwijl hij bij overlijden of ver-
trek van Dr. Heppe, op een verhoogd salaris, alleen
stadsdoctor zou worden.
59
Hij was een zoon yan Mr. Jan Maanen, raadsheer in
den Hove van Holland en Zeeland, en Maria van Overzee
en werd 2 Nov. 1770 te 's Hage geboren; na te Leiden
tot candidaat in de medicijnen bevorderd te zijn, bezocht
hij van 1793-94 de voornaamste hospitalen te Londen,
waar hij zich onder Lucas en Asthley Cooper op de prak-
tische heelkunde en onder Lowder en Haigthon op de
vroedkunde toelegde. Den 20™ Juni 1794 te Leiden tot
doctor in de geneeskunde bevorderd, kwam hij te Kampen,
waar hij nog in 't zelfde jaar door 't Bataafsch genoot-
schap met goud bekroond werd voor eene latijnsche ver-
handeling over het recht gebruik van brillen en andere
oogglazen. Op 't einde van 1795 tot hoogleeraar be-
noemd aan de hoogeschool te Harderwijk, aanvaarde hij
den 15 Juni 1796 deze bediening met eene „oratio
de studio chirurgiae nostra in patria melius
excolendo et illustrando." In 1806 tot Hoog-
leeraar te Groningen benoemd, verbood hem koning Lo-
dewijk die betrekking aan te nemen, ten einde de Gel-
dersche Hoogeschool voor dit verlies te bewaren. In
1808 werd hij echter door dien vorst tot commissaris-
generaal voor den geneeskundigen dienst en zijnen ge-
wonen lijfarts, benevens tot ridder van de orde van
de Unie en officier van 's Eonings Huis benoemd. In
1810 tot Hoogleeraar te Amsterdam aangesteld, bedankte
hg daarvoor in 1813, en practiseerde te Amsterdam, waar
hg in 1854 op 84jarigen ouderdom overleed.
Den 21"' November 1803 werd in de plaats van van
Maanen op de vorige instructie tot stadsdoctor aangesteld
Dr. C. C. Büchner, nadat de raad vooraf, den 29'» Au-
gustus van dat jaar, het volgende tarief voor de visites
der stadsdoctoren had vastgesteld:
60
Ordinaire visites binnen de stad:
Voor een dagvisite 8 st.
Yoor een nagtvisite, sijnde des avonds naa 10
uuren tot 8 uuren des morgens ingeslooten 16 st.
Extra ordinaire visites buiten de stad:
Dagvisite een quartier uurs afstand 10 st
Yoor minderen afstand gerekend als binnen
de stad.
Voor een half uur afstand 16 st.
Voor verderen afstand op het Eyland of ander-
zints binnen stadsjurisdict^e 1.10 st.
Voor de nagtvisites buiten de stad op bovengemelde
afstanden, voor ieder visite het dubbeld der boven be-
paalde sommen, de wagenvragten en reiskosten in allen
gevalle hier buiten gereekend.
{Wordt vervolgd.)
s. V.
OOTMARSUM VOOR HET VEEMGERICHT.
De heer Havard deelt in zijne beschrijving van Gro-
ningen ') mede, dat zelfs steden voor het Yeemgericht
gedagvaard zijn, als zoodanig noemende Zutphen, Oot-
marsum en Groningen.
Omtrent de eerste plaats verwijst hij naar het opstel
van den heer mr. L. A. J. W. baron Sloet „Zutphen
voor het Veemgerigt" *); met een enkel woord geeft hij
de aanleiding op van de dagvaarding van Groningen,
maar Ootmarsum vermeldt hij zonder eenige toelichting.
Hieruit neem ik aanleiding om terug te komen op de
stukken, betrekkelijk de indaging van Ootmarsum, door
den heer P. C. Molhuijsen medegedeeld '), waarvan
deze geene uitlegging heeft willen beproeven, het be-
treurende dat men van den aard en de gevolgen van
deze aanklacht niets weet.
Ik herinner dat deze stukken betrekking hebben op
eene klacht door Johannes de Hetersche inge-
bracht, tengevolge waarvan Johan Hakenberch, vrij-
geve ter Nijerstat *) in dem Suderlande, den richter,
burgemeester, schepenen en alle meer dan 14 jaren oud
zijnde manspersonen van Ootmarsum, met uitzondering
van papen en vrijschepenen , had ingedaagd voor den
vrijstoel.
') Les frontières menacées bL 112.
*) Bedragen voor Taderlandsche geschiedenis en oudheidkunde van
J. A. Nghoff II. bL 138.
*) Overgsselsche Almanak Yoor oudheid en letteren 1843 bl. 112.
*) Dezelfde Johan Hakenberch, vr)jgreve ter Nyerstadt, (Neustadt
62
Het eerst meegedeelde stuk houdt in de verklaring van
Dyrck van Heyden, richter, Johan Morbecke,
de gemeene schepenen en raad van Ootmarsum, dat zij
aan den klager en het gericht tot borgen stellen T o n ij s
Pulcien *) en Warner van Scharpenhusen en
de aan deze gegeven belofte van hen schadeloos te zul-
len houden.
Het andere stuk is een open brief van Pulcien en
Scharpenhusen voornoemd aan Hakenberch of dien vr^-
graaf, welke ,,den vryenstoel ter Nyerstat nest vor den
poerten gelegen jn dem Suderlande" op den tweeden Don-
derdag na St. Michiel „in heymeliker achte unn in rechte
,, stede na rechte besittende wort", waarbij zij verklaren:
,,So gij Johan fPrygreue vorg. hebt verbadet unn verbreuet
dem Ërsamen Richter Borgemeistere Schepenen ende Raet
enn gansse gheipeenheyt van manspersonen van Oetmer-
sem, de bouen viertien jaer oelt syn unn myt namen
Dyrike van Heyden, Johan van den Ouerhaghen, Johan
Zuest, Johan Tenckinc, kracht ^) Johan van Couorden
unn synen sone, vitgescheiden papen unn vrij gschepenen
van clage enn anbrenghens wegen Johannes die Heter-
Bchen vermyts Diderick van Heterscheiden synen proca-
ratoer enn cleger erbordert gesant hebn dar den Erberen
Richter Borgemeistere Schepenen ende Raet ende gansze
in Westphalen) deed in 1464 Johan yan Laer en onderscheidene an-
dere burgers van Deyenter voor zgn gericht dagvaarden: de daarop
betrekkel^ke stukken deelt Dumbar mee in „Het Kerkelijk en We-
reltiyk Deventer bl 578. vlg.
*) Molhu^sen leest: Pulaen.
*) Molhu^sen leest: Johan Zuest, Johan... Kracht, Johan van
CoTorden; de naam Tenckino is echter zeer duidel^k leesbaar. In
kracht lie ik niet, gelQk M., een zelfstandig naamwoord, maar
een voorzeteel, aan het Hoogduitsche krafft oorrespondeerende.
63
ghemeenheyt ende gude mans vorg. meynt em *) onbe-
hoerliken an geschreuen sy na gelegenheyt der zaeken
jo *) doech soe wyllen die Erber Richter Borgemeistere
Schepenen ende Raet ende gansse ghemeenheyt van Oet-
mersem vorg. om sulcke claghe na luede des vorberoirden
uwes ladebreffs dem vorg. cleger eder dem de der dage
na rechte to done hedde unde dem gerechte doen up
geboerliken verselligeden [?] steden unn bynnen een gebor-
like tyt des ze dar van oerre eer weghene unn rechte
weghene schuldich unde plichtich synt to done, dd,r wy
g^et vor wesen wyllen alse rechte borghen na vrygstoels
rechte unde loTon ju dat jn kraffte desses breffs by uns-
sen eeden den wy deden den hillighen rike du wy vryg-
schepenen worden gelouet ende gesworen hebt. In dem
gy ju dar voert boerliken na hebn ene daech stede enn
tyt daer toe locghen ') unn uns unde den vorbenoemden
Richter , Borgemeistere , Schepenen enn Raet ende gansse
gemeenheyt vorg. tytliken vermyts uwe scrifften sick na
te richten weten dan so sick dat gheboert na des ge-
richts rechte."
Beide deze stukken zijn van St. Remigiusdag, 1 Oc-
tober, 1462 en kunnen, naar mijne gissing, eenige op-
heldering vinden in de kerkelijke uitspraak van 21 Februari
1463, meegedeeld in m^ne bijdrage tot de kerkelijke
geschiedenis van Tubbergen ^) en in een dezer dagen
door mij in het archief te Ootmarsum gevonden , en aan
Molhuijsen zeker onbekend gebleven, stuk van 23 Ja-
nuari 1462 , des saterdages na agneten virginis, van den
') B^ Molhu^sen onleesbaar.
*) MoUiu^sen leest: so.
*) Molhu^sen leest: laghen.
*) O. R. e. O. Verslagen en Mededeelingem IX bl 128.
64
volgenden inhoud: „Wij Gerhardus van Randen,
prauest van Oeldenzael, laten ju weten Richter Burge-
meister, Scepenen enn raedt der stadt van Oetmersem
dat bij unssen gestliken gerichte van Oeldenzael myt
warachtighen tugen undervunden is, dat Johan de He-
tersche an den hillighen dage to mede wynter lest ver-
leden hefift in der kapellen to Tubberge van der altair
geit enn offer , dat dar geoffert was dat den pastoor van
Oetmersem na oelden rechten enn gewoonten tobehoe-
rendo' genomen enn en wech gebraecht buten wylle enn
consente des pastoors voirg. off zyns capellaens den de
selue pastoor du dair gesaent hadde de misse to doene
enn sodane costumelyc offer to entfangen welken capel-
laen oeck up die selue tydt verboden is gewest van Jo-
han die Uetersche vorg. dar in de capelle to Tubberge
gene misse toe done in name off van beuele des pastoors
van Oetmersem vorg. also dat die selue capellaen syn
misse gewade dat he an getogen hadde dar um wtdoen
most enn de misse laten staen ongedaen van hem."
Ik meen dat deze stukken in onderling verband en
samenhang het navolgende waarschijnlijk maken.
Zekere Johannes de Hetersche gedroeg zich even alsof
hij pastoor te Tubbergen was en deze kapel niet onder
de parochiekerk te Ootmarsum behoorde. Niet alleen
toch beging hij met Kerstmis 1461 de hiervoren vermelde
feitelijkheden, maar in het algemeen beroofde hij den
pastoor van O. van alle fructus, reditus, oblationes, jura
et alimenta der kapel en eigende ze zich zelven toe, be-
werende „dictam capellam fore ecclesiam parochialem et
„habere omnia et singula jura et insignia vore parochialis
„ecclesiae."
De booordoeling van zijn recht op de inkomsten dier
65
kapel en yan de rechten der kapel zelve had de Heter-
sche onderworpen aan Gerardus ten Bussche, de-
ken der Plechelmikerk te Aldenzalen, na zulks eerst ge-
daan te hebben aan Adolphus van Ruttenberghe,
proost der Mariakerk te Utrecht, zijnde beiden door den
Apostolischen Stoel gedelegeerd als rechter-commissaris.
Johannes van Drenten, rector der parochiekerk te
Ootmarsum, als tegenpartij voor den deken ten Bussche
opgeroepen, werd door dezen in het ongelijk gesteld en
alzoo werden hem de opkomsten der kapel te T. ontzegd.
Naar aanleiding van of hangende dit geding, gaf de
proost van Randen kennis aan R. , B. , S. en R. yan Oot-
marsum van* hetgeen ter kennisse van het geestelijk ge-
richt te Oldenzaal gekomen was, omtrent het gebeurde
te Tubbergen met Kerstmis 1461.
Dientengevolge zullen R. , B. , S. en R. van Ootmarsum,
dp vier door den prodst van Randen officieel in kennis ge-
stelde, tevens de vier voor den vrijstoel gedaagde, auto-
riteiten, wel niet stil gezeten hebben, maar integendeel
uit voormeld schrijven aanleiding genomen hebben om
de Hotersche moeilijkheden in den weg te leggen. Hunne
handelwijze zal dan de Hetersche er toe gebracht hebben
om hen ter dezer zake te dagvaarden voor den vrijstoel
te Noustadt , al is het ook onbekend waardoor dit gericht
een competent forum en van welken aard de ingestelde
vordering geweest is.
Op het hooger beroep van voormelde beslissing van den
deken ton Bussche , inmiddels door van Drenten tegen de
Hetersche ingesteld, vonnisde De Cesarinis, jur. utr.
doet. , kanunnik der Basiliek van den Prins der Apostelen,
causarum auditor van het apostolische paleis en kapellaan
van Paus Pius II , aan wien deze de behandeling der zaak
BIJDR. IV. 5
06
had opgedragen „capellam in Tubbergen ad dictam paro-
chialem ecclesiam de Oetmersem ac illius pro tempore Rec-
torem spectasse et pertinuisse ac spectare et pertinere de
jure, molestationesque, vexationes, perturbationes, iniqui-
tationes et impedimenta dicto domino Johanni de Dron-
ten, modemo Rectori siue curato dicte parochialis ee-
clesie de Oetmersem, super eadem capella in Tubbergen
et illius curata per prefatum Johannem de Hetterschen
in huiusmodi causa adversarium et ejus nomine quomo-
dolibet factas et prestitas ac facta et prestita fuisse et
esse temerarias, illicitas, iniquas, indebitas et injustas
ac de facto presumptas, temerariaque , illicita, iniqua,
indebita et injusta ac de facto presumpta; weshalve aan
de Hetersche, die in dat vonnis ook de Hetterscheijt
genaamd wordt, omtrent die kapel een eeuwig stilzwij-
gen werd opgelegd, met veroordeeling in de kosten.
R* E» n»
BOUWSTOFFEN VOOR EENE GESCHIEDENIS VAN HET
ONDERWIJS IN OVERIJSSEL.
I. SCHOOLBOEKEN.
Wie de geschiedenis van het onderwjjs schrijven wil,
zal stuiten op de moeijelijkheid om bekend te worden
met den inhoud der oude schoolboeken. Bijna zonder
uitzondering toch zijn deze alle uiterst zeldzaam gewor-
den, van vele zal welligt geen enkel exemplaar meer te*
vinden zijn. Zoo weet men b. v. dat latijnsche Gram-
matica^s uitgegeven zijn door Gerardus Roven ius en Gualth.
Sylvanus, beide Rector aan de Deventer school, in 1574
en 1602, door Mr. Jan Evertsz van Limburg, Rector
te Kampen omstreeks 1540, enz. ') — maar waar vindt
men een exemplaar dier werken?
Loffelijk is zeker de poging van den Heer J. Tideman
te ^s Uage ') om eene verzameling van Nederlandsche
kinderboekjes aan te leggen , met het doel om deze later
aan de Maatschappij der Nederl. Letterkunde te Leiden
ten geschenke te geven. Doch niet spoedig zal deze tot
eene gewenschte volledigheid te brengen zijn.
Het gemakkelijkst vindt men nog de uitgaven van
klassieken voor schoolgebruik. Deze toch behielden lan-
ger zekere waéirde, dan de andere, omdat zij niet zoo
dikwijls door verbeterde werkjes vervangen werden. Op
') Zie dezo By dragen I. bl. 11 en 251; Yersi. en Mededeel, der
Over^ss. Vereen. 7e stuk, bL 44.
*) Zie Bibliogr. Ad versaria II. 146.
5*
r>8
de Deventer Bibliotheek bevinden zich dan ook een me-
nigte van dergelijke boekjes uit de 15^ en 16* eeuw,
blijkens de Notices Bibliographiqnes des livres imprimés
avant 1525 par Adr. Mar. Ledeboer Deventer 1867. Ook
in de Annales Typographiques van Dr. Campbell vindt men
menig schoolboek op Overijsselsche persen gedrukt en
dus hoogstwaarschijnlijk « ook op de gewestelijke scholen
gebruikt.
Ik acht het onnoodig de daar voorkomende titels te
herhalen, maar vertrouw geen onnut werk te doen, met
hier do titels en soms ook den inhoud op te geven van
eenige jongere schoolboeken, welke grootendeels in mijn
bezit, alle als vrij zeldzame geschriften weinig bekend zijn.
Welligt is het een spoorslag voor anderen , om deze lijst
aan te vullen met hetgeen in hun bezit is.
1. Arithmetica. Reeckeninge op den Linien unde Cyf-
feren na allerley Hantieringe. Daar by een voorgereec-
kent Boeckxken van Koorne, Wijn, Botter unde Jaergelt^
op Deuentersche Mate, Eijcko, Gewichte unde Munte ghe-
ordiniert. Door M. C. Creszfelt, Rekenmeyster tho
Deuenter. Reesz, D. Wjjlicx 1577.
Met portret. In plat nederduitsch. Cat. Potgieter n". 598. B^ Re-
yius leest men p. 321: „Anno CIDIOLVII XXIY Junii, cdidit Mar-
tinu8 CaroluB Cresvelt (qui Arithmetices in urbe Dayentriensi ludum
aperuerat) suae artis opusculum lingua yulgari, nempe Arithmeticam
cum adjuncto libello, quo omnia juxta mensuram, pondus, et mone-
tam Davcntriensem expendendi et supputandi rationem tradidit, de-
dicavit opus Magistratui Daventriensi quod primo excusum DaYentriae
a Theodoro Bomio, hoc anno denuo recusum est Reessae Clivorum,
apud Tbeodorum Wylix Xantensem. In dedicatione ait se in hanc
regionem appulisse Anno CIOIOLV. Exstat cjusdem Cresveldi exigua
Charta topographica fluvii Isalae cum annexis." Waar vindt men die
IJsselkaart?
2. Caspari Holtstech Monasterionsis. Passio Do-
69
mini nostri Jesu Christi , secundum quatuor evangelistas.
Campis, P. Warner (1565.)
Tot schoolgebruik bestomd en opgedragen „Studiosae Gampensi Ju-
ventuti." — Letterkunde heeft een exemplaar.
3. Een neuw A. B. boeck in refrein,
Dienstlick vor die kinderen kleijn,
Christlick vnd fijn to samen bracht ,
In dit Jar van tseuentich acht.
Binnen Deuenter met consent
Eenes Eerbaren Raets geprent.
Dorch Symon Steenbergen an den Poet,
Daer loept vnd koept met grooter spoet.
Want het is goet: maeckt dromb gheen woort,
Telt slechts drie oort: so gat die koep voort.
Auth. L u d. Sol.
Van dit boekje bezat dr. Halbertsma een exemplaar „Revius ver-
meldt het p. 323. Het behelst bulten een A. B. C. een zestal gebe-
den voor kinderen met eenige regelen van welvoegelijkheid en zede-
lijkheid in 't laatste van dat zestal. Over *t geheel ziet het er meer
Katholiek dan Protestantsch uit
Of het met consent des Rades gedrukt is, komt mij twijfelachtig
voor. Ik vind er niets van in de Resol. van Schep, en Raad van 11
October 1576 tot 21 Febr. 1582, maar wel op 10 Nov. 1579 't vol-
gende besluit:
„Also 8ijmon van Steenbergen boeckdruoker gedruckt hebbende
die Almanaoken des jaers 80 neffens prognosticatien vnd anders, darop
stellende dat sie bg een Erb. R. gevisitiert vnd darop also vthgegaen
synnen, diewelcke visitatie bg een Raedt nget geschehn, Dan naeder-
handtt wie die exemplaren all gedruckt vernamen vnd die Raet heft
laten halen. Vnd dan oick mit waerheit vemanen eenige gedruckte
exemplaren algereetz in andem Landen versandt tho hebben allet con-
trarie syner loffte vnd alden gebruick. Soe hebben 8. vnd R. hen
operlaoht desfals borghe tho stellen ther Schepen und daringhe, ge-
denkende alle hinder vnd schaden soe dess errgsen muchte op sgne
persoen vnd guederen tho uerhalen, vnd hem bevalen gantz emstlich
dat hio hinvorder ghiene Almanacke oft itzwes anders drucken offt
vthgaeo sall laten sonder consent vnd vervilligungh van S. vnd B.
70
anders auerst ^edencken 8. vnd R. hem daer voer an tbo sehn, vnd
tho straffen anderen tot een exempell. Actum in senatu cons. a° et
die vts."
4. Corpusculum Florum Terentianorum factum in usum
Scholae Daventriensis. Daventriae, Apud Henricum k
Welberg, Bibliopolam.
183 bl. 12®. Latijnsche text met tusschenregelige vertaling. H.
van Welberg^n drukte volgens Ledeboer 1675-1679.
5. Matery-boexken , of Voor-Schriften bequaom voor de
Jonkheit om wel te leeren lezen , schry ven , en een aen-
porringe tot alle deugden. Noch een Tytel-boexken ,
hoe men aen een yegelijk schrijven sal, van wat weer-
digheit staat of wesen hy sy, Geestelijk oft Wereltlijk,
met opschrift, beginsel, en besluitinge des Briefs, in 't
kort begrepen. Een seer profytelijk Boexken. Daar by
noch gevoegt een maniere om te schrijven Obligatien,
Quitantien, Huercedulen, Schuit-brie ven , ende Wissel-
brieven. Wederom op een nieu verbetert, en noch som-
mige profitabelyke dingen by gevoecht. Proverbiorum
Cap. 8: vers: 1 Doctrinam magis quam aurum elicite.
Tot Deventer, By Henrik van Wijk, Boekdrukker in
de Bisschopstraet 1689.
Ongepagineerd, langwerpig 12*. Voor een doel herdruk van een AToeger
boelqje. Immers onder de Letterk. Nalatenschap van P. Wierdsma vindt
men n^ 87: „£en titelboexken : hoemen an enen ycghelicken schriuen saL
Ghedruckt toe Campen by Peter Wamerssoen" [1576?] Maar boven-
dien is bet geheel een herdruk van: „Matery-Boecxken ofte Voor-
schriften: Bequaem voor de Jonckhe^t, om wel te leeren Leesen ende
Schrgven veelderhande stichtelijke Exempelen. Oock Brieven te schrij-
ven aen alderhande Staten en mensohen. Midtsgaders Obligatien Qui-
tantien, Huyrcedullen , Schuldt ende Wisselbrieven etc. Van nieuws
oversien, verbetert ende met schoone voor-letters versiert. Gedrukt
te Leeuwarden, By Rinnert SQdtses, Ordinaris Boeck-Drucker der
Edele Mogende ^ Heeren Staten van Friesland t 1671." Dit schoolboekje
is vr^ algemeen in zwang geweest. Op den Catal. van der Willigen
(1875) n**. 1155 vindt men nog een druk Deventer, J. de Lange. 1772.
71
6. Opregt Onderwys jn de Letter-konet, zeer bekwaam
om alle personen in korten tyd, op de gemakkelijkste
wijze te leren spellen, lezen on schrijyen. Ten dienst
van alle gemene Scholen en Schoolmeesters beknoptelyk
samengestelt. Door B. Hak voord. Te Deventer, By
de Wed: van Enoch de Vries, Stads Dnikkeresse, woont
aan den Berg-Schilt. (1702)
5S blz. 12^ Op den titel de afbeelding eener school. (Plaat
n^ 3.) In het „Berigt aan den lezer" gedagteekend ^Zwolle, den
Ssten van Hooimaand 1702" beklaagt zich de schrijver, dat Jacobus
Bonman buiten z|jn voorkennis dit boek zonder H/s naam uitgegeven
had, „waardoor de Nieuwe Nederduitse Spel-, Lees- en Schrjjf konst ,
zynde een zeer bekwaam School-boek, daar dit van woord tot woord
uitgenomen is, voor een groot gedeelte bedorven, of ten minsten
merkelyk in zyn loop gestuit word." B. H. is om zgne Spinozisti-
sche gevoelens als koster afgezet. Ygl. Schotel, Volksboeken I. 245 c. v.
7. Een seer korte Onderwysinge , voor de Jonge Kin-
derkens, In de voomaemste Hooftstucken der Christelycke
Religie. Vraegs- en Antwoords wijze gesteld door Theo-
doras Dunkium, Dienaer des H. Euangeli in de Gere-
formeerde Christelycke kerke te Emmerik. Nu ten ernstigh
versoek veler Christenen, tot Onderwysinge harer Kin-
deren, in druk uitgegeven. Matth. 19: 14. Laet de jonge
Kinderkens tot my komen: Want het Koningrijk der
Hemelen behoort hen toe. Te Deventer, By de Wed:
van Enoch de Vries, Stads-Drukkeresse , woont op den
Bergh-Schilt.
16 blz. 12^ Hoewel van geen jaartal voorzien. Iaat zich de leef-
tyd van dit boekje bepalen tusschen 1700 en 1725.
8. Grammatica Latina Gerardi Joannis Yossii contracta.
Zwollae , Apud Bemardum Uakvoord, et Joannem Blank,
Bibliopolas. 1722.
186 bl. 12**. Achteraan met nieuwe paginering en signatuur:
Colloquiorum Scholasticorum Maturini Corderii
72
Centuria. Zwollae Apud Bernardum Hakroord, et Joannem
Blank, Bibliopolas 1722.
86 bL 12^ Eene eeuw vroeger werd dit boek reeds te Deventer
gebruikt. Zie Bgdr. I. 253.
9. School-Boek , Behelzende de Namen der geslagtec
yan Adam af tot op Christum toe. Met nog eenige andere
Namen van Landen, Steden, Plaatzen, Ampts-Personen,
enz. Vertoonende een kort beloop der H. Schrifkure,
bij een gesteld om aan de Jeugd in de Nederduitsche
Scholen geleerd te worden. Door P. Bakker, Organist
en Schoolmeester te Medemblik. Dezen laatsten Druk van
merkelijke Fouten ' gezuiverd. Te Zwolle , Gedrukt by
Frangois Clement, Boek en Papiorverkoper aandeMelk-
markt op de hoek van de Steenstraat, (omstr. 1725).
De Heer Ebbinge Wubben bezat een ex.
10. Nieu verbetert voorschrift boeksken bestaende in
eenige stigtige Versjes, waerin verscheiden Geloofs puncten,
en Regulen van het Burgerlyke Leven zyn aengetrokken.
Benevens een korte en klare beschryvinge en optellinge
van de Delen, Ryken, Landschappen, en voornaemste
Steden des Werelds, als mede van de zeden der selver
Inwoonderen. Sijnde hier nog bijgevoegt een kort Ver-
hael der Regeringe van den Staet deser Vereenigde Ne-
derlanden, en in 't bysonder de Provincie van Overyssel
rakende. Tot gebruik in druk gegeven door Adrianus
Stellingwerf, Voorsanger en Schoolmeester tot Blok-
zijl. Den veertienden Druk op nieus oversien en van vele
drukfouten verbetert. Te Campen, Gedrukt by ^gidius
Valkenier, Boek en Papierverkoper in de Broederstraat.
88 bl. langw. 12*. De Approbatie van de Classis van Vollenhove
en Steenw^k is van 1 Mei 1680. Bl|jkens de voorrede schreef hg
dit boekje, omdat ^het Materi of Titel Boexken, dat in onse Scholen
gebruykt word" nog door niemand naar den eisch des tjjds was verbeterd.
73
ofschoon het grootendeels 'onbruikbaar was geworden. Uit een lofrers
van J. J. de Vries bl^kt, dat Stellingwerf ook voornemens was
Zeegezangen nittegeven. Denkel|jk was dit werkje getiteld: Stich-
telijke Zeeman, zingende vele nieuwe liederen. Amst 1706 (zie
Konst- en Letterbode, 1848', II, 183. In Cat Potgieter n". 1554, komt
eene uitgave van 1708 hiervan voor.) Dezelfde 14e druk is niet vóór
1733 versohenen, daar Valkenier niet vroeger als drukker voorkomt.
De 13c druk verscheen te Zwolle 1738, de 16e in 1753 by J. C. Royaards.
11. DionisiiCatonis disticha de moribus : In usum
Scholarum. Editie prioribus omnibus castigatior. Daven-
triae, Apud J. H. van Wyk, Bibliopolam, 1745.
32 bl. 12". In 1611 reeds gebruikt. Zie Bgdr. I. 253.
12. Kort uittrekzel van een Belydenis, en Voorberei-
dings Catechisatie Tot dienst der gener, die begerig zyn tot
Leeden van de Christelyke Gereformeerde Gemeente, en
gebruikt (sic) van des Heeren H. Avondmaal toe gelaten,
te worden. Kunnende ook gebruikt worden tot een Voor-
bereidinge, zo dikwijls als men ten Avondmaal gaat.
Door Antonius Strick, Bedienaar van het H. Euan-
gelie van Jezus Christus te Endscheide. Twede Druk.
Te Deventer, Gedrukt bij de Wed: van E: de Vries,
Stads drukster aan den Berg-Schilt, 1745.
32 blz. 12°. „Uitgegeven volgens Kerken-ordre , na visitatie en
approbcdie van de E. Classis van Franeker." Vooraf eene „Opwekking
aan de Gemeinte tot Enscheide" in vers van M. V. D. P. — Strick
was eerst pred. te Crummarum en Ferdgum; van daar de approbatie
der Classis van Franeker; van 1741-1756 stond h^ te Enschede.
13. Leer des Geloofs ofte de voornaamste Hooftstukken
der waare Christelijke Religie in Korte Vragen en Ant-
woorden voorgemeld en verklaart; Volgens aanleidinge
en inhoud van de XII Artijkelen des Christelijken Ge-
loofs, vervat in 't Symbolum, genaamt der Apostelen.
Om te dienen tot onderwij zingo van Eenvoudigen. Tot
eigen gebruik t'z uimgestelt door Wilhelmus Sluiter,
Predikant te Rouveen. Tweede Druk. Met eenige veran-
74
deringe uit onderrindinge dienstig geoordeolt. Hier agter
is gevoegt de Catechismus in rijm weleer uitgegeven,
doch thans niet meer te bekomen, van den Eerw. Jo-
hannes Sluiter, in leven Predikant te Steenwijk.
Te Zwolle, Bij Johannes Carolus Roijaards, Boekver-
koper in de Dieserstraat. 1751.
Do Heer Ebbinge Wubben bezat een ex.
14. De Trap der jeugd ofte Nette manier, om hetzij jonge
of oude Perzonen op goede fundamenten te leren lezen
ende schrijven. Daar benevens een kort onderrigt om de
penne wel te snijden, te houden en te voeren. Vercierd
met Gebeden, Dankzeggingen en Christelijke Spreuken.
Hier agter is bij gevoegd de maniere van allerhande co-
leuren van Ink te maken, etc. Door Carel de Gel-
lier s, Schoolmeester der Stad Leeuwaarden. Vermeerderd
met de Namen der Steden en Dorpen van Vriesland,
alsmede die van de Stad Groningen ende Ommelanden.
Mede zijn hier bij gevoegd de Namen der Boeken des
Ouden ende Nieuwen Testaments ende eenige Geslagt-
registers uit dezelve. Op nieuws nagezien en van vele
misstellen en spelfouten verbeterd. Te Zwolle, Gedrukt
bij Simon Clement Boek en Papierverkoper aan de Melk-
markt.
Simon Clement drukte volgens Ledeboer 1753-87. In 1739 werden
dit en het volgende reeds op de Zwolsche school gebruikt.
15. De Proverbia ofte spreuken des allerwysten Eonings
Salomons. Zeer bequaem om de jeugd in de Scholen tot
hare stigtinge te doen lezen. Zwolle, S. Clement. 4.
16. Linguae Latinae Rudimenta concinnata ex Gramma-
tica Lithocomo-Vossiana, ex decrcto Nobl. Ampl. Coss. Rep.
Zwollanae Renovata et prioribus Correctiora. Zwollae Apud
Simonem Clement, Bibliopolam. 1767 cum privilegio.
75
144 blz. 8*. TitelTJg^ct een wapen: een boom waarb^ een Zwaan
of Ooijevoar. Uelmtoeken een Zwaan. Aan het slot oen Zondagsgebed
in het Lat|jn.
17. Kort begrip der Christelijke religie, voor die zig
willen begeven tot des Heeren H. Nachtmaal. Verrijkt met
uitgedrukte en klare Schriftuurplaatsen. Ende verdeeld
in dertien zondagen. Door de Dienaren Jesu Christi bin-
nen Deventer. De Drie en zeventigste Druk. Van nieuws
overgezien en verbeterd, en met vernieuwde Privilegie.
Te Deventer, Oedrukt by Jan de Lange, Boekdrukker
en Verkoper aan den Brink, 1773.
84 blz. 16*. Het oorspronkelijk „Octroy" om dit boelge gedurende
tien jaar alloen te mogen drukken , was aan do Lange gegeven 10
Jan. 1764. De opstellers waren dus Martinus van Doelen
(1742-1769), Philippus Theodorus van Riemsdijk (1747-1779),
Petrus Isaak Schriever en Wilhelmus de Koning
(1763-1764).
Blijkens het „Aan den Christelijken Lezer" had de kerkeraad tot
de uitgave van dit boogje besloten, vooral ten dienste der inwoners
van Epse, de Geldersche burgerlijke gemeente, welke korkeiyk tot de
Deventer gemeente behoort. Dat het echter evenzeer op de cathechi-
satien voor de jeugd gediend moet hebben, blgkt m. i. uit het aantal
drukken, waarvan m|j echter slechts bovenvermelde bekend is.
18. Voorbeeld der Godlyke Waarheden, voor eenvoudi-
gen. Die zig bereiden tot de Belydenisse des geloofs: Meest
tot particulier gebruik opgesteld, door A. Hellenbroek,
In leven Bedienaar des H. Evangeliums te Rotterdam.
Den vijf-en-twintigsten Druk. Vermeerdert met een Hoofd-
stuk van den Raad des Vredes , en uitdrukkinge van alle
Schriftuur-Texten. Te Deventer, Gedrukt bij Jan de Lange,
Boekdrukker en verkoper aan den Brink, 1775.
10 en 109 blz. 12^ Biykens de keerzyde van den titel „Uitge-
geven volgens Kerkenordre." Vooraf een toespraak, waarboven „Ge-
liefde Leerling", en een gedicht van G. 8. „Aan de kleine kinderen."
Bewijzen genoeg, dat het op de catechisatien gediend heeft
i
76
19. Het Epistelen en Evangeli-Boek of Enige uitge-
lezene Texten der Heilige Schrift, door last van de Ho. Mo.
Heeren Staten Generaal der Vereonigde Nederlanden en
volgens 't besluit van de Synode Nationaal, gehouden
te Dordrecht in den jare 1618 en 1619 uit de oorspron-
kelyke Griekze Tale getrouwelijk overgezet. Bekwaam
om in de Scholen van de Einders geleert te worden. Te
Campen , Gedrukt by de Erven Egidius Valkenier, Boek-
verkopere.
De Heer Ebbinge Wubben had oen ex. De erven E. Valkenier
komen voor 1782-18.., volgens Ledeboer.
20. Nieuw Groot A, B, C, Boek, Zeer bequaam ende
Profijtelijk voor de Jange Kinderen te Leeren. Men moet
in het A, B, C geoeffent wezen. Eer men in eenige
Boeken iets kan lezen. Te Deventer, Gedrukt bij J. H.
de Lange, Boekdrukker aan den Brink. 1791.
16 bL 12**. Met den haan aan do keerzgde des titels en de af-
beelding eener school op den titel. (Plaat n^ 4.) Donkelgk een herdruk
van het Hanebook, dat te Amsterdam reeds in 1781 b|j Adam Meger
verscheen. (Zie Cat v. d. Willigen, n". 2378.)
21. De Historie van Joseph, Simson en Jonas, verhaa-
lende alles wat haer door de bestieringe Gods zoo in voor-
spoed als in tegenspoed, is overgekomen: zeer nut om van
de Joekheid in de Schooien geleezen te worden. Te» De-
venter, Gedrukt bij J. H. de Lange, Boekdrukker en
verkooper aan den Brink. 1793.
De Heer Ebbinge Wubben had een ex.
22. Schriftuurlijk Schoolboekje Begrijpende over de ze-
ven honderd uitgelezene Schriftuurplaatzen, getrokken uit
het oude en nieuwe testament, voorgesteld na de ordre van
het A. B. C. en de afgedeeld in vier A. B. C. Zeer be-
quaam om in't School gebruikt te worden. Door J. Ma es.
77
Te Zwolle, Gedrukt bij F. Clement, Boek en Papier-
koper bij de Melkmarkt op de Groote Aa.
Verschenen tusschen 1793 en 1807.
23. Overijsselsch Schoolboek. Deventer, J. H. de Lange.
1805-1814.
8 stukjes in 8^
24. Eenige korte vragen voor de kleine kinderen door
Jacobus Borstius in zijn leven Predikant tot Rot-
terdam. Mare. 10: 14. Laat de Kinderkens tot mij komen,
want zulkor is het Koningrijk der Hemelen. Te Zwolle,
Gedrukt bij Frangois Clement, Boek- en Papierverkoper
op de Melkmarkt aan de grote Aa. 1807.
II. ERASMUS OVER DE ZWOLSCHE SCHOOL.
Onder de Colloquia van Erasmus is er één, dat uit
een Overijsselsch oogpunt meer dan de andere de aan-
dacht verdient. Niet opgenomen in de oudste uitgaven
der Colloquia, is de eerste mij bekende getiteld „Con-
flictus Thaliae et Barbariei Auctore D. Erasmo. Dat is,
Stryd tussen Thalie [eene der Zang-godinnen] en Barba-
ries [de Woestheid , of Bastaardy] door D. Erasmus. Een
Geschrift, dat nooit voor dezer is gedrukt. Te Rotter-
dam, By Joannes Borstius, Boekverkooper op den hoek
van de groote Markt. Anno 1684." Dit stukje is ge-
plaatst aan het slot van de door P. Rabus bezorgde ver-
taling der Zamenspraken van Ërasmus en de vertaler
zegt het ontvangen te hebben van Johannes Schalkius,
predikant te Charlois, die het handschrift georven had
van den geleerden heer Lydius.
Deze bijzonderheden mogen niet onvermeld blijven,
78
omdat het niet onverschillig is of Erasmus werkelijk de
schrijver is geweest van dit geschrift, dat, gelijk Rabus
in het voorberigt het uitdrukt, tot oogwit heeft „eenige
pedanten, die in dien tijde [nl. van ErasmusJ te Zwol
voor Leermeesters van Talen speelden, te hekelen, over
't invoeren van hunne grollen in d' onderwyzinge der
Leerlingen, en quaad Latyn spreken; en boven al over
hunne belachelijke manier van vaarzen maken, 't welk
toen ter tyd in zwang ging."
Tot bevestiging van het beweren, dat we hier inder-
daad met eene pennevrucht van den groeten Rotterdammer
te doen hebben, wordt in. een „Aan den lezer" nog aan-
gehaald een brief van Erasmus aan Cornelis van Gouda,
voorkomende in de uitgave van Paulus Meruia, 2* dl.
8* brief, en in den Londenschen druk van 1642 , 31*
boek 17' brief. De daarin voorkomende woorden, welke
hier van toepassing zijn, luiden aldus: „Tune caepere
illiteratissimi quique , qui nunquam didicere, docere quod
nesciebant; docere inquam, magna mercede, nil scire;
stultiorcs reddentes discipulos, quam acceperant, imo et
eo redigentes , ut se ipsos quoque nescirent. Tum a tergo
rejectis veterum praeceptionibus , itum est ad recentia
quaedam imperitiae praecepta, puta modos significandi ,
verbosa commenta, et ad ridiculos Grammaticae doctri-
nae regulas, deliramentaque innumera. Et cum jam omnia
summo sudore perdidicerant , in id literarum eloquentiae-
que conscenderant fastigium, ut ne unam quidem orati-
onem Latino proferre noverint. Et sane, quantum mihi
videre videor, si id Barbarum hominum genus, eo quo
caeperat cursu perroxisset, nescio in quam novam ser-
monis speciem nostram Thaliam vertissent." In het hand-
schrift van Pieter Opmeer stond hierby als kantteekening ;
„Thalia Erasmi opusculum."
79
Ik geloof niet, dat hiermede voldingend bewezen is^
dat niemaiid anders dan Erasmus de schrijyer van den
„Conflictus" geweest is.
Mogelijk heeft het zijn nut hier nog te zeggen, dat het
stukje ook te vinden is in de Latijnsche uitgaven van
1693, 1712, 1747 en 1774, in de HoUandsche uitgave
Leiden 1703 n^ 411 p. 1797 en in de fransche door
Gueudeville bezorgde uitgave Leiden 1720 tom. V. dial.
40, doch dat men het te vergeefs zoekt in de door Cle-
ricus bezorgde Opera Omnia.
Thalia , vergezeld van Calliope en Melpomene, ontmoet
op haren weg naar den Zangberg de Bastaardij met haar
gevolg, welke het voorhoofd eener maagd heeft, doch
onder de borst op een ezel gelijkt en op het hoofd groote
hoornen en hangende ezelsooren draagt. Melpomene
weet te verhalen, dat de stad, waar dit monster ge-
biedt, Zwolle is. Weldra zijn de hoofdpersonen in
een hevigen woordenstrijd gewikkeld, waarin zij elkander
den voorrang op letterkundig gebied betwisten. Ik sla
dat alles over tot waar de Bastaardij zich op 'hare be-
roemde Zwolsche school beroept.
B. In meo quod Zwollis est gymnasio, quae sit gloria,
quis rigor , quis vigor, si tibi memorare incipiam continuo
rumperis invidia. '
T. Nimirum. Ët potes columnasque tuo rumpas gran-
diloquio. Yerum incipe. Rumpe si potes.
B. Longum est. T. Fac breve, ut nosti. B. Summum
complector. Ad illud itaque, quod paulo ante memoravi,
gymnasium nobilissimum , ex omnibus mundi latissimi
regionibuB, quanto confluant agmine, nemo tibi facile
explicuerit.
80
T. Hui stupendum asinum illum Zwollorum (gymasjl
campanam loquor) tam sonora voce rudere cunctosque
turmatim allicere.
B. Inepta. Abstine convitijs, et audi.
T. Audio.
B. Illic confestim instituuntur , crudiuntur.
T. Mirnm in modum.
B. Optimus glosulis, vocabulariis , argumentis, nota-
bilibus innumeris.
T. Quam rectissime.
B. Quid nares contrahis? Imo eo perduco ut nihil
nesciant.
T. Novum.
B. Crescunt illis interea cum corporo tempora, ut
exacte docti jam praesint aliis. Tum taleB remitto, ut
beati vivant, boati moriantur.
T. Ha, ha, he. Parum abfuit, quin cachinno rum-
perer; tam iis invideo scilicet.
B. Quid rides fatua? an ego risu digna fari videor?
T. Ego ista tibi rectius memorare potere.
B. Tun'? T. Ego. Si placet nunc audies. B. Incipe.
T. Quin ita se res habet. Confluunt ad te innumeri,
fateor. Qui, si quid recte in scholis prius didicerant,
id continuo dediscant necessum est. Deinde his (quas
plurima enumerasti) dispendiis non tam imbuuntur, quam
obruuntur, tandem ut sciant nihil. Immo eo perducis,
ut et se ipsos nesciant. Crescunt interea circum tempora
cornua, sibique videntum scioli, et qui praesint magis
quam subsint idonei. Tum tales remittis, ut beani vi-
vant, beani moriantur.
B. Tu, ut video, linguam a probris non cohibes. At
cave mihi bilom moveas" etc.
81
Het gesprek komt vervolgens op de waarde der verzen
door beider leerlingen vervaardigd en de Barstaardij
geeft als proeve van haar eigen dichterlijke vlugt het
volgende :
Zwollenses tales, quod eorum Theutonicales
Nomen per partes ubicunque probantur et artes,
Ët quasi per mundum totum sunt nota rotundum,
Zwollensique solo proferre latinica solo
Discunt Clericuli minium bene verba novelli.
Nadat dit vers door Thalia beantwoord is', scheiden de
dames van elkander en daarmede is het stukje uit.
Ik wil nog even stilstaan bij de personen , die de Bar-
baarschheid aanhaalt als door haar opgeleid en door
geleerdheid befaamd. Het zijn Floristes, Papias,
Huquiton, Michiel Modistes, Jacobus Glos-
sator en vooral Johannes de Garlandia. Welke
letterkundige zonden genoemde schrijvers in Thalia^s oog
begaan hebben, kan ik niet opgeven, daar het allen
weinig bekende schrijvers zijn. Papias schreef in het
midden der IV eeuw een Glossarium; Jac. Glossator was
een jurist uit de school van Irnerius in het midden der
12' eeuw; met Huquiton zal mogelijk Hugolinus (de
Porta Ravennate) bedoeld zijn, van wien hetzelfde ge-
zegd kan worden als van den vorigen; van Garlandia
vind ik een berijmd geschrift, dat hier denkelijk op
zijn plaats is, getiteld: „Johannis de Garlandia.
Comutus etOttonis de Lunenborch. Cornutus qo-
vus, ambo cum commento Johannis Drolshagen.''
Het verscheen zonder naam van plaats en drukker, doch
volgens Campbell, Annales typogr. n". 1030, te Zwolle bij
BIJDR IV. 6
82
Petrus van Os van Breda omstreeks 1481. *) Drolshagen
was Lector aan de Zwolsche School en deze zal bij het
onderwijs dus wel van genoemd werkje gebruik gemaakt
hebben. Een ander geschrift van de Garlandia over de
Verba deponentalia te Deventer gedrukt (Campbell An-
nales n°. 1031) zal hier wel minder in aanmerking be-
hoeven te komen.
Wat het onderwijzend personeel der Zwolsche school
betreft in den tijd toen Erasmus den Conflictus geschre-
ven moet hebben, trof ik aan Kempo Theslanensis
„bonorum artium professor et scholasticorum 4**'^ classis
in Oppido Zwollensi magister", schrijver van een Com-
mentum in secundam Doctrinalis Alexandri Galli partem.
Item carmina ineunte sec. 16.
Hij schijnt 1530 nog geleefd te hebben , komende toen
voor „domus et aria magistri Kemponis de Texalia in
de Diezerstraat."
III. DE SCHOOL AFGEBEELD.
Hoe de schoollokalen er in vroegeren tijd uitzagen, is
hier en daar reeds door het herdrukken van oude afbeel-
dingen aangetoond. Voor de 17* en 18* eeuw kan men
er verscheiden vinden in het tijdschrift „de Oude Tijd" *)
en bij Schotel in zijne „ Vader landsche Schoolboeken. *)
Daaruit leert men menige bijzonderheid aangaande de
inrigting van het onderwijs kennen.
') Delprat noemt in ^ijne Broederschap v. G. Groote bl. IOC den
uitgever van dit boelge Nehemias Drolshagen , Lector in het Frater-
huis te Zwolle.
*) 1870, bl. S64 en 365, 1872 bl. 225 en 226.
*) I. 212, 246.
word
kend
voor
VOOl
diei
uit
lin^
nie
der
ziti
vo
h€
V€
K
C
V
o
83
Hierdoor is het echter nog geenszins overbodig ge-
worden, om ook aan andere zoodanige afbeeldingen be-
kendheid te geven, want ze zijn verre van gelijkvormig
vooral in onderscheiden tijden en plaatsen.
N*. 1 der plaat is van 1457 en stelt eene Kamper school
voor. Al is het lokaal zelf daarbij niet te zien , toch ver-
dient dat kleine teekeningetje de aandacht. Het is genomen
uit het H. S. getiteld: „Digestum vetas", eene verzame-
ling van keuren der stad Kampen. De meester zit hier
niet zooals later in een soort van katheder, en de kin-
deren schijnen althans gedeeltelijk niet op de banken te
zitien, maar op de knieën te liggen. (Vgl. Bijdr. I. bl. 4.)
N*. 2 behoort niet in Overijssel te huis, maar verdient
vooral de aandacht wegens het ontbreken van de plak,
het oude zinnebeeld der schoolmeesterlijke magt; ze is
vervangen door eene roede. De afbeelding komt voor
op den titel van Boëtius, de consolatione philosophiae
Keulen 1497.
N^ 3 is ontleend aan het titelblad van Hakvoord^s
Opregt onderwijs (boven n'. 6), Daar dit boekje te De-
venter gedrukt, maar te Zwolle geschreven werd, is het
onzeker tot welke der beide plaatsen het plaatje behoort.
N'. 4 vindt men op den titel van het bekende Haneboek
(boven n^ 20). Ik weet niet of vroegere elders versche-
nen drukken dezelfde afbeelding bevatten; in dit geval
heeft geene Deventer school tot model gediend.
(Wordt vervolgd.)
V. D.
6*
ZEGELS VAN DE PROVINCIALE SINODE EN VAN
DE CLASSES IN OVERIJSSEL.
In het Kerkhistorisch Archief, dl. I blz. 443
en vlgg., plaatste vroeger de heer N. C. Kist eene rae-
deeling over de zegels en zinnebeelden der Nederlandsche
Hervormde kerken.
De zegels van de provinciale sinode en van de classes
in Overijssel zal men daarin echter te vergeefs zoeken.
Ook deze hebben echter bestaan en ik wensch daarom
hier mede te deelen, wat mij dienaangaande bleek.
In de sinode den 15'" Juli 1622 te Zwartsluis gehou-
den, werd besloten dat de credentiebrieven van de af-
gevaardigden ter sinode , voortaan met een zegel zouden
moeten bekrachtigd zijn, waartoe elke classis der pro-
vincie haar eigen zegel zouden hebben, en dat het sym-
bolum van het zegel op de eerstkomende sinode ter tafel
zou gebracht worden, om daarvan alsdan kennis te ne-
men en het aan de goedkeuring der vergadering te on-
derwerpen. Tevens werd toen in overweging gegeven,
of het niet raadzaam zou zijn , dat ook de sinode zelve
een zegel bezat, waarop men besloot dat in deze verga-
dering een zegel der sinode «ou worden ontworpen.
Op 't eind der sinode werd dan ook besloten: „Int
besluyten van desen synode is nae den art. 3 van een
zeghel Synodi Tranyssulaniae gesproken worden, ende fina-
lycken resolveert dit naevolghende : voortaen te ghe-
85
bruycken : Een brannonde Lainpe op een boock, cnde sal
classis Campen het laten maken."
Den 17*° December 1622 werd in eene vergadering der
gedeputeerden van de sinode te Zwolle, vertoond: ^het
sigillum van den synode, classi Carapensi opgelecht te
maken, hetwelck den aenstaenden synodo sal overlevert
worden."
Sub 12 werd den 17"* Juni 1623 te Deventer in de
sinode besloten: „Nopende 't geene dat in tertio membro
des derden artickels ge resolveert is, van dat een yder
Classis huius Provinciae zijn eygen segel zoude hebben,
ende ten dien eynde een yder het syne op deesen Sy-
nodum inbrengen, omme besichticht ende geapprobeert
te worden, so ist, dat de E. Broderen van Zwolle hyr
over gehoort synde, hebben hyrover tot antwoort ge-
geven sulx onnodich te syn , ende noyt als een gravamen
om ad Synodum te brengen, in haren Classe voorgecomen
te zyn, hebben niettemin aengenomen sulcx ad classem
te refereeren, ende is hyrop van den E. Synodo goet-
gevonden darmet te supersedeeren totten Nationalem Sy-
nodum, blyvende de voorighe acte in esse."
Sub 13 werd vermeld: „Sal sigillum synodï^el van de
E. deputato Synodi ingebracht worden. Is van domino
Paulo Leonardo gedaen."
In de acta der Sinode, den 1'" Juni 1624 te Kampen
gehouden , leest men sub 6^ dat besloten is : „de acta
des voorgaenden Synodi syn horleesen, ende is op het
12* artickel, elckes classis scegel gevordert, ende hebben
ingebracht het classis van Deventer litteram n? niet:
novit Dominus qui sint sui. Het classis van Swolle
eenen openen bibel met: Scrutamini scripturas.
Het classis van Steenwijck ende Vollenhoo: twee handen
86
in elkanderpn met: en dextra fides; dewelcke syn
goetgevonden."
Het zegel der classis van Kampen werd in de verga-
dering den 22 Juni 1625 te Zwolle gehouden, overgelegd.
We lezen sub 9^: „de broeders der classis Campen heb-
ben volgents den 6 artickel haer classicaal zegel inge-
bracht 't welck is een geestelycken ridder met dese op-
schrift: Die wel campt word ghecroont. Dit si-
gellum heeft Synodus geapprobeert."
SAUVEGARDE
In het vorige deel dezer Bijdragen , blz. 283 , doet
mjjn mederedacteur de vraag, naar aanleiding van het
verleenen van sauvegarde aan het klooster ter Hunnep
door den Graaf van Arenborg in 1566, of het plaatsen
van een wapen in een slot , klooster of huis meer plaats
vond om aan te duiden, dat zoodanig gebouw stond
onder bescherming van den vorst of heer, wiens wapen
het in zijn gebouw of poort had geplaatst; tot beant-
ding daarvan kan dienen, dat Hertog Filips van Bour-
gondie den 19 December 1461 het begijnhof te 's Her-
togenbosch in zijn bescherming nam, en beval aan den
Drossaard van Brabant en Limburg, den schout van
Antwerpen en 's Hertogenbosch en alle andere ambtena-
ren in het land van Brabant, om het te beschermen.
Voorts machtigde de Hertog do oversten van dat begijnhof,
ten bewijze hiervan, 's Hertogs wapen aan te brengen.
Men ziet hier dus een gelijk geval , eveneens voor een
geestcljjk gesticht.
N. ü.
JAN ADRIAENSEN LEEGHWATER TE KAMPEN. 1647.
Uit de stedelijke rekeningen bleek mij, dat de stad
Kampen den beroemden molenmaker en ingenieur Leegh-
water een paar malen heeft geraadpleegd, en wel over
het recht zetten van den toren der boTonkerk en het
maken van een plan voor 't bouwen van eenen nieuwen
toren, in de plaats van de in 1646 afgebrande kerk en
toren van het Heiligen Geest Gasthuis.
Omtrent het eerste punt, lezen we in de rekening
van 1647:
„Den 15 Martij hebben Gedeputeerden met Mr. Jan Ari-
aentsen Legewaeter in de bouenkercke ende op de bouen
tooren geweest , om te besichtighen de gelegentheyt ende
het ouergaen van den tooren ende dat op middelen mochte
verdacht worden f 3 — 1 — ".
d' Ingenieur Legewaeter, wegens consultaties en ya-
catiën alhyer om die bouen toorn, vereert f 60. — .
Men raadpleegde toen ook den Ingenieur Nemant van
Zutphen en zekeren Morlet, en bepaalde zich er toen
toe om de klokken, behalve twee, uit den toren te ne-
men. Eerst in 1689 word de toren door den ingenieur
mr. Jan de Jonge kunstig recht gezet.
Betreffende 't ontwerpen van een plan voor een nieuwen
toren door Leeghwater, vinden we aangeteekend in de
rekening van 1647:
„Den 7 Meij ande secretaris Hoff getelt, dertich car,
gulden om durch syn E. ande Ingenieur Legewaeter ge-
88
sonden te worden, tot een recorapens ofte vereeringe
voor een conterfeitsel offte model van een toren nieuws
te maken, f 30. — ".
De Nieuwtoren, waarvan men in 1649 de fondamenten
logde , is echter niet naar 't plan van Leeghwator gebouwd.
De 30 guldens voor zijn ontwerp , werd hem toegelegd
krachtens volgende raadsresolutie :
,,Den 6" Maij 1647.
Hebben Schepenen ende Raedt de Cameners in tem-
pore geordonneert , om aen Jan Adriaenz Legewator,
Ibgeniour ende Molenmaecker , te doen betaelen dertich
caroli guldens, wegens het maeicken van een model van
een toren".
Volgens het Biographisch Woordenboek van Van der
Aa, zou Leeghwater in 1644 reeds overleden zijn. De
hier door mij medegedeelde feiten bewijzen, dat hij in
1647 nog in leven was.
N. ü.
GEHARD TER BURG. 1651.
, „Martis den 30 Decembris 1651.
Wegents offereren van dre ende twintich prenten van
de heeren Plenipotentiaren , geweest hebbende ouer de
vredehandelinge tot Munster, is mr. Ter Borch uit het
ouerschot van deser stads Camer van den E. Witten
ende Vreese, begunstiget met hondert car. gl. eens."
Dus leest men in het Resolutieboek van den Raad van
Kampen.
N. ü.
BÜDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS VAN TWENTHE.
1581-1608.
De rekeningen yan Johan Mulert tot Voorst, Drost van
Twenthe, van 1581 tot 1597 en van 1605 tot 1610 van
de Spaansche zijde, leveren op eigenaardige wijze vele
kleine bijdragen tot de geschiedenis van het door hem
beheerde kwartier gedurende een tijdvak, waarvan zich
de geschiedenis uit haren aard niet dan moeijelijk uit-
voerig en juist beschrijven laat.
Terwijl Zalland reeds bijna geheel door de Staten ge-
nomen was , bleef Twenthe nog in handen der Spanjaarden
en het was aan den Drost opgedragen de belangen van
het Hof van Madrid waar te nemen, hetgeen aanleiding
gaf tot vele belangrijke handelingen, waarvan in zijne
rekeningen, aan de Rekenkamer te Maastricht afgelegd,
een vrij uitvoerig verslag te vinden is. Zonder dat toch
werd menigmaal een post in zijne rekening geschrapt,
als niet behoorlijk omschreven of niet met voldoende be-
wijzen gestaafd.
Daardoor zijn die rekeningen tegelijkertijd een soort
van dagboek, dat niet zelden gebeurtenissen vermeldt,
welke elders niet geboekt kunnen zijn. Ik laat voor het
oogenblik alle door hem genoemde plakaten, publikatien,
enz. achterwege, omdat daarvan elders gebruik gemaakt
zal worden, en bepaal mij tot de overige belangrijkste
BIJDR. IV. 7
90
posten, vooreerst uit zijne rekening van 30 Mei 1581— 31
Dec. 1586.
Onder de uitgaven op fol. XXIY brengt hij een post van
190 daler en 6 stuiver of 285 brabantsche gulden en
6 st., welke hij betaald had aan Joest de Yoecht van Rij-
nevelt, Hopman over twee vendelen Duitsche knechten
„herkomende van sekere justicien, soe gemelte Rijnevelt
gedaan int jaer LXXX vnnd jnt beginsell vant jaer
LXXXI, eer die Drost gecommitteert was totdenDrost-
ampte vnd nijemant het voerss. Amt respiceerde.''
Voorts had hij in het ontzet en daarna in het beleg
van den vijand te Goor gevaceerd 16 dagen, 19 Julij
tot 4 Aug. LXXXI , en zulks niet zonder groote kosten,
moeite en perikel „want vermijtz kranckheijtt vnd aff-
sterven des Graven Rennenberch Stadtholder, nijmant
was, die op het genne nodich wass ordre stellen mochte,
als om het Crisvolck willich tho maken, vnnd annder
nodruft, so daer van doen mij proviande, pioniers, pul-
ver, gescutt, onderholt voert Crisfolck etc. als blijckt bij
adtestatie des Raetsheren van Overjssell Derich van Till
jn dato den xxiii Junij jnt jaer LXXXIX, des dages
vier Carolus gulden vermits den tijtt nu dubbelt vnnd
dree dubbelt duerder js als jn tijdt der voerdrosten,
facit LXim £."
De Rekenkamer reduceert dien post tot vier ponden
daags van 40 gron. vlaems en nog zonder consequentie.
Fol. XXV v«. In het voorjaar van 1582 „Ruter toe Ghoer
vnd opt huis toe Grimbergen" van de Spaansche zijde
„geaccommodeerd."
Bij gelegenheid dat hij de justitiekosten wegens het
onthoofden van eenen misdadiger, die eene vrouw om
91
't leven had gebragt , in rekening brengt , treft men deze
kantteekening van de Rekenkamer aan:
„Deze Drost wordt belast op dit poinct ende alle andere,
daer straffe vande lijue enden confiscatie van goeden valt,
over te brengen de sententie , ende wat goeden, haeffelick
ofk erffel. , den gevanghenen achtergelaten heeft, omme,
daer verboertenisse ofte confiscatie van goeden valt, de-
zelue tot zijne Ma** profijte te appliceren ende berekenen.
Den Drost seijt, dat in zijn district ende beuolen am-
bacht alle sententien criminele alleen door hem alleen
werden geraempt ende bij den scherprichter gopronuncieert,
Ende dat aldaer geene confiscatien van goeden en valt,
ouermits, soe hij seijt, die het lijff verboert, genouch
verliest, mede dat aldaer geene confiscatie en valt.
Loquitur ten bureele ') die difficulteijt, begrepen in dese
gemoueerde memorie, sal werden geleden bij forme van
aduertissement , tot dat naer die reductie ofte reunie
vande resterende Prouincien hierop naerder informatie sal
moegen genomen werden , omme naer aduenant van dien
vorder ende absolutelicken hierinne geordonneert te wer-
den, soe tot dienst van heure hoocheijden sal beuonden
werden to behoeren, daervan hier Memoria."
De rek. is bij de Kamer ingekomen op 9 Sept. 1589.
De kantteekening spreekt dan ook in het begin van dit
art. van „sijn Ma*." Het schrift daarentegen gelijkt veel
op het slot, waarin het jaartal 1607 voorkomt, en mo-
gelijk behoort dat gedeelte van die kantteekening ook tot
dezen laatsten tijd, wegens de daarin voorkomende uit-
drukking van: „heure hoocheijden."
Het punt van de confiscatien gaf — om dit hier in het
voorbijgaan aan te teekenen — in het laatst van 1614
') Dat wil 'zoggon: de Rekenkamer merkt hierop aan.
92
ook aanleiding tot geschil tusschen de Rekenkamer te
Roermond en Otto van Egmond, Drost van Zalland,
welke laatste antwoordt, dat alleen moordenaars en zelf-
moordenaars ') volgens het Landregt van Overijssel Igf
en goed verbeurden; doch ten aanzien der goederen van
Rebellen, „dat die Raetsheer Dicrick van Thill van om-
trent anno 81 lestleden ettelijcke jaeren ontfanger geweest
is van de geannoteerde goederen der Rebellen jn Over-
yssel, dan js sommige jaren daernae, jn consideratie,
dat die van den Lande ') te Hove remonstreeren , geen
confiscatie van goederen jnden Lande van Overyssel te
plegen plaets te hebben, ende andere Redenen daerbg
gevoecht, de voorss Annotatie sedert altyts jn stille stant
gebleven."
Fol. XXX. ,,Noch heft die Richter van oldensell (den-
keiyk Herman van Hoevel) denn Drosten tho kennen
gegeuen , we datt sijn broeder Heer Wolter van Hoeuell,
Prior tho Deuenter, gekomen was Jnt styfft van Munster
vnnd van henn verstaenn eijnige middele thoe weetenn,
waermede de stadt Deuenter toe reduceren vnder die
gehoersamheyt van zijnn Ma^ vnd den droste begeerde
daerop tho spreken, alsoe datt die Droste hem entegen
gekomen ter Coppell vnd Asbeeck jnt stijfftvann Munster
vnnd gemelten prior gehoertt hebbende in presentia des
Drosten Westerholt vnnd heer van Almeloe geraetsAm
benenden syn g. daeruann to verstendigen , Derwegens
is den Droste inn perzoen getogenn denn vij Martij Af.
LXXXIII stilo Nouo nae Groeninghen bij zyne gen. vnnd
die saeke tho kennen gegeuen , diewelcke gemelten Prior
') Vgl. Winhoff. uitg. Chalmot, bL 230 ; Racer III. 288 ; Bijdr. III. 360.
*) Iets verder bezigt h^ in plaats hiervan „die van der Lantschap
oft Ridderschap.**
99
seluest begerende tho sprekenn, Is raijt na oldennzeell
getagen vnnd denseluen Prior gesprakenn omtrent Sa-
seloe int feit ter presentie die yoerss. persoenen, in
alles geuaceert xx dage des dages vier Carolus guldenn
Blijkende by adtestacie des Heeren Stadtholder Yerdugo
jn dato den x Julij jnt jaer LXXXIX facit LXXX £."
De Rekenkamer merkt op dezen post aan: „Alzoe dit
zijn vacatien, geschiet om crijchszaeken , niet gheméens
hebbende mette oncosten deser Drostampts, Transeat
als voren fol. XXV verso articulo 1*."
Fol. XXXI. ,,Int Jaer LXXXIII den viii maij js die
Drost dnrch ordinancie vnnd beuell des Heeren Stadt-
holder Yerdngo getogen vann Oldenzeell op Ghoervnnd
vandaer mitnemende Conuoij niet sonder groet perikell
vnd geuaer des viandts op Rijssen om eijnige Burge-
meijsteren der stadt Rijssenn an te vangen, vermitts sij
van wegen arer Stadt gesantenn gescickett vht aren Raett
bijnnenn vtrecht sonder voerweeten ader consent van zijn
gen. an de sich seggende staten, geuaceert viff dage,
des dages vier Carolus guldenn blikende bij adtestatie
des Heeren Statholders Yerdugo etc. jn dato den x Julij
jnt jaer LXXXIX facit XX £"
In de kantteekening staat : dat men eenige burgemees-
ters gevangen wilde nemen „doer dien zij mitten vijant
getracteert hadden buijten Consent." Onder ontvangst
fol. XYII^*". leest men dat die stad twee Burgemeesters
naar Utrecht had gezonden, en dat de zaak afgemaakt
is met eene boete van 214 gdgl. 8 st.
Fol. XXXY*«. „Noch js die Drost vann Twent tot
versoeck van wilen Joan baptista van Taxis, ijnn zijn
leuen overste Leutenandtt des Billischen Regiments, vnnd
als gecommitteerde des Heerenn Stadtholders Yerdugo
94
etc. verschenenn vnd getagen vht die Twente ijnn Zallandt
den XXV aprilis jnt jaer LXXXV mijt gemelten auersten
Luetenant, om die huijsen, Boe van denn viandt inge-
nomen, als Rechteren Raen vnd Schulenborch , wedder
toe reduceren vnder zijn Ma% diewelcke het Landt van
Twenth vnd sunst ander plaetzen, onder die gehoer-
saemheit vann zijnn Ma* zijnde, zeer beschadigen vnd
beroofden , Derwegen Ruter vnnd knechte versamelt zijnde
neffens gemelten ouersten Taxis vnd Drost van Zallandtt,
aldaer ordinantie gemaeckt soe vann wagens Pioniers
Prouiande voringe vannt gescutt vnd andere prouisien,
tot der zelue belegeringe dienende, weshaluen die Drost
vann Twentt tot voldoeninge der voerss. ordinancie wed-
der getagen van daer op Rijssen Goer Delden vnd 01-
denzel tott denn zesten Maij jnt selue jaer vnd alsoe in
alles geuaceertt tweleff dage des dages vier Carolus gul-
den. Blijkende bij adtestatie des Drosten van Zallandt
jn dato den tweden Augusti jnt jaer LXXXVII facit
XLVIII £.
Fol. XXXVI*". Den Drost vann Twente ijs durch des
Heeren Stadtholder Verdugo neffens den Drost van Zal-
landtt verscreuen zijn gen. entegenn toe koemen op Schu-
lenborch , om die voerss. Drosten toe spreken vann saeken,
zijn Ma' deijnst angaende geuaceert drije dage, des da-
ges vier carolus gulden. Blijkende bij zijnn gen Mijssiue
jn dato den xxx Maij jnt zulue jaer etc.
Fol. XLIII'". Noch heft die Drost van Twente sulffs
vnnd durch sijnen vulmechtigen alle Jaer op S" Peter
ad cathedram van wegen Co* Ma" bijnnen de stedenn
Enschede vnnd Goer den Raedtt helpenn kesen, Daer-
auer die Drost des jaers geuaceert twee dage, sdages
vier Carolus gulden vnnd die volmachtiger ock twe dage,
95
sdages twee Carolus gulden facit in die yoerss. ses jaren
XXX £."
Hem en zijnen Yolmagtigen worden 5 jaren (1582 — 1586)
gepasseerd omdat de verkiezing plaats Yond op Petri,
en wel hem f 2 per dag, den anderen f 1.
Fol. XLIIII. ,,Noch hefft die Drost van Twente tot
dienst van zijn Ma^ doer versuick des Heeren Stadthol-*
ders Yerdugo in verscheidenn plaetzen vnnd mit veele
perzoenen heimelicke jntelligencien vnd correspondentien
^eholdenn ock verscheidenn perzoenen vthgesandt soe om
eijnige plaetzenn toe Reduceeren onder die gehorsamheit
Tan zijnn Ma^ als oock om dickwils kondtschap vnd die
^elegentheit vann den viandt soe in anslagen als anders
thoe weetenn , soe wel binnen als buten Landes Hetwelcke
denn Drost alle jaer een grots gekostet, daervan niet
gelegen noch oeck dienlich offte mogelich pertinente
specificatie offfce documenten bij tho brengen vnd hir to
stellen, soe well vann die baden daerto gebmiket als an
wat perzoenen vnd jn wat platzen dann blijket sulcks
genoech vht diversche Mijssiuen des voerss. Stadtholders
Verdugo, hierbij vertoont, vnd, alsoe Zijnn Ma" Ricker
•
Js den drosten daer voer alle jaer etwen tho toe leggenn
van sodanighe deijnsten Moijten vnnd kostenn, als die
Droste ijs an zulcks toe missen, vnnd daermede dan die
Drost niet geoersakett en woertt sulcks voertan hinder-
wegen toe laten hetwelcke nochtans zeer noedich in dusse
tijdtt stellet die Drost tot discretie vann die Heeren van
die Camer wat zij dem Drosten daervoer jn dusse sess
Jaeren willen toe staenn.
Lo'. hiervan ten Burele: Alzoe ghelgke oncosten niet
en mogen gebracht noch geleden worden op den Drosten
Rekeninghen wordt desen text alhier doorslagen zal niet-
96
min dese Drost daervan zijn yerzoeck mogen te hoere
doen om daervan gerecompenseert te werden vnij te con-
tributien oft elders zoe hij te Raede werdt."
Uit de Rekening van 1 Jan. 1587 tot 31 Dec. 1592.
Fol. LXXIIP». „Die Drost van Twenthe heft den ix
Februarij jnt jaer LXXXVII op den Lantdach t oldenzel
gewest vnnd geuaciert vier daege vnd alsdoe requireert
vnnd versocht tot dienst van zine Ma^ dewijl de Stadt
Deuenter onder die gehoirsamheit van zine Ma^ reduciert,
to trecken nhae Deuenter omme mit den Raet aldaer
vnnd sunst te communiceren vnnd auiseren middele, die
Steden Campen vnnd Zwoll van gelicken onder die ge-
hoersaemheit van zijne Ma^^ mochten gebracht worden,
vnnd middele, waermede die Stadt Deuenter mochte er-
holden wordden , daerouer - geuaciert xvii daege , ja xxi
daege sdages vier Carolos gulden, blijckende bij de at-
testatie van Lambertus Budde, Richter van Enschede,
als Landtschriver, in date den xiiii'" Februarij jnt jaer
XCI facit LXXVI £.
Fol. LXXV. Die Droste van Twenthe heft den achsten
Aprilis int jaer LXXXYII gesandt Lambertus Budde,
Richter t' Enschede , nae Delden omme sich vuith namen
des Drosten tot conseruatie van zijne Ma^ Hoicheit vnnd
gerechticheit te jnformeren vnnd gerichtlicke kondtschaft
te nemen van den Richter van Delden, Derck Ëngelkens,
als lange jaeren gedient hebbende voir Schriuer bij den
zaligen Drosten van Twenthe Goesen van Raesfeldt, die
olde, vnnd omtrent dertich jaren Richter thoe Delden
gewest, whe het bij tiden des voergh. van Raesfelt mit
den gicht van zine Ma^ broecken in de Heerlicheit Al-
melo geholden, ingelicken die geuangens, soe daar ge-
97
apprehendiert wordden, vermits Rotger Torck zu voerhelm,
tegenwoerdiger besitter yan Almelo, sich daeijn weige-
rioh laet finden , als blijcket bij het Notariaet schijn Van
Joan Oelen jn dato den xx*° Junij jnt jaer LXXXYI
vnnd gerichtlioke kundtschap van Derck Engelkens, Rich-
ter van Delden, in dato den Negeden Aprilis jnt jaer
LXXXVIJ, jn des Drosten Rekenonge finij lesten De-
cembris jnt jaer LXXXYI auergelecht, Daerauer geua-
ciert mit vuijt vnnd intrecken drije dage des dages twe
Carolus gulden facit VI £"
Het gedeelte der vorige Rekening waarop het boven-
staande slaat, luidt in zijn geheel:
Fol. XIX. „Yann almeloe js dusse ses jaeren niett
gekoemen vnd dat, vermits Rottger Turch, itzijger be-
sitter des huses almeloe, den Drosten van Twente weij-
gerich is, die broekenn, soe sijnn Ma^ aldaer veruallen,
toe gijchtenn , seggende hem sulcks nijett toe gebuerenn,
dan, soverre die Drost vernemen kan durch die naest-
gesetene Richteren ofl;e anders, Datt in der heerlicheijt
eijnige broeckenn, sijn Ma^' toebehoerende , veruallenn,
liden kann, die drost dersuluen jnvorderenn, hetwelcke
alsoe onmogelich vnnd streckenn weerdt tot groet preiu-
dicie vnd jnterest vann zijn Ma^^, tensij daer anders jn
verseen woerdtt, wandtt sonder twijfell onder zoe eijnn
gemeente, daer vele schuire bouenn vnd anders zijn,
veele ondaden geschien, so bij gebreck als voerss. on-
dergeslagenn wordenn, och inn voirgaende Rekeninge
der zaligen Drosten beuonden sall worden alle tijdt wat
gedaen thoe hebben vnd alsoe blijcket bij der Contscap
des Richters van Delden hierbij vertoont jn date den ne-
genden Aprilis An® LXXXVIJ, die welcke lange jaeren
den Drosten Raesfelt voer schriver gedient vnd na on-
98
geveerlich dertich gaeren Richter gewesenn: dat eenbe-
sitter Tan Almeloe sulcks schuldich is weij och alle ge-
uangenenn jn handen des Drosten tho leueren, daer
nochtans ter Contrarie bij Rotger Turch js verscheijdent-
lich gedaen worden, als eendeels blijcket bij het Nota-
riaetschinn van Joann oelenn jn dato den xx Junij jnt
jaer LXXXVI hirbij vertoentt, versuickt de Droste we
het daermede tot consenia4ie van zin Ma* Hoech" ge-
holdenn sall wordenn, als oeck mit hetgene, soe der
voerss. Rotger Turck durch geuanckenisse sommigen aff-
gedrongen hefït, hem tho moten geuen eer zij hebben
konnen los koemen als andere Memorie.
Lo^ hiervan ten Burele zij van dit article gemaect
extract ende gesonden aen Cancelier ende Raeden van zijne
ma** Raede jn Overijssel ten eijnde, dat zij dese camere
aduerteren van zijne ma** gerechticheijt Ende breuken,
vallende binnen desen kerspel Almelo ende wat op H ver-
souck desser droste bij tselue article tot conseruatie van
zijne Ma** hooch ende gerechticheit oirboirlicxst zal die-
nen ghedaen te zijne.
Lo'. ten bureele ende zij gecommuniceert aldaer met-
ten Drost , wat men tot conseruatie van heure hoocheijden
recht, hier in den text vermeit, het oirboerlicxst sal moegen
doen, tot welcken einde mede dienen geexamineert die brie-
ven van Cancelier ende raeden van Oeuerjssel aen dese Ca-
mere geschreuen in dato den 20*^" Septemb. 1590 responsif
op de voergaende deser Cameren, mitsgaders den brief aen
Rutger Turch ambachtsheere van Almeloe van x Nouemb.
1590, daerop geen antwordt en is gekommen, volgenn
het verclaeren van den rendant, dese partije zal werden
geleden bij memorie in regardt van den Rendant, Ende
nietemin, soe bij voergaende rekeninge van Qoesen van
99
Raesfelt, voorsaet in oflBcio van den voerss. Rendant,
claerlicken blijckt, dat van de amenden, gevallen inde
heerlickheijt van Almeloe, behoerlicken wordt verant-
wordt, 8oe werdt den Rendant expresselicken geordon-
neert , die voerss. erffgenamen ende besitters van de voerss.
ambachtsheerlicheit van Almeloo daertoe te houden, dat
zij oeuergeuen jn zijnen handen die declaratie van de
breucken, geuallen zedert den tijd deser rekeninghe, tot
welcken einde hem zullen geleuert werdden iteratiue
briefüen deser Gamere ende duplicaet van de brief, van
deselue aen de voerss. van* Almeloe geschreuen desen
angaende den x Nouembris XY'XC, Ende, ingeualle uan
uordere vuijtstell ofte weijgeringhe werd den voerss. ren-
dant wel expresselick geordonneert , tegens dieselue te
procederen ende contenderen tot verbeurte van het leen
naer gewoentelicke maniere, daertoe den rendant zul-
len werden geadministreert alle ins truc tien ende titulen
noedich.
Zij gedacht, dat van de amenden dien volgende werde
verantwoert in de rekeninghe van desen rendant van den
Jaere 1608: bij briefüen deser Gamere van xiii decemb.
1607 is dienaengaende iteratiuelick aende douagiere van
Almeloe geschreuen ende desen rendant die briefüen mede-
gegeuen.
Fol. LXXIX v«. Die Drost van Twenthe heft den vijff-
entwintichsten Junij int jaer LXXXVIJ op den Lantdach
t^ Oldensel gewest vnnd geuaciert drije dage des dages
vier Garolus guldens vnnd doemaels tot dienste van sijn
Ma* vnd beuorderenge van Justitie gerequiriert vnnd ver-
socht tho trecken an den Drost van Zallandt vnnd Bur-
gemeisteren vnnd Raet der Stadt Deuenter, omme te com-
municeren, met wat middelen men parthien, dewijle
100
daeruan groete clachte kommen tot expeditie yan Ju8-
ticie mochte helpen nan saecken, in claronge beroepen,
waer sijn Ma^ oijck wiegen dersnlnen broeken ten hoich-
sten ahn gelegen js , jnsunderheit mit den Riddermatigen,
die anders nergentz convenibell, geuaciert seuen dage,
des daechs vier Carolus gulden, blijckende bij de attes-
tatie van Lambertus Bndde, Richter t' Enschede, als
Landtschriver in date den xiiii Februarij jnt jaer XCI
facit VI ^.
Lo' ten bureele. Wort alhier geleden die vacatien jn
loco residentie tot IJ £ daechs, ende die andere boijten
slantz ter requisitie van der Lantschap geroijeert onder
soufi&anees."
Aan de andere zijde van den zoo even afgeschreven
post: „Sauffrance van zess maenden voor XXVIII £."
„Die Drost van Twenthe heft uith benei des Heereii
Stadtholders Verdugo doen accommodieren vund vnder-
brengen twie veenlein welsche knechte een binnen Oeth-
mersum vnnd een binnen Enschede, Daerauer geuaciert
vier dage, des dages vier Carolus gulden, blijckende bij
des voergh. Heeren Stadtholders missiue in dato den jer-
sten JuUj int jaer LXXXVn facit XVI £.
Fol. LXXXII'*'. Die Drost van Twenthe heft den Ne-
geden Septembris jnt Jaer tachtentich seven ontfangen
van. den Heeren Stadtholder Verdugo seker beuelschri-
uendt, dat die viandt sich vergaderde omtrent Zwoll,
besorgende deselue in Twenth mocht jnfallen, dat die Drost
daeran die Buiren daer tho holden sal, om haer gewas
in de Steden to brengen, jngelicken die Edelluiden tho
adverteren haer huiseren wall to bewaeren, derwiègen
sulcx inden Gerichte Oldenzel Oetmersum Redingen En-
schede Delden Borne vnnd Almelo bij kerckenspraecke
101
doen beuelen Jngelicken ande Ëdeluijde huiseren, als
Soesfeldt, Welvelde, Hengelo, stelt daeruoer alhier thin
bladen, jeder blat oierdehaluen stuuer, want het stoff
nu daer, blijckende bij de missiue des yoerss. Heeren Stadt-
holders, datert den Soeueden Septembris int jaer LXXXYII
facit I £.
Die Droste yan Twenthe heft den seuenden Octobris
jnt jaer LXXXYIIJ op den Landtdach t Oldensel ge-
west ynd geuaciert drije dage ynnd als doen requiriert
wordden , tot dienst yan z^ne Ma^ ynnd beter yorderonge
yan Justitie toe trecken mit den Drost yan Zallant, Otto uan
Egmont ynnd Johan yan Steenwick an den Heeren Stadt-
holder Yerdugo, dhomaels to Couorden sijnde, geuaciert
seuen dage ynnd alsdoen yan gelicken gerequiriert om
to trecken ahn zin Al***, de Hertoch yan Parma, om bij
sijn Al^ tho remonstreren solliciteren ynnd beuorderen
tot dienste yan zine Ma^ approbatie yan zeekere articulen,
so bij de Landtschap, met yoergaende communicatie des
Heeren Stadtholders Yerdugo, concipiert ynnd auercom-
men, om, geduirende die demembratie yan Ridderschap
ynd steden yan Ouerjssell, parthien soe yoell moegelick
clageloes to stellen ynnd tot expeditie yan Justitie te
mogen helpen wiegen saecken yair die hooge banck ynnd
indes Heeren Claronge huirende, dairahn dan sine Ma^
ten hoichsten mede angelegen wiegen desseluen broecken
ynnd amenden, sunderlinge met denn Riddermaetigen ,
die anders nergentz conyenibel, oijck wegen andere sijne
Ma^ broecken , soe yan de lege bancken appelliert worden,
ende alsoe by gebreck ongestraffet blyyen , ynnd jmmid-
dels hen sternen by gebreck yan Claronge tot groet
naedeel ynnd preiudicie yan s^n Ma^ hoicheit ynnd ge-
rechticheit, oick naedeel yan Justitie ynnd Jnteressierden
102
parthien, als van gelicken thoe Remonsteron vnnd ahn
tho holden, het ampt Clomenschatte wedder ahn het
Drostampt vnnd Rentampt Zallant mochte appliciert word-
den vnnd anders , vuijtgetaegen van Oldensel den twieden
Decemhris jnt Jaer LXXXVIJ vnnd, dewijle het sheer
geuaerlick vnnd ohnuelich, deur Suerlant omme getagen
vnnd toe Audemach auer den Rhijn vnnd van daer op
Bruissel, alwhaer sijn Al'*' niet vindende getaegen op
Antwerpen, van daer denseluen geuolght op Gent, vnnd,
alsoe deselue nhiemandt van den Raeth bij sich hadde
anders als den Secretarius Cosmo, hebbe moeten wachten
bes den Heer President Richardot van Brugge mit den
Secretarius Moriensart tho Gent angekomen vnnd alzoe
sin Alt*" etlicke daege daernae van Gent op Bruissel
vertaegen, all voir een resolution thebben sijn met den-
seluen getaegen op Brussell vnnd van daer den elfften
Aprilis jnt jaer LXXXVIII weder t' Oldensell angeco-
men, maekt bouen opgh. thin dage hundert een vnnd
dertich daege des daeges vier Carolus gulden, vnnd waer
den Drost nicht gelegen om thijn carolus guldens sdaeges
soe een geuaerlichen moijelicken reijse int herte vanden
winter wedder te doen, blijckende bij de attestatie van
Lambertus Budde Richter t' Enschede, als Landtschriver,
datiert den xiiii»° Februarij jnt jaer XCI facit V^XXXIIU C.
Lo' ten bureele. Bij deliberatie derseluer so wor-
den alhier geleden voor drije dagen vacatien tot oldenzeel
gedaen , plaetze van zijne residentie tegens II ^. 's daechs
tot YI £., ende die andere zeuen daegen buijten zijne
residentie tegens HIJ £. sdaechs tot XXVIIJ £. , dien-
volgende dwijtgetogen somme gerecht op XXXII II ^.
Dan op de verdere geeijschte vacatien, tot requisitie
van de Lantschap met communicatie vandon Heere Stadt-
103
holder Verdugo gedaen, jnden texte angetogen, Bij
faulte van blijcken van Commissie ende jnstmctie van
den heere Verdugo, ende omme verdere redenen, hier-
voren folio LXXIIJ (of dergelijke vacatien te voren al-
tijd ten laste des konings waren gebragt?) worden dieselue
verdere vacatien alhijer doorslagen nochtans met Souffrance
van zesse maenden als -aldaer. Dien volgende js vuijtge-
togen somme gerecht.
Souffrance van zess maenden voer HIJ* XCIIIJ £."
FoL LXXXVIJ. 9 Mei 1588 Joan van den Cloester
toe Hauerhorst, Drost van Yollenhove, namelijk van
de Spaansche zijde.
Fol. LXXXVIIJ^<» en LXXXIX. In de laatste dagen
van Mei 1588 onderzoekt die Drost op last van den Stadh.
Verdugo of het waar was, dat Hendrik Schroots met de
zijnen, als gevolmagtigde van Adriaen van Rheede, ge-
weigerd had gamisoen van Z. M. op 't huis Saasfeld in
te nemen.
Fol. XC"". „Die Drost van Twenthe heft een schry-
vendt van den hoeren Stadtholder Verdugo ontfangen,
inholdende, dat die huisluiden des Landes Twenthe die
wapenen nemen sollen, om neffens sine Ma^ Ruijteren
vnnd knechten to resisteren tegens den viandt, derwiegen
die Buijren van de Gerichten Oldenzel, Othmersum, Ke-
dingen , Enschede , Delden vnd Bome gemonstert ende op
gewheer gesath, Daerauer geuaciert jnth hen vnd wed-
der trecken acht dage, des dages vier Carolus gulden,
blijkende bij des voergh. Heeren Stadtholders missiue, da-
tiert den iij« Junij jnt jaer LXXXVIIJ facit XXXII £.
Fol. CVUI. Die Drost van Twenthe heft den xvi Fe-
bruarij int jaer LXXXIX vanden Heeren Reckemeijster
Grammeij ontfangen secker missiue , waerbij geuoecht een
104
schrijuent ande wedtfrauwe vnnd Erffgh. van salige Gos-
wijn van Raesfeldt, die Junge, omme an deselue Yoirt
to bestellen, omme gemelten Raesfeltz leste Reckeninge
auer te geuen, Als(o) heft die Droste dselue missiue
voert gesandt bes ten Ruitenberch, daer voergh. wedt-
firauw henr wonneplaetze , sijn uijff milen yan Oldensel,
settet daer Yoir albijr xxxv stuver , blijckende bij de mis-
siue des voergh. Rekemrs, datiert den ix Februari) jnt
jaer LXXXIX facit I £ XV st.
Fol. CVIIJ^*». Die Drost van Twenthe heft van den
Heeren Stadtholder Yerdugo secker missiue ontfangen,
daer dselue den Drost onder anderen is beuellende, die
huisluiden sins beuaellen Ampts inde waepenen tho
stellen vnd die beqaemsten daruan in Enschede vnnd
Othmersum in gamisoen tleggen, vermitz die viandt
voirhanden vnnd ein anslach op eenige platzen in Twenth
hadde, derwiegen die huijsluiden vant Gericht Oldenzel
Othmersum Kedinge Enschede Delden Bome vnnd Al-
meloe gemonstert, daerauer geuaciert int hen vnnd wed-
der trecken acht dage, des daeges vier Carolus gulden,
blickende bij des voergh. Stadtholders missiue, datiert den
ij«» Martij jnt jaer LXXXIX facit XXXII £.
Fol. CVIIIJ^^ Die Drost van Twenthe hefk van den
Heeren Reckenmeister Grammeij ontfangen seckere mis-
siue , daerbij den Drost toegesant Copie van de leste Rec-
kenonge van wijlen Goswin van Raesfelt die Junge,
groet zinde drij vnnd dertich blaederen, daer voer
heer Reckenmrs. Klerck gegeuen uier Carolus gulden
blijckende bij de missiue des voergh. Heeren Rekenmrs.
Grammey datiert den naegstlesten Martij int jaar LXXXIX
facit IIII £.
Fol. CXXI. Die Drost van Twenthe heft den xxxi Oc-
105
tobris int jaer LXXXIX ontfangen seeckere missiueyan
den Heeren Stadtholder Yerdugo omme die hoijsluijden
in waepenen tho stellen vnd jnsunderheit die gedient
hebben offte met waepenen weten onune to gaen, omme
binnen Oldensel in tijdt yan noot to leggen derwiegen
die yhant Gerichte Oldensell , Ottmersum , Redingen, En-
schede, Delden, Bome gemonstert, daer auer geuaciert
mit hen ynd weddertrecken acht dage, des dachs yeer
Carolus gulden, blijckende bij de missiue des yoergh.
Heeren Stadtholders , datiert den xyi"" Octobris int Jaer
LXXXIX facit XXXTT £.
Fol. CXXIX. Die Drost yan Twenthe heft ontfangen
yanden Heeren Stadtholder Yerdugo seeckere missiue,
om sich t'informeren summige yan Adell ynnd andere,
als Hoeuel, Beuerfoerde, Ripperda, die huisfraue yan
Baesfelt , die Drostinne bij Goer ynnd anderen , soe sun-
der sin G. consent daegelix nae die yiandts plaetzen,
als Hollandt, Zwoll, Campen, Lochum, trecken ynnd
daemhae sijn G. aduerteren, Oijck dien Lieutenant Oc-
kinga alle assistentie tdoen tot reparatie der Schansen
Goer, Der wegen die Drost nae Goer getaegen, ynnd sick
daer jnformiert yan die daeromtrent woenen ende daer-
nae getagen op Delden, omme sich yan die ghenne, soe
omtrent Delden geseten t'informeren, ynd Goer doen
repareren , ynnd den Heeren Stadtholder yan syn wedder-
uaren geschreuen ende die jnformationes toegesant, in
alles geuacirt thin daege, des daechs yier Carolus gul-
den, blijckende bij des yoergh. Heeren Stadtholders mis-
siue, datiert den jersten Maij int jaer XC facit XL £.
Lo'. ten bureele. Bij deliberatie derseluer alhier door-
slagen, als debuoir yan den Rendantz officie.
Pol. CXXXIJ. Die Drost yan Twenthe heft den xxiiij
BUDR. ly. 8
106
Juny int jaer XC ontfangen van den Heeren Stadtholder
Verdugo seckere Missiue , waer jnne sijn G. den Drosten
beuolen, sick neffens die van sijne Ma^ Raet.coniunctim
tUnformeren, wiegen dat dree Borgemeisteren yan 01-
densel sollen gesecht hebben tegens malcanderen : die
Spaingarts, soe daer binnen laegen, den hals aff to snij-
den , ynnd daernae den Yiant toe sick toe laeten comen.
Daerop die Drost neffens die van den Raet geuaciertses
dage des daechs vier Carolus gulden, blijkende bij de
Missiue des Heeren Stadtholders , datiert den xix Junij
int jaer XC , vnnd attestatie des GriflSers van Ouerjssel,
datiert den lesten Februari) int jaer XCI facit XXUIJ £.
Lo'. ten bureele. Geroijiert als voren.
Fol. CXXXV^o. Die Drost van Twenthe heft den xxx
Januari) int jaer XCI van Herman van Westerholi ter
Coppele een missiue gekregen , waerinne dselue den Dros-
ten aduertiert, woe dat die Graeff van HoUach starck
int Stift van Munster jngetogen, vnd to besorgen int
wedderomme trecken durch die Twenthe sin pas nhemen
mocht, derwiegen gude kondtschap ende toesicht to halden,
Die bodde des nachts bi den Drosten gebleuen, inetten
vnnd drincken vnderholden, stellet daeruoer alhier nef-
fens eenen gegeuenen drinckpenninck xxiiii st., blijckende
bi) de Missiue Hermans van Westerholt voergh, datiert
den xxix Januarij int jaer XCI facit I £ HIJ St
Fol. CXXXIX. Die Drost van Twenthe heft den sesten
Maij int jaer XCI, dewijle het Geruchte waer, dat die viant
in Stifft Munster een Loopplatz genommen, geschreuen
vnnd een badde gesandt an Johan Olthuis ter Welberch om
daervan kondtschap te hebben , Daermedde die Droste die
Luijde in Twenthe bij tijde mochte waeruen, sijn drije
mijlen, den baeden betaelt voir jeder mijle ses stuuer,
107
vnnd, alsoe loan Olthuiss alsdoen nicht bij huijs, is der
bodde Bunder antwoirt wedderkommen vnnd heft voergh.
Olthuijs op den xii Maij int jaer XCI wedder tho huijs
komende den Drosten antwoirt geschreuen bij sinen jungen,
denseluen des nachtes sich bij den Drosten erholden in
cost ende dranck, stellet dairvoir alhier achtien stuuer
blickende bij noergh. Olthuis sijn missiue, datiert den
xü Maij int jaer XCI facit I ü XVI St.
Fol. CXXXX. Die Drost van Twenthe heft den x*»
Junij int jaer XCI , als viandt voer Deuenter lach, dewijle
tijdonge, dat Ruiter tot behoeff des viandts vuijt het
Landt to Brunswich voirhanden, derwiegen omme daer-
van kondtschap thebben gesandt ende geschreuen ahn
Herman van Westerholt ter Coppele in Stifft Munster,
om, soe sulx whaer, die Luijde jn Twenthe tewaernen,
sindt uier mijlen, voir jeder mijle den badden ses stui-
uers, blickende bij de missiue van Herman van Wester-
holt datiert den x'° Junij int jaer XCI facit I £ HIJ st.
Fol. CXXXXvo. Die Drost van Twenthe heft van den
Hoeren Stadtholder een missiue ontfangen , waerinne sijn
G. den Drosten beuelen, dewijle sijn Al*^ met het Leger
voirhanden, in allen plaetzen sijns beuolen Ampts te doen
backen vnnd brauwen tot sulcker qualiteit, als vmmer
mogelick, Als(o) heft die Droste nhae sijn G. beuell om
sulx int werck te stellen, anden Richter samt Borgemrs
tOldenzael Richter vnnd Borgemeisteren t^Othmersum,
Èichter van Redingen, Richter vnnd Borgemeisteren t'Ën-
schede , Richter vnnd Borgemeisteren toe Delden , Richter
vnnd Borgemeisteren tAlmelo, Richter to Bome, Bor-
gemeisteren to Goer vnnd Rijsen beuolen unnd geschre-
uen, jeder een blat groot zinde, stellet daeruoir alhir
voir jeder blat soe voirschriueli als voir papijr, want het
8*
108
stoff nhae deur, vierdehalue stuuer, blickende bij de mis-
siue des Yoergh. Heeren Stadtholders , datiert den xiiii
Junij int jaer XCI facit I £ XI^ st. (Veranderd in
:^Vm 6t.)
Fol. CXXXXI. De Droste van Twenthe hefft van
den Heeren Stadtholder Yerdugo ontfangen noch een mis-
siue, waerjnne sin G. den Drosten beuolen tselue, whe
in den naegest Yoergaenden Articul verhaelt, blijckende bij
de missiue des voergh. heeren Stadtholders datiert den
xviij lunij int jaer XCI facit I gl. XI^ st.' (Veranderd in
XVIII st.)
Fol. CXXXXI^o. Die Drost van Twenthe is van Graeff
Herman van den Berge, als in absentie des Heeren
Verdugo Stadtholder Commanderende, verschreuen bij syn
G..te Couoerden te commen, vmme met den Drost in
saecken, sijne Ma\ dienst angaende, te sprecken, Al8(o)
heft die Drost bij sijn G. te Couoerden getaegen, daer-
auer vaciert drije daege, des daechs vier Carolus gulden,
blickende bij sijn G. missiue , datiert den xvii Decembris
int jaer XCI facit XII £.
Fol. CXXXXVIvo. Die Drost van Twenthe heft van
den Heeren Stadtholder Verdugo schrijuent ontfangen
wiegen dat die Borgemeisteren van Oldensel sekere steen
gesadt mit heur stadt waepen daerop gehouwen buijten
haere bepalerie, oft wigbolt, op heur eigener authoriteit,
vnnd, alsoe hetselue was streckende tegens d'authoriteit
van sijn Ma^, derwiegen den Drosten beuolen, dselue
steenen nedder te werpen , daerauer geuaciert , soe in de
jnformatie te nhemen als met Cancelier vnnd Raet in
Ouerjssel vnnd Rentmeister van Twenthe to communice-
ren , als int nedderwerpen vnnd en twie slaen der steenen,
elfT dage, des daechs vier Carolus guldens, blickende bjj
109
de Missiue des Heeren Stadtholders datiert den xi Junij
int jaer XCIJ ynnd attestatie des Greffiers in Ouerjssel
datiert den vij Martij int jaer VIc facit XLIIII £. (Ver-
and. in XXII £.)
Fol. CLIJ. Die Drost van Twenthe heft den xxxi Ja-
nuari) int jaer XCI bij den bodde , soe Herman van Wes-
terholte an den Drost den xxx voerss. Maent vnd jaer
gesadt, Daervan fol" CXXXV verso art. 1®. gemeldet,
wedder toe rugge geschrenen aen Westerholte. vnd van
denseluen begeert, wat ehr van des viandes aenslege ver-
nhemmen konde , den Drosten sulckes wolde verstendigen.
Daerop die Droste van Twenthe wedder ter antwoirdt be-
commen durch een expressen bodden de gelegentheit des
viants , als dat de Graue van Hollach vnnd anerstein onder
sich onennich geworden, vnnd der van Onersteijn mit
enich volck toe rugge wedder nae sijn quartier getogen,
Der van Hollach vnnd Graeff van Nassauw auerst op
grenen getogen, Den bodden des nachts bij den Drosten
sich erholden in kost vnnd dranck , stellet daemoer nef-
fens eenen gegeuenen drinckpenninck xxiii st., vnnd is
der Ooppele vier milen van Oldenzael, blickende bij de
Missiue des van Westerholte voerss., Datiert den vierden
Februarij int jaer XCI , facit I £ IIII st."
Fol. ChlUyo, De Drost helpt weder elk jaar op Petri
den Raad te Enschede en Goor kiezen.
Uit de derde Rek. van 1 Jan. 1593 tot 23 October
1597 //tijde van het verliesen vande steden ouer
den Rhijn."
Fol. LXIIIJ. Item, alsoe der Welgeboiren Heer Graeff
Frederick van den Berge den viij Septembris int jaer
XCIU met sijn MaS veltleger vnnd geschut vanden Rhijn
110
gecommen vnnd, op gemelten dach daermedde verbij 01-
densell treckende, Yoir het huis Saesfelt, hetwelcke met
viants gamisoen besat, is gecommen Tnnd sulcxjngeno-
men, vnnd yandair voir de Stadt OthmersBum getagen,
oick met viants garnisoen besath, vnnd beschoten sijn-
de jngenommen , heft die Drost van Twenthe met sijn G.
getaegen nae die beijde plaetzen, in sijn beuolen ampt
gelegen-, om d'selue sijn G. te assisteren met wagens
pionners vnnd wat sunst sijn G. hem Drost tot dienst
van zine Ma*, geliefde te beuelen , als oick nae innemonge
gemelter Stadt die Magistraet tó veranderen vnnddselue
neffens die Burger wedder in den Ehet van sijne Ma*, to
brengen vnnd die bresse doen reparieren, daerauer ge-
uaciert acht ^age des daechs vier Carolus gulden, blgc-
kende bij de attestaiie van Otto van Egmondt, Drost
Slants van Zallant, datiert den xxiii Septembris jntjaer
XCIII, facit XXXII gl.
Fol. LXV'o, Die Drost van Twenthe is in opgemelte
missiue van den Heeren Stadtholder Verdugo (15 Oct.
1593) oijck beualen vnnd toegeschreuen , dat sich etlick
krigsuolck erholde in Twenthe , ranconnerende dat Lant,
vnnd sich des nachtes vertegen binnen dat Stedeken Del-
den, dat die Droste dsuluen glijch solde vermaeüen wie-
gen gemeltes Stadtholders , om sich weder bij oer venlen to
verfuegen , vnnd , bij mangel sulcx nicht geschoege, solde
die Droste den huisluiden die waepenen in die handt ge-
nen , vnnd van daer drijuen , ofte wolde sick des bij man-
gel anden Drost verhaelen , Als(o) is die Drost den xxi*"
Octobris jnt jaer XCIII van Oldensel, opt huijss Twic-
kelo, vaste an Delden gelegen vnnd met Con. Ma*, gar-
nisoen besath, getogen an den soldaeten, soe daer van
alle natiën waeren, des Heeren Stadtholders beuel an
111
tho melden, daerauer geuaciert twie daege des daechs
vier Carolus gl. , blijckende bi| des vorgh. Stadtholders
missiue, datiert den xv*° Octobris A®. XCIIJ, vnnd ge-
meltes Drosten antwoirt , daenian die minute hierbij , da-
tiert den xxiiii Octobris int jaer XCIIJ, facit VIIIJ ^.
Fol. XCIIIJ. Die Drost van Twenthe is van den Hoe-
ren Stadtholder Graeff Frederich van den Berge eto op
Lingen to kommen verschreuen wiegen alsulcken schrij-
uent als sijn G. van sijn Hoich^ becommen om ordinantie
op het holthouwen der krijgsluiden vnnd Commissarien
to maecken, in Oldensel Oethmersum vnnd Enschede
liggende, allent nae wij deren inholdt voergh. Missiue,
daerauer geuaciert thien daege, des daechs vier Carolus
gulden, blijckende bij voergh. heeren Stadtholders Mis-
siue, datiert den x Februari] int jaer XCYIJ vnnd at-
testatie des Griffiers , datiert den xix Decembris jnt jaer
XCVIJ, facit XXXX £.
Fol. XCYI. Den 18 Sept. 1597 den laatsten Landdag
van dit tijdvak te Oldenzaal gehouden
De Drost heeft nog zelf en door eenen volmachtigen
den Baad te Enschede en Goor helpen kiezen.
Fol. XCYIJ. Deze rekening te Maastricht gesloten op
31 Oct. 1608.
V. D,
AANTEEKENINGEN UIT SINODALE ACTEN,
NOPENS DE ROOMSCH-CATHOLIEKEN 1611—1630.
(Vervolg,)
Den 22*" Juli 1611 werd in de Sinode te Deventer
o. a. sub 5 besloten: „Also men noch weijnich effect
spuert dat die kinderen uit der Jesuiten schoeien te huis
ontboeden werden, oeck dat het incruipen der Jesuiten
vaganten niet geweert wort, is goet bevonden dat het-
selve wederomme met eemst, so bij den EE. Heeren Ge-
committeerden , so oeck bij den Burgemeisteren der steeden
versocht sal worden, dat het placcaet, van Ridderschap
en Steden geevulgeert, mach geeffectueert werden."
In de Sinode den 13«" Juni 1615 te Zwolle gehouden
werd sub 20 besloten: „Voert sal men versoecken bij
het E. Collegio (der Gedeputeerden) dat sy bij placcate
bevelen, dat niemant tot eenige segenspreeckers , toeve-
naers , duijvelbanners, om raet uijtloope, oock mede dattet
voorlesen der paapschen postillen, waerdoor veele huijs-
luiden uit de kercke gehouden werden , so wel den edel-
luijden als andere werde verhoeden." Sub 23 werd in
diezelfde zitting besloten: „Op de de dachten van het
bedevaert te gaen tot Hasselt, is goetgevonden dat den
achtbaeren raet derselver stad sal versogt werden sulx
met alle mogelij cke discretie meer en meer te verhinderen."
De classis van Steenwijk bracht in de Sinode van 29
Sept. 1618 te Vollenhove een gravamen ter tafel, om „de
vergaderinghen der papisten, die seer toenemen" tegen
113
te gaan , waarop besloten werd bij Ridderschap en Steden
aan te dringen om hiertegen maatregelen te nemen.
Onder de graramina die naar de Nationale Sinode zou-
den gezonden worden komt o. a. sub 16 voor: „datopsicht
genomen werde op het heijmelick incomen der Jesuiten
ende het houden des paapschen alsoock anderen conventi-
culen, daerdoor soo wel yan edelluijden als andere die
ingesetenen der kerspelen, vant gehoor worden afgehou-
den, (^at dan Haere H. Mogenten resolutien daertegen
voor desen genomen, ter executie werden gestelt." In
hetzelfde stuk werd sub 19 voorgesteld: „dat de heij-
densche waersegginghen ende paepsche misbruijcken in
Almenacken ende Pronosticatien, moghen weggenomen
werden"; en sub 25: „offte niet de papistische organisten
sooveel mogelijk, afgeschaft ende in haere plaetse sullen
gestelt werden, die waere gereformeerde religie toege-
daene." Te Deventer werd den 16*" Augustus 1619 in
de Sinode besloten: „terwijl e noch op Urck ende Emmel-
Oort eenighe Papen staen ende misse doen, met groet
nadeel ende afbreucke der kercken deser provincie, naest
aen de plaetsen gelegen, wort goet gevonden, dat de
Sijnodus aen de Ed. Hooch mog. Heeren Staten Generaell
schrifftelick versoecke, dat hierin moge versien ende de
plaetsen met gereformeerde predikanten versorgt worden."
Het schijnt dat men ook nog altoos vrees koesterde
voor de prognosticatien en almanakken, althans de Sinode
besloot in diezelfde zitting sub 11 het volgende: „Ver-
staet hier benevens de Synodus, dat de afgeloovige ende
superstitieuse heijdensche ende paepsche prognosticatien,
die ten respecte der jaerlijxse Regieringhe der Planeten
voorsegginghe van crijch ende oorlogh, vrede, diere ende
goede jaeren , gesondtheit ende sieckten , soo wt den loop
114
der planeten vercondigt worden, alsmede der Paepsclie
misbruicken, wt de Almanacken behooren uijtgelaten te
worden". Sub 46 2°. stelde men voor, dat de deputati-
Synodi aan Riddersch. en Steden zouden remonstreeren
dat de schoolmeester te Delden, „die den arbeijt doet",
terwijl „de coster, sijnde paeps-gezind , de profijten ge-
geniet", een behoorlijk tractement zouontrangen; terwijl
sub 3^. van datzelfde artikel aan hun werd opgedragen
om aan Ridd. en Steden Yoor te houden: „dat de oosters
overal mogen lidtmaten van de kercke wesen ende pro-
fessie van de religie doen, daerentegen de paepsgesinden
geweert worden, als daer sijn tot Raelte, Hellendoom
en Blanckenham" , en sub d^. : //dat de paepsche vergade-
ringen, welcke niet sonder perickel van het landt, ende
affbreucke der kercke geschieden, alsmede de dootslagers,
ende andere bloetschenders , duijvel-banders ende waer-
seggers moegen geweert ende gostrafft worden, waerover
insonderheijt doleeren de broederen van 't classis Steen-
wijck ende Vollenhoe".
Den 14*" October 1618 stelden de ordinaris gedeputeer-
den van de Sinode aan Ridderschap en Steden voor: „dat de
vergaderingen der papisten, die zeer toeneemt, moegen ver-
hindert worden", wat Ridd. en St. beloofden te zullen doen.
In de acte Deputatorum Synodi van 1619 komt onder
no. 32 voor: den 10 Martij 1619 hebben Deputati Synodi
Ridderschap ende Steden geremonstreert, dat ze ,door
haeren medegedep. J. Voscuil wierden geadverteert dat
in Steenwijckerwolt, Oldemarckt ende Paesloo de Paepsche
t'samenrotten en bovenmaten toenemen, biddende Haere
Ed. Mog. ten dienste van 't landt ende van Godes wercke
daerin te willen versien, waerop haere £. Mog. belooft
hebben datelijck ordre te stellen".
115
Sub 34 derzelfde acte komtyoor, dat de gedeputeerden
der sinode den 1^ April van dat jaar op yerzoek yan de
classis van Kampen onder anderen geëxamineerd hadden :
„D* Jo. ab Alcumade voor dessen geweest pastoor int
Pauwsdom, door Godes Genade na vele swaricheyts wt
de Babylonische geyanckenisse verlost" en dezen tot den
dienst hadden toegelaten.
In de zitting der Sinode te Kampen van 20 — 23 Juni
1620 kwam o. a. sub 21 een gravamen van de classis
yan Kampen ter tafel, van volgenden inhoud: „op het
eerste van de remonstreeringe totte affsettinge der papen
ende weeringe des afgodendienstes te Urck ende Emmel-»
oert bij de Hoogh. Mog. Heeren de Staten Generael, wordt
goet gevonden, dat men sulx sal versoeken aen hare Hoogh
Mog. ende de mogende Ridderschap ende Steden, om
door hare mogende gecommitteerden in den Hage gere-
commandeert te worden". Sub 38 werd in dezelfde Sinode
besloten: „dat de kerckmeisters hier ende daer sijnde
wederdoperen , openbaere papisten ende vianden van de
Gereformeerde religie ende den welstant der kercken ofte
tempelen , die seer qualick worden waergenomen te Gyt-
hom, Blanckenham etc. doer hare Ed. Mog. na hare
Mog. wijsheyt werden gebetert ende gehouden allenthal-
ven tot goede opsicht der kercken ende'dersehier gele-
gentheden; sullen ook Synodi deputati sulx bevlijtigen.
In de acta deputatorum van 1620 stellen deze aan Rid-
derschap en Steden sub 24 voor : „dat Martinus Gensnerus
soe onlanx uwt het Pausdom is gescheiden ende hem tot
de ware Geref. Kercke vervoecht heft, begeerende noch
wat langer in onze Academie te studeren, met een sub-
sidium moge versien werden." Ridderschap en Steden leg-
den hem hierop 50 Car. gl. in eens toe. Tevens wordt
116
door hen sub 16 in overweging gegeven: „de Jesuytsche
vergaderingen" paepsche bedevaerten als tot Marckel ende
andere plaetsen, te verbieden, waarop door R. en St.
wordt geantwoord „dat de oflBcieren der respectieve plaet-
sen worden gelast, hierinne te remedieren sonder eenige
connivontie" en verder sub 94: „dat expresselyck moge
verboden worden dat niemant sijne kinderen bij eenige
papen moge brengen om gedoopt te worden, gelijck bij
experientie bevonden wordt." De apostille van R. en Ste-
den luidt: „Int placcaet toe gedencken" , en eindelijk sub
97 : „Dat de bagijnen pater tot Almeloe zijn predicken int
clooster , streckende tot affleydinge der huysluyden vth
de karcke, ook moge verboden worden." Ridderschapen
Steden antwoorden: „sal men hierop moeten nasien het
naerder accort met den Grave van Solre geholden, ende
soe vele tzelue kan lijden, daerinne versien."
In de acta ende gravamina Synodi Campensis, door den
ordinarissen Synodi deputaten te bevorderen van 1621
leest men sub 1 : „Vooreerst door den Synodum zelve
versocht aen de Hooch Mog. Heeren Staten Generaell
van de Vereenichde Provinciën, dat de papen ende af-
godendienst te Urck ende Emmeloort mochte werden
gestouwet ende geweert, waervan het andtwoort te sien
is bij den 2 art. datum sub Litt. A". Dit antwoord luidt:
„Alsoe wij verstaen dat door aenschrijvinge der Synodi
ende recommendatie uwer in den Hage resideerende Ge-
committeerden, die Mog. Heeren Staten Generaell hebben
geaccordeert ende goetgevonden de reformatie der kerc-
ken van Vrek ende Emmeloort, als dat aldaer in plaets
der Papen predikanten mochten werden ingevoert ende
geplantet, het welcke bij den Ed. Heere van Emmeloort
mede wert toegestaen, indien de middelen tot onderhout
117
eenes predicants mochten sufficiant zijn , dat Uwe Ed. ge-
lieve ons copiam al sulcker goetvindinge doer haer voor-
genante in den Hage residerende Gecommitteerden te Pro-
cureeren ende alsdan ons te laeten toecomen, om onzen
principalen tot verzekeringe onzes devoirs te vertoonen
ende daerbij eejiige Politijken te ordineren , authoriseeren
ende met instructie der kercken te adjungeren, om die
vorsz. reformatie der voorschrevene plaetsen , insonderheit
der naestgelander, als Emmeloort , te helpen beginnen ende
effectueren, tzij eenen besonderen Predicant met middelen
aldaer versien te stellen, ofte ten minsten vooreerst tot
naeder dispositie met Ens te combineren.
Waerop is geapostilleert : alsoo de gecommitteerde in
's Gravenhage sullen aengeschreven worden om de reso-
lutie van Haere Hoog Mog. per copiam over te zenden, om
deselve gesien sijnde wijders daerinne gedaen te worden."
Sub B 1 stelden de deputati Synodi- toen aan K. en
S. voor: „Alsoo die menschen van natuere wennen tot
faveur van haers gelijcke gesintheden , waerdoor geschiedt,
dat wanneer die kerckvoochden ofte kerckmeesteren, zijn
wederdoopers, openbare Papisten ende vianden van de
reform. Religie, alsdan de welstandt der kercken ende
Godshuysen , daerin de Reform, religie wort geleert, qua-
lycken werden waergenoemen , dat dan uwe E.E. gelieve
sulck gebreck door hare authoriteyt tot Geythoom, Blanc-
kenham etc. te verbeteren ende te ordonneeren dat sulcke
bedieninge geenen anderen als liefhebbers der Religie
werden bevohlen."
De daarop gevolgde beschikking was deze:
„Waerop ingewillicht: dat de respectieve officieren sullen
die bevorderinghe doen, dat de liefhebbers van de ware Re-
ligie anderen prefereert ende hiertoe sullen worden gestelt."
118
Men verzocht toen ook aan van den Griffier der Land-
schap te verzoeken, het accoord gemaakt tusschen de
Staten Generaal en den Graaf van Solre: „betreffende de
weeringhe des Paeps van Almeloo". Dit stuk bekwam men:
waervan d'inholt i8\,dattetaende Twente sal blijven ge-
lijck het in den begin des Treffues geweest is".
In de zitting der Sinode van 15 Juli 1622 leest men
onder de gravamina 3 en 4 van de classis Deventer, de
volgende dispositiën : „Op het derde, van eene sekereaff-
godische bedevaert tot Merkel, sullen deputaten Synodi
oock bij Ridd. ende Steden, dat de afgeschafft werdo,
versoecken. „Op het 4*** van d'instellinghe eens nieuwen
Paters tot Almeloe sullen oock deputati Synodi bij Ridd.
ende Steden versoecken „dat sodaenighe insettinghe, strij-
dende teghen de Reformatie, belet worde".
Den 31«* Januari 1622 zonden de deputati Synodi vol-
genden brief aan' de Staten Generaal over de uitoefening
der R. C. godsdienst op Emmeloort:
Aen die Illustre Edele Hoogmog. Heeren
de Staten Generael.
Illustre Hoochmog. Heeren.
Het Synodus van Overissel in 't jaor 1620 in Junio
te Campen gehouden, heeft aen Uwe Hoochmogenden
dienstelijck geremonstreret , dat tot ürck ende Emmeloort
noch Paepen stonden , doende Misse ende andere affgoden-
dienste, met naedeel ende afbreucke, voomaemelijck der
naeburiger kercken van Overissel ende onteeringe van de
ware Christelijcke Religie.
Ende also dezelve affgoderijen noch worden gepleget,
verschijnen voor uwe Illustre Hoog Mog. uyt last ende
in den name des laetstgeholden Synodi te SwoUe, de
119
deputati, met oetmoedicheit versoekende, dat tot verder-
vinge van 't rijcke des Satans, tot meerdere oprichtinge
ende verbreydinge des Coninckrijcx Cristi, oock welvaerdt
van den vaderlande ende voorall tot vermeerderinge van
de Eere Godts, sulcke Papen ende affgoderijen nae uwe
Hoochmog. groeten iver ende wijsheyt, metten eersten
mogen werden geweret. Is oock doenmaels, ende wert
ingelijcken ook nu, oetmoedelijck aengedieüet, indien het
uwe Hooch Mog. geliefde onsen Synode als naestgelegen
t'authoriseren ende belasten, de Reformatie aldaer onder
d'ordonnantie van de Ed. Mog. Hoeren Staten der Pro-
vintie Overissel te bevlijtigen , dat deselue niet en sal in
sulcke noodige ende heylige belastinge traege weesenint
gehoersamen. Godt biddende Uwe Hooch Mog. metsijne
allerbeste segeninge in salige overvloedicheyt te overstor-
ten ende Uwe Hooch Mogende regeeringe allesins. wel-
geluckich te maken, gedaen in den naeme des Synodi,
Uwer lUustre Hooch Mog.
gansch onderdanige dienaren, de deputaten des
Synodi van Overyssel.
1622 31 Jan.
Het antwoord der Staten Generaal luidde als volgt:
Extract uyt H Register der Resolutiën van de
Ho. Mog. Hoeren Staten Generael der Yereenichde
Nederlanden.
Jovis den xij Maij 1622.
Op het voergeven ende versoecke van de Synodi van
Overijssel, belangende dat den Paep op 't Eylandt Em-
meloort van daer geweert, ende dat den kerckendienst
aldaer bg het Classis van Campen bestelt ende door den
Predicant opt Eyland Ens staende, gepleecht ende be-
waert mach worden, wort tzelve in dier vougen goetge-
120
vonden ende dVoorschreven Synode ende classis van Cam-
pen geauthoriseert ende versocht, daer op tot meesten
dienst van de kercke ende d'ingezetenen op Emmeloort,
Yoirsienonge twillen doen, dat den kerckendienst op Em-
meloort doir den voorges. Predicant op Ens mach gedaen
ende bewaert worden, versouckende hare Ho. Mog. de
Staten van Overijssel, off hair Ed. Gecommitteerden, de
voirsz. Synode ende Classis hierinne te willen assisteren,
tgunt voirsz. te helpen effectueren ende den voirsz. Paep
ende pausselijcke superstitie van Emmeloort te weeren.
Ende dit al onvercortet een ieders gerechticheit.
Onderstont
Accordeert met 't voirsz. register
Get. Aerssen.
1622.
In 1622 den 10^ Augustus gaven de deputati Sinodi
aan Ridd. en Steden o. a. te kennen hun verlangen: ,,alsoo
tot Merckel groote affgoderije ghedreven wert met bede-
vaert ende vereeringhe des affgots aldaer, ende oocktot
Almelo eenen nieuwen Pater in het Baghinen klooster
inghevoert is, sijnde een sake strijdende teghen de re-
formatie ende ruste deser landen , dat sulx mochte belet
worden''; benevens: „dat alle vreemde doopinghe buijten
Gods kerck, so in dese Provincie van Papen, Arminia-
nen ende anderen dwaelgeesten gheschieden moghen, ver-
hindert werden." Het antwoord luidde: „is bij Ridd.
ende Steden den 7» Julij 1621 en den 25 Martij a*'. 1622
hierop ghedaen."
Den 17^ December 1622 stelden de gedeputeerden der
Sinode aan Ridd. en Steden voor: „dat Haer E. M. ook
believe t' executeren de plaecaten bij d' H. M. Heeren
Staten Generael van de papistische ende andere ketteri-
121
schen vergaderinghe", waarop geapostilleerd werd door
B. en S. dat door de officieren en magistraten er op gelet
zou worden, dat dé placcaten striktelijk geobserveerd en
geëxecuteerd werden.
In de Sinode den 1*'^ Juni 1624 te Kampen gehouden,
die reeds in den aanvang door de broeders van Kampen
werd verlaten, omdat de vergadering volgens hunne mee-
ning de besluiten van de Nat. 'Sinode te Dordrecht met
voeten trad, werd sub 39 in de vijfde sessie besloten:
„op het 6"*« van de correctie der Evangelij-boecken in de
scholen, van de paepsche abusen , is goed ende seer no-
digh gevonden, dat de paepsche abusen worden weghge-
nomen ende ook de translatie verandert na degene die
in de geref. kerke worden gebruijkt." Sub 62 werd in
diezelfde Sinode besloten : „over het 10^ (gravamen classis
Zwollensis) om te versoecken tegen de toeneeminge der
papistische ende andere sectische vergaderingen, gelijck
hierover allenthalven word geclaeght ende gewenschtom
nodige remedie, werd den E. Deputaten des Synodi wel
sonderlinge gelast dese gewichtige sake , de swarigheden
der kercke betreffende, alsoock der politie, den E. Mog
Ridd. ende Steden op het ijverigste ende voorsightighste
voor te dragen, om na hare Ed. Mog. voorsienigheyt
getrouwicheyt ende ijver , tot het beste der kercke ende
des vaderlants met de allernultighste remedien, daer in
de hant te willen aenslaen.*^
Men besloot in de Sinode den 22 Juni 1625 te Zwolle
gehouden, sub 21:
„Op het 9« (g^avamen class. Daventr.) is geresolveert:
dat de deputati Synodi bij Ridderschap ende Steden offte
derseluer Gedeputeerden sullen aenhouden, dat het plac-
caet waerin verboden word, dat niemand zijne kinderen
BIJDR IV. 9
122
nae Paepsche steden ende plaetsen sal brenghen om aldaer
van Papen gedoopt te worden, moge vernieuwt worden,
ende sonder conniventie geexecuteert worden. Item dat
den ijdelen ende superstitieusen doop van wijven bedient,
emstelijck verboden ende afgeschaft worde."
En sub 38 op het 2" Gravamen der Zwolsche classis:
//Sullen die predicanten in de steden ende ten platten lande
bij haere respective magistraeten ende drosten haer beste
doen, dat die papistische ende andere schadelijcke verga-
deringhen, die niet alleyn ten platten lande, maer oock
in die voornaemste steden dezer provincie tot grote schade,
niet alleyn van die christelijcke Gereformeerde kercke,
maer oock van de republique zelfs, geholden worden, door
emste interdicten ende executie van dien, belettet worden,
zijn oock deputati Synodi gelastet, deselve aen de £d.
Mogh. Heeren van Bidderschap ende Steden te remon-
streren".
In de Sinode 13 Juni 1626 te Zwartsluis gehouden,
werd sub 22 medegedeeld: „Yan art. 21 (der vorige Sinode,
zie boven) spreeckende van die affschaffinge des doops
der kinderen van papen ende wijven , hebben domini de-
putati rapport gedaen, dat die Ed. Ridderschap ende Steden
geapostilleert hebben, dat sulks an die Officyren ende
magistraten ter plaetse alwaer soodanigh doopen geschiet,
behoort te kennen gegeeven te werden, die daer over
volgents die placcaeten sullen executie doen".
Men besloot in diezelfde Sinode sub 25, naar aanlei-
ding van art. 38 der vorige Sinode , mede boven vermeld :
„Op art. 38, inholdende van die paepsche ende Mennis-
tische conventiculen ende schaedelicke byeenkompsten ,
hebben die Ed. Bidderschap ende Steeden an dominos
Deputatos tot antwoort laten toekomen, dat haer Ed*
123
daer in sullen doen sonder eenige conniyentie, soo veel
doenlick is, waermede die Eerw. vergaderinge niet en is
gecontenteert geweest, ende referyrt haer op dienaevol-
gende gravamina, in die welcke hier van te spreecken
wederomme geleegentheid voorvallen sal."
Het zesde g^avamen der classis Kampen behelsde dan
ook 't volgende : „dat die placcaten van die paepsche ver-
gaderingen hier in onze provincie mogen geefifóctueert
werden, is ten hoochsten noodich geachtet, ende sal
daeromme sulcks wederomme door die deputatos, die £d.
Ridderschap ende Steeden geremonstreert worden ende
sal daervan geen opholden geschieden , tot dat deese er-
gemisse eenmael wechgenoomen ende deese sake tot een
effect mach gebracht werden".
In haar 1' gravamen drong ook classis Zwolle hier op aan.
Naar aanleiding van dezelfde zaak vindt men sub 18
in de acten der Sinode, den 5*" Juni 1627 te Deventer
gehouden, vermeld, dat Bidderschap en Steden beloofd
hebben, de hooge en lage ambtenaren ernstig te zullen
gelasten , de paapsche vergaderingen in de provincie tegen
te gaan en ten eenenmale te doen ophouden. De Classis
van Steenwijk en Vollenhove drong in haar 13« gravamen
aan, op H- beletten van den kinderdoop door priesters ,
waarop werd besloten dat elke Classis en kerk daarop
bij hare overheid zoude aandringen.
Sub 48 werd in de Sinode den 17« Juni 1628 te Kam-
pen gehouden besloten, aan Ridderschap en Steden te
verzoeken te willen verhinderen en expresselijk verbieden,
het drukken en verkoopen der papistische en andere ket-
tersche boeken.
In de Sinode den 9*** Juni 1629 te Zwolle gehouden,
deelde men naar aanleiding van dit punt mede, datRidd,
9*
124
en Steden de steden in de provincie hadden aangeschre-
ven, om met alle naarstigheid het drukken en verkoopen.
van papistische en andere kettersche boeken tegen te
gaan, en dat de steden daarvan dadelijk werk gemaakt
hadden door te verbieden, dat zonder hunne voorkennis
geene boeken zouden mogen worden gedrukt.
Als haar eerste gravamen stelde de classis van Deven-
ter in dezelfde Sinode de vraag, of het niet wenschelijk
was bij de overheid aan te houden, dat er toe werd ge-
zien dat de kinderen ten platten lande geboren , in hunne
kerspelkerken werden gedoopt, voornamelijk daar bevon-
den werd, dat de Papen van Oldenzaal het platte land
doorliepen en op verscheidene plaatsen predikten, doop-
ten en herdoopten en trouwden.
De Sinode besloot de zaak aan Ridderschap en Steden
te remonstreeren en deze te verzoeken, door placcaten
hiertegen maatregelen te nemen.
N. ü.
{Wordt vervolgd,)
IETS OVER GEMEENTE -WEIDEN.
Wie geen vreemdeling is in de geschiedenis van ons
gewest, weet, hoe zich de zucht tot ontbinding van
markgenootschappen en verdeeling van gemeente-weiden
in de laatste tijden in sterke mate openbaart. Niets is
natuurlijker dan deze geneigdheid , om een meer produc-
tief karakter te geven aan gronden , waarvan de waarde
thans zoo aanzienlijk gestegen is. En op vele plaatsen
zoude hieraan zonder twijfel reeds lang gevolg gegeven
zijn , ware het niet , dat het eigendomsregt op zulke on-
verdeelde landerijen vaak een moeijelijk juridisch vraag-
en twistpunt opleverde.
Het spreekt van zelf, dat de vraag, wie eigenaar is
van de zoogenaamde gemeente- weiden , voor elke gemeente
afzonderlijk onderzocht en beantwoord moet worden en
dat er geen uitspraak valt te doen, welke onvoorwaar-
delijk op alle van toepassing is.
Maar toch laten zich algemeene waarheden dienaan-
gaande gelden, welke men goed zal doen in het oog te
houden. Ik zal ze hier niet ontwikkelen , omdat zij reeds
m. i. zoo juist uiteengezet zijn in de brochure (van M'.
J. C. Bijsterbos) Een woord over Gemeene- of Burger-
weiden. Deventer, J. de Lange 1866.
Hetgeen ik alleen doen wil, is een voorbeeld bijbren-
gen, waaruit men zien kan, hoe oudtijds vaak de
marke te niet ging door het overwigt der steden, in of
bg de marke ontstaan. Het ligt voor de hand, dat naar-
126
mate de magt der stad grooter was, de marke te eerder
verzwolgen werd. En het behoeft dus niemand te ver-
wonderen, dat steden als Deventer, Kampen, enz., zich
zooveel regten op de omliggende markegronden aanma-
tigden, dat er van het wezen der marke slechts weinig
spooren meer aanwezig zijn.
Procedures tusschen de erfgenamen van marken en de
steden daarin gelegen] of [daaraan grenzende, komen in
grooten getale voor. Ik noem slechts als eenige voor-
beelden uit vele, het proces tusschen de boeren van Cot-
wijk en Weddehoen en de regering der stad Goor in
1520, het geschil over het hakken van hout door de stad
Enschede in de marken van Driene , Lonneker , Enschede ,
Twickelo en Usselo in 1617—1619 en 1636 ; de twist
tusschen de erfgenamen der heerschap Bergentheim en
Burgemeesteren en ingezetenen van de stad Hardenberg
over vischregt in 1644; het geschil tusschen den Heer
van Almelo en de markgenooten van Geesteren over het
graven van turf in de marke in 1619; de oneenigheden
tusschen de erfgenamen der marke van Lutte en Groot
Agelo over het regt van weiden, plaggensteken , enz.,
van 1600 — 1618; de klagten der markgenooten over het
uitbreiden der limitcn van Zalland in de marke van Coe-
vorden door den Drost van Zalland in 1618; enz., enz.
En hetgeen die en dergelijke voorbeelden vooral merk-
waardig maakt is, dat de klagende markgenooten bijna
altijd in het gelijk gesteld worden.
Slechts ééne uitzondering trof ik aan — ofschoon er
welligt meer zijn — welke ik om dor wille der onpartij-
digheid hier zal mededeelen, ofschoon het niet boven
allen twijfel verheven is , of de regter die dit vonnis wees,
namelijk de regering van Deventer, wel geheel onpar-
127
tijdig was. Haar uitspraak vermeld in het boek van re-
solutien der stadt Deventer, luidt aldus:
„Yeneris 30 Augusti 1661 coss. Cam. Sticke,
Berdenis ]?'.
,, Schepenen ende Rhaedt gehoort hebbende het rapport
vande Heeren Cam. Nijlant en Berdenis P", nopende de
verschillen voorgevallen tussohen Borgemeisteren ende
gemeensluiden van Ommen ter eenre, Ende eenig vande
Borgerije, waermede sich was voegende de Hoffmeijer
aldaer ter andere sijde, oever t' timmeren van seecker
Huis ende Harberg ende uijtgraven van eenig Landt daeran
in Ommermarcke omtrent d' wech van Ommerschans,
ten dienste ende behoeff van de Stadt Ommen voorgenomen,
welck timmeren ende uijtgraven de voorss. Borgerije, onder
prsBtensie van haere Jnteresse ende prsejudicie sochten te
beletten. Ende dan bij genomen oogenschijn der voerss.
Gecommitteerden gebleecken , ook Scheepenen ende Raedt
bij de vertoonde caert van Ommermarcke door een ge-
sworen Lantmeter gemaeckt ende anders daergedaen is,
dat noch der Borgerije noch des Hoffmeijers Jnteresse
daerbij versere consten dat de Borgermeisteren
ende Meentluiden van Ommen t'allentijdende
dispositie ende 't gesach oever gem. marcke
hebben gehadt; Soo hebben Scheepenen ende Raedt
als Appellanten van voorn. Borgermeisteren daertoe ver-
sochtsijnde, verstaen, de voorss. Borgerij ende Hoffmeijer
als gevoechde , nijet berechtiget te sijn t' voorss. timmeren
ende angraven tegen de welmennig van de Borgemeiste-
reh ende meentsluiden van Ommen te weeren.
Pro vera Copia Extract
(get.) Meijnard Theod. Eesvelss
Secret,"
128
Een welsprekend voorbeeld in omgekeerden zin, levert
de geschiedenis der marke van Rijssen op, gel^k uit
de volgende bladzijden blijken zal.
,,Yuijt8prake opte scholingen tusschen mijnen gene-
digen heren die erfgenamen van Rijssen ende die
stadt Rijssen.
Soe als twist ende schelinge geweest es tusschen den
hoochweerdigen hoochgeboren vermogenden fursten mijnen
genedigen lieven hoeren van vtrecht ende den gemeenen
erfgenamen des kerspels van Rijssen ter eenre , ende bor-
germeesteren, scepenen ende Raedt der stadt Rijssen ter
andere zijden beroerende die broecken buijten dor voer-
screvcn stadt Rijssen geschien, ende dat de selve stadt
Rijssen sich wil onderwinden dor marcke ende gemeente
van Rijssen sonder den voirscreven erfgenamen daerjnne
te willen kennen, Welcke scelinge naer dat van wegen
mijns gen. heren ende zijnre gen. Ridderscap ende Steden
daerop geschiet es geweest omme besiohtinge daer van te
doen , tot erkanf enisse mijns voirscreven gen. hoeren ge-
stalt es Dus hebben zijne gen. met goeder deliberatie
daerop vuijtgesproken ende verclaert dat de voerss. stadt
Rijssen sich niet meer onderwinden en sal oenige broec-
ken te voerderen anders dan over hore borgeren ende
binnen horer stadt soe verre hore grauen strecken mo-
gen, oec en sal de voirscr. stadt Rijssen die marcke niet
mogen beslaen noch luijden oirlof geven jnder selver
marcke torf te graven offc holt te houwen noch oic vuijt-
hemschen luijden opter gemeente annemen mogen buijten
consent ende beliefhisse der voirscr. erfgenamen Ende
soe dan allen stedekens slantsvan twenthe geconsenteert
es lant te beslaen om hore schaden vander gheldersche
vehede te vervallen heeft mijn gen. heere geordineert
129
datmon tlant werderen sal die slSkdt Rijssen geslagen mach
hebben ende sien hoe hooge de somme sich extendeert
ende tghene de voirscr. stadt geslagen heeft, daer wel-
licht twist vuijt verrijsen mochte salmen weder voer ge-
meente liggen laten ende beslaen op plecken daert minst
hinderen sal , ende es sullen die van Rijssen sich gheenre-
leije saken voertaen onderwinden die der mareken ende
gemeenen besten des kerspels van Rijssen angaen buijten
*
consent der voerscr. gemeenen erfgenamen van Rijssen,
Ende als van den broecken daer noren die van Rijssen
angesproken sijn , zullen zij sich verlijcken metten droisten
slants van twenthe van wegen mijns gen. heren. Actum
to deuenter xv* februarij anno vicesimo."
Deze uitspraak van 15 Februarij 1520, welke zich be-
vindt fol. 38 van het Diversorum van Bisschop Philips
van Bourgondie, behoeft zeker geene verklaring; zij stelt
de marke ondubbelzinnig in het gelijk en men zoude ver-
wachten, dat dit vonnis de erfgenamen der marke vrij-
waren zoude tegen latere aanrandingen van wege de stad.
Het tegendeel is echter waar. Nog geen eeuw later
klagen de erfgenamen der marke bij Ridderschap en Ste-
den, dat zij in de marke verkort worden door de inge-
zetenen des stedekens. Aan den Drost van Twente wordt
dientengevolge 14 Mei 1618 opgedragen, partijen zoo mo-
gelijk in der minne en anders in regten te „ontscheijden."
Mogelijk is de Drost er in geslaagd de geschillen een
tijd lang op te heffen; althans in de eerstvolgende jaren
verneemt men geen klagten. Maar in 1633 vervoegen
zich de Goedheeren der marke opnieuw bij R. en St.
met het berigt, dat zij genoodzaakt zijn tegen de inge-
zetenen van Rijssen te procederen, wegens verscheiden
buiten hun voorkennis aangegraven en verkochte toesla-
130
gen uit de marke, enz. én met het yerzoek, dat R. en St.
een anderen onpartijdigen Rigter delegeren zouden „om
daanroor alsuloke actiën te institueren, ende dat die Toorss.
meijerluijden geconstringeert sijnde van Borgerrecht te
winnen etc. die yan Rijssen gemandeert worden om haar
van Bulcke attentaten te onthelden ende die panden te
restitueren." Regt duidelijk is dit alles niet, maar het
bewijst, dat de voorafgegane maanden niet vredig voor-
bijgegaan waren. Op 7 Junij 1633 beschikken R. en St
op dit verzoek en wijzen den Rigter van Oldenzaal, Lub-
bert van Rensen aan , tenzij partijen reden mogten hebben
dezen te „suspecteren."
Partijen namen hiermede genoegen en begonnen het
proces te voeren. Doch, hangende dit geding, maakten
Burgemeesteren en ingezetenen der stad zich opnieuw
schuldig aan het uitgraven en verkoopon van percelen
uit de marke , zonder medeweten zelfs van de erfgenamen
en niettegenstaande Burgemeesteren en ingezetenen in
de marke „int minste niet en sijn gowaert."
Na herhaalde malen beide partijen hierover gehoord
en te vergeefs getracht te hebben, hen tot „accommodatie
en submissie" te brengen, veroordeelen Gedeputeerden
op 10 Sept. 1635 Burgemeesteren en ingezetenen, om
binnen eene maand na dato weder in te werpen en tot
de meente te leggen alle toeslagen, welke zij pendente
lite en nadat de aanspraak of eisch ten principale tegen
hen ingediend was, aangegraven en verkocht hadden,
met verbod om hangende het proces dit opnieuw te doen,
„bij pene van gewalt" en voorts met bepaling, dat zoo
zij binnen genoemden tijd niet aan dit vonnis voldaan
hadden, de Rigter van Redingen „hem starck gemaeckt
hebbende met het gerichte" op verzoek der klagers de
131
inwerpingen volbrengen zal, terwijl de kosten in dit in-
cident gecompenseerd worden.
Toen de maand verstreken was en de Rigter yan Ee-
dingen het vonnis ten uitvoer wilde leggen, kwam de
Regering van Rijssen echter gewapenderhand in verzet
en *belette het inwerpen der toeslagen. De Goedheeren
vervoegen zich dus opnieuw bij Gedeputeerden, die den
9 Februarij 1636 den Drost van Twenthe magtigen het
inwerpen der toeslagen te effectueren en de burgemees-
teren van Rijssen ,,ofte de principale beleijders van dese
dadelijke oppositie alhijer binnen Swolle gevanckeliek te
doen aenhalen , ende tegens die selue nae reghte te pro-
cederen."
Hoe het met de weerspannige burgemeesters afgeloo-
pen is , heb ik niet kunnen vinden. Dat het proces hier-
mede niet ten einde liep, bleek mij echter duidelijk.
Op 18 Junij 1636 toch ordonneren Gedeputeerden op
verzoek der Goedheeren aan den Rigter van Redingen
het opgegraven land weder in te werpen. Tevens wijzen
zij in plaats van den overleden rigter van Rensen, tot
gedelegeerden Rigter in dezen aan Edsard van der Marck,
Rigter te Ootmarsum, tenzij deze mogt worden gesus-
pecteerd. Naar het schijnt is hij gewraakt, want op 17
Nov. wordt in plaats van van Rensen door Gedeputeerden
benoemd de Verwalter (Drost) Adam van Heerdt. Bo-
vendien werd op 9 Sept. aan de Gedeputeerden, die ter
zake der verpagtingen van Twenthe reizen zouden, op-
gedragen eene conferentie met de Goedheeren te houden
over de verkochte toeslagen.
Nog eens — en nu naar 't schijnt voor de laatste
maal — dienen de* erfgenamen van de marke een request
bij Ridderschap en Steden in, waarbij zij te kennen
132
geven, dat de processtukken door de erfgenamen van
Lubbert vanRensen ^^niet ten voorschijn kunnen worden
gebracht'' en dus verzoeken hunne actie bij nieuwe aan-
spraak voor den Yerwalter Heerdt te mogen institueren.
Op 21 Maart 1639 magtigen R. en St. den Drost van
Twenthe partijen daarover te hoeren en hierin te dis-
poneren.
£n hiermede schijnt de marke van Rijssen voor goed
van het wereldtooneel afgestapt of althans van liever-
leede door de regering van het stedeken Rijssen in-
geslikt te zijn. Te vergeefs toch zocht ik naar eenig
later bewijs van het voortbestaan der marke, tenzij de
Rijssensche veenen, waarover in lateren tijd geschillen
gevoerd zijn, daartoe behoord hebben, hetgeen echter ,
niet boven twijfel verheven schijnt te zijn.
V. D.
INRICHTING VAN HET ARMENWEESHUIS TE DEVENTER.
Volgens den schrijver van den Tegenwoordigen Staat
van Overijssel, werd in 1652 door de gezworene gemeente
te Deventer aan den raad dier stad een voorstel gedaan,
om een weeshuis op te richten voor de weezen der niet
het burgerrecht genietende inwoners, terwijl de raad
tot 1670 wachtte met het aanwijzen van een plaats daar-
voor en de inrichting eerst in 1679 werkelijk tot stand
zou zijn gekomen.
Omtrent de inwendige inrichting van dit armen wees-
of kinderhuis, vond ik in het Kamper archief eene aller-
belangrijkste memorie , waarin zeer zorgvuldig alles wordt
medegedeeld wat betrekking heeft op don geheelen toe-
stand van dit gesticht. Dit stuk is ongedateerd, maar
ik geloof toch ten naasten bij het jaar waarin het werd
opgesteld, te kunnen bepalen.
In de eerste plaats geeft ons de inhoud van het stuk
daartoe een leiddraad. Er wordt namelijk in gezegd, dat
tijdens de opstelling daarvan, de heeren Lennep en Marckel
als opperprovisoren uit den magistraat het beheer over
het gesticht voerden.
Nu vinden we op de regeeringslijsten bij Dumbar: Jo-
han van Lennep en Jasper van Marckel van 1681 — 1690
vermeld, doch van 1690 — 1699 komt Johan van Lennep
nog op de regeeringslijsten tegelijk voor met Hendrick
van Marckel voor. Was derhalve van Marckel , in dit stuk
genoemd, Jasper van Marckel, dan moet het stuk vallen
tusschen 1681 — 1690, was hij Henrick van Marckel, dan
134
tusschon 1690 — 1699, in ieder geval is dus de leeftijd
van het stuk bepaald tusschen 1681 en 1699.
We hebben intusschen nog eene nadere aanwijzing
omtrent den leeftijd en den oorsprong er van. Den 3en
Januari 1687 besloten schepenen en raden der stad
Kampen tot de verbouwing van het Armenweeshuis bin-
nen hunne stad, ten einde daarin omtrent honderd kin-
deren ten dienste van de spinnerij voor de rolreders te
logeeren, en committeerden tot alles wat dien bouw en
de verdere inrichting van dit weeshuis betrof, de heeren
ter Berchorst en van Marie.
De bouw en inrichting van het weeshuis en de werk-
zaamheden dezer beide heeren, duurden tot den 22en Mei
1693, toen ze door den raad werden gedechargeerd.
Hoogstwaarschijnlijk hebben deze beide heeren zich in
dien tijd begeven naar Deventer, om het daar voor eenige
jaren opgerichte armenweeshuis in oogenschouw te nemen,
ten einde dat te Kampen daarnaar te kunnen inrichten,
en is het stuk, dat ik hier wensch mede te deelen, een
rapport dat ze omtrent de Deventer inrichting hebben
opgesteld. De geheele inrichting van het stuk pleit
daarvoor, en is dit werkelijk het geval, dan moet alzoo
het stuk vallen tusschen de jaren 1687 en 1698.
Nog een ander feit licht ons omtrent den leeftijd van
het stuk in. Ër wordt namelijk in gezegd, dat de bin-
nenvader van het weeshuis te Deventer in de gelegenheid
is, om een bekwaam persoon aan te wijzen voor die be-
trekking in het weeshuis te Kampen. Nu werd den 7en
November 1692, op voordracht van de beide gecommit-
teerden tot de inrichting van het armenweeshuis te Kam-
pen, bovengenoemd, tot eerste binnen vader van dat
weeshuis aangesteld, Jacobus Koeburgh en zijne vrouw.
135
Wellicht was dit de persoon door den binnenvader van
het weeshuis te Deventer bedoeld, in ieder geval wijst
dit feit aan, dat het stuk vóór dien datum , maar hoogst-
waarschijnlijk toch in den loop van dat jaar 1692 is
opgesteld.
Het Deventer archief zou, voor zooverre dit na het
aangevoerde nog noodig mag geacht worden, omtrent
den datum nog wel nadere bizonderhedeu kunnen leve-
ren, daar onder no. 1571 in het register op dat archief
de rekeningen van het onderhavige weeshuis zijn geïn-
ventariseerd en de namen van Willem Marienburgh en
Arent Aertsen, in dit stuk als provisoren genoemd, een
leiddraad aan de hand geven.
Daar men te Kampen de armeweezen ook wilde laten
spinnen, gelijk ik reeds boven zeide, is de aanteekening
die aan het slot voorkomt nopens de kosten van een
spinnewiel en een haspel, hier ook zeer verklaarbaar.
Na het stuk aldus, naar ik meen voldoende , te hebben
toegelicht, moge het thans volgen.
Memorij.
Int Arme Wees- ofte Kinderhuijs tot Deventer sijn 85
kinderen ende gaan aldaer 11 wijsen die ongeveer haer
kost kunnen verdienen.
Dese kinderen worden onderwesen in de waero gere-
formeerde relijsie, gaende Sondaeghs 2 mael terkercken
ende worden eens in de weeck, te weeten Swoensdaeghs
nademiddaghs ten half een gecatigiseert door een pre-
dicant van de stadt en de duijrt de catigisatie omtrent
een uijr. Ende wort alle middagen ende des avonts on-
der de maeltyt een capittel uijt het oude ofte nieuwe
testament door een jongen geleesen.
Dese kinderen worden gespyst smaendags smiddagha
136
met boonen , somtijds met carnemelck , somtijds met booter
ende leek ende savonts meede met carnemelck gesooden
des winters, ende soomers kolt, ofte anders warm bier.
Dinghsdaeghs smiddaghs des winters wortelen , geele
ende witte door malkanderen, met ossen huspot ende des
avonts gorten brQ gekoockt in soetemelck.
Swoensdaeghs smiddaghs geele erwten ende des savonts
warm bier.
Donderdaghs des winters op den middagh knollen met
suite ende des avonts roggen brij in water gekoockt
ende met melck gegeeten ende des somers smiddaghs
pannekoecken.
Des Yrijdaeghs smiddaghs boonen geprepareert als
smaendaghs ende savonts brij van half boeckweijten ende
half weijten meel , gesooden in soete melck.
Des Saterdaeghs smiddaghs half havergort ende half
garste gort met booter daer over na behooren ende
savonts gesooden karnemelck.
Sondaeghs smiddaghs brootsop met een stuck sprenck-
vlees des winters ende roockt vlees des soomers, ofte
schapenvlees met gepelde garste, des avonts soetemelck
met gepelde garste.
Dese kinderen drincken dunne bier, gemaeckt van 10
mudde molt 25 tonnen bier, des middaeghs ende des
nademiddaghs te Suijren ende des savonts, soo veel als
haer lust.
Deese kinderen slapen op kribben boeven op den sol-
der drie en drie, te weeten 2 groeten en een kleijne.
De kinderen krijgen des smorgens ten negen uijren
een stuck rontom vant broot, met booter wel gesmeert,
tot een ontbijt, ende wercken des soomers van half sas-
sen tot negen uijren, ende beginnen wederom te half
137
thijnen tot twalef uijren, als wanneer eeten ende begin-
nen dan wederom te wercken te een uijren tot zes uijren
des savonts de kleijne, ende de groote die een ambacht
loeren buitens huijs tot acht uijren.
Deese kinderen laet men een ambaght leeren daer lust
ende bequaemheijt toe hebben, tot haer 11, 12 ende 13
jaeren, na dat bequaem sijn.
In dit huijs daer deese kinderen worden opgeyoet s^n
2 meesteren, een die opt spinnen past ende treckt des
weecks 5 gulden 10 stuijvers op sijn eigen kost, ende
den anderen, te weeten de binnen vaer, genoemt Claes
üoeyenaer, geboortigh van Ënckhuijsen, met sijn vrouw
des jaers 240 gulden met de kost.
De grootste meijsies dienen daer voor maegden soo in
de keucken , te weeten 2 , alsoock 2 op de jongens ka-
mer ende 2 op de meijsies , om dieselve te reijnigen van
ongedierte, ende worden de jongens en de meijsies 2
maal ter weeck gereinight.
Int selve huijs is een backerije met sijn toebehooren
ende wordt des sweecks 2 mael gebackt, te weeten rog-
gen broot ende treckt de hacker 12 st. per mudde.
In dit huijs is een kleermaecker die dagelijcks treckt
11 stuijvers sonder de kost ende verstelt ende maeckt
kleeren daer dan een a 2 jongens bij leeren ende helpen.
In dit huijs is een schoenlapper ende treckt des daeghs
vrij geit 13 stuijvers, dogh op sijn kost.
De schoenen worden buijten dit huijs gemaeckt, alsmede
het bier buijten gebrouwen.
Dese kinderen draegen kaerseijen kleeren van roodt
ende crap paerse kerseij , ende haer namen op de kleeren
genaeijt, te weeten, soo wel op de hoeden, kousen,
schoenen, dassen, hemden als al haer goedt.
BIJDK. IV, 10
138
De jongens hebben tot haer lijff 3 hemden ende 3
dassen ende 3 neusdoeken ende de meijssiens alles na
advenant.
Tot deese kinderen is een aparte sieckenkamer, daer
de jongens ende meijsies elck apart worden gebedt ende
verpleeght, soo wanneer sieck sijn.
BooYon op de solder sijn haer backen daer de gort,
800 haver als garste gort en oock haer rogge, erwten
ende boenen in sijn, alsmede kassen daer de iongens ende
meijssiens haer kleeren in sijn, doch elck besonder als
meede de hoeden ende schoenen.
Op de slaepkamer van de jongens ende meijssies die
geslooten worden, hangt een konstige kartesiaense lampe
met 2 lighten die het geheele gemack genoeghsaem ver-
lighten.
De binneuvaeder leert de kinderen, soo jongens als
me^sies leesen ende schrijven, te weeten : staende, loopende,
ende italiaansche handen ende dat alle dagen soo voor
als nademiddaghs , soo wanneer dat schaften is.
Dese kinderen slapen boeven als geseght is, in kribben
3 en 3 ende hebben des winters 2 deeckens, te weeten
een groene ende witte, ende des soomers alleen een groene.
De kinderen hebben, soo wel de jongens als meijsies,
2 paer schoenen, te weeten een paer des sondaghs ende
een paer in de week.
Des werckendaeghs dragen de jongens, als wanneer
wercken ende niet uijtgaen, een pijen rock ende kersaijen
hoosen ende een Reijlijff met mouwen, de meijsies met
een schort, des soomers ende des winters een boijsien.
Alle maenten worden de bedden verschoont, te weeten
de eene 14 daegen de jongens bedden, ende de andere
14 daegen de meijsies bedden.
139
In dit huijs wort alle veertien daegen gewassen ende
wort 5 mael gebrouwen een brouwe van 25 tonnen.
^ Ende wort jaerlijcks geslagen 7 a 8 ossen ende geen
verckens.
De melck ende booter wort in dit huijs altemael gekofft.
Op paeschen, pincksteren ende karstijdt wordt een
stuck gebraden vlees van ossen offte schapen vlees met
rijsenbrij geschafft.
Op karstgdt wordt wel fijs, versche offte stockvijs, ge-
schafft.
Voor dit huijs wort alle weecken een collecte door de
heele stadt gedaen, als wanneer de hackers wittebroot
geeven, dat dan de kinderen eeten, ende anders geen
wittebroot.
De meijsies die niet spinnen het canifaesgaeren, spin-
nen ander gaeren, naijen ende doen wat anders.
Over dit huijs sijn gesteld 2 provisoren dat nu sijn
Willem Marienburgh ende Aerent Aertsen,
die met malkander de huijshoudingh waernemen, ieder
een vierendeel jaers, visa versa.
Ende sijn uijt de Magistraet 2 over provsooren, dat
tegenwoordigh sijn de Heeren L e n n e p ende M a r c k e 1.
De binnenvaer van dit huijs sou onse stadt van Cam-
pen wel aen een goet binnenvaer kunnen helpen, die eens
overkoomende, sijn bequaemheijt konde toonen.
N.B. Een wiel met een haspel daer het canifaes gaeren
meede wordt gemaekt, kosten tot Deventer 3 gl. 3 stuijvers.
10*
BOUWSTOFFEN VOOR EENE
GESCHIEDENIS VAN HET ONDERWUS IN OVERUSSEL.
lY. SCHOLIER - PRIVILEGIE.
Een zeldzaam geval deed zich in 1589 voor. Een arme
scholier („schamele clerck") bij de poort van Zwolle bezig
met het balspel, werd door te Deventer in garnizoen
zijnde en dus vijandelijke soldaten, gevangen genomen
en medegevoerd, terwijl een zijner makkers doodelijk ge-
wond werd. Hiervan was het gevolg, dat de regering van
Zwolle en de Rector der school aldaar vertoogen bij de
Deventer regering inleverden , dat de knaap naar krijgs-
regt vrijgelaten moest worden. Het Corpus Juris ( Cod.
lib. IV. tit. XIII in fine) kwam er bij te pas en waar-
schijnlijk heeft men eene gunstige beschikking erlangd,
ofschoon dit niet stellig blijkt. Ziehier de brieven uit het
Deventer archief.
Zwolle aan Deventer.
„Ersame wij se voersichtige Insonders gunstige guede
Yrunde, Alsoe vergangen donderdach etlicke Soldaeten
vth V. Ers. Stadt alhier hardt voer vnsse Stadt vndert
sluiten vander Poerten gekommen vnd daerselvest biss
die klercken, als gewundtlich vp solcken dach copiam
ludendi hebbende, vmb sich pila palmaria to exerci-
ren, vth vnser Stadt gekommen, verborgen vnd verhal-
ten vnnd sie dan einen klerck vnchristlick ther doet ver-
141
wundet , vnnd einen genandt Jacob Wernerssen hen wegh
genhommen , vnnd binnen V. Ers. Stadt gebracht heb-
ben, alwaer hie, wie wij berichtet, vngebuerlick jnde
gefenckenisse verhalten vnnd oeuel getra^^tiert werdt.
Vnd dan gemelter Jacob Wernerssen als ein jonger klerck
die sich mit giener parthie bekummort, alhier jn vnser
Stadt ther Schoeien vnd jn studijs gewest, vnnd solcke
klercken nae die olde wolhergebrachte kriegesrechten
vnnd costumen vnnd sonst oick nae alle reden vnnd bil--
licheidt vor anderen behoeren gepriuilegiert to wesen. Is
hiermede vnse gantz frundtlich begeren Y. Ers. wollen
sich gunstichlichen gefallen laeten bij den jnliggenden
Capiteinen, Daer onder die vorgemelte Soldaeten sortie-
ren, die guede beforderinge to doen, Dat gemelter jon-
ger klerck, van gaer geringen vermuegen wesendevnnd
then beijden sijden vnpartheijch , Die olde kriegesrechte
vnnd costumen genieten, vnnd kost vnnd schadeloess
gerelaxiert, vnnd wederumb op sijne frije voete gestalt
werden muege. Daeran doon V. Ers. ein billick Christ-
lich vnnd mitlidelick werck, vnnd wij vertroosten vnnss
solchs tot V. Ers. vnnd wollens jn gelicken vnnd mehr-
deren saeken jeder tijt geme verschulden, vnd doen V.
Ers. hiermede jn schutz dess Almechtigen empfelhendt
Datum den 20 Julij Anno etc. 89."
Borgermeisteren Schepen und Raedt der Stadt Zwolle,
Den Ersamen wijsen voersichtigen Borgermeisteren Sche-
pen vnnd Raedt der Stadt Deventer vnsseren gunstigen
gueden vrunden. (Adres.)
Lectae in Senatu opten 5 Augusti A^ 1589 Conss.
Luesse Heeck. (Op den kant.)
142
De rector aan Deventer.
//Edele Ehrntfeste hoecligeleerde Eersame wijse voir-
sichtighe discrete heren , vnde nha gelegenheytt vrunde —
lek bedroeue mij dat ick geen ander oersaeke an Y. A.
"W. hebbe tho schriven, dan dese bedroefde tijt nu me-
debrenget. Wilt derhaluen mijn schriuent ten gunstich-
sten annemen vnde het beste doen bij onsen schaemelen
Clerck , soe die soldaeten bijnnen Deuenter in gamijsoen
.liggende, dichte alhijr voer die poerte, hebben hen ge-
haelt, die enen bal in sijner handt hebbende nha sijn
gewontlijcke spolplaetse genck , want het oerlof dach was.
Vnde, diewijle nha allen keijserlijcken unde gemenen
Ricksuorsten Priuilegien, den schoeien gegeuen, die Clerc-
ken allenthaluen tho water vnnde tho lande, vp tollen
in krigeshandel , belegeringhe van Steden, exempt vnde
vrij van alle Captiuiteijten spoliatie vnde iniurio , vrij ge-
holden pleghen tho worden, Alsoe dat sij vrij moegen
passieren vnd repasseren , doer viande landt vnde legeren,
welck met exemplen wel tho bewjjsen waer, dan om
kortsheijtshaluen verbijgaen. Angaende die Priuilegien,
die welcke veel en verscheijden sijn, soe V. A. "W. seer
wel kundich, hebbe dan noch desse ene derjungstenge-
raetsaem geachtet hijr bij tho voegen. *
Dig. ne filius pro patre L. fine.
Habita quidem super hoc diligenti inquisitione episco-
porum abbatum, ducum, omnium iudicum, et aliorum
procerum nostri palatij examinatione , omnibus, qui
caussa studiorum peregrinantur , scholaribus et maxime
diuinarum atque sacrarum legum professoribus, hoc nos-
trao pietatis beneficium indulgemus, vt ad loca, in qui-
bus literarum exercentur studia tam ipsi , quam eorum
nuncii veniant, et cum eis secure habitent. Dignum
143
namque existiraamus , vt cum omnes bona facientes nos-
tram laudem et protectionem mereantor , quorum scientia
totus illuminatur mundus ad obediendum Deo, et nobis
eius ministris yita subiectorum informatur, quadam spe-
eciali dilectione ab omni iniuria defendamus. Quis enim
eorum non misereatnr, qui amore scientiae exules facti,
de dinitibus pauperes se ipsos exinaniunt, vitam snam
multis periculis exponunt, et a yilissimis saepe homini-
bus (qnod grauiter ferendum est) corporales iniuriassine
causa perferunt. Hac igitur generdli et in perpetuum va-
itural lege decemimus, vt nullus de caetero tam audax
inueniatur, qui aliquam scholaribus iniuriam inferre prae-
sumat: nee ob alterius einsdem prouinciae delictum aut
debitum (quod aliquando ex peruersa consuetudine fac-
tum audiuimus) aliquod damnum eis inferat. Scituris
huiusmodi Constitutionis temeratoribus et etiam ipsis lo-
corum rectonbus, qui hoc vindicare neglexerint, resti-
tutionem rerum ablatarum ab omnibus exigendam in
quadruplum, notaque infamiae ipso iure eis irrogata,
dignitate sua careant in perpetuum. Yerumtamen si litem
eis quispiam super aliquo negotie movere Yoluerit: hujus
rei optione data scholaribus, eos coram domino vel ma-
gistro suo, yel ipsius ciuitatis episcopo, quibus hanc
iurisdictionem dedimus, conueni ant. Qui vero ad alium
iudicem eos trahere tenta uerint , etiamsi caussa iustissima
fuerit , pro tali conamine cadant. Hanc autem legem inter
impériales constitutiones scilicet sub titulo, ne filius pro
patre inseri iussimus. Datum apud Roncalias anno Do-
mini M. CCCCLVIIJ mense nouembr.
Authentica habita C. Ne filius pro patre.
Fridericus Imperator abauus regis huius.
144
Maximilianus
Philippus
Carolus 5
Philippus Hispaniarum Rex.
Fridericus III Ernesti F. Archidux Austriae, Impera-
tor, Pater Maximiliani , Proauus Caroli V cognomine
paoifictis, nascitur anno Christi 1415 hora dimidia post
octauam pomeridianam.
Is derhaluen mijne vnde der gemene onser schoeien
lectoren frundtlijck begheren , V. A. "W. sich willen onses
afgeuangenen schamelen Clercken n.oet annemen vnde met
den Edelen Ehrentfesten manhaftigen YL. Auersten Luij-
tenant Georgium Laukema, onser schoeien wel ehr ge-
wesener alumnus, sprecken dat der geuangener Clerck
sijn E. L. nha schoelrecht vnde olde vrijcheijden wijl
weder gelieven sonder randtsoen tho relaxeren, vnd tot
sijne temlick angeuange studia weder repassiere. Beue-
lende hjjr mit vwe Achtbare wijsheijdt Godt Almechtig
jn sijn schutz vnd beschermijnghe vnde soe tot enigen
tijden des gelijcken vwer schoeien Clercken wedderuoere
(wellick Godt verhoeden moet) werden wij met sampt
enen Eersamen Raedt alhijr tuwen besten allen moege-
Ijjcken vlijth anwenden. Ilich wth Zwol Anno 1589 nha
den olden stijll den 21 Juljj.
V. A. "W. dienstwilliger diener nha gelegenheijt
Petrus Brouerus Rector van wegen der schoeien
vnde gemene lectoren.
Der heer van Hoge Saxen heft in het auerquartier
van Gelderlandt , Bentijnges beijde soens geuangen gehat,
dan angesijen sij studenten waeren wederom kosteloos
vrij gerelaxiert."
Den Edelen Ehrntfesten Hoechgeleerdén wolwijsen voir-
145
sichtigen vnde discreten heren Borgermeijsteren vnde
Raedt der wijtberoemten stadt Beuenter mijnen gonsti-
ghen heren dienstlijck geschreuen. (Adres)
Lect. in Senata opten 5 Augustie A®. 89 Cons. Luesse
Heeck. (Op den kant.)
V. LATIJN8CHB - SCHOOLWETTEN.
Leges Scholae Dayentriensis.
Pro Rector